Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.
FLAUW EN PUBERAAL, MAAR GOED BEDOELD: dit soort verhaaltjes vindt u bij de vleet ('n 200-tal) op www.bloggen.be/kris .......... PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
22-10-2016
In de voetsporen van Daudet (6)
(zesde van zeven brieven aan een vriend)
Beste Roger,
De
vrijdagmorgen was Desdemona in alle staten: er had weer iemand naast de wc-pot
geplast. In de letterlijke betekenis, wel te verstaan. Mantequila behoorde,
alleen al om anatomische redenen, niet tot de verdachten. Ík was het evenmin,
anders zou ik er wel voor uitgekomen zijn; daar ben ik immers véél te eerlijk
voor. Bleef over: Hendrik. Die pleitte onschuldig, hij durfde daar zelfs een eed
op doen en aangezien hij jurist is wil dat héél wat zeggen.
Mijn
gedachten gingen uit naar jou, toen ik die vrijdag lag te zonnebaden aan de
rand van Eric Quintanas zwembad (Mas des Oliviers, route dArles à Saint-Rémy),
terwijl ik een verhaal uit de Lettres de mon Moulin aan t herlezen was: De pastoor van Cucugnan. Het
verband zal je snel duidelijk worden
De eerwaarde heer Martin was pastoor van Cucugnan. Hij hield heel veel
van zijn parochianen, al dient gezegd dat ze hem geen algehele voldoening schonken.
Zijn geluk was volledig geweest indien de Cucugnanezen wat beter aan hun
christelijke plichten hadden voldaan. Nog niet de helft van hen woonde op zondag
de heilige mis bij. Niemand ging nog naar de biecht of naar de heilige
communie, ook niet met Pasen. Wat hem in t bijzonder verdroot was het idee dat
zijn dierbaren op die manier in het hiernamaals verstoken zouden blijven van de
hemelse gelukzaligheid. Die gedachte hield hem bezig, dag en nacht. En op een
nacht had de pastoor een droom
Hij stond aan de hemelpoort. Hij werd er verwelkomd door Sinte-Pieter
himself.
- Wel, wel, mijn beste Martin, waarmee kan ik u van dienst zijn?
- Ach, heilige Petrus, ik ben, zoals u wellicht weet, pastoor van
Cucugnan. Kunt u mij misschien zeggen,
als ik met deze vraag niet te vrijpostig ben, hoeveel Cucugnanezen u hier in de
hemel hebt?
Sinte-Pieter toonde zich zeer bereidwillig. Hij nam het dikke boek
waarin alle hemelbewoners stonden ingeschreven. Maar er bleek er niet één te
zijn uit Cucugnan.
- Ga naar het vagevuur, sprak Sinte-Pieter. Dáár zullen ze zijn: ze
zullen er ongetwijfeld nog wat dagelijkse zonden uit te boeten hebben.
Maar ook in het vagevuur bleek er niemand uit Cucugnan te zijn. Pastoor
Martin was de wanhoop nabij. Ze konden toch niet allemaal in de hel zijn!? De
engel die de wacht hield in het vagevuur toonde hem de weg die leidde naar de
hel. Een lange en moeilijk begaanbare weg. Aan t eind was een reusachtige
poort, die wagenwijd openstond en waaruit een walm van geroosterd vlees kwam en
een geschreeuw en gevloek uit duizenden kelen. Een duivel met horens en bokkenpoten
en een staart maande de pastoor aan om naar binnen te treden.
- Ik kom niet naar binnen, zei Martin. Ik ben een dienaar Gods.
- In naam van Beëlzebub, wat komt gij hier dan doen?
- Ik wilde graag weten of hier soms iemand is uit Cucugnan.
De duivel schoot in onbedaarlijke lach.
- Iemand uit Cucugnan? Weet gij dan niet, onnozele ziel, dat héél
Cucugnan hier binnen zit. Doe rustig enkele stappen voorwaarts en dan kunt ge
ze zien.
En wat pastoor Martin daarbinnen zag valt met geen pen te beschrijven.
Met zovelen waren ze, de Cucugnanezen, te midden van rook en vlammen. Hun geschreeuw
sneed door merg en been. Hij kende ze van naam. Charlot, de molenaar, die zijn
klanten bedroog door een deel van de bloem achter te houden. Bloquiaux, de
vrijgezel, die iedere dag drie of vier flessen Châteauneuf soldaat maakte.
Renardeau die zijn arme vrouw alle dagen een pak rammel verkocht. Bénézet die
geld stal uit de offerblok. Marie-Madeleine die haar man bedroog dat het een
lieve lust was. En Fernand,
Michel, Robique, Toquet, Brigitte, Jean-Marie, Ursin, Bonneux Heel Cucugnan
zat in de hel !
De zieleherder baadde
in het zweet toen hij tegen de ochtend wakker werd. Twee dagen later, tijdens
de zondagse preek, kregen de aanwezige parochianen het verhaal te horen.
Pastoor Martin liet geen naam onvermeld van wie hij had zien branden in de hel.
Allen werden door angst bevangen. Maar geen nood. Tijdens de week die volgde op
de donderpreek werden alle parochianen uitgenodigd tot de biecht, volgens
beurtrol. En niet één was er die zich aan die plicht onttrok. En de volgende
zondag gingen allen ter communie en er volgde een processie met bloemen en
gezang en iedereen was opgelucht en vrolijk, het meest van al nog pastoor
Martin. Hij dankte de Heer voor de heilbrengende droom die Hij hem gezonden had
en die hem in staat had gesteld de zielen van zijn dierbare Cucugnanezen te
redden.
Een fantasierijk verhaal natuurlijk. Ik hoor je al denken:
het dorp Cucugnan en de eerwaarde Martin zullen wel nooit bestaan hebben, net
zo min als de plaats Pampérigouste en pater Gaucher uit vroegere verhalen. Wat
zeg je: Cucugnan, nooit bestaan? Ik moet bekennen dat ik er ook zo over dacht.
Bijna tegen beter weten in heb ik het opgezocht op het world wide web en wat
blijkt? Cucugnan bestáát! In een uitloper van de Pyreneeën, de streek van
Perpignan, Narbonne Een piepklein dorp: een dertigtal huizen, geschaard rond
de kerk. De tekening hieronder is een trouwe weergave: ze is van Mitteï in een
stripverhaal uit 2002 (Les Lettres de mon
Moulin, Joker Editions). Wat had Daudet te zoeken in Cucugnan? Niets. Het
verhaal was hem verteld door de Provençaalse schrijver Roumanille en die had
het zelf ook weer gehoord van een goede vriend
En waarom ik, bij het lezen van dit verhaal aan jou dacht, mijn beste Roger? Omdat de gedachte dat jij als ongelovige zult moeten branden in de hel mij kwelt. Als het met je goedvinden is neem ik een dezer dagen contact op met één van de nazaten van pastoor Martin in Cucugnan. Al lijkt het mij goed mogelijk dat er heden ten dage geen pastoor meer is in Cucugnan, geen kerkdiensten meer, geen biecht en geen communie meer, misschien zelfs geen gelovigen meer
Op donderdag
was een bezoek aan Avignon voorzien: grote stad van een paar honderdduizend
inwoners, met een rijke geschiedenis. In deze stad resideerden in de veertiende
eeuw (van 1309 tot 1377) zeven pausen. In die periode was Avignon en niet Rome
het centrum van de katholieke wereld. In één van zijn brieven uit zijn molen, de muilezel van de paus, schrijft
Alphonse Daudet: Qui na pas vu Avignon
du temps des papes, na rien vu. Nooit is er een stad geweest die rijker
was aan vrolijkheid, leven, drukte en feesten. Alle dagen waren er processies
en bedevaarten, er was muziek van fluiten en tamboerijnen en gelui van klokken
en de mensen waren gelukkig en tevreden en dan moesten ze dansen. Ze dansten op
de brug van Avignon, dag en nacht! Sur le
pont dAvignon lon y danse, lon y danse; sur le pont dAvignon lon y danse
tous en rond De
fameuze brug van Avignon werd gebouwd in de 12e eeuw. Ze overbrugde
de Rhône-rivier tot in de 17e eeuw. Toen werd de brug, die gedeeltelijk
van hout was, tijdens een strenge winter geteisterd door grote ijsblokken die
op de Rhône dreven. Sedert enkele eeuwen blijft er nu nog slechts een halve
brug over, waarop men enkel nog kan dansen. In de tijd van de pausen stond de
brug er nog wel in volle glorie. Ene paus Bonifacius, volgens Daudet de meest
geliefde paus die er in Avignon is geweest, trok iedere zondag na de mis over
de brug naar zijn wijngaard te Château-Neuf gezeten op een muilezel. En daar
ontkurkte hij samen met zijn kardinalen een fles van die heerlijke wijn die
sindsdien Châteauneuf du Pape heet. De paus hield van zijn wijngaard, maar niet
minder hield hij van zijn muilezel. En daar maakte de kwajongen Tistet Védène
schandelijk misbruik van
Tistet was een nietsnut van de ergste soort. Zijn vader had
hem het huis uitgewezen en al geruime tijd doolde hij nu op straat. Maar de
stoutmoedige deugniet was ook heel sluw. Hij durfde het aan de paus toe te
spreken toen deze door de straten van Avignon waggelde op zijn muilezel.
- Goede dag, heilige Vader. Wat hebt u daar toch een
prachtige muilezel. Zon mooi dier kent zijn gelijke niet in de hele wereld.
Zelfs de keizer van Duitsland heeft er zo geen.
Tistet had overduidelijk Bonifacius zwakke plek geraakt en
al was het dan niet zijn gewoonte andere knapen dan zonen van edelen of neven
van kardinaals aan zijn keizerlijk hof te benoemen, voor Tistet maakte de paus
een uitzondering. Binnen de kortste keren werd Tistet koorknaap van de paus. En
omdat hij geen kans liet voorbijgaan om de
geliefde muilezel te prijzen kreeg hij nog een bijkomende eervolle opdracht:
hij mocht instaan voor de dagelijkse voeding van het dier. En iedere avond
mocht hij hem een beker speciale geurige wijn te drinken brengen: Châteauneuf,
vermengd met honig, kaneel en kruiden uit de Provence. De ezel was er verzot
op. Maar Tistet was helemáál niet zo verzot op de ezel als hij liet
uitschijnen. s Avonds trok hij met een paar bevriende koorknaapjes naar de
stal , met de beker wijn. Maar in plaats van de muilezel te laten drinken, liet
hij hem alleen maar ruiken aan de lekkere drank, die hij daarna zelf opdronk,
samen met de vriendjes. En bij die ene kwelling bleef het niet: eens de beker
leeggedronken vermaakten de kwelduivels zich door aan zijn staart te trekken en
aan zijn oren. Met één stamp van zijn krachtige hoeven had hij een eind kunnen
maken aan de pesterij, maar hij hield zich in. Op een dag nam Tistet de
muilezel mee via een stenen wenteltrap naar de klokkentoren, op het hoogste punt
van het koninklijk paleis. En daar stond hij dan, de pauselijke muilezel, hoog
in de toren en ten aanschouwe van een groot publiek dat samengestroomd was op
het plein vóór het paleis. Naar beneden komen langs dezelfde gevaarlijke trap
leek onmogelijk Tistet verwittigde de paus, zei dat hijzelf niets met de zaak
te maken had, dat de ezel op eigen initiatief naar de toren was geklommen. Hij
gaf de paus de raad hem op een berrie te leggen en met touwen en een katrol
naar beneden te takelen. En zo geschiedde. Wat een vernedering voor het edele
dier! En toen hij daar zo belachelijk in de lucht bengelde nam de muilezel een
kloek besluit: dit moest gewroken worden, morgen zou hij Tistet de fatale
hoefslag toedienen, die hij al een hele tijd had ingehouden!...
Het leek er wel op dat Tistet zich van enig onheil bewust
was, want s anderendaags voer hij de Rhône af, richting Napels, om zich daar,
met een studiebeurs van de paus, aan het koninklijk paleis te bekwamen in de
diplomatie en de goede manieren: dit was zijn dank van de paus voor de goede
zorgen aan de muilezel en de hulp bij zijn bevrijding uit de toren.
Zeven jaar later vernam Tistet dat de hoofdmosterdmaker van
de paus was overleden. Hoofdmosterdmaker van de paus, dat was een
begerenswaardige positie die Tistet wel zinde. Hij keerde dan ook stante pede
terug naar Avignon, ofschoon zijn stage in Napels nog niet helemaal ten einde
was. De paus was oud geworden en het duurde even vooraleer hij Tistet herkende.
Maar hij herinnerde zich nog levendig hoe goed de jongen was geweest voor zijn
geliefde muilezel. Ja, de muilezel was nog steeds in goede gezondheid en de
paus verklaarde zich bereid de jongeman te benoemen tot eerste mosterdmaker. De
plechtige aanstelling zou gebeuren op een groot podium op het plein vóór het
pauselijk paleis. Alle hoogwaardigheidsbekleders waren aanwezig, alsook de
pauselijke muilezel en duizenden toeschouwers. En opeens gebeurde het, toen
Tistet, gehuld in de ceremoniekledij die paste bij zijn nieuwe hoge functie en
met op het hoofd een hoed met een enorme ibis-veer, even binnen het bereik kwam
van de muilezel: een stamp met de achterhoeven die zo geweldig was dat men de
klap hoorde tot in Pampérigouste. Wat van Tistet overbleef was enkel een
stofwolk, die als een tornado hemelwaarts tolde, met in de top ervan de grote
ibis-veer. Normaliter is een ezelsstamp niet ze vernietigend, maar het gaat
hier wel om een pauselijke zeg maar goddelijke ezel, die daarenboven zijn
stamp zeven jaren lang had ingehouden!...
Ik weet het wel, mijn beste Roger, jij hebt dit verhaal
schuddebollend en met enige verontwaardiging gelezen. Onder de zeven pausen van
Avignon is er nooit een Bonifacius geweest, een dorp of stad met de naam
Pampérigouste heeft alleen bestaan in het brein van Daudet, en zelfs een
pauselijke ezel kan nooit zo vernietigend uithalen als in dit verhaal. Toch ben
ik dit verhaal genegen omdat er n wonderbare parallel loopt met mijn verhaal
over Evano Cuyck (www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=2908402). Evano is Tistet. Ik ben de
muilezel. Mijn hoefslag is even dodelijk geweest. Ik had hem geen zeven maar
dertig jaar ingehouden
Zo zie je maar, Roger, waartoe opgekropte haatgevoelens
kunnen leiden!
Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.