Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.
FLAUW EN PUBERAAL, MAAR GOED BEDOELD: dit soort verhaaltjes vindt u bij de vleet ('n 200-tal) op www.bloggen.be/kris .......... PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
27-02-2009
Met dank aan de minister.
Vorig weekend las ik in de krant dat er een inbraak gepleegd was in mijn stad en daarnaast stond een ander bericht van een gelijkaardig misdrijf in mijn geboortedorp. In beide gevallen waren de inbrekers aan de haal gegaan met uitsluitend geld en juwelen. Het doet mij denken aan 25 januari laatstleden. Die dag was er in achttien huizen ingebroken in mijn stad, waaronder drie in mijn straat. Ook hier hadden de dieven, voor zover mij bekend, het alleen gemunt op geld en juwelen. k Heb toen alle kranten uitgeplozen, maar er stond niets van in. Uit plichtbewustzijn en omdat ik, gepensioneerd zijnde, over oceanen van tijd beschik heb ik enkele dagen later een brief geschreven naar de bevoegde minister. Naar de minister van justitie dus. t Was in feite een e-mail, en ziehier de inhoud ervan:
Mijnheer de minister, geachte stadsgenoot,
Pas hebtu de burgemeesterssjerp afgelegd, of onze mooie stad wordt overspoeld door een golf van inbraken. Omdat ik er niet aan twijfel dat u het ambt van minister van justitie aanvaard hebt uit idealisme en omdat u zich voorzeker hebt voorgenomen de criminaliteit in ons land zoveel mogelijk te bestrijden, stuur ik u deze brief met onder andere een tip. Ik durf dat doen omdat ik mezelf, als slachtoffer van de huidige inbraakgolf en ook van criminaliteit in t verleden, stilaan als een ervaringsdeskundige begin te beschouwen. Laten we de zaken eens wiskundig benaderen
Stel dat ik ga inbreken en daar 1000 euro buit maak. Stel dat de kans dat ik gepakt wordt door de politie 5 op 100 is. Stel daarenboven dat de boete die mij in dat geval boven het hoofd hangt 10.000 euro bedraagt. Vraagstukje voor het lager onderwijs: is inbreken dan nog een lonende business? Het antwoord is ja en de formule luidt: buit (1000) > gemiddelde onkosten (10.000 x 5/100). Stel nu dat de pakkans verdubbeld wordt en de boete eveneens, dan wordt de formule: buit (1000) < gemiddelde onkosten (20.000 x 10/100). En zo wordt inbreken niet langer een lucratieve zaak.
Al bij al ligt het voor de inbreker nog wel een stukje ongunstiger, want hij zal ook het gestolene moeten vergoeden en voor de ontvreemde goederen zal de heler hem ongetwijfeld een stuk minder uitbetaald hebben dan de reële waarde: die mens moet per slot van rekening óók leven! Daarenboven zal de dief redelijkerwijze ook moeten opdraaien voor de schade die hij heeft aangericht : de materiële schade aan o.a. deuren en vensters en de morele schade. Deze laatste moet allerminst onderschat worden: angst, slapeloosheid, nachtmerries, depressie, paranoïde toestanden, huilbuien, opnames in psychiatrische kliniek, werkonbekwaamheid Ik ken meerdere voorbeelden van slachtoffers van inbraak, wier laatste levensjaren die ze zich heel anders hadden voorgesteld tot een hel zijn geworden. Men moet het meegemaakt hebben om het te kunnen begrijpen. Zegt men dat ook niet van een verkrachting?
Het advies dat ik,als ervaringsdeskundige, u als minister wil meegeven is dus het volgende:verhoog de straffen en verhoog de pakkans. Hoe dat dient aangepakt te worden is úw job natuurlijk: dáár wil ik mij niet mee bemoeien. En dan heb ik nog een brandende vraag. Stel dat ik in mijn woning geconfronteerd word met een inbreker. Mag ik op hem schieten? Niet om hem te doden natuurlijk, enkel om hem uit te schakelen. Of moet ik wachten tot hijzelf éérst geschoten heeft? En als hijzelf geen vuurwapen bijheeft? Dan mag ik überhaupt niet schieten, naar ik vermoed? Dan moet het maar in een lijf-aan-lijf gevecht, zeker? Maar daarbij zal ik ongetwijfeld aan het kortste eind trekken, want ik ben niet meer van de jongsten.
Edoch, ik wil het niet gedroomd hebben, dat ik iemand kwaad zou berokkenen die bij mij komt inbreken uit armoede, uit pure overlevingsdrang, omdat hij anders niets te eten heeft voor zichzelf en zijn dierbaar kroost. Maar hoe zit het dan met het zogenaamd leefloon dat aan iedereen een bestaansminimum moet garanderen? Wilt u, mijnheer de minister, zo goed zijn dit eens na te vragen bij uw collega van sociale zaken? Maar misschien zijn het wel buitenlanders die hier komen stelen omdat ze in hun land niet van zon leefloon kunnen genieten? Wilt u ook dát eens navragen, bij uw collegavan buitenlandse zaken of bij de collegas of de ambassades van de ons omringende landen u zult begrijpen dat ik in de eerste plaats Frankrijk bedoel?
Denkt u, mijnheer de minister, dat het mogelijk is iets méér te doen voor de veiligheid? Zou veiligheid niet één van de allerhoogste prioriteiten moeten zijn? En bent u ook niet van mening dat het wat mag kosten? Zou ik de politiek kunnen sensibiliseren door een kopie van deze brief te richten naar de voorzitters van alle Vlaamse politieke partijen? Of naar de redacties van de kranten? Ik heb de hoop dat u mij, als stadsgenoot, een spoedig antwoordzult sturen op al de vragen die ik in deze brief geformuleerd heb en bij deze dank ik u daarvoor ten zeerste. Bij voorbaat.
Nog dezelfde dag kreeg ik een reactie van het kabinet van de minister: de minister zou zo spoedig mogelijk antwoorden op mijn vragen. En tot mijn grote genoegdoening, en eigenlijk ook wel een beetje tot mijn verrassing, kreeg ik deze week een mail met een méér dan bevredigend antwoord op mijn vragen. t Was wel niet van de minister zelf, maar t was toch van één van zijn meest nabije medewerkers:
De minister heeft uw e-mail goed ontvangen. Hij is dan ook volop bezig met bepaalde hervormingen voor te bereiden in de wereld van justitie. Hij doet dit in overleg met heel wat medewerkers en collegas.
Uw e-mail wordt dan ook grondig gelezen en uw bekommernissen worden meegenomen in de besprekingen.
Het gaat dus wel degelijk de goede kant uit met de justitie in ons land. We zullen weldra weer op onze beide oren kunnen slapen. En de boeven zijn hierbij gewaarschuwd: houdt u gedeisd! En dat ik ben fier het te kunnen zeggen grotendeels door mijn toedoen. Laat ik u nu nooit meer horen zeggen dat de individuele burger geen invloed kan uitoefenen!
Ik kan het evenwel niet laten hier nog een postscriptum aan toe te voegen. De communicatie met de burger verloopt inderdaad niet immer zo vlot als in bovenstaand verhaal. Vorig jaar heb ik naar een andere minister, maar ik vertel u niet dewelke men weet immers nooit of dat geen nare gevolgen zou kunnen hebben , eveneens een mail gestuurd met een brandende vraag. Nog geen minuut later kreeg ik het bericht dat de minister de mail goed ontvangen had en mij zo snel mogelijk van antwoord zou dienen. Omdat ik een beetje perplex stond door zon snel reactievermogen heb ik op mijn beurt gereageerd met een dankwoordje. Toen kreeg ik daarop weer binnen de minuut alsreactie dat de minister mijn mail goed ontvangen had en mij zo snel mogelijk van antwoord zou dienen. Ik had hem nu ten tweede male kunnen bedanken, maar dààrvoor heb ik bedankt: zo kan men wel aan de gang blijven. Ondertussen heeft die minister mij nog steeds niet van antwoord gediend. Niets bijzonders zegt een familielid van mij, die onbekend wenst te blijven. In 1978 heb ik ook eens een brief geschreven naar een minister en prompt kreeg ik een brief terug waarin mij een spoedig antwoord werd beloofd. Welnu, spoedig kan wel eens langer duren dan dertig jaar.
Zo ziet u maar, beste lezer. Hebben we het eventjes getroffen met onze nieuwe minister van justitie, zeg!
Met een schoonbroer als Maveau zit een mens op rozen. Gisteren heeft hij mij t Meetjesland leren kennen. t Is een schoon land, een land naar mijn hart, los van het feit dat er, een halve eeuw geleden, een hechte broederband bestond tussen mijn studentenclub Laetitia en die van mijn goede vriend Marc Van Hoye.
De naam van dit lieflijk stukje Vlaanderen, waarvan Eeklo de belangrijksteplaats is, schijnt niet eens zo oud te zijn: amper een paar honderd jaar. De naam zou afgeleid zijn van de vele naast elkaar gelegen kleine lapjes grond die de keuterboertjes daar bewerkten. U begrijpt het al, beste lezer: een meetje is een klein lapje grond. Maar er is nog een andere verklaring, één waarin ik mij veel beter kan inleven. Daarvoor moeten we evenwel zon kleine vijfhonderd jaar teruggaan in de geschiedenis. t Was in de tijd dat keizer Karel door Meetjesland trok. U kent uw vaderlandse geschiedenis ongetwijfeld goed genoeg om te weten dat de keizer een onverbeterlijke rokkenjager was. De moeders hielden dan ook hun dochters binnen. Toen Karel voorbij hun huisjes trok, zag hij nergens jong vrouwvolk: enkel meetjes, die zaten te spinnen voor hun deurtje. U hebt het natuurlijk weeral begrepen: een meetje is ook een oud vrouwtje. Niet onbegrijpelijk dat onze keizer verkeerdelijk de conclusie trok dat er in dat stukje Vlaanderen alleen maar meetjes woonden Maar misschien heeft het Meetjesland zijn naam zowel aan t een te danken als aan t ander, zowel aan t klein lapje grond als aan t oud spinnend vrouwtje, zowel aan de landbouw als aan de textiel, de twee economische pijlers van dat Vlaamse volk van weleer.
Maveau bracht ons naar de meest noordelijke gemeente, Sint-Laureins, dewelke een fusie is van vijf boerendorpjes. Drie zijn er met op zijn minst een zweem van heiligheid: Sint-Laureins stricto sensu, Sint-Margriete en Sint-Jan-in-Eremo. De twee andere doen nogal vochtig aan: Watervliet en Waterland-Oudeman. De gemeente is, naar Vlaamse normen, eerder dunnetjes bevolkt: iets meer dan zesduizend inwoners. De dijken vormen het enig reliëf in een vlak polderlandschap. Alom zijn er kreken en er is een rijke vogelfauna. In t Oud Gemeentehuis in Sint-Margriete kan men ongetwijfeld lekker eten, maar wij hebben onze pic-nic bij, zodat ze aan ons niet méér kwijt kunnen dan hun lekkere zelfgemaakte soep, en enkele pinten zwaar bier. Om twee uur komt er een disc-jockey en bejaarde koppels komen toegestroomd: er zal gedanst worden tot zeven uur s avonds. Van twee tot zeven wordt er dertig cent méér gevraagd per consumptie
Wij doen zelf maar één dansje. Daarna brengt Maveau ons naar het Sint-Jan-de-Doperkerkje in Sint-Jan-in-Eremo. Het kerkje dateert van 1682 zegt de gids en regelmatig komen hier van heinde en verre koppeltjes trouwen. Er is een leuk kerkhofje en binnenin is het ouderwets knus. Er zijn geen honderd zitplaatsen, maar niets ontbreekt er: preekstoel, biechtstoel, kruisweg Er hangt een lijst van de pastoors sinds 1682: hier had ik zieleherder willen zijn, al was het maar om in dit kerkje iedere week een mooie zondagse preek te kunnen houden. t Zou een pareltje van een preek geweest zijn, iedere week een nieuw pareltje.
Whats next? Een gezondheidswandeling door dit heerlijk vlakke land. Geen klein wandelingetje, maar eentje van drie uur. Want s avonds is er een diner voorzien in de Roste Muis en zon diner dat moet je verdienen. Wandelen door eindeloos lange dreven, langs eindeloos lange bomenrijen. Pure stille ongerepte natuur. En gelukkig zijn er de dijken: voor wie nog wat kruim in de benen heeft.
De Roste Muis bevindt zich in Waterland-Oudeman, een uniek restaurantje te midden van de uitgestrekte polders. Men belooft er u de nostalgie van het oude geheime smokkelaarscafé en dat is precies wat u daar ervaart. De paling smaakt overheerlijk, tenzij u natuurlijk een steak besteld hebt saignant of bien cuit of nog iets anders... Hoe de zaak aan haar naam kwam zal de patron u met graagte vertellen. Een ontroerend verhaal, dat eigenlijk te mooi is voor proza. Dat is dan ook de reden waarom ik het in dichtvorm ga vertellen. Maar nù nog niet, lieve lezer. Ik neem er mijn tijd voor: het moet een gevoelvol en teder gedichtje worden. Ik laat u nog wachten tot de lente komt, nog een week of vier. Ik doe het ook een beetje om u te plagen. U weet toch: plagen is liefde vragen
Op de terugweg doen we de hoofdstad van Meetjesland aan, Eeklo, de stad van de herbakkers. De kunst van het herbakken hebben ze hier al eeuwen onder de knie. De theorie is vrij simpel: men kapt de persoon die herbakken moet worden, zijn hoofd af, vervangt het tijdelijk door een bloemkool of een groene kool, waarna het hoofd door een bevoegde herbakker herkneed en vervolgens herbakken wordt. In de praktijk is het niettemin een delicaat werk: aan het kneden is véél gelegen, aan het bakken eveneens. Een hoofd dat te lang in de oven heeft gezeten wordt een heethoofd, een dat er niet lang genoeg heeft ingezeten wordt een halve gare, en als het helemaal mis is spreekt men van een misbaksel. Het jaar 1750 is een mijlpaal in de geschiedenis van de herbakkers. Een man kwam met zijn zoon naar Eeklo. De jongen was vreselijk dom. In Zottegem en ook in Brugge hadden ze hem niet kunnen helpen, wel in tegendeel. Maar in Eeklo liep het anders. Met een herbakken hoofd trok de jongen naar Parijs waar hij briljante studies deed. De faam van de Eeklose herbakkers was daarmee definitief gevestigd. Regelmatig vieren ze hier nu de herbakkersfeesten en jaarlijks worden verdienstelijke stadsgenoten benoemd in de Orde van de Herbakker.
Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.