Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.
FLAUW EN PUBERAAL, MAAR GOED BEDOELD: dit soort verhaaltjes vindt u bij de vleet ('n 200-tal) op www.bloggen.be/kris .......... PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
Ik zou hem wellicht ook herkend hebben zonder deze begroeting, in het platste Bachtendekuups dat men zich kan indenken en gekruid met de onontbeerlijke godverdommes. Geen twijfel
mogelijk: Cyriel Bovijn! Een goede vriend uit lang vervlogen tijden. De laatste keer dat wij elkaar gezien hebben was in 1965, het jaar waarin ik het diploma behaald heb van doctor in de genees-, heel- en verloskunde.
Datzelfde diploma heeft Cyriel pas een jaar later behaald, en dat ondanks het feit dat hij drie jaar ouder was dan ik. Onze wegen zijn in 1965 uit elkaar gegaan en we hebben elkaar daarna nooit meer teruggezien. Dat hij drie
jaar langer dan ik gedaan heeft over zijn doktersstudie betekent geenszins dat hij minder bekwaam was dan ik, of minder geschikt voor het doktersberoep. Eerder zou ik het tegendeel durven beweren. Hij had eigenschappen die
niet in zijn voordeel pleitten. Hij was allesbehalve moeders mooiste: was eerder klein van gestalte en hij zag er jaren ouder uit dan zijn werkelijke leeftijd, hetgeen verklaart, waarom men hem Petje noemde - petje of peetje
is Westvlaams voor opaatje - of Petje Bovijn, en waarom haast niemand zijn voornaam kende. Een veel grotere handicap was evenwel het feit dat hij altijd en overal het platste Bachtendekuups sprak (het dialect van Bachten de
Kupe, zijnde de streek van Veurne, Diksmuide en omstreken) en nooit een woord beschaafd Nederlands. Ook niet op ´t examen, dat in die tijd in hoofdzaak mondeling was. En zo mogelijk nog erger was het feit dat hij om de
vijf of tien woorden - laten het er nog vijftien wezen - het woord godverdomme liet vallen.
De ontmoeting had plaats in de kelderverdieping van De Slegte, de tweedehandsboekenwinkel in de Volderstraat, naast het rectoraat. Het was
een aangename ontmoeting. Wat hebben we elkaar goed gekend! Tot onze wegen uiteengingen, nu bijna achtenvijftig jaar geleden. Soos mieliepitte spat uiteen, die oue troue vriende (uit een oud Zuid-Afrikaans studentenlied). We zijn allebei al bijna twintig jaar met pensioen en als ge ons vraagt naar het beroep dat we hebben uitgeoefend, wedden dat we anderhalve seconde lang het antwoord zullen schuldig blijven. We zijn allebei nog
van vóór de oorlog en dat verklaart bijna alles. Maar de talloze partijtjes biljarten die we gespeeld hebben in De Karper en meer nog in De Zwaan, die staan ons nog klaar voor de geest. De Karper bestaat nog
steeds, op het kruispunt van de Kortrijkse Poortstraat en de Charles de Kerchovelaan. De Zwaan was het café van Richard Orlans die in die tijd één van de allerbeste voetballers was die ons land kende.
Het was het enige café in de Overpoortstraat. De Zwaan is nu verdwenen, maar in de hele straat zijn er nu enkel nog horecazaken. En hoe vaak hebben we schaak gespeeld in de friture Njora. De beste friture die Gent ooit
heeft gekend en die - o jerum! - voor eeuwig en altijd verdwenen is en vervangen door een flatgebouw zonder ziel. Je kon er schaken tot een stuk in de nacht. Petje was in het spel iets beter dan ik. Niet veel. Een beetje...
Of hij nog steeds in de Westhoek woont? Hij is geboren en getogen in de Westhoek, een boerenzoon van Bachten de Kupe, en ik weet ook dat hij daar een huisartsenpraktijk heeft
gehad. Ik herinner mij dat hij voor een moeilijk dilemma stond, toen hij in zijn voorlaatste jaar zat, en daaromtrent mijn advies vroeg. Hij had de dochter van een fabrikant leren kennen, die goed in de slappe was zat, zo
meende hij te weten. Als hij met haar zou trouwen, dan wachtte hem een splinternieuwe Mercedes. Er was slechts één probleem: het meisje was niet van de slimste, en dat bleek dan nog een eufemisme te zijn, naar
ik later vernomen heb - of is understatement daar een beter woord voor? Mijn advies was natuurlijk van generlei waarde, Petje trouwde met haar, geen half jaar later reed hij de Mercedes perte totale en nog een
jaar jaar later brandde de fabriek van schoonpapa af en Petje bleef over met het vrouwtje en twee dochters die, alle omstandigheden in acht genomen nog goed terecht gekomen zijn. Na een paar jaar huwelijk heeft hij er dan
een maîtresse bij genomen. Hij leek opgelucht toen ik zei dat ik daar begrip voor had. De wettelijke echtgenote heeft niet lang meer geleefd en de maîtresse is anderhalf jaar geleden overleden. En sedert een maand
of acht woont hij nu - ik stond perplex - in Patershol, in de Plotersgracht. Amper één kilometer hier vandaan...
Hoe dat gekomen is? Hij woont er niet alleen... Hij woont er samen met Bianca, een achternicht van hem, een gewezen non, drie jaar geleden uitgetreden uit een slotklooster en
naar Patershol komen wonen samen met een eveneens uitgetreden pater, ene Ansfried. Maar toen ze er nog maar een paar maanden woonde heeft Ansfried zich met zijn motor te pletter gereden tegen een oplegger. En toen haar ter
ore kwam dat Petje alleen was komen te staan heeft ze contact met hem opgenomen. Een win-win situatie: het huis in de Plotersgracht was te groot voor een mens alleen en Bianca voelde zich daar niet helemaal op haar gemak
meer, zo alleen in dat groot huis.
Petje nodigde mij uit een bezoek te brengen aan de Plotersgracht. Hij zou mij voorstellen aan Bianca. Ze zou het ongetwijfeld appreciëren. We verlieten De Slegte,
allebei zonder iets gekocht te hebben. Ik stelde voor een kleine omweg te maken, via de Mageleinstraat, de Bennesteeg en de Heilige Geeststraat. In die laatste straat was mijn eerste studententenkot. Op de hoek van de Heilige
Geeststraat en de Bennesteeg was toen een bar, De Wapy, waar de hele dag een vrouw voor het raam zat, met ontblote borsten. Ze was niet echt jong meer, ze was op de rand van de middelbare leeftijd. Ze lachtte
altijd vriendelijk en boven haar hoofd hing een grote houten Kruislieveheer. Hoe ze écht heette heb ik nooit geweten, ik noemde haar Mireille. Petje kwam in die tijd ook af en toe voorbij de Wapy. Ik iedere dag. Recht
tegenover de Wapy, was een gelijkaardig etablissement, De Lantaarn, waarvan de uitbaatster iets ouder was, docht mij, en die ook minder vaak voor het raam zat. En er waren nóg caberdouchkes in die buurt, doch al bij
al was het er vrij rustig. Tot... op een koude morgen in maart van het jaar 1957 de beide dames vermoord werden gevonden in de Wapy. Al kan het ook de Lantaarn geweest zijn... De dader is bij mijn weten nooit gevonden.
Op ´t einde van de Heilige Geeststraat sloegen we de richting van de Korenmarkt in om vervolgens via de Groentenmarkt en de Kraanlei Patershol te bereiken. Toen we aan de
Plotersgracht kwamen begon het te regenen. Het onthaal was hartelijk. Het was de eerste keer dat Bianca kennismaakte met een oude studiemakker van Cyriel. Ze is een aangename verschijning, een pront vrouwtje eigenlijk dat
er nog erg jong uitziet voor haar negenenzestig jaar. Daar is geen grammetje nonnenvlees meer aan, had Petje mij verzekerd, in zijn sappig Bachtendekuups dialect. Ze is ook al die tijd goed geweest voor hem, maar een echt
koppel waren ze niet, had hij mij gezegd: ze sliepen nog allebei afzonderlijk, elk in een tweepersoonsbed. Ze had hem tot op heden niet in haar bed toegelaten. Nog niet...
Het begon al donker te worden en toen Bianca hoorde dat mijn laatste trein naar huis al over een dikke twee uur was, stelde ze voor te blijven slapen. Slaapgelegenheid genoeg:
twee ruime bedden en een zeer gemakkelijke sofa waarin Cyriel vaak de hele nacht doorbrengt als hij voor de televisie in slaap is gevallen. Petje zei dat hij het ook al had willen voorstellen en ik liet mij overhalen. In de
gezellige woonkamer brandde een heerlijk houtvuur en er stond op een antieke salontafel een schaakbord met kunstig gesneden stukken. Petje en Bianca spelen af en toe een spel.
- Willen de heren straks misschien een partijtje spelen? vraagt Bianca. Ik maak eerst wat belegde broodjes klaar en dan kom ik erbij zitten om te zien of jullie de schaakregels
eerbiedigen. Ondertussen kunnen jullie nog wat herinneringen ophalen over vroeger.
- Schitterend idee, zegt Petje. Op die manier kan ik misschien een spelletje winnen, want tegen Bianca valt niet veel te beginnen. Ze speelt zó sterk en ze is er zó
op gesteld dat de regels van het spel tot in de puntjes nageleefd worden.
Hij haalde een fles Cointreau en drie flesjes Triple Carmeliet uit de koelkast en vertelde ondertussen het verhaal van zijn examen bij professor Verplancke, plantkunde. Hij had
de vraag niet begrepen - Verplanckes Gents dialect was al even onbegrijpelijk als het Bachtendekuups van Petje - en hij durfde dat niet bekennen, want de vraag niet begrepen hebben was in de ogen van de professor erger dan
een verkeerd antwoord geven. Petje had er dan zomaar wat uitgeflapt en ... goede punten gekregen.
De belegde broodjes zijn klaar. Petje vraagt of er een prijs verbonden is aan onze schaakwedstrijd. Misschien heeft Bianca een idee? De winnaar mag vannacht bij mij slapen, zegt
ze.
- Meent ze dat? vraag ik stilletjes aan Petje.
- Bianca meent altijd wat ze zegt, fluistert Petje terwijl hij ons alle drie een Triple Karmeliet inschenkt.
Het spel kan beginnen. Ik heb er waarachtig zin in. Petje wellicht nog meer. De inzet is groot. Ik heb wit geloot
en ik open met Paard van B6 naar C3 en na zwarts pionzet naar E5 breng ik ook mijn koningspaard in de strijd. Petje schuift voorzichtig zijn D-pion één vakje naar voor. Ik blijf maar oprukken met de paarden.
Ik lijk wel een huzaar te paard. Ik heb ondertussen al mijn Triple Karmeliet en drie broodjes op. Een beeld van in de jaren vijftig komt mij voor de geest: Petje in ik, samen in de De Rode Hoed, tijdens een clubavond van de
Westland. We waren jong en gezond en vol wilde baldadige levensdrift. We zongen het huzarenlied: Rote Huzaren die reiten, die reiten, die reiten niemals schritt.... Ik wil mij niet laten kennen, ook nu wil ik
niet schritt rijden en ik ruk verder op met de paarden. Bianca bekijkt het rustig met haar zachte innemende glimlach. Ik heb de indruk dat ze mijn spel te roekeloos vindt, dat ze heel zachtjes het hoofd schudt.
Ik heb het gevoel dat ze mij met goede raad te hulp wil komen, maar ze zegt natuurlijk geen woord. Ze zegt enkel dit: zal ik nu een Cointreau inschenken? Ik twijfel.
Bij mijn laatste bezoek aan mijn neuroloog zei deze bij ´t afscheid: en geniet maar zoveel mogelijk van het leven. Ik ben bij hem in behandeling vanwege aanvalletjes
van afasie. Het laatste anderhalf jaar heb ik er een stuk of acht gehad. De aanvalletjes duren een half uur, gedurende dewelke ik geen woorden kan vormen. Ik weet precies wat ik wil zeggen maar mijn spraakmotoriek laat het
afweten. Na dat half uur is alles weer tiptop in orde. Neurologen hebben uitgevogeld dat de oorzaak micro-embooltjes zijn, bloedstolseltjes die in de voorkamers van mijn hart gevormd worden - ik heb VKF, zijnde voorkamerfibrillatie
- en vandaar hun weg vinden naar mijn brein en daar infarctjes veroorzaken. Gelukkig is er een remedie voor: Eliquis, een bloedstollingsremmer. Maar omdat er de laatste tijd toch weer een paar aanvalletjes zijn geweest, heeft
men een nieuwe boosdoener gevonden: epilepsie, waarvoor - gelukkig! - eveneens een medicatie bestaat: Keppra! Wie Keppra neemt staat bloot aan een paar honderd bijwerkingen, zo belooft de bijsluiter, en mag geen autorijden.
Nu ja, genieten van het leven moet ook wel lukken zonder autorijden. Reizen mag nog, maar dan met het openbaar vervoer. Ach, ook zonder reizen kan van het leven genoten worden. Ik heb per slot van rekening gereisd in alle
werelddelen - down under niet te na gesproken - en overal heb ik er een marathon gelopen. Daarom hoeft het dus allemaal niet meer voor mij. Ik wil liever mijn vertrouwde medische hulp bij de hand hebben, voor als er weer eens
wat gebeurt. En geen druppel alkohol! Dat is al moeilijker vol te houden. En toch volop blijven genieten... En slapen met een uitgetreden non? Ben je gek, man? Wil je misschien vandaag nog dood? En roken? Dat is er wat mij
betreft al lang niet meer bij. Ooit ben ik kettingroker geweest - zo heeft Petje mij in de studentenjaren altijd gekend - maar op de eerste dag van ´t jaar 1970, om drie uur ´s middags heb ik mijn laatste sigaar
gerookt. En nu, na meer dan vijftig jaar, is daar weer de behoefte aan een goei sigaar, een Havanna-sigaar, van het merk Romeo en Juliette, zoals toen, op die nieuwjaarsdag. Waarom ik toen abrupt met roken gestopt
ben heb meerdere malen verteld, zodat ik het hier niet hoef te herhalen. Die plotse trek in een sigaar, in de geur en de schilderachtigheid van een Romeo-en-Juliette wolk, boven een schaakbord, heeft niets te maken met een
lichamelijke behoefte, maar alles met een tafereel uit een boek van Antoon Coolen, Kinderen van ons volk. Ik heb het boek een eerste keer gelezen toen ik een jaar of twaalf was en sedertdien grijp ik vaak terug
naar die ene passage waarbij de pastoor en de notaris een partij schaak spelen, allebei met een glas rode wijn en met een sigaar rookkringetjes makend boven het schaakbord, telkens als ik een rustgevend gevoel over mij wil
laten nederdalen... Laat dat nu net het moment zijn waarop Petje een sigaar opsteekt en vraagt of ik er ook een lust. Het ís een Havanna, weliswaar geen Romeo-en-Juliette, en ik zeg neen. Het genot van
Petjes sigaar is voor mij al meer dan voldoende. Bianca vraagt wat ze mag inschenken: een Cointreau of een Triple Karmeliet, of liever een Bordeaux, van de allerbeste. Niets dat beter past bij een partij schaak dan een wijn
van topkwaliteit. Toch hielden Petje en ik het bij Cointreau. Voor zichzelf schonk Bianca nog een Triple Karmeliet in, een pittig bier met een flink alkoholgehalte, haar tweede al. Ze is dat gewend van toen ze nog in ´t
klooster was: elke avond een Triple Karmeliet. Eén, zelden méér. Een beter slaapmiddel bestond er niet. Een pater die regelmatig op bezoek kwam in ´t klooster had haar dat geleerd. En neen, in strijd
met de regels van de kloosterorde was het niet. Drie gelooften hadden ze afgelegd: gelofte van gehoorzaamheid, gelofte van kuisheid en gelofte van armoede. In de geloften stond niets over Triple Karmeliet. Petje doopte het
ene uiteinde van zijn sigaar heel eventjes in zijn Cointreau. Ik keek deze ceremonie schijnbaar met verwondering aan, ofschoon ik de betekenis ervan wel begreep. Ik zag dat Petje popelde om het uit de doeken te doen en ik
liet het hem uitleggen. Lang geleden werden de Havanna´s gerold op de dijen van vrouwen, vaak lichtekooien die niet zelden leden aan een besmettelijke ziekte. En alkohol heeft de naam bacteriedodend te zijn. Vandaar.
´t Is een traditie geworden...
Ondertussen ben ik lelijk in de knoei geraakt met mijn paarden. Eentje raakt er zodanig in de knel dat er geen ontsnappen meer aan is. Ik verlies een paard en er staat geen enkele
compensatie tegenover. Is de partij nù al verloren? Noodgedwongen schuif ik mijn pion op d2 een vakje op om mijn loper op c1 vrije baan te kunnen geven. Petje heeft ondertussen zijn sigaar aangestoken en een heerlijke
Havannageur hangt reeds over het schaakbord. We nippen allebei van onze Cointreau. De welgedaanheid is van Petjes aangezicht af te lezen. Waant hij zich nú al de winnaar? Hij lijkt alvast iets minder lang en iets minder
verbeten na te denken over zijn eerstvolgende zetten. Is het daardoor dat hij niet gezien heeft hoe ik met mijn enig overgebleven paard één van zijn lopers en een toren in de tang zet. Zijn loper gaat er aan
en ik schiet er een pion bij in. Met slechts één pion in het krijt zie ik het nu weer zitten. We spelen nu allebei redelijk aanvallend, ik omdat het in mijn aard ligt, Petje omdat hij een pion vóór
ligt. Stukken worden geruild: de zwarte dame tegen de witte, een zwarte toren tegen een witte. Het materieel overwicht van zwart blijft onveranderd - één pion slechts - en van enig positioneel overwicht lijkt
geen sprake. Naarmate de gelederen echter uitgedund worden gaat die zwarte pion steeds méér gewicht in de schaal werpen. Het maakt mij nerveus, ik zie de nederlaag weer opdoemen, het weegt op mijn spel - we spelen
teslotte voor een inzet - of zijn het de micro-infarctjes in mijn hersenen die mij parten spelen? Ach, waarom ook zou ik mij nerveus maken. Genieten moet ik, heeft mijn neuroloog mij opgelegd. Voor de korte tijd die u nog
rest, zal hij er bij gedacht hebben. Het komt me voor dat moeten genieten een stuk moeilijker is dan als het niét moet. Ik zal dat onderwerp bespreken met mijn schoonbroer, de epicurist, die zichzelf
genieterloloog noemt, en die nu zijn dagen als gepensioneerde doorbrengt in het zonnige zuiden, aan de Costa del Sol. Ik mag er niet aan denken, mijn leven te moeten beëindigen, zo ver van mijn geboortegrond.
Er daalt nu weer een vredigheid over mij neer. Ik voel nu plots dat het ware genot in dit schaakspel ligt, de heerlijke Havannawolk die erboven hangt, de Cointreau en het gezelschap
van Petje en van Bianca. Ze heeft haar tweede Triple Karmeliet bijna helemaal leeggedronken en een lichte blos kleurt haar wangetjes. Ze volgt nog steeds even aandachtig ons spel. Ze staat slechts op om een blok hout op
het vuur te leggen. Regen klettert tegen het raam en een paar jonge mensen haasten zich voorbij. Het is donker buiten en de Plotersgracht is maar zwak verlicht. Niemand had de sfeer beter kunnen beschrijven dan Antoon Coolen:
twee afgeleefde doktoren die in het hartje van ´t Patershol schaken voor de gunsten van een non!
Petje is drie jaar ouder dan ik, maar in zijn hoofd zit alles blijkbaar nog beter op een rij dan ik het mijne. Ik heb stomweg niet in de gaten dat mijn toren bedreigd staat. Daar
gaat het belangrijkste stuk dat mij nog rest. En Bianca kan ik nu al helemaal vergeten... Op dit punt gekomen zou welke schaker dan ook de zaak voor bekeken houden en zijn koning neerleggen, ten teken van opgave: het kalf
is immers meer dan verdronken. Toch doe ik het niet, en dat om twee redenen. Ten eerste heeft een groot schaakmeester ooit gezegd dat in het schaken nog nooit een overwinning behaald werd of een gelijkspel uit de brand werd
gesleept door op te geven. En ten tweede is het veel leuker voor Petje als ik doorspeel tot het bittere einde tot de fatale mat, als hij en niet ik de partij kan afmaken. Want, ach,
ik gun het hem wel, de glorie van de overwinning en de prijs. De partij was exact anderhalf uur oud toen het bord er uit zag als volgt:
Zwart is aan zet. Het is overduidelijk dat Petje de fatale zet kan doen. Ziet hij het niet? Is zijn denkvermogen vertroebeld in de roes van de overwinning, of dwingt die roes hem ertoe wat spielerei te verkopen? Hij neemt de pion tussen duim en wijsvinger en dreigt ermee die te laten promoveren. En alsof het maar om te lachen was zet hij de pion weer op zijn plaats, waarna hij vliegensvlug zijn toren naar H5 schuift: MAT!!! Maar al even vlug schuift Bianca de toren terug...
- Dat mag niet Cyriel.
- En waarom zou dat niet mogen, godverdomme?
- Ge hebt toch uw pion aangeraakt en zelfs opgeheven van het bord. Dan moet ge de pion ook spelen. We zouden toch streng het reglement volgen. Hadden we dat niet afgesproken?
- Ja, godverdomme, wie denkt dáár nu aan? Maar wat maakt het per slot van rekening uit? Ik laat mijn pion dan maar direkt promoveren, godverdomme!
Hij schoof zijn pion naar F8 en zette zijn Dame in de plaats.
- Pat, riep Bianca. Het spel is remise!
Petje schrok zich een aap. Hoe kwam ze daar nu bij, godverdomme.
- Wit staat op ´t ogenblik niet schaak, maar hij kan geen kant meer op, zei ze, en dan is het spel remise, gelijkspel dus. Dat zou iemand die al zeventig jaar schaak speelt toch moeten weten.
- Alles goed en wel, bromde Petje, als ge het reglement zó nauwgezet op de letter wilt volgen... En zeggen dat ik enkel maar die pion aangeraakt heb, zonder de intentie om hem te spelen. En dat wordt mij fataal, godverdomme!
- Ge zijt gewoonweg dom geweest, zei ze. En te schrokkerig! Als ge de pion niet gepromoveerd had tot Dame, maar tot de meer bescheiden Toren of zelfs tot Loper of Paard dan hadt ge de partij in hoogstens drie zetten winnend kunnen afsluiten.
- En wie wint nu de prijs, godverdomme? vroeg Petje nog.
- De winnaar, zei Bianca gedecideerd. En aangezien er bij gelijkspel geen winnaar is, slaap ik deze nacht dus weer alleen.
Petje probeerde nog haar tot andere gedachten te brengen met het argument dat het voor iedereen toch duidelijk was dat hij en niemand anders de morele winnaar was en dat er ook nog zoiets bestond als een interpretatie van het reglement naar de geest. Bianca bleef onvermurwbaar. Of er geen mogelijkheid was om het spel over te doen, een herkansing? Daarvoor was het te laat op de avond, Bianca wilde slapen gaan. Morgen misschien? Ze zou erover nadenken. Morgen misschien. De nacht brengt soms raad.
- Ik begrijp het niet, zei Petje, toen Bianca zich in haar kamer teruggetrokken had. Dat ze zo onverbiddelijk kan zijn, godverdomme. Het was nochtans een mooie oplossing geweest. Zij heeft een mooi groot bed van twee meter breed, terwijl dat van mij niet echt een tweepersoonsbed is, godverdomme, een meter vijfendertig, eentwijfelaar zoals men zegt, godverdomme.
Ik zei dat ik daar het volle begrip voor had, dat hij de overwinning meer dan verdiend had en dat ik ze hem voor de volle honderd procent had gegund, maar ja, de letter van de wet... En ik zei ook dat ik wel op de sofa wilde slapen, want dat ik wel vaker - en dat was gelogen - op de sofa sliep.
Petje zei niets meer. Hij bromde nog een paar keer iets dat op godverdomme leek. De hangklok wees kwart voor twaalf. Het regende niet meer. In de Plotersgracht liep een man met een lange witte baard en hand in hand wandelden een jongen en een meisje. Die jongen, dat had ikzelf kunnen zijn, vijfenzestig jaar geleden; het meisje, mijn eerste liefje uit de Gilles de Sutterstraat, wier naam ik vergeten ben...
Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.