Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.
FLAUW EN PUBERAAL, MAAR GOED BEDOELD: dit soort verhaaltjes vindt u bij de vleet ('n 200-tal) op www.bloggen.be/kris .......... PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
14-05-2020
Symphorosa van Puyvelde de Merlevede
In
de krant, bij de overlijdensberichten, lees ik dat jonkvrouw Symphorosa van Puyvelde
de Merlevede, overleden is in een van onze steden aan de Vlaamse kust, in de gezegende
ouderdom van tweeëntachtig jaar. Symphorosa was de dochter van baron van Puyvelde,
rijke edelman en woonachtig in mijn geboortedorp. De baron was stinkend
rijk, zo werd mij toch gezegd. Men vertelde dat hij vijfentwintig kilometer te
voet kon gaan, tot drie dorpen ver, zonder één voet buiten zijn eigen landerijen te moeten
zetten. Hij had een dochter en drie oudere zonen. De baron zelf heb ik in mijn kinderjaren
vaak gezien. Van de zonen herinner ik mij niets. De dochter heette Symphorosa - intimi zullen haar wellicht Rosa genoemd hebben. Ze was twee jaar ouder dan ik.
Van in haar jeugdjaren had ze weinig omgang met de andere kinderen van het
dorp. Ze ging ook niet naar de dorpsschool, maar naar een Franstalige school in
de buurt van Doornik. Toch heb ik haar meermaals gezien, de zondag in de mis,
vooral... haar achterkant. Ze zat altijd helemaal vooraan op één van de stoelen
die voorbehouden waren aan de adellijke familie van de baron. Een enkele keer
heb ik ook haar voorkant gezien, als ze terugkeerde van de communie. Ik vond er
niets aantrekkelijks aan: ze had een opgeblazen papperig, en - zo kwam het mij
voor - enigszins pokdalig aangezicht en ze had - ze moet een jaar of twaalf
geweest zijn - borsten als van een volwassen vrouw. Grote borsten heb ik nooit
mooi of aantrekkelijk gevonden: misschien zaten die borsten van Symphorosa daar
wel voor iets tussen. Later, toen ik al aan de universiteit studeerde, liet
vader mij verstaan dat jonkvrouw van Puyvelde wel eens een interessante partij
kon zijn voor mij. Ik zei dat ze te oud was voor mij. Twee jaar? Dat vond vader
geen onoverkomelijk leeftijdsverschil. En dat ze lelijk was. Dat went wel, zei
vader. Ook dát vond hij geen doorslaggevend argument. En zij is niet van onze
stand, zei ik, zij is van adel en schatrijk, en wij zijn werkmensen, arme
duvels. Maar als gij goed studeert en straks zult pronken met een groot diploma
en een hoge post zult bekleden, dan kunt ge iedereen krijgen. Dat was wat vader
zei en ik denk dat hij dat zelf nog geloofde ook. Vader heeft uiteindelijk wel begrip
getoond voor het feit dat ik bij de keuze van mijn aanstaande mijn hart mocht
laten spreken, maar dat een serieus universitair diploma niet kon opwegen tegen
fortuin en adeldom kon er bij hem niet in. Kortom, hij zou mij niet tegenwerken
in mijn keuze, tenzij... het er één zou zijn van boer Mandeville. Want die had
mijn vader eens in café "De Lustigen Boer" in een zatte bui verweten voor "profiteur",
te gierig om een pint te tracteren. Boer Mandeville was meteen gecatalogeerd
als "krapuul" en met hem zijn vijf dochters, die stuk voor stuk honderd keer
knapper waren dan Symphorosa van de baron. Soit!
Vanzelfsprekend
zou ik geen kans gemaakt hebben bij Symphorosa van de baron. Ik zou overigens
niet geweten hebben hoe ik het met haar had moeten aanleggen. En hoe zouden
vader en moeder, arme werkmensen zich in zo'n adellijk milieu gevoeld hebben en
hoe zouden ze zich daarin kunnen gedragen hebben? Geld zoekt geld, natuurlijk.
De jonkvrouw is, toen ze een jaar of dertig was, getrouwd met de zoon van een machtige bedrijfsleider, die qua "materiële welstand" - zo werd gezegd - geenszins diende
onder te doen voor baron van Puyvelde. En zo zie je maar dat iedereen op zijn
schik komt, zoals ze dat bij ons in het dorp zeggen, dat op ieder potje een dekseltje
past.
En nu
is Symphorosa van Puyvelde de Merlevede niet meer. Of het coronavirus daar voor
iets tussen zit, daar heb ik het raden naar. Ik heb de jonkvrouw niet echt gekend
en daarom vervult het bericht van haar overlijden mij ook niet met droefenis.
En toch raakt het mij een beetje. Een klein beetje...
Zeer
verontrustend lijkt mij het feit dat heel wat patiënten die geïnfecteerd zijn
geweest met Covid-19 niet immuun blijken te zijn. Dan mag ook allerminst
verwacht worden dat een vaccin (als dat al gevonden wordt!) voor een betere
immuniteit zal zorgen. Als daarenboven het virus deze zomer zich niet gaat
schuilhouden (door allerlei klimatologische omstandigheden) dan ziet het er
somber uit. Het zou wel eens kunnen dat dit alles een ingreep is van de natuur,
die als doel heeft ervoor te zorgen dat de wereldbevolking terugvalt tot normale
proporties, d.i. tot het aantal van 100 jaar geleden, zijnde een kwart van de
huidige bevolking. De allereerste
slachtoffers zullen dan hoofdzakelijk de +65-jarigen zijn (de toenmalige
gemiddelde levensverwachting) en de zwaksten. Als dat niet zo gruwelijk was zou
ik zeggen: een flinke zuivering die de gezondheid van het menselijk ras zal ten
goede komen. Maar ik ben zelf 80 jaar en ik zeg dat dus niét.
P.S. En of we nu eindelijk mogen panikeren. Neen, neen en nog eens NEEN! Want... panikeren is nóóit goed.
't
Was de avond voor één mei, drie dagen geleden dus, dat Adrienneke mij opbelde:
-
Kom alstublieft direct eens naar hier, er is iets met Maurice.
-
Wat is er dan met Maurice?
-
Hij staat op het balkon en hij wil eraf springen!
-
Maar Adrienneke toch, 't is al zo laat en van hier tot K is 't een klein half uur rijden en wij zijn
nog in volle coronacrisis. Ik mág niet eens langskomen, in acht genomen de
quarantainemaatregelen die door de regering zijn uitgevaardigd. En wat wilt ge
dat ik doe?
-
Hem op andere gedachten brengen.
-
Maar... ik kén Maurice niet eens!
(Hier
past, geachte lezer, een woordje uitleg voor een goed begrip)
Ik had Maurice inderdaad nog
nooit ontmoet, al wist ik maar al te goed van zijn bestaan af. Ziehier hoe de
vork aan de steel zit...
Ik ken Adrienneke al een jaar
of dertig, van toen ze trouwde met een oudere collega van mij. Zij was vooraan
in de veertig, hij drieënzestig. 't Was haar derde huwelijk. Ze was voor de
eerste keer getrouwd toen ze nog geen twintig was, met een knappe jonge kerel
die amper één of twee jaar ouder was. Maar van liefde was er al snel geen
sprake meer. Hij sloeg haar. Adrienneke
vroeg en bekwam de echtscheiding. Ze was vijfentwintig toen ze opnieuw trouwde
met een welgestelde veehandelaar van in de dertig, die een passie had voor dure
sportauto's. Het geluk was echter weer
niet aan haar zijde: de man raakte aan de drank en reed zich op een dag te
pletter tegen een boom. Met haar derde man tenslotte heeft ze een vrij gelukkig
leven gekend. Erg passioneel zal die liefde evenwel niet geweest zijn. Een paar
jaar geleden is ze nogmaals weduwe geworden: hij was gestorven in zijn slaap,
van ouderdom... En een maand of zes geleden, ergens tussen Allerheiligen en Sinterklaas,
belde Adrienneke mij op met de heuglijke mededeling dat ze weer "iemand heeft leren
kennen", ene Maurice, iemand van hare
leeftijd - Adrienneke moet nu vooraan in de zeventig zijn - die weduwnaar is en
beschikt over een goed karakter en twee universitaire diploma's. En wat ik
daarover dacht? Ik moet toen iets geantwoord hebben van "die kans niet laten
voorbijgaan, Adrienneke" en "het ijzer smeden als het heet is, Adrienneke". Dat
alles ondertussen van een leien dakje is gelopen moge blijken uit het feit dat
de zwaar gediplomeerde Maurice een maand geleden bij haar is ingetrokken, in
haar groot en luxueus appartement op de derde verdieping in de stad K. Een week
geleden nog belde ze mij op om mij te vertellen hoe gelukkig ze was met
Maurice, en dat hij een bijzonder goede danser was. Zijn vrienden noemden hem
Fred, omdat hij kon dansen als Fred Astaire. Adrienneke had zich al voorgenomen
om ook danslessen te gaan volgen. Ze zou zijn Ginger Rogers zijn. En van zodra
de corana-quarantaine opgeheven zou zijn, zou ze mijn vrouw en mij uitnodigen
op haar luxe-appartement in K, teneinde er kennis te maken met Maurice.
En
nu dit!...
-
Wil hij zichzelf van kant maken? vroeg ik. Gij woont toch op 't derde, nietwaar?
Hij zal te pletter storten en morsdood zijn.
-
Nee, hij wil niet dood. Hij denkt dat hij kan vliegen. Hij is op 't ogenblik, god zij dank, weer naar zijn kamer gegaan. Gisteren liep hij ook al met dat idee in zijn
hoofd, maar toen zat de wind niet goed, zei hij. Misschien zit de wind nu weer
niet goed. Ik vrees dat hij vroeg of laat écht naar beneden springt. Wat kan ik
doen, in 's hemelsnaam?
-
Ik vrees dat het coronavirus in zijn hersenen geslagen is en dat hij lijdt aan
een Ikaros-complex. Wie daaraan lijdt denkt onmogelijke dingen aan te kunnen.
Probeer hem tot rust te brengen met een pilletje, een diazepammetje, of schakel
een psychiater in.
-
Hij zal iedere behandeling weigeren. Ik ben niet gek, zal hij zeggen.
-
Dan zie ik nog één oplossing: de peerdepaternoster.
-
Hoe gaat dat?
-
De patiënt belezen! Slaapt hij goed 's nachts?
-
Als een os!
-
Dan moet gij het doen, terwijl hij slaapt, en op klokslag middernacht. Het lijkt tovenarij maar het helpt
vaak om een ziekte van de geest te verdrijven. Ziehier wat gij doen moet...
Ge
besprenkelt de zieke met wijwater en ge zegt:
Hoktus boktus,
een kalverstaart die gekrokt is.
In het land van Ribedebisenaaien
waar de kippen door hun gat kraaien
en de honden met hun staart blaffen
daar kwam een kleine duivel door
die lag te branden voor de deur
in solfer, pek en venijn.
Toen kwam ik van de toilette
daar lag Lucifer op zijn bedde
hij bakte koeken voor alleman
ik kreeg er één van
mijn maat die ervan at
kreeg honger als een kat
en een staart op zijn gat
waar lucifer op zat.
haat, kwaad, kweliaat
botermelk en kropsalaad
en een zwarte peer, meneer!
Dan maakt ge het kruisteken en ge zegt:
In de naam des Vaders en de Zoons
en de Heilige Geest.
Ik heb de tekst van die peerdepaternoster
stante pede doorgemaild naar Adrienneke. Deze nacht zal ze Maurice belezen om
hem te genezen van zijn Ikaros-complex. Negen kansen op de tien dat het helpt,
want ik heb die peerdepaternoster uit een boek van Ernest Claes en die heeft
het van Wannes Raps en bij Wannes Raps hielp de peerdepaternoster altijd.
In volle coronatijd laat ik u gaarne genieten van het laatste meesterwerk van Jaak De Kimpe.
Jaak is één van drie supergetalenteerde beeldende kunstenaars in Vlaanderen die onbekend zijn gebleven, en over wie rond eind 2021 een boek zal verschijnen onder de titel "DRIE ONBEKENDE VLAMINGEN".
Brokkenvrouw (acrylverf op doek, 80/60, april 2020)
Dat dit verhaal toch weer over Corona handelt is de schuld van talrijke mails - een half dozijn, als men dat "talrijk" kan noemen - die ik mocht ontvangen als reactie op mijn vorige Corona-verhalen. Die mails, ze wekken gemengde gevoelens op. Enerzijds is het een onomstootbaar bewijs dat mijn blog "gelezen" wordt. Anderzijds zit er bij de meeste een - weliswaar discrete - ondertoon in van... "Waar moeit gij u eigenlijk mee? gij zijt toch geen expert". Maar kom, niet één van die mails komt beledigend over en ik mag daar dus niet ongelukkig om zijn. Eén van die mails heeft mijn bijzondere aandacht getrokken, omdat hij een bijzondere positiviteit en blijheid uitstraalt in deze "donkere" dagen en ook omdat hij van M. komt. M. is een goede kennis, of misschien wel een vriend; laten we zeggen dat hij het midden houdt tussen een goede kennis en een vriend... Zijn volledige naam doet hier overigens niets ter zake. M. is doctor in de economie en/of aanverwante wetenschappen en gepensioneerd, komt uit een liberaal nest, is een levensgenieter en maakt zich de laatste tijd voornamelijk zorgen in de economische gevolgen van de lock down. En wat heeft hij tot zijn grote voldoening gelezen in een of andere krant? Dat er in Kortrijk een dokter is, een cardioloog nog wel, die niet enkel bekommerd is om het medisch aspect van de corona-impasse, maar ook om het economisch aspect. Want, zo ongeveer argumenteert de dokter, als de economie op zijn gat ligt, is er geen geld meer om de medici, etc., in stand te houden en gaan wij allemaal dood. Waarop ik geneigd ben te antwoorden dat als wij allemaal ten onder gaan aan het coronavirus, de economie ook op zijn gat ligt.
Ik vermoed dat M. gaarne wil weten wat mijn standpunt is wat betreft de versoepeling van de quarantainemaatregelen. En ik vermoed ook, of liever, ik ben er wel zeker van, dat hij geen "halfslachtig" antwoord verwacht, zoiets in de zin van "ik denk", "ik vermoed", "ik hoop", "misschien", "'t zou kunnen dat..." en zo meer. Welaan dan, ik zal duidelijk zijn en wellicht nog toegeeflijker voor de economie dan die Kortrijkse cardioloog die hij nu zozeer bewondert en bij wie hij binnen de kortste keren een consultatie wil aanvragen. Sta mij echter één veronderstelling toe: dat over enkele weken, ergens in de maand mei, het aantal nieuwe besmettingen met het nieuwe coronavirus plots, zegge binnen een tijdspanne van een paar dagen, tot nul zal herleid worden. Door veranderingen op klimatologisch gebied. Niet zo gek, als men bedenkt dat het influenzavirus (dat weliswaar niet tot de familie van de coronavirussen behoort) evenmin ons zomerklimaat verdraagt. We wachten dan nog veertien dagen en dan heffen we alle quarantainemaatregelen op. Het virus zal ondertussen verhuisd zijn naar de gematigde zone van het zuidelijk halfrond. De kans dat er dan in onze gewesten nog iemand besmet geraakt door een enkel achtergebleven virus is miniem en de kans dat hij er zwaar ziek door wordt mag dan als onbestaande beschouwd worden, tenzij het om een 65-plusser gaat. En houden we onze veteranen dan verplicht in quarantaine? Op straffe van boete? Bijlange niet. Maar ze moeten weten dat er nog een minieme kans op besmetting bestaat en dat enige voorzichtigheid geboden is. We geven toch ook geen boete aan een levercirrhoselijder omdat hij alkohol drinkt of aan iemand met evenwichtstoornissen omdat hij op een dak klimt. Laten we dus die verplichte lock down voor 65-plussers tijdens de zomermaanden vervangen door een vrijwillige lock down. Laat onze senioren zelf beslissen zodat ze een goed bedoelde maatregel niet als discriminatie kunnen beschouwen. En die ene besmette 65-plusser zal in de zomer heus geen gevaar zijn voor de samenleving.
Ik weet wat M. mij nú zal vragen, al ben ik geen helderziende: en wat ná de zomer? Het virus zal terugkeren (bij wijze van spreken) naar onze contreien. In de frisse droge atmosfeer zal het uit zijn schuilplaats komen en weer lustig overspringen van het ene menselijk wezen naar het andere. En dan? Weer quarantaine? Ja, zeker! Want er zal nog geen sprake zijn van voldoende immuniteit onder de bevolking, voor een degelijk vaccin zal het nog te vroeg zijn en een antiviraal medicijn als bleekwater, zoals professor dr. Donald Trump voorstelt, zal zijn collega Marc Van Ranst ál te drastisch vinden.
Maar, mijn beste M., het komt wel allemaal weer goed! Alles komt immers allemaal weer goed... Laten we nu alvast enkele maanden genieten van onze vrijheid, die we nu meer dan ooit zullen appreciëren. En laten we enkele slechte gewoontes die we nu stilaan afgeleerd hebben niet opnieuw opnemen en voor altijd achterwege laten: handen schudden, begroetings- en afscheidskusjes geven, neuze-neuze doen (geldt enkel voor eskimo's), dicht bij onze gesprekspartner staan en daarbij lustig onze mondinhoud in zijn gezicht spuwen, en zo meer. Zodat we aan 't end kunnen zeggen: dat nadeel hep weer se foordeel gehad.
En dan wil M. natuurlijk weten of hij op dit orakel een huis kan bouwen. Of ik wel zéker ben van alles wat ik hier kom uit te leggen. Overtuigd wel, maar niet zéker. Of is daar geen nuance? Natuurlijk ben ik niet zéker. Ik twijfel. Ongetwijfeld. Ik ben véél te wijs om niet te twijfelen. Maar dat kon ik aan 't begin van dit verhaal niet zeggen. M. zou niet eens verder hebben willen lezen. M. houdt niet van twijfel. M. wil zekerheid.
Sta mij toe, beste lezer, dat ik mij hierbij nogmaals verontschuldig voor
mijn opdringerig gedrag in verband met de coronacrisis. Dat ik het vandaag weer
eens niet kan laten komt door een artikel in mijn krant van heden 21 april.
Daar staat dat Anne-Mieke Vandamme de quarantainemaatregelen wil afbouwen, maar
niet voor de 65-plussers. Maar voor we daar verder op ingaan: wie is Anne-Mieke
Vandamme? Virologe! En nog wel professor aan de universiteit van Leuven! En we
hadden al een professor in de virologie van de Leuvense Alma mater, één die we
iedere dag zien op TV: Van Ranst... Maar dan denk je: ach kom, Anne-Mieke, een
jong professorinnetje erbij, jong bloed, kan nooit kwaad. Maar wat blijkt?
Anne-Mieke is helemaal niet meer zo jong. Geboren in 1960 en moet dus, net als
alle professoren en ook ziekenhuisartsen, op haar vijfenzestigste, over vijf
jaar dus, met pensioen! Niet dat ik iets tegen Anne-Mieke heb, maar ik had
stiekem gehoopt dat als er nog eens eentje de neus aan het venster zou steken,
het Zeger Debyser zou zijn, de zoon van mijn goede vriend Willy, zaliger. Ook
Zeger is professor in de virologie aan de Leuvense universiteit en precies even
oud als Van Ranst en heeft al verscheidene wetenschappelijke prijzen in de
wacht gesleept. En wellicht zijn er daar nog méér professoren in de virologie... Toen ik student geneeskunde was, hadden wij, in 't vierde jaar, één enkele professor
die ons moest inwijden in de kennis van de "kleine beestjes": de bacterieën, de
parasieten, de virussen. Dat vak heette "bacteriologie". In de plaats van die
ene professor zijn er heden ten dage wel tien of misschien wel twintig, want het
vak is ondertussen gesplitst in bacteriologie, parasitologie, virologie,
epidemiologie en misschien nog wel andere "logieën". En die éne professor - Emile Nihoul was zijn naam - hadden ze dan nog vér
moeten gaan zoeken: in Luik! Hij was al professor van toen hij pas
zevenentwintig was en na twaalf jaar les geven aan een Nederlandstalige universiteit
was zijn kennis van de Nederlandse taal... erbarmelijk. Maar goed, de tijden zijn
veranderd en met Anne-Mieke Vandamme ben ik het roerend eens op dít punt: de
quarantainemaatregelen behouden voor de 65-plussers. Voor het goed verloop van
dit betoog... Ik ben nóch viroloog, nóch econoom, nóch filosoof en wellicht ben
ik niet gerechtigd mij in die coronakwestie te mengen. Laat ik alvast mijn
excuses aanbieden voor een vrij crue uitspraak die ik in een vorig verhaal heb
gedaan: dat de coronasterfte onder de ouderen allesbehalve slecht is voor de
economie en de staat, vanwege "minder pensioenen uit te betalen en hogere
inkomsten door erfenisbelastingen". Door het feit dat ik over enkele weken
tachtig word zal die uitspraak mij ongetwijfeld minder zwaar aangerekend
worden. Ik blijf natuurlijk wel achter die uitspraak staan. Ik heb alleen spijt
dat ik dat gezegd heb. En nu ter zake...
Het aantal nieuwe besmettingen met covid-19 zal "vermoedelijk" in de loop
van de maand mei vrij plots tot nul herleid worden. Dat zal begrijpelijkerwijze
niet het resultaat zijn van het quarantainebeleid, maar eerder van een
verminderde agressiviteit van het virus onder invloed van veranderende
klimatologische omstandigheden. En dan maar de teugels vieren, doch voor alle
zekerheid niet voor de 65-plussers. En rond Allerheiligen weer de knip erop - want dan komt het virus geheid terug - tot er een geschikte virusremmer of,
beter nog, een werkzaam vaccin gevonden is. En dan maar hopen dat het virus
niet al te snel muteert, 't is te zeggen dat de immuniteit niet van al te korte
duur is. En dat er niet weldra een nog véél kwaadaardiger virus de kop
opsteekt. 't Wordt roeien met de riemen
die we hebben. De naar mijn mening dieperliggende oorzaak van al dat onheil - de wereldoverbevolking! - aanpakken, daarvoor is het (zoals ik eerder al geschreven heb) wellicht te laat...
Maar voor een goed begrip: 't kan zijn dat ik mij vergis, ik heb de
wijsheid niet in pacht, ik ben geen viroloog, geen econoom, geen filosoof...
Het virus waartegen wij allemaal strijden
heet officieel SARS-CoV-2 en de ziekte die het veroorzaakt heet COVID-19. In de
volksmond spreken we van hét coronavirus en dé coronaziekte. Er zijn evenwel
meerdere coronavirussen (*) bekend,
waarvan er een drietal zéér gevaarlijk zijn voor de mens (het onlangs
ontdekte SARS-CoV-2 is er één van). Die gevaarlijke coronavirussen kunnen
aanleiding geven tot hevige infectie van de luchtwegen die niet zelden tot de
dood door zware longaantasting kan leiden, zij het dan vooral bij personen
met verminderde weerstand (o.a. ouderdom). De andere coronavirussen veroorzaken
gewoonlijk slechts lichte "griepverschijnselen", áls er al verschijnselen zijn. Bij
jonge gezonde mensen wordt zelfs dat gevaarlijk SARS-CoV-2 vaak goed verdragen
en bij jonge kinderen gaat de besmetting meestal zelfs symptoomloos
voorbij. De infectie gebeurt van mens tot mens, via partikeltjes die door
niezen of hoesten rechtstreeks (of onrechtstreeks, via handen of allerlei
voorwerpen) worden overgedragen naar de luchtwegen (neusholte, sinussen,
keelholte, strottenhoofd, luchtpijp, luchtpijptakken, longweefsel) van "het
slachtoffer" via dezes neus of mond. Andere gevaarlijke luchtwegvirussen zijn
de griepvirussen waarvan enkele types bekend zijn, vnl. type A en type B die de "influenza" (de griep) veroorzaken, en die jaarlijks zorgen voor - schrik niet - zo 'n half miljoen overlijdens
wereldwijd. En dan zijn er nog de rhinovirussen, waarvan er zo'n honderdtal
soorten bekend zijn, en die verantwoordelijk zijn voor de "banale
verkoudheden".
En ondertussen zijn wij dus allemaal aan 't strijden tegen SARS-CoV-2. Maar... strijden we eigenlijk wel? Voorlopig doen we
niets anders dan ons verbergen voor de vijand: we zitten in quarantaine! In
afwachting dat we een wapen in handen hebben waarmee we de strijd kunnen
aangaan. Dat wapen is: een vaccin. En misschien slagen we er wel in een
degelijk bruikbaar vaccin te ontwikkelen tegen het voorjaar 2021. Nog een vol
jaar in quarantaine dus? Het zou kunnen dat we ondertussen een bondgenoot
krijgen die ons zal toelaten onze schuilplaats gedurende een vijftal maanden te
verlaten: de zomer. We hopen erop dat het virus net zoals het griepvirus vooral
gedijt in koude en droge lucht en de warmte en het vocht (warme lucht bevat
meer vocht dan koude) schuwt. Zodat we deze zomer eventjes uit onze schulp
kunnen komen om er na Allerheiligen weer in te kruipen voor een half jaar,
waarna we dan met ons vaccin keihard kunnen terugslaan. Het doet mij denken aan
de Tweede Wereldoorlog, toen het Duitse leger optrok naar het Oosten. De Russen
trokken zich achteruit, zolang tot het winter werd en de barre koude in hun
voordeel speelde en zij hun tegenstanders in de pan hakten. Maar zover zijn we
dus nog niet. En als het vaccin er eenmaal zal zijn en iedereen zal ingeënt zijn, zal
het nog te bezien vallen hoelang die immuniteit zal stand houden. Dat
vaccinatie tegen de griep vaak niet langer dan een paar maanden stand houdt en
soms niet eens zo lang, is genoegzaam bekend. En dat komt doordat de
influenzavirussen in staat zijn zich vrij snel te wapenen tegen de antistoffen
in ons lichaam: ze ondergaan veranderingen, ze muteren. De virologen
vertrouwen erop - onderzoek naar andere coronavirussen heeft hun dat geleerd - dat onze SARS-CoV-2 minder snel zal muteren dan het griepvirus, maar
ze zijn er evenzeer van overtuigd dat er van een jarenlange, laat staan een
levenslange immuniteit zoals bij de polio- of mazelenvaccinatie, geen sprake
zal zijn.
Het wordt dus een strijd die we misschien kúnnen
winnen. Op korte termijn althans... Maar wat is de inzet van die strijd
eigenlijk? Wat wil de vijand bekomen? Niets anders dan de wereldbevolking - die
de laatste honderd jaar verviervoudigd is - binnen de perken te houden, zoals
een jager die het wildbestand gezond wil houden door de overtollige exemplaren - in de eerste plaats de oudere dieren - af te schieten. Maar of we die strijd ook op lange termijn kunnen winnen? Wellicht gaan we uiteindelijk tóch het
onderspit delven: er komt beslist nog een nieuw virus, dat zich minder
gemakkelijk in de luren zal laten leggen.
En de weerslag van deze strijd op de
economie? Ach, vergeet de economie! En daarenboven, is het slecht voor de
economie als de senioren, de onproductieve pensioentrekkers, sneuvelen?
En of het allemaal zó zal lopen? Ik
twijfel. Niét twijfelen zou onwijs zijn. Wie weet kunnen we straks weer
genieten van de Tour de France. Over zes weken word ik tachtig...
(*) onder
de electronenmicroscoop lijkt het of ieder coronavirus omringd is door een kroon
(corona), vandaar de naam.
Kunt u zich voorstellen, beste lezer,
dat ik mij een hoedje schrok, toen ik een dag of vier geleden het volgende las
op een blog (www.bloggen.be/tisallemaiet, d.d. 5 april 2020
onder de titel "DE NIEUWE PEST, vervolg
28, De nieuwe kleren van de keizer", de laatste paragraaf) van niemand
minder dan onze grootste - na het
overlijden van Etienne Vermeersch - (moraal)filosoof-literator J.B.
Over de klimaatoorlog, die ook in China zijn oorsprong
vond, moet gezegd worden dat hij bedoeld was om de industriële productiviteit
in het Westen stokken in de wielen te steken - een opzet welke grandioos
mislukte nadat de Amerikaanse Al Gore de wereld rondreisde om te bepleiten dat
de boosdoener moest gezocht worden in de uitstoot van CO2 en derhalve in landen
zoals China. Maar de Chinezen sloegen kennelijk terug en hoe vernuftig hebben
ze dat gedaan! Gebruik makend van het sprookje van de nieuwe kleren van de keizer,
wisten zij een gewone griep uit te vergroten tot een ware pestepidemie die in
geen tijd de ganse wereld hypnotiseerde en verlamde. Hypnotiseerde: onze eigen
viroloog Marc Van Ranst vertelt ons dat het aantal slachtoffers van het
coronavirus gelijke tred houdt met het aantal doden gemaakt door een normale
seizoensgriep. Echter, de zieken liggen dit keer niet in hun bed, waar zij gebeurlijk
ook overlijden als zij hoogbejaard zijn, maar zij worden allen naar klinieken
gebracht om daar de bedden te bezetten en te functioneren als bij een dagelijks
dodental op te tellen entiteiten. Omdat bepaalde sectoren binnen de
gezondheidszorg daar uiteindelijk heel wel bij varen (en wij doelen hier allerminst
op de heldhaftige verpleging!), bestaat er weinig weerstand tegen deze
tenslotte bijzonder misleidende gang van zaken: waar een zieke met griep in
vroegere jaren enkele of zelfs geen enkel doktersbezoek kostte, brengt hij in
de huidige aanpak fortuinen in het laatje van het medisch bedrijf. Hebt u er
enig idee van, waarde lezer, wat een ziekenhuisbed per dag kost? Welnu,
ofschoon de gezondheidssector beter weet, blijft omwille van deze opportuniteit
de kritiek op deze aanpak achterwege, zodat de list van China om de westerse economie
te verlammen en er uiteindelijk geheel onderuit te halen, met veel brio lijkt
te zullen slagen. En de massapsychose doet de rest.
En dát amper
drie dagen na mijn telefonisch gesprek met Fernand Lepoint... En Lepoint beweerde
nog dat filosofie de meest exacte wetenschap is! Exacter dan wiskunde. Is het
dan te begrijpen dat filosofen zó van mening kunnen verschillen? Lepoint, een
malthusianist, die het coronaverhaal ernstig neemt en voor wie twijfel niettemin
de hoogste vorm van wijsheid is. Vermeersch, eveneens een overtuigd
malthusianist, maar die geen twijfel toeliet - over de corona-epidemie heeft
hij zich, helaas, niet meer kunnen uitspreken. En dan J.B.: anti-malthusianist-tot-en-met,
net zo min als Vermeersch een twijfelaar, en wat de coronahistorie betreft,
een... (ik zou haast schrijven "negationist" als dat niet zo'n beladen term was)
non believer. Fake news dus...
En wat mis ik
nu mijn goede wijze vriend Jack Vanlichtervelde die - nu al meer dan negen jaar
geleden! - is heengegaan. Ik zou hem gevraagd hebben:
- Fernand
Lepoint?
- Hij heeft
gelijk! zou Jack gezegd hebben...
- En Etienne
Vermeersch?
- Hij heeft ook
gelijk!
- En J.B.?
- Ook die heeft
gelijk!
En ik weer:
- Dat kan toch
niet: ze hebben alle drie verschillende meningen!
En Jack zou
geantwoord hebben:
- Ook gij hebt
gelijk! Iedereen heeft overigens gelijk in wat hij zegt of doet, of hij méént
althans gelijk te hebben: anders zou hij niet doen wat hij doet.
Jack was een
wijs man! Ik prijs mij gelukkig zo'n vriend gehad te hebben.
Dat ieder nadeel se foordeel hep en dat corona het beste in de mens naar boven haalt, wordt weer eens geïllustreerd door onderstaande tekening van mijn nichtje, Jadeke.
Ik krijg plots de behoefte om
een oude kennis op te bellen over de coronatoestanden: Fernand Lepoint, wiens
wijsheid en competentie terzake boven alle twijfel verheven zijn.
- Dat ik je opbel,
mijn beste Fernand, komt doordat ik mij wat onzeker voel in deze onrustige
coronatijd. Ik heb het gevoel dat ik nood heb aan filosofische bijstand.
- Je weet toch dat ik geen filosoof ben?
- Toch noemde iedereen
jou "de filosoof". Je had immers filosofie gestudeerd, een jaar of twee, als ik
mij niet vergis.
- Eén jaar slechts. Eerst had ik een jaar wiskunde
gestudeerd. Daarna ben ik overgestapt naar de filosofie. En ofschoon ik zowel
in de wiskunde als in de filosofie grote onderscheiding heb behaald, besloot ik
na die twee jaar geneeskunde te gaan studeren, waarna ik mij nog vier jaar
gespecialiseerd heb in de bacteriologie en de virologie.
- Je bent dus gestart
met twee totaal verschillende wetenschappen, een exacte en een niet-exacte, om
uiteindelijk te belanden in een half-exacte wetenschap?
- Met exacte en niet-exacte wetenschap bedoel je de
wiskunde en de filosofie. En als ik vragen mag: welke van beide is nu de exacte
en welke de niet-exacte?
- De wiskunde is de
exacte, natuurlijk.
- En als ik je nu vertel dat de filosofie exacter is
dan de wiskunde?
- Hoezo?
- Ik geef je een voorbeeld. Vraag aan een mathematicus
om een willekeurige hoek te verdelen in drie, en hij zal onmiddellijk
antwoorden dat zoiets onmogelijk is. Terwijl zelfs de meest nederige filosoof
zich zo'n "trisectie" heel goed kan voorstellen. Of neem nu de verdeling van
een ronde taart in zeven gelijke stukken, een probleem waar jij een paar jaar
geleden mee geworsteld hebt (ik lees je blogs hoor!). Géén wiskundige die dit
tot een goed einde kan brengen, zoals jij maar al te goed weet. De filosoof
daarentegen...
- Ben je daar nu echt
van overtuigd?
- Waarvan?
- Dat filosofie een
exactere wetenschap is dan wiskunde?
- Ik wél, ja. Maar ik kan mij vergissen. En dat ik
daarvan overtuigd ben, wil nog niet zeggen dat ik daar zéker van ben. Er is een
nuance...
- Je twijfelt dus.
- Ja, ik twijfel. En ik vind dat er altijd een zekere
vorm van twijfel moet zijn. Niets is
absoluut waar. Niets is altijd voor de
volle honderd procent waar en niets is altijd voor de volle honderd procent
onwaar. Wat iedereen voor waar aanvaardt is wellicht voor 99,99999999 % waar,
maar toch ook voor 0,00000001 % onwaar. En omgekeerd.
- Dat begrijp ik niet
goed. Dat één gelijk is aan twee keer een half, en dat de kortste weg tussen
twee punten een rechte lijn is, daar valt toch geen speld tussen te krijgen.
- Dat zou ik niet durven beweren. Neem nu een
sinaasappel: is die gelijk aan twee halve sinaasappels? Men is geneigd om "ja" te antwoorden, maar... houdt men dan wel rekening met het sap dat er verloren is
gegaan bij de verdeling in twee? En wat de kortste weg tussen twee punten
betreft... Dat geldt in de eerste plaats slechts in de euclidische meetkunde en
daar komt nog bij dat het zelfs dáár niet zeker is: het is een axioma en
dus nooit bewezen!
- Ja, ik begrijp dat het allemaal niet zo simpel is en dat twijfel aan de
basis ligt van alle wetenschap en alle waarheid - in dubio veritas, zoals de
Oude Romeinen zegden - maar mogen we het nu misschien even hebben over onze
strijd tegen het coronavirus?
- Je bedoelt natuurlijk het coronavirus
covid-19, de fameuze verwekker van de pandemie, waaronder wij allen gebukt
gaan. Dat virus is een onlangs opgedoken lid van de coronafamilie, waartoe ook
andere bekende boosdoeners als het MERS-virus en het SARS-virus behoren. En wat
je daar zegt over onze strijd tegen het virus: wij "strijden" niet! We kúnnen
niet, we hebben immers geen wapens tegen het virus en het enige wat we kunnen
doen is vluchten, ons verbergen in bunkers (zoals tijdens de oorlog), zijnde "ons kot", in de hoop dat het virus er weldra het bijltje bij neerlegt, rond
half mei misschien, onder invloed van klimatologische veranderingen
bijvoorbeeld. En dat behoort tot de mogelijkheden, maar één virusje zal ongetwijfeld
de dans ontspringen en dat zal dan wel zorgen voor een leger van triljoenen
nakomelingen die ons tegen het einde van dit jaar opnieuw bij de strot zullen
grijpen.
- Maar dat het virus vanzelf zal verdwijnen - op dat ene virusje na dan - is niet zeker?
- Het is absoluut niet zeker.
- En wat staat er ons dan te wachten?
- Afwachten tot tachtig procent van de
bevolking immuun is voor het virus. Die immuniteit kan voorlopig enkel bekomen
worden door de besmetting zelf, en met de huidige quarantaine-maatregelen kan
dat nog héél lang, zelfs jaren, duren. Als Johnson & Johnson erin slagen zo
snel mogelijk een degelijk vaccin te vinden zit de kans erin dat we na de
winter reeds weer uit ons kot mogen komen.
- Maar dan zullen er reeds velen gestorven zijn aan de "coronaziekte"?
- Niet, als wij ouderen, door ons streng
aan de maatregelen te houden de besmetting kunnen vermijden, zodat we tot de
twintig procent "onbesmetten" blijven behoren.
- De jongeren mogen dus de teugels wat laten vieren?
- Zeer zeker. Jongeren hebben meestal
niet of weinig te lijden onder de besmetting en zelden gaan ze eraan dood. Men
zou kunnen zeggen dat het virus het niet zozeer op de jongeren gemunt heeft.
- Wat zou daar de reden voor zijn?
- Ik meen te mogen veronderstellen dat
dit een retorische vraag is, tenminste als je om een medische verklaring
vraagt. De filosofische verklaring, en waarom dat virus - en in de zeer nabije
toekomst wellicht nog talrijke nog meer kwaadaardige virussen - op ons afkomt,
wil ik je hierbij geven.
- Ik luister geboeid.
- Welnu. De reden waarom de natuur - die
sommigen "god" noemen - dit op ons afzendt kan moeilijk een andere zijn, dan om
het aantal mensen dat de wereld bevolkt uit te dunnen. Er zijn voorbeelden
genoeg van diersoorten wier aantal door "natuurplagen" allerhande tot normale
proporties is teruggebracht, nadat het uit de hand dreigde te lopen. En heb je
al een jager aanhoord, die vurig pleit voor zijn geliefde job: om het
wildbestand op een gezond peil te houden, ervoor zorgend dat vooral de oudere
dieren afgeschoten worden.
- De wereld is dus overbevolkt en wij, jij en ik, moeten zo snel mogelijk
de plaats ruimen! Ben jij daarvan overtuigd?
- Daar ben ik van overtuigd.
- Twijfel je dan niet? Je vond toch dat twijfel als het ware het "enig zaligmakende" is?
- Maar natuurlijk twijfel ik. Dat ik van
iets overtuigd ben, betekent nog niet dat ik niet twijfel. Laat ik dat met een
voorbeeld verduidelijken. Jij zowel als ik zijn ervan overtuigd dat Kerstmis
dit jaar op 25 december valt, nietwaar? En toch twijfel ik daaraan... Is dat
duidelijk?
- Ja...
... heb ik toen maar gezegd.
Al was het me niet helemáál duidelijk. Maar nu ik erover nadenk, ik denk dat
hij gelijk heeft. Maar ik twijfel.
Het coronavirus (covid-19): is dát de catastrofe die zich vlgs Malthus
(eind 18e eeuw) rond deze tijd zou voordoen? Ik denk het niet. Malthus
baseerde zich op de vaststelling dat de wereldbevolking op geometrische wijze
toeneemt hetgeen onvermijdelijk een overbevolking met zich meebrengt. Massale
kindersterfte door ondervoeding, massavernietigingswapens, (ontoereikende) geboortebeperking,
e.a., hebben dit proces weliswaar vertraagd, maar misschien heeft de mensheid
met 7 à 8 miljard nu een kritiek punt bereikt. En hoezeer de mens ook tegenspartelt,
de natuur heeft voor alles een oplossing. Covid-19 dus?
Geleerde virologen verwachten dat het virus over een zestal weken vanzelf
verdwijnt. Maar dat is helemaal niet zeker. Het zou best kunnen dat het pas verdwijnt
als iedereen de besmetting heeft opgedaan, laten we zeggen over pakweg twee
jaar, en zó lang duurt het wellicht vóór er een vaccin is gevonden. Tegen die
tijd echter zal ongeveer drie procent van de wereldbevolking, zijnde zo'n 200
miljoen mensen, aan de "coronagriep" gestorven zijn, en zullen alle anderen door
de ziekte zelf immuun geworden zijn. Die 200 miljoen zullen vrijwel uitsluitend
ouderen en door chronische aandoening verzwakten zijn, "niet-productieven" en "steuntrekkers" dus. Een catastrofe weliswaar, maar óf dat slecht is voor de economie?...
De échte grote catastrofe die door Malthus werd voorspeld, moet dus nog komen.
Vermoedelijk door een véél kwaadaardiger virus dan covid-19, een virus dat méér
dan drie procent dodelijke slachtoffers zal eisen, dat de wereldbevolking zal
halveren of misschien wel decimeren. Voor de enige min of meer pijnloze maatregel
die we hadden kunnen nemen om de catastrofe te voorkomen is het nu wellicht
reeds te laat: drastische geboortebeperking...
Ik wens u een voorspoedig, gezond en gelukkig 2020. Van ganser harte hoop ik een beetje tot dat geluk te kunnen bijdragen door mijn maandelijks verhaaltje op De Druivelaar en door mijn blogs:
1° www.bloggen.be/dzeus: met duiding i.v.m. het Druivelaarverhaal van de maand;
2° www.bloggen.be/pierpont: met af en toe wat onnozel geschrijf;w.bloggen/dduid
3° www.bloggen.be/kris: met wonderbare verhalen over leven en werk van drie Onbekende Vlamingen;
4° www.bloggen.be/zerar, een blog die 12 jaar geleden (in 2008) gewijd was aan de lotgevallen van Zerar, maar datzelfde jaar nog, samen met Zerar, ter ziele is gegaan. Een jonge schrijfster komt nu, ter gelegenheid van Kerst 2019, op de proppen met een striproman De Avonturen van Zerar (cf.bijlage) waarmee onze veel te vroeg overleden held weer boven water komt. Het boek verdient onze volste aandacht en in het nieuwe jaar zal de blog (die de laatste jaren besteed werd aan pictaikus) er helemaal aan gewijd zijn.
Degelijke cursiefjesschrijvers horen
hun lezers tegen het jaareinde een overzicht te geven van het voorbije jaar en
hun verwachtingen en wensen te formuleren voor de toekomst, zegge het nieuwe
jaar dat voor de deur staat. Welnu, van deze degelijke cursiefjesschrijvers wil
ik mij niet distantiëren.
Hoe is het ons vergaan in 't jaar
2019? Voor sommigen onder u is het een vreugdevol of zelfs roemrijk jaar geweest,
voor anderen een jaar vol smart en verdriet. Voor velen onder ons en ook voor
mij is het een jaar geweest zoals een ander. Een jaar waarin brexit, impeachment en zelfs
regeringsloosheid onze kouwe kleren nauwelijks geraakt hebben. Een jaar zonder
regering? Het is voorbijgegleden, met koning Filip in de hoofdrol. Wat mij
betreft geen ziertje pijn. Laat het nog maar even duren: heerlijk, zo zonder
regering! Maar of dat een goeie zaak is voor de regeerders zelf? Laat ik hun
een goede raad geven: laat het niet nog jaren aanslepen, want mensen geraken
aan die regeringloosheid gauw gewend. Persoonlijk heb ik in 2019 meegeleefd en
getreurd om: 1° Gaston Durnez, één van onze grootste Vlaamse schrijvers, wiens
overlijden weinig inkt heeft laten vloeien; 2° Panamarenko, plastisch
kunstenaar van wereldniveau, aan wiens heengaan al heel wat meer aandacht werd
besteed; 3° Vincent Kompany tenslotte, onze voetbalster die voortdurend
geplaagd wordt door spier-, knie- en andere blessures. En wat deze laatste
betreft: iedere blessure is goed voor talloze volle paginas in de kranten en
paginagrote fotos. Dagen lang. En als het dan een beetje beter gaat met
Vincent komt het wéér in de krant, mét fotos. Ja, we worden verwend door de
media. Wat zouden wij zijn zonder de media? De regering daarentegen...
En hoe zal 't zijn in 2020, en
daarna? Kortom, de toekomst. Weeral een jaar ouder. Oud is niet leuk. Weeral
een jaar dichter bij het einde. En ook het einde is niet leuk. En dan is er de
opwarming van de aarde en het smelten van de ijskap met al die rampzalige
gevolgen, u wellicht bekend. Sta mij toe u een goede raad te geven: trek het u
niet aan, laat alles over u heen gaan, 't zal uw tijd wel duren. En als gij ,
zo doende, er niet in slagen kunt om op een vreedzame manier het einde te halen,
vanwege een ongesust geweten, dan heb ik nog wat raad... Maak uw ecologische
voetafdruk wat kleiner. U weet wel hoe dat moet. Laat uw auto aan de kant, en "dit" en "dat", de media leert het u. De media zegt dat de opwarming van de aarde een
halt kan toegeroepen worden. Ik denk dat er so wie so een einde komt aan die
opwarming. Het heeft te maken met de globale ecologische voetafdruk en die is
evenredig met de grootte van de wereldbevolking. En omdat niemand blijkbaar het
recht kan of mag ontzegd worden zich vrijelijk en in groten getale voort te
planten (vraag mij niet waarom?)*
zal die voetafdruk dermate groot worden dat de wereldbevolking op een gegeven
ogenblik in een mum van tijd zal gedecimeerd worden door allerlei rampen
(overstromingen, bosbranden, aardbevingen, vulkaanuitbarstingen, infectieziekten,
oorlogen, vernietigingswapens, hongerdood...) dewelke wij catastrofaal kunnen
noemen, maar die heilzaam zullen zijn voor het voortbestaan van de aarde. Onze
aardbol is een zelfregulerend
mechanisme. Geloof daar maar in.
En mag ik nog eindigen met de wens
dat er in 2020 eindelijk een happy end komt aan iets wat ons allen in hoge mate
bekommert: de knie van Kompany!
Een gelukkig Nieuwjaar!
* Ik herinner mij op dit
ogenblik amper drie personen die zich openlijk uitgesproken hebben tegen het
overdreven voortplantingsgedrag van de mens: 1° Malthus, die zo'n dikke
tweehonderd jaar geleden een wereldcatastrofe voorspelde door overbevolking, 2° professor Vermeersch, onze grote Vlaamse moraalfilosoof en 3° paus Franciscus in januari 2015, met de uitspraak "katholieken moeten niet
kweken als konijnen".
Na vierendertig jaar ervaring in de plastische - zeg maar "esthetische" - neuschirurgie, gevolgd door jarenlange studie en experimenteren, ben ik tot dit verbluffend resultaat gekomen.
Het kunstwerk is te koop en er kan nu reeds geboden worden (vanaf 12.000 euro).
Enkele dagen geleden werd op een kunstbeurs in Miami een werk tentoongesteld van de wereldberoemde kunstenaar Maurizio Cattelan. Een banaan met tape tegen een muur geplakt. Dat zal u, beste lezer, ongetwijfeld niet ontgaan zijn: de media staan er vol van. Kostprijs rond de honderdduizend euro. Het kunstwerk is dermate in de smaak gevallen van de kunstkenners dat het reeds werd aangekocht door verschillende musea en verzamelaars. Meerdere kopers dus. Vraag me niet hoe dat in zijn werk gaat...
De banaan van Cattelan
Jaren geleden heb ik ervan gedroomd een beroemd kunstenaar te zijn. Niet noodzakelijk wereldberoemd, maar dan toch beroemd in Vlaanderen: een BV. Het heeft helaas niet mogen zijn, maar het heeft mij niet weerhouden om ook eens zo'n banaan met een mooie tape aan de muur van mijn badkamer te plakken. Geen kale muur, zoals bij Maurizio, maar een oerklassiek Grieks tafereel. En op de tape een hartje, liefdevol getekend door de meester. En niemand die het wil kopen! Nog niet voor de prijs die ik betaald heb voor de banaan...
De banaan van schrijver dezes
Of ik nu aan de klaagmuur wil gaan staan? Bijlange niet! Of ik ontgoocheld ben? Geen sprake van. In deze wordt de logica allerminst geweld aangedaan. Mijn werk is je reinste plagiaat. Wat telt is ''het idee", en het idee is van Maurizio. En wat zo mogelijk nog méér telt is "de kunstenaar" zelf: Maurizio Cattelan is, zoals reeds gezegd, een wereldberoemd kunstenaar en ik ben... niets.
Geen vak dat beter de weg naar de roem effent dan het kunstenaarschap. Noem mij één trambestuurder, noem mij één business manager, noem mij één ortopedisch chirurg die de status van Bekende Vlaming verworven heeft. Gij vindt er geen, nietwaar? Kunstenaars daarentegen... Constant Permeke, Roger Raveel, Johan Tahon... Wereldberoemde grafische kunstenaars van bij ons. Zonder hen had de wereld nu niet kunnen genieten van "de liggende boer", "de moeder met kind", "de universus". Hoe terécht is het dat deze drie tópkunstenaars in de adelstand werden verheven: baron Permeke, ridder Raveel en baron Tahon! Eerlijkheidshalve moet ik bekennen dat ik van die laatste niet helemaal zeker ben, maar goed klinken doet het alleszins en verdienen doet hij het ook.
Permeke en zijn meesterwerk op bankbiljet
Moeder met kind: meesterwerk van één van onze allergrootsten
Universus (alias "snottebelle") in het centrum van Oudenaarde
En die trambestuurder, die business manager, die ortopedisch chirurg, hadden die dan géén talent? Wellicht wél, hoor ik u denken, maar geen kúnstenaarstalent, geen talent dat leidt tot adellijke titels en wereldfaam. Of beschikten mijn drie Onbekende Vlamingen wél over kunstenaarstalent, maar ontbrak het hun enkel aan een dosis lef om de weg naar de eeuwige roem in te slaan, het weze nu nog ónder die absolute top: Cattelan, Permeke, Raveel, Tahon?... Over die vraag zullen we ons buigen in 2020, het hele jaar lang. Misschien op een splinternieuwe blog. Wees gerust, waarde lezer, ik houd u op de hoogte. Langs deze weg...
Gaston Durnez is overleden, lees ik in Het Nieuwsblad van heden. Voor mij
was het niet echt "nieuws" want een paar uur na zijn overlijden had zijn
schoonzuster mij reeds op de hoogte gebracht. Ik heb hem gekend: een wijze en
minzame man. Hij is één van de grootste Vlaamse schrijvers van na de tweede
wereldoorlog. Talrijk zijn de literaire prijzen die hij behaald heeft en evenzeer
de onderscheidingen die hem te beurt zijn gevallen. Zijn literair oeuvre in
ontzaglijk groot, alleszins teveel om op te noemen. Geen enkel literair genre
was hem vreemd: gedichten (1), kinderboeken, novellen, verhalen, kronieken,
cursiefjes, biografieën, filmscenario's... Hij was ook journalist voor verscheidene
kranten en tijdschriften in Vlaanderen en in Nederland. Het langst was hij in
dienst bij De Standaard en Het Nieuwsblad. En dat zal wellicht de reden zijn waarom Het
Nieuwsblad een (weliswaar eerder klein) artikel wijdt aan zijn overlijden (2).
*Rust zacht Gaston, gij waart een
groot kunstenaar!
k
(1) Vier jaar geleden heb ik van Gaston één van zijn dichtbundels ten geschenke gekregen: "Lichtverzen". De opdracht die hij er toen in geschreven heeft: "Aan K., die wel weet dat er zonder humor geen ernst bestaat"! Dat jaar (hij was toen 87) zijn drie boeken van zijn hand verschenen. Zie www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=2756025.
(2) Op pagina 2 wel te verstaan, want voorpagina's zijn zoals bij de meeste kranten, voorbehouden voor de écht wereldschokkende gebeurtenissen zoals bijvoorbeeld het zoveelste knietrauma van Vincent Kompany: bladvullende kleurfoto op de voorpagina met nog drie pagina's commentaar binnenin...
De man die
aanbelde was Iloné, de vrijgezel die een maand geleden in het huis aan de
Broeklindeweg was komen wonen. Of het mij schikte die avond bij hem langs te
komen, ter kennismaking? Het schikte mij.
Er hing een
aangename geur in het huis en in de living zorgde het haardvuur voor een
gezellige sfeer. Twee gemakkelijke luxueuze fauteuils. Ik vroeg of hij ooit
getrouwd was geweest.
- Nooit! En als
ge wilt weten of ik ooit een relatie heb gehad: nooit!
Ik zei niets,
probeerde zo onbewogen mogelijk te kijken.
- Ha, gij
gelooft mij niet, zei hij, en ge hebt nog gelijk ook. Ik zat in 't vierde
Grieks-Latijn. Ik was zestien, zij amper vijftien. Ze heette Coline. Haar
schoonheid was met geen woorden te beschrijven. Ze was het mooiste wezen dat ik
ooit gezien heb. Ik durfde haar niet aanspreken maar in de klas kon ik mijn
blik niet van haar afhouden. Haar beeld stond op mijn netvliezen gebrand.
Thuis, op mijn kamertje, heb ik haar portret geschilderd. Op een visitekaartje
schreef ik: "Coline, ik bemin u, u alleen, voor altijd". Met een paper-clip
maakte ik het kaartje vast aan het schilderij. Ooit zou ik haar in mijn armen
kunnen sluiten. Zo dacht ik, maar op een dag - 't was op een maandag na de
Paasvakantie - verscheen Coline niet meer in de klas. Ze had de school
definitief verlaten: haar ouders waren verhuisd naar Zuid-Frankrijk. Ik zou
haar nooit meer terugzien... Ik had het gevoel dat ik alles kwijt was waarvoor
het waard was te leven. Gehuild heb ik niet want in die tijd huilden jongens
van mijn leeftijd niet, maar ik voelde mij ijskoud van binnen. Wat restte er
mij nog in het leven? Er was alleen dat schilderij. Ik had het veilig
opgeborgen in mijn nachtkast en ik bekeek het elke dag. Coline! Het was zó
griezelig mooi, zo bedwelmend, de manier waarop ze mij aankeek met haar
melkwitte pupillen. Het was mooier dan de realiteit. Wie had mij dit talent
geschonken? Was het Athena, de godin van de kunst, of was het de liefdesgodin
Aphrodite zelf? Of beiden? Telkens als ik haar aankeek was ze zo mogelijk nóg
mooier dan de vorige keer en dan bad ik tot mijn god: "laat haar altijd zo mooi
blijven, laat haar schoonheid nimmer verwelken, schenk haar de eeuwige jeugd"...
Hij had de hele
tijd aan één stuk door verteld, de blik neerwaarts gericht alsof zijn woorden
niet voor mij bestemd waren. Nu onderbrak hij zijn verhaal en keek mij aan. Ik
voelde dat ik nu óók iets zeggen moest...
- Uw studies,
zei ik, leden die daar niet onder?
- Allerminst. Op 't einde van 't schooljaar was ik de eerste van de klas en dat was tot dan toe nooit
het geval geweest. Ik had die laatste maanden gestudeerd als een gek, ofschoon
ik er de zin niet van inzag. Voor wie of voor wat studeerde ik immers, nu zij
er niet meer was, die ik nooit meer zou terugzien? Het enige wat mij nog aan
het leven bond - zo voelde ik het - was het portret dat ik van haar geschilderd
had. Ik bekeek het, zoals ik al zei, iedere dag, en uit dat samenzijn met mijn
geliefde putte ik alle kracht, al besefte ik dat toen nog niet ten volle. Dat
ik haar nooit meer zou terugzien werd pas een zekerheid de laatste dag van het
schooljaar. In ons klaslokaal hing tegen de muur, naast het schoolbord, een
overlijdensbericht van Coline, gestorven in een klein dorp in het zuiden van
Frankrijk, de zesentwintigste van de maand juni. De oorzaak van haar overlijden
is mij onbekend gebleven. Ik heb er nooit iemand naar gevraagd. Ik achtte
mijzelf verantwoordelijk. Had ik immers niet gebeden tot God dat hij haar de
eeuwige jeugd zou schenken? Ze zou nu voor altijd zestien blijven,
onveranderlijk mooi. Ik had de goden, naast de eeuwige jeugd, voor haar ook het
eeuwig leven moeten vragen. Ik had moeten weten dat ook de goden haar beminden
en dat zij, wie zij beminnen, vroeg tot zich roepen. Zo is het ook de jongeling
Trophonios vergaan...
Hij keek mij weer
aan, wellicht om zich ervan te vergewissen of het verhaal van Trophonios mij
bekend was.
- Ja, zei ik,
Trophonios van Levadia. En ook Kleobis en Biton, in Argolis.
Ik had verwacht
dat hij zich verwonderd zou hebben over mijn kennis van de klassieke cultuur,
maar hij leek allerminst onder de indruk.Hij glimlachte weemoedig:
- Dat
overlijdensbericht kwam bij mij over als een fait divers, het bracht geen nieuwe
shock teweeg, het deed mijn versteend hart niet breken. Integendeel. Ik voelde
mij in zekere zin opgelucht. Niemand zou Coline nu nog ooit kunnen bezitten.
Niemand, behalve ik. Die dag heb ik haar portret voor 't eerst gekust, op de
mond. Haar lippen voelden warm aan en er speelde een glimlach om haar mond. En
ik las haar voor wat er op het kaartje stond: "Coline, ik bemin u, u alleen,
voor altijd". 's Anderendaags ging het net zo, en ook de dagen die volgden,
iedere dag hetzelfde ritueel, tot op de dag van heden. Ik heb gestudeerd,
klassieke talen, heb les gegeven in dezelfde klas waar ik gezeten heb, samen
met Coline. Drie keer ben ik verhuisd. De nachtkast met het portret van Coline
is er nog steeds en mijn liefde voor Coline is nog onaangetast. Soms voel ik
iets als een warme gloed die van haar uitstraalt als ik haar kus. En de hoop
dat de goden haar het leven zullen inblazen en dat ze naar mij toe zal komen,
als een wezen van vlees en bloed, houdt mij op de been. Zo is het toch ook
Pygmalion vergaan die zo vurig verliefd was op het beeld dat hij had gemaakt,
dat Aphrodite het tot leven wekte? Dat verhaal kent ge toch?
Hij keek mij
vragend aan.
- En óf ik het
ken, zei ik, het verhaal van Pygmalion en Galatheia! Maar dat is een mythe.
Daar kunnen wij met ons verstand toch onmogelijk bij.
- Met ons
verstand niet, maar wel met ons hart: "le coeur a ses raisons, que la raison ne
connaît pas" heeft ooit een geleerde Franse filosoof gezegd.
- Pascal.
- Precies!
Zijn stem werd
nu milder, gemoedelijker, en hij vervolgde:
- En dat is dus
de verklaring waarom ik nooit getrouwd ben geweest. En mag ik u nu óók een
vraag stellen: kunt gij schaken?
- Mijn
geliefkoosde denksport, zei ik.
- Dat treft. Zin
in een partijtje?
Hij werd plots
zeer opgewekt en zonder mijn antwoord af te wachten haalde hij uit de la van
het salontafeltje een schaakbord en een doos met schaakstukken te voorschijn.
- Plaats de
stukken maar, zei hij. Ondertussen haal ik mijn beste fles Bordeaux uit de
kelder. Zin in een sigaar?
Neen, een sigaar
hoefde ik niet want met Nieuwjaar zal het precies vijftig jaar geleden zijn dat
ik voor 't laatst heb gerookt. En wijn is ook al niet zozeer aan mij besteed,
maar dat durfde ik niet zeggen. Ik zette de stukken op het bord, liet hem de fles
ontkurken en twee glazen volschenken.
- Bezwaar dat
ikzelf een sigaar rook?
Ik kon hem
bezwaarlijk in zijn eigen huis het genot van een sigaar ontzeggen.
- Ge moet weten,
verklaarde hij zich nader, dat ik in mijn jonge jaren 'n boek gelezen heb van
Anton Coolen - "Kinderen van ons volk", zo heette het boek - waarin een passage
voorkomt, die mij altijd is bijgebleven, waar een pastoor en een notaris een
partij schaak spelen op leven en dood. Ze zitten bij het haardvuur, ze drinken
Bordeaux-wijn en... ze roken een sigaar. Het genot kan in kleine dingen liggen,
nietwaar.
Ik mocht
beginnen. Met wit. We hadden erom geloot. Ik begon met e2-e4.
- En nu zal ik
mijn meest geliefde opening spelen, lachte Iloné fijntjes. Eén die ikzelf heb
uitgevonden: de "Iloné-opening".
Drie partijen
hebben we gespeeld. Ik laat in het midden hoe ze verlopen zijn. Dat doet
overigens niets ter zake.
Er is reactie
gekomen op het tweede gedeelte van dit verhaal. Er is vooreerst het feit dat de
roepnaam van Henri Van Lerberghe, de legendarische winnaar van de Ronde van
Vlaanderen anno 1919, "Ritte" was en niet "Ritten". En dat hij reeds vóór de
Tiegemberg iedereen uit zijn wiel zou geschud hebben zou evenmin kloppen. Dat
zou pas gebeurd zijn op de Kwaremont. Een kopgroep van een stuk of vijf renners
zouden zich op die bewuste dag aangeboden hebben aan de voet van de Kwaremont.
Op de top, twee kilometer verder, was er alleen nog... Ritte. Hij had zijn
metgezellen allen piepedood gereden. Ze hebben hem nooit meer ingehaald en aan
de eindmeet, die meer dan honderd kilometer verder lag, had hij veertien
minuten voorsprong. Daar is geen betwisting over, en ook de historie van de
trein en die van het cafébezoek worden door niemand in twijfel getrokken.
Dat
Kwaremont-slagveld bevindt zich op een boogscheut van huize Malpertuis, waar
mijn kunstminnende O.V. zijn hart heeft kunnen ophalen. Ik weet zeker dat datzelfde
hart nu popelt om die Kwaremont, die hij slechts kent uit de heldenverhalen van
de Ronde, eens in levenden lijve met eigen ogen te kunnen aanschouwen. We
vallen de Kwaremont op het lijf, halverwege, waar de dikste kasseien liggen en
de weg het meest onpetsjuistig (*)
is. Geen renners en geen toeschouwers vandaag en dat doet vreemd aan. De
kinderkopkes stellen de amortisseurs van ons Skodaatje danig op de proef, maar
we geraken zonder kleerscheuren boven. We voelen ons eventjes Ritte Van
Lerberghe, de "doodrijder van Lichtervelde".
(* onpetsjuistig:
hobbelig, oneffen...)
We dalen nu af
richting Ronse, maar vooraleer we deze "faciliteitenstad" bereiken slaan we nog
af naar de Hotond-berg. Op de top van deze berg rusten we even uit van de
emoties van de dag, met een pint bier en genietend van een onvergetelijk
vergezicht, in het heerlijk bewustzijn dat we ons hier bevinden op het hoogste
punt van de Vlaamse Ardennen. Niet de Tourmalet of de Aubisque, maar toch... 150
meter boven de zeespiegel. We hoeven maar onze weg verder te zetten en we komen
uit op de top van wéér een andere berg - in de Vlaamse Ardennen krioelt het van
de bergen - zijnde de Kruisberg. Deze berg past ook wel enigszins in ons
sportkraam: een jaar of tien na de "Ronde van Ritte Van Lerberghe" werd hij de
derde berg die werd ingelast. Hier werd overigens tweemaal het wereldkampioenschap
gereden, in 1963 en in 1988, telkens met "dramatische" gevolgen: voor wie al
een tijdje op de wereld is en niet wereldvreemd, hoef ik enkel de namen Van
Looy/Beheyt en Criquielion te vermelden en... we zitten op dezelfde golflengte.
We doen nu vluchtig
de stad Ronse/Renaix aan, de mooie
Vlaamse stad, waar men u aan de kassa van elk grootwarenhuis vriendelijk
begroet met "Bonjour, goeiendag" of "Goeiendag, bonjour". En dan keren we terug
naar het dorp Kwaremont om er een bezoek te brengen aan het borstbeeld van
Karel Van Wijnendale. Aan het restaurant met de lieflijke naam "'t Konijntje" - er staat een reuzegroot glanzend rood porseleinen konijn voor de deur - nemen we
de afslag naar links: we bevinden ons in de straat met de alleszeggende naam "Ronde van Vlaanderenstraat". In deze straat bevindt zich de bekende
kunstgalerij "Beukenhof" van Piet Willequet en over de hele lengte van de
straat staan de namen van de winnaars van alle Ronde van Vlaanderens, in chronologische
volgorde. Maar het interessantste is het monument van Karel van Wijnendale, de
legendarische wielerjournalist, tevens pionier en boegbeeld van 's werelds
grootste wielerkoers.
Het monument van Karel Van Wijnendale in Kwaremont
Het hellend terras dat tot Karel leidt verzinnebeeldt ongetwijfeld de Oude Kwaremont: het is geplaveid met kasseien en iedere ex-winnaar van de Ronde heeft er zijn kassei met foto.
Aan de andere kant van de straat staan nog opgesteld de bijna levensgrote foto's van een dozijn legendarische winnaars. Wij pikken er vier uit: Paul Deman (winnaar van de eerste Ronde, in 1913), Briek Schotte ("ijzeren Briek", de laatste der Flandriens, won in 1942 en '48), Fiorenzo Magni (de enige die driemaal na elkaar de Ronde won: in 1949, '50 en '51), Tom Simpson (winnaar in 1961 en die zo jammerlijk sneuvelde op de flank van de Mont Ventoux, zes jaar later) en Edwig Van Hooydonck (bij wie het bleiten blijkbaar iets nader stond dan het lachen, in 1989).
Dit alles om aan te tonen, beste lezer, dat koers cultuur is van het zuiverste water en dat koers en kunst hand in hand gaan. En wie het hier niet mee eens is, hij steke nu gauw zijn hand op, of hij reagere anderszins. Mijn O.V. en ikzelf groeten u van harte.
Halloween,
Allerheiligen, Allerzielen... Met pijn in 't hart gedenken wij onze dierbaren:
onze ouders, tante Irma en tante Jenna, Raymond, Jack, Johan en Coen... en Bobby,
ons hondje aan wie ik mijn enige gedichtenbundel heb opgedragen in 2004, het
jaar van zijn overlijden.
Bobby zag het levenslicht op 6 januari 1990. Zijn moeder was een poedel, zijn vader vermoedelijk een soort dobermann. Daarom noemde ik hem ook wel eens "onze poederman". In zijn eerste levensmaanden heb ik hem eens van onder een kast gehaald, zeer tegen zijn zin. Hij heeft toen met zijn scherpe tandjes zo fel in mijn hand gebeten dat het bloed rijkelijk stroomde. Een "bijtertje" is hij gebleven. Zijn hele verdere leven heeft hij een heilige schrik gehad voor naderende handen. Enkel Moetsje, Peter en tante Annie konden hem zonder risico aanraken. Zelf ben ik zowat tien keer door Bobby gebeten. Zijn liefde voor Moetsje en zijn vriendschap voor Peter ontroerden mij en vervulden mij tezelfdertijd met afgunst. Als Moetsje thuiskwam liep hij als een razende rondjes rond de tafel, van pure blijdschap. In mij zag hij een rivaal tegenover Moetsje. Niettemin kwam hij bij mij bedelen, mooi rechtop gezeten, om lekkere hapjes en niet zelden nestelde hij zich op mijn schoot. Hem aanraken met de handen durfde ik nochtans niet. Ook de kleindochtertjes waren bang voor Bobby. Als ze op bezoek kwamen werd de hond weggebracht, meestal naar de slaapkamer. Maar als we met hem gingen wandelen gingen de meisjes gaarne mee. Er werd zelfs ruzie gemaakt voor wie hem aan de leiband mocht houden.
Op een mooie zomerdag in 't jaar 2002 zeeg Bobby bewusteloos neer, nadat hij zich mateloos had opgewonden vanwege een laag zwevende luchtballon. Van die dag af ging het met de gezondheid van Bobby stilaan achteruit. We moesten hem iedere dag een pilletje geven voor zijn hart. In 't begin van 't jaar 2004 begon zijn lichaam op te zwellen en later ook zijn hoofd. Tenslotte konden zijn zwakke gezwollen pootjes het gewicht van zijn lijf haast niet meer dragen. Zijn nieren werkten niet meer. Bobby leed. Moetsje kon het niet meer aanzien en ze maakte een afspraak met de dierenarts voor een "verlossend spuitje", op 24 maart om 18 uur 30. Maar die ochtend stierf Bobby een natuurlijke dood. Hij was haar vóór geweest. Hij had haar dat gruwelijk bezoek aan de dierenarts bespaard. Toen Bobby stierf was Moetsje niet thuis. Ik was blij dat het zo gelopen was. Ik knielde neer naast Bobby en teder streelde ik zijn koud gezwollen lichaam. Ik hoefde nu niet meer bang te zijn dat hij bijten zou... Mijn tranen maakten zijn pelsje nat.
's Anderendaags, vóór dag en dauw, heb ik hem begraven bij ons huis in Elsegem. Gewillig is hij met me meegegaan op zijn laatste reis naar de Broekstraat en even gewillig heeft hij zich in het graf laten leggen. Hij rust er, gewikkeld in het dekentje waarop hij zijn laatste levensdagen heeft doorgebracht, op zijn buik, zoals op de foto op de omslag van dit boek: het lijkt wel of het een jonge luie puppie is en dat de hele wereld hem kan gestolen worden. Zoveel pijnlijker dan de beetwonden die Bobby mij heeft toegebracht, is de wonde die zijn heengaan in mijn hart achterlaat
Er is geen God voor hondjes.
Als er een God voor hondjes was
-k heb voor jou gebeden -
had jij vast en zeker
niet zoveel geleden.
Als er een God voor hondjes was
had hij jou vast nog even
- een jaar, of twee misschien?-
in vrede laten leven.
Dan gaf jij nu nog pootjes
en liep jij nog je rondjes
Ach, 'k weet het nu wel zeker:
er ís geen God voor hondjes.
Maar 'k heb jou een graf gegeven
en 'k bid tot Onze Lieve Heer:
misschien kom jij zo in ónze hemel
en zien we elkander ooit nog weer.
Dán gaan wij weer spelen,
dán loop jij weer rondjes:
voor altijd sâam gelukkig zijn...
Er is geen God voor hondjes!
En is er een God voor mensen? Bestaat er een almachtige rechtvaardige liefdevolle God, die werkloos toekijkt op al het verdriet, ellende en onrecht in de wereld? 't Is te hopen, zegt mijn filosoof, dat hij niet bestaat. En zou hij tóch bestaan, hij kreeg een dikke onvoldoende!...
Het gaat nu
in dalende lijn naar het centrum van Anzegem: de kerk van Sint-Jan-den-doper,
of wat ervan overblijft... Een ruïne: vijf jaar geleden is de kerk afgebrand en
van een eventuele heropbouw is nog niets te merken. In deze kerk ben ik gedoopt
in de lente van 1940: de tweede wereldoorlog was pas uitgebroken, 't was in
volle Blitzkrieg. En dan verder bergaf naar de stationswijk. Vlak vóór de
spoorwegovergang wijken we even af van het parcours dat de Ronde-renners in
1919 gevolgd hebben: we slaan af naar links, naar het dorp "Gijzelbrechtegem",
dat ooit de (in oppervlakte) kleinste zelfstandige gemeente van het land was:
amper 78 hectare groot, zegge 0,78 vierkante kilometer! Nu is het een
deelgemeente van Anzegem en de officiële naam heeft plaats moeten maken voor de
oorspronkelijke geuzennaam "Grijsloke". 't Is amper een kilometer rijden tot de
kerk van Grijsloke, óók weer op een heuveltje. Mijn bedoeling is het om mijn
Onbekende Vlaming kennis te laten maken met het parcours van "Dwars door
Grijsloke", Vlaanderens mooiste stratenloopkoers en aldus de tegenhanger van de
Ronde van Vlaanderen, die andere "Vlaanderens mooiste".
Verschenen december 2018 (www.shopmybook.be)
Sinds 1981 wordt hier jaarlijks - telkens de laatste zaterdag van augustus - strijd geleverd door de beste afstandlopers op wellicht het zwaarste, maar tegelijk ook het mooiste parcours dat men zich kan indenken. In de jaren '80 stond de koers in het teken van Stijn Streuvels, in de jaren '90 van de Spelen in het oude Griekenland. Cultuur en sport gingen toen hand in hand. De laatste twintig jaar is dat minder het geval en ook het aantal deelnemers is wat achteruitgegaan, maar de koers is nog steeds alive and kicking en nog steeds Vlaanderens mooiste.
In de jaren '80 waren er medailles voor de deelnemers aan DDG: ze verzinnebeeldden 's mensen levensloop.
Ze droegen namen die pasten bij de stijl van Stijn Streuvels.
De medailles van de jaren '90 symboliseerden de mythologische oorsprong van de antieke Spelen.
We keren nu terug in het spoor van de Ronde en zetten koers naar Kwaremont, vijf- à zeshonderd inwoners, ooit het kunstdorp bij uitstek van de Vlaamse Ardennen. Het zijn in de eerste plaats kunstschilders die zich hier in de loop van de vorige eeuw gevestigd hebben. Het waren vooral landschapschilders: het glooiende landschap en de prachtige vergezichten van de Vlaamse Ardennen waren voor hen een onuitputtelijke bron van inspiratie. Ik zet ze even op een rij, op het gevaar af er een paar over 't hoofd te zien: Paul Boonaert, Frans Bruggeman, William Clevers, Freya Clevers, Gies Cosyns, Magda Devenyns, Daniël Devos, Jan Deweerdt, Henri Ernalsteen, Marcel Herreman, Patrick Heughe, Marcel Kekebos, Jean Oosterlynck, Roger Vercruysse, Piet Willequet.
Een winterlandschap in de Vlaamse Ardennen (Piet Willequet)
Deze laatste is, voor zover mij bekend, de enige nog actieve kunstenaar in Kwaremont. De meesten zijn overleden en een paar zijn er die andere oorden hebben opgezocht. Sic transit gloria... Van Daniël Devos dient overigens gezegd dat hij naast kunstschilder ook glazenier was. Maar wie "glazenier" zegt denkt hier in de eerste plaats aan de familie Leenknegt. Vader Michiel Leenknegt heeft prachtige monumentale glasramen voor o.a. kerken en kloosters voortgebracht in zijn indrukwekkend atelier dat gevestigd was in de oude pastorij op het hoogste punt van Kwaremont-berg. Zoon Jan Leenknegt en dochter Hilde Leenknegt zijn in zijn voetsporen getreden, maar zij hebben het dorp verlaten en... de oude pastorij staat er nu vervallen bij. Veronique De Groote en Dorothea Van De Winkel, twee textielkunstenaressen, mogen niet onvermeld blijven, evenmin als beeldend kunstenaar Eric Vercruysse, collagekunstenares Lydia Verplancken en, last but not least de bekende striptekenaar Eddy Ryssack. Maar de veelzijdigste van allen is ongetwijfeld Bertien Buyl. Ze was prozaïst, dichter, boetseerder, beeldhouwer, tekenaar. Ze schreef romans, novelles, kortverhalen en poëzie.
Skulpturen van Bertien Buyl.
Van vrijwel ál deze kunstenaars is werk te bewonderen in de kunstgalerie Malpertuis. Dit was eertijds het woonhuis plus atelier van kunstschilder Daniël Devos. De galerie wordt uitgebaat door Jules Demortier. Ze is maar één van een half dozijn galerieën die Kwaremont rijk is...
Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.