Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.
FLAUW EN PUBERAAL, MAAR GOED BEDOELD: dit soort verhaaltjes vindt u bij de vleet ('n 200-tal) op www.bloggen.be/kris .......... PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
02-10-2016
In de voetsporen van Daudet (2).
(tweede van zeven brieven aan een vriend)
Beste Roger,
Het spijt
mij, beste vriend, dat ik je met mijn reisverhaal weeral opzadel met allerhande
kwel en kommer en slechts hier en daar een sprankeltje vrolijkheid. Al moet het
mij van het hart dat de verhalen die ik je bij deze wens voor te schotelen wel
degelijk in harmonie zijn met mijn sombere gemoedsgesteldheid van de laatste
dagen. Luister maar weer goed
Van onze
pleisterplaats naar de molen in Fontvieille is t hooguit een kwartiertje
rijden. De molen ligt op een met dennen begroeide heuvel.
Op de benedenverdieping is er een museumpje ingericht met hoofdzakelijk dingen die verwijzen naar verhalen uit de Brieven uit mijn Molen. Een romantisch-nostalgisch gevoel grijpt je zachtjes naar de keel en je stelt je even voor dat jezelf de schrijver bent die vanuit de door zon overgoten molen in deze idyllische omgeving je diepste zieleroerselen aan het papier prijsgeeft. Tot een koele kikker je met de neus op de realiteit drukt: deze molen heeft nooit aan Daudet toebehoord, is nooit door hem bewoond geweest en hij heeft hier nooit ook maar één brief geschreven. Moeten we dan besluiten dat het Voorwoord waarmee het boek begint, één grote leugen is? Het is het koopcontract waarbij de heer Gerard Mitiflo, echtgenoot van Vivette Cornille, een windmolen verkoopt aan Alphonse Daudet, ten overstaan van meester Honoré Grapazi, notaris met standplaats te Pampérigouste. Een leugen? In geen geval. Daudet legt ons uit in zijn boek Tartarin de Tarascon dat de mensen van de Provence niet liegen. Het is de zon van de Provence die de grote leugenaar is, de soleil du Midi, die overdrijft, die vervormt
Onze realist gaat nog verder: Daudet heeft zelfs nooit in Fontvieille gewoond. Hooguit is hij er enkele keren te gast geweest bij zijn neef die op een soort kasteel woonde. Dat kasteel, le Château Montauban, bevindt zich op een boogscheut van het dorpscentrum en is te bezichtigen.
En de genadeslag probeert de realist ons te geven met de bewering dat alle Brieven uit mijn Molen geschreven zijn in Parijs, waar Daudet al die tijd gewoond heeft. En dan worden we nog met andere feiten om de oren geslagen. Ten tijde van Daudet stond het hier vol windmolens en het is niet eens zeker of het wel déze molen is waarop de schrijver zijn oog had laten vallen. En als het al deze was, dan is het zeker niet de oorspronkelijke, want deze werd minstens twee keer door brand vernield en weder opgebouwd. Om moedeloos van te worden
Maar moedeloosheid is aan ons niet besteed. Gesteld dat dit niet de authentieke molen zou zijn, dan is het toch zeker de molen van baas Cornille, in acht genomen dat de medeverkoopster van de molen, zoals blijkt uit de akte, Vivette Cornille is. Laat dat nu exact de naam zijn van de kleindochter van de molenaar Cornille. Luister maar hoe het de molenaar vergaan is in het verhaal Het geheim van baas Cornille.
Eens waren de heuvels in de streek bedekt met windmolens en alom zag men ezeltjes beladen met zakken naar de molens trekken en weer de heuvels afdalen. Een gelukkige en vrolijke tijd voor iedereen en voor de molenaars in het bijzonder. Maar op een dag kwamen grote heren uit Parijs een stoommaalderij vestigen aan de grote weg en de mensen brachten hun koren nu naar die meelfabrieken. De windmolens hadden niets meer te doen en ze werden gesloopt op één na: de molen van baas Cornille. Hij sloot zich op in zijn molen en leefde daar als een kluizenaar, eenzaam met zijn kat en zijn ezeltje, zonder inkomsten, want niemand bracht nog graan naar de molen.
Merkwaardig genoeg draaiden de wieken van zijn molen nog als voorheen en iedere avond zag men de oude molenaar op de wegen, met zijn ezeltje dat volgeladen was met grote zakken meel. Hoe baas Cornille het klaarspeelde was een raadsel voor iedereen, want de deur van de molen bleef voor iedereen gesloten, ook voor zijn kleindochter Vivette, wiens ouders overleden waren en die zich overal verhuurde op de mas voor de oogst of de olijvenpluk. Op een dag echter waren Vivette en haar vriendje erin geslaagd via een ladder de molen binnen te dringen. Wat zij daar zagen waren geen zakken koren of meel, enkel een viertal zakken met zand, steengruis en kalk. Daarmee trok baas Cornille dus s avonds langs de wegen om te doen alsof er nog meel gemalen werd en om de eer van de molen te redden. De kinderen waren ontroerd en evenzeer de vader van Vivettes vriendje toen dit hem ter ore kwam. Deze vertelde het aan al zijn buren en hij maande hen aan voortaan weer hun graan naar Cornilles molen te brengen. De oude baas, die gemerkt had dat zijn geheim ontdekt was, zat te wenen op een zak kalk, vóór de deur van zijn onteerde molen, toen hij ze van alle kanten zag komen, ezeltjes volbeladen met zakken graan, écht graan. Hij stortte nu tranen van geluk. Tot aan zijn dood zijn de mensen koren blijven brengen naar zijn molen. Met baas Cornille viel toen de laatste windmolen in de streek stil. Voor altijd.
De dorpskern van Fontvieille is ongeveer twee kilometer van de molen verwijderd. Daar staat een borstbeeld van Alphonse Daudet.
Langs de weg van de molen naar het dorp zag ik een onbeduidende stille mas, die mij ongetwijfeld niet eens was opgevallen indien ik de nacht tevoren het verhaal van Het meisje uit Arles niet had gelezen. Het verhaal begint als volgt (de vertaling is van Adema van Scheltema) : Als je vanuit mijn molen afdaalt naar het dorp, kom je langs een mas die vlak bij een weg gebouwd is Waarom trof dat huis me? Waarom beklemde die gesloten poort me zo? Ik zou het niet hebben kunnen zeggen en toch kreeg ik de rillingen van dat huis. Er hing een te diepe stilte omheen .
Op een dag vernam de auteur van één van de knechten dat er zich rond deze mas een drama had afgespeeld. Een diep treurig verhaal. Hier woonde een knappe jonge boerenzoon, Jan. Hij was smoorverliefd geworden op een meisje dat hij ontmoet had in Arles. Hij wilde te allen prijze met haar trouwen. Zijn ouders en het meisje zelf stemden in met een huwelijk. Tot bekend raakte dat de Arlésienne in feite een meisje van lichte zeden was en dus geen partij voor Jan. Van die dag af voelde hij minachting voor haar, hij trok zich terug, was zwijgzaam, hij sprak niet meer over het meisje uit Arles, en toch hij hield nog van haar! Zijn ouders zagen zijn verdriet en het verontrustte hen zeer. En Jan zag hoe zijn ouders bekommerd waren. Ten einde hen gerust te stellen deed hij zich geweld aan om op het feest van Sint-Eloïsius een vrolijke indruk te maken. Hij vroeg zelfs menigeen ten dans en dat maakte zijn moeder dolgelukkig omdat ze dacht dat haar zoon genezen was. Niets was minder waar De volgende dag, zeer vroeg in de morgen, begaf de jongen zich naar de zolder ik hou te veel van haar, zei hij hij opende het raam en stortte zich te pletter op de tegels van het hof. Waaruit de schrijver besluit dat de minachting de liefde niet kan vernietigen. En sinds die dag is er droefheid en stilte op deze mas.
k Heb
behoorlijk wat afgereisd in mijn leven, maar t reizen is met de jaren fel
verminderd. In afstand en in frequentie. Niet eens meer één grote reis per
jaar. Vier jaar geleden Portugal. Twee jaar geleden het Spaanse Gallicië. Dit
jaar de Provence. Het heeft met ouderdom te maken: lichaam en geest zijn niet
meer opgewassen tegen het grote avontuur. En zelfs van kortere reisjes zou er
niets meer in huis komen als Hendrik er niet was. Hendrik is de man die ik bij
andere gelegenheden wel eens Karel durf noemen, of Enrique, of Mav(e)au.
Hendrik is niet alleen een van de veelzijdigste mensen die ik ooit heb ontmoet,
hij is een van de dienstvaardigsten en
een levenskunstenaar van hoog niveau. Zijn parool is: Leven en laten leven en
vooral genieten. Hendrik draagt al de lasten van de reis: het uitstippelen van de reisroute, de
logiesbespreking, het in- en uitladen van de koffers, het afrekenen in hotels
en restaurants en bovenal het veilig ter
plaatse brengen van zijn medereizigers in zijn perfect uitgeruste Audi met
aanhangwagen. Die medereizigers zijn, naast mezelf, de niet weg te denken
zusjes Desdemona en Mantequilla. Wat het reisdoel betreft had ik dit jaar een
dikke vinger in de pap: de Provence, het land van mijn geliefde Franse
schrijver Alphonse Daudet.
De
uiteindelijke bestemming was Saint-Rémy-de-Provence. Gasthuis Mas des
Oliviers, een veel-sterren-verblijf waar Hendrik voor gezorgd had. Saint-Rémy
is een chique plaats voor de beau monde. Eén van mijn familieleden heeft er
ooit eens kennis gemaakt met Stéphanie van Monaco. Is het de reden waarom ik
tijdens de reis meermaals gedacht heb aan de enige persoon uit mijn kennissenkring
(zijn echtgenote niet te na gesproken) die ooit tot de beau monde heeft
behoord: mijn allerbeste vriend Jack Vanlichtervelde? Ik kan mij haast niet
voorstellen dat het nu al meer dan vijf jaar geleden is dat Jack ons voor altijd
heeft verlaten.
Toen Alphonse
Daudet anno 1865 hierheen kwam om zich in zijn molen te vestigen moet de
gedachte aan een vriend hem evenzeer hebben gekweld: Bixiou, een oude vriend
weliswaar. Er was een tijd geweest dat Bixiou kon gerekend worden tot de meest
bekende en meest graag geziene Parijzenaars: journalist, schrijver,
karikaturist. Bixiou bracht Parijs aan t lachen. Aan belangstelling vanwege
het vrouwelijk schoon ontbrak het hem niet met één van die schoonheden is hij
getrouwd en aan geld evenmin. Daudet ontmoette Bixiou op een terras in
Parijs, een paar dagen vóór zijn afreis naar de Provence. De vrienden hadden
elkaar in lange tijd niet gezien. Bixiou was een armzalige oude man geworden,
hij ging in lompen gekleed en was blind. Hij bedelde. Daudet tracteerde hem op
een maaltijd en aanhoorde zijn verhaal. Sinds hij blind geworden was en zijn
werk niet meer kon doen was hij vervallen in de anonimiteit en hij leefde in
volslagen armoede. Zijn enige dochter Céline had hij in een armengesticht
moeten doen bij de nonnetjes. Hij kocht
nog regelmatig, als hij genoeg centen bij elkaar gebedeld had, de krant,
waarin jaren geleden zijn columns en zijn cursiefjes waren verschenen, toen hij
nog een gerenommeerd journalist was. Vanwege de geur van de verse drukinkt die
hij zo gaarne opsnoof, want lezen kon hij niet meer en zijn vrouw weigerde hem
voor te lezen. Was Celientje nog maar thuis geweest, zij zou wél voorgelezen
hebben uit de krant Toen Bixiou gegeten had, vertrok hij, zonder te bedanken
en zonder afscheid te nemen. En toen Daudet een half uur later zelf aanstalten
maakte om op te stappen, zag hij op de grond een grote glimmende portefeuille
met versleten randen, de beroemde portefeuille van Bixiou, die hij zijn gifzak
noemde. Er werd gezegd dat er vreselijke dingen in zaten. En wat denkt u dat
erin zat? Een aantal brieven, geschreven op papier met een bloemetje en alle
beginnend met Lieve papa en eindigend met Céline Bixiou, bij de kindjes van Maria. En bovenal een grote
verzegelde envelop waar enkele blonde krulhaartjes uitstaken. Op de envelop stond
geschreven met de bevende hand van een blinde man: De haren van Céline, afgeknipt op 13 mei, toen ze binnentrad bij de nonnen
van Onze-Lieve-Vrouwe van de kunsten.
De portefeuille van Bixiou,
mijn beste Roger, is één van de pakkende verhalen die Alphonse Daudet
geschreven heeft in zijn molen. Het zou kunnen dat hij het al eerder had
geschreven, in de trein die hem van Parijs naar het Provençaalse Beaucaire
bracht. Van Beaucaire naar de molen ging de reis per diligence. En die korte
reis heeft hem meteen stof gegeven voor een ander verhaal uit zijn beroemde Lettres de
mon Moulin: De diligence van
Beaucaire.
In de diligence zaten twee jonge kerels die er genoegen in schepten de spot te drijven met een bescheiden mannetje met een grote pet. Een mannetje van middelbare leeftijd. Een scharensliep zoals bleek. Het hele huwelijksleven van de scharensliep werd door de spotters uit de doeken gedaan, hoezeer hij hun ook smeekte ermee op te houden. Dat huwelijksleven oogde inderdaad niet fraai. Ze waren nog geen jaar getrouwd toen het scharenslieperinnetje er met een heetgebakerde Spanjaard vandoor ging. Na enkele maanden keerde ze met hangende pootjes terug en de vergevingsgezinde scharensliep sloot haar weer in zijn armen. Maar het duurde niet lang of ze ging er nogmaals vandoor, met een legerofficier. En later met een wijnboer, en een verkoper, en een enfin, t doet er niet toe. Waar het op neerkomt is dat onze scharensliep haar telkens weer in huis nam en al haar escapades bedekte met de mantel der liefde. Het mannetje zat in een hoekje van de diligence te kreunen en te prevelen: hou toch op, hou in godsnaam toch op In Tarascon hielden de pesterijen op om de simpele reden dat de twee jongemannen uitstapten. Niet veel later kwam de diligence aan bij de molen in Fontvieille. Toen Daudet uitstapte wierp hij een blik onder de klep van de pet van de scharensliep. Deze richtte het hoofd op, keek Daudet recht in de ogen en zei toen met een stem vol haat en bitterheid: Kijk mij maar goed aan, vreemdeling. Als u vandaag of morgen verneemt dat er een ongeluk gebeurd is in Beaucaire, dan kunt u tenminste zeggen dat u de dader kent.
Aa, ai, mijn beste vriend, wij hebben in ons lange leven voorzeker meerdere gevallen gekend van mannen wier vrouw hen bedroog. Soms met dramatisch gevolg en soms ook niet. Herinner je die jongen die bij jou in de klas zat bij meester Albert ik zie geen noodzaak om hier zijn naam te noemen en die in later jaren zo beschaamd was dat hij niet meer onder de mensen durfde komen omdat iedereen wist dat zijn vrouw hem bedroog. Hij heeft zich van kant gemaakt. Stel daar tegenover het geval van Maître Verstraete. t Was tijdens de tweede wereldoorlog. Terwijl Maître op zijn werk was stonden de soldaten als het ware in de rij voor een nummertje met zijn vrouw. Een buur die dacht dat Maître zich van geen kwaad bewust was vond dat het zijn plicht was de bedrogen echtgenoot voorzichtig op de hoogte te brengen. Maître, die al heel snel voelde waar zijn buurman heen wilde, sprak toen deze historische woorden: Ik weet wat jij mij zeggen wilt en ik wil je een wijze raad geven, dat is van nooit gaten te stoppen waarlangs er geld binnenkomt!
Het allereerste verhaal uit Daudets Lettres heet Installatie: hoe de schrijver zich installeert in de oude molen tot de niet geringe verbazing van de huurder van de eerste verdieping, een oude sombere uil met een denkerskop, bewoner van de molen sedert meer dan twintig jaar. Tot verbazing ook van de konijnen, de schapen en de talloze gevederde vrienden uit de buurt. Wij gaan er pas morgen heen
Le Mas des Oliviers bevindt zich op eerder geringe afstand - een tiental kilometer- van de molen. Mas betekent boerderij. De uitbaters zijn de heer en mevrouw Eric en Marie Quintana. Er zijn een vijftal kamers. Wij krijgen er twee heel mooie toegewezen op de eerste verdieping, elk met badkamer en toilet. Op de benedenverdieping is onze keuken en onze salon met piano, TV-hoek en bibliotheek. Er is een overdekt terras om u tegen te zeggen en een immense tuin met vijgebomen en duizend olijfbomen. En vanzelfsprekend een pracht van een zwembad met bar en ligzetels. Een beetje teveel luxe eigenlijk, want aan zwemmen komen we toch niet toe, om de simpele reden dat we geen zwempak bijhebben en om de nog simpeler reden dat een paar van ons niet eens zwemmen kunnen. Ook aan douchen kom ik persoonlijk niet toe. Dat heeft te maken met mijn watervrees en ook met mijn vrees voor allerlei ziekten die het gevolg kunnen zijn van overdreven lichaamshygiëne, waarvoor professor P. Vancauwenberghe destijds gewaarschuwd heeft. Daar heeft een oersterke bonk als Hendrik natuurlijk geen last van: die kan wel twee à drie douchkes per dag verteren. Als welkomstgeschenk krijgen we een pot zelfgemaakte vijgenconfituur: Figues de Marie, Eté 2015. Zelden zon lekkere confituur geproefd.
Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.