Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.
FLAUW EN PUBERAAL, MAAR GOED BEDOELD: dit soort verhaaltjes vindt u bij de vleet ('n 200-tal) op www.bloggen.be/kris .......... PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
19-11-2021
Lukske
Lukske.
Ik heb Lukske leren kennen in ´t jaar 1985. We waren toen pas verhuisd naar de Lange Zwingelstraat in R, een middelgrote provinciestad. Schuin tegenover mij, op de hoek met
de Korte Zwingelstraat, woonde Lukske samen met zijn moeder. Hij moet toen een jaar of veertig geweest zijn. Dat er iets mis was met Lukske was voor iedereen overduidelijk: hij liep voorovergebogen, met kleine snelle pasjes,
altijd gejaagd, overdreven zwaaiend met de armen en meestal in zichzelf pratend. Hij beschikte over een autootje dat hij met overdreven zorg behandelde. Na ieder ritje liep hij twee toertjes rond het wagentje en hij praatte
er tegen, hij veegde de koplampen af met een doek en controleerde twee keer of alle deurklinken veilig gesloten waren. Na de dood van zijn oude moeder werden de rituelen talrijker en heftiger. Nooit betrad hij nog zijn woning,
ook als ´t pijpenstelen regende, zonder eerst een kruisteken te maken en een korte litanie te prevelen, alvorens de sleutel in het sleutelgat te steken. Eenmaal de deur geopend deed hij een stap achteruit, maakte weer
een kruisteken en haastte zich naar binnen. De dagen dat vóór het studentenhuis, wat verderop, de vuilnisbakken - altijd ten getale van drie - buitenstonden, liet hij nooit na ze eerst op hun inhoud te controleren
alvorens ze netjes op een rij te zetten met behulp van een lange rechte maatstok. En evenmin liet hij na, om een diepe buiging te maken telkens hij voorbij het huis van de gepensioneerde vrederechter passeerde. Dat was hij
de bejaarde man wel verschuldigd, want hij was het die er mede voor gezorgd had dat Lukske over een fatsoenlijk vervangingsinkomen kon beschikken. Eén keer zou Lukske gewerkt hebben. ´t Was in een
bierhandel, maar na enkele maanden werd hij er ontslagen en daarna heeft niemend hem nog ooit in dienst willen nemen. Dat had natuurlijk te maken met zijn gedragsstoornis. Hij leed aan een obsessieve dwangneurose.
Dat is tenminste wat de vrederechter mij verteld heeft. De sympathie die de vrederechter in ´t begin voelde voor die arme sukkelaar was in later jaren overigens fel bekoeld. Ziehier hoe dat was gekomen... Enkele dagen
vóór Kerstmis had Lukske hem gevraagd hoe hij van plan was Kerstavond door te brengen. De vrederechter had geantwoord dat hij rustig thuis zou blijven met zijn vrouw, een stukje reebok eten, gebracht door traiteur
G, gezellig aan de haard zitten met een glaasje wijn, genietend van een kerstconcert op de TV. Daarop zou Lukske zich smalend uitgelaten hebben over die armzalige manier van Kerstavond vieren, en dan nog met zijn eigen
vrouw. Het was niet de eerste keer dat Lukske had laten verstaan dat hij de vrouw van de vrederechter niet moeders mooiste vond. Als ik zo rijk was als gij, ´k zou Kerstavond wel anders vieren
had Lukske nog gezegd. Wat doet gíj dan wel op Kerstavond?, had de rechter nog gevraagd. Ik ga naar H, naar de Pijp, feestvieren tot vijf uur in de morgen. Ja, in de Pijp had menigeen Lukske
al gezien, tussen vrouwen van lichte zeden, die hem vertroetelden, zijn onfrisse lichaamsgeur ten spijt, tot ze ál zijn geld afgetroggeld hadden...
´s Anderendaags ging Lukske dan bedelen bij de buren, of ze geen boterham hadden voor hem, liefst een paar boterhammen, zo mogelijk met choco, en dan liefst geen choco van
een goedkoop merk. Gaan schooien om eten deed hij meestal in de avond met het excuus dat op het late uur de voedingswinkels gesloten waren. Bokaaltjes confituur, pakjes beschuit, blikjes sardienen, waarvan de uiterste gebruiksdatum,
al was het maar met één dag, overschreden was, werden geweigerd. Aan diefstal - het dient gezegd - heeft Lukske zich nooit schuldig gemaakt, behalve die ene keer, toen hij in de kapel van de heilige Eduardus
de offerblok had geplunderd. De buit was mager en de daad werd bedekt met de mantel der liefde.
Op een vrijdagavond kwam er beeld nog klank uit zijn TV. Lukste kwam aan mijn deur bellen: of ik dringend Belgacom wilde opbellen - hijzelf had geen telefoon - want over een uur
was er Bonanza op de TV. Ik belde dus Belgacom. Zij zouden langskomen, na het weekend. Lukske begon te daveren over heel zijn lijf: Wat? Na het weekend!? En over een uur Bonanza op TV! Laat mij eens met die mannen spreken.
Ik draaide nogmaals het nummer van Belgacom en gaf de hoorn aan Lukske. En wat denkt u, beste lezer? Een kwartier later stonden ze daar, de mannen van Belgacom. Ik zou in ´t vervolg, zo nam ik mij voor, beroep doen op
Lukske als ik ook eens een dringende depannage nodig zou hebben...
Eén keer heb ik mijn obsessief neurotische buurman gepolst naar de reden van zijn vreemd gedrag. Er zat een muis in zijn hoofd, zei hij. Ik probeerde hem af te brengen
van dat waanidee. Ik deed mijn uiterste best om hem aan ´t verstand te brengen dat er onmogelijk een muis in zijn hoofd kon binnengedrongen zijn. Hij sprak mij niet tegen, hij begreep mijn redenering wel, maar dat nam
niet weg dat de muis er wel zát...
Een jaar of vijf geleden ben ik weggegaan uit de Lange Zwingelstraat. Van Lukske was ik verlost en d9aar was ik niet rouwig om.
Gisteren heb ik vernomen dat Lukske al een paar maand overleden is. Het doet mij wat...
Zullen we dan maar eens een rondje doemdenken doen, beste lezer? De kans dat u er ongelukkig door wordt is niet onbestaande en wenst u geen risico te nemen, lees dan niet verder.
En zo u toch het risico neemt, bedenk dan dat u niet alles hoeft te slikken van wat ik beweer. Overigens, van weinig dingen ben ik zéker, voor weinig zou ik mijn hand in het vuur durven steken - ja, dat twee plus twee
vier is... Ik heb met de jaren een grondige hekel gekregen aan mensen die altijd van álles zéker zijn en ik wil niet inconsequent zijn met mezelf. Het weze dan zo...
Ik ben zelf herstellende van de ziekte die veroorzaakt wordt door het SARS-coV-2-virus (het corona-virus dat nu al een paar jaar de actualiteit beheerst) en die ik hierna de
corona zal noemen. Nu ik het aan den lijve ondervonden heb, acht ik mij gerechtigd er een cursiefje aan te wijden.
De vraag die men mij vaak gesteld heeft: wanneer raken wij er van af? Omdat ik mij al enige tijd voorgenomen heb vragen waarop ik het antwoord niet zéker
weet, onbeantwoord te laten, heb ik de vraagstellers meestal verwezen naar de grote virologen en epidemiologen die Vlaanderen rijk is: Van Ranst, Debyser, Vlieghe, Goossens, Degucht, Meyfroidt,Van Damme.., allen eminente professoren.
De vraag echter, die mij de laatste weken - het weze maanden - meer en meer gesteld wordt, wens ik niet zomaar naast mij neer te leggen. De vraag luidt: raken wij er nog
ooit van af? En het antwoord luidt: neen!, ofschoon ik wel bereid ben het antwoord enigszins te nuanceren.
En de Spaanse griep dan, uitgebroken op ´t einde van de eerste wereldoorlog? Die schijnt toch even besmettelijk, even ziekmakend en dodelijk geweest te zijn als onze corona?
Evenzeer de naam pandemie waardig. En dat virus is toch ook verdwenen? En zo zal het ons corona-virus toch ook vergaan? Het doet mij leed dat ik u, beste lezer, moet terechtwijzen. Mijn terechtwijzing is drieërlei:
- ten eerste: het Spaans virus is niet verdwenen, niet uitgeroeid. Het is enkel veranderd (gemuteerd) naar een weinig agressieve vorm.
- ten tweede: de wereldbevolking bedroeg toen ongeveer twee miljard, tegenover acht miljard te huidigen dage. Zouden er op aarde diersoorten bestaan - insecten, microben en kleine
zeediertjes niet te na gesproken - die zich in zon weelderig aantal kunnen verheugen? Als men zich daarbij realiseert dat pan- en andere demieën wellicht het middel bij uitstek zijn dat de aarde geboden wordt om
voor een uitdunning te zorgen als een bepaalde diersoort door zijn overdreven aantal het ecologisch evenwicht dreigt te verstoren. Ik wil maar suggereren dat het virus van toen er al na een paar jaar de brui
aan gegeven heeft van zodra het doel bereikt was. Het doel? Wat kan het anders zijn dan het ecologisch evenwicht?
- ten derde: er werd honderd jaar geleden veel minder gereisd dan nu het geval is. Reizen naar andere landen, naar andere werelddelen werkt alleszins de pandemisering
in de hand, nietwaar? Mijn grootmoeder van moederszijde is, als ik een beetje mag vertrouwen op de overlevering, niet één keer in haar leven buiten de grenzen van haar dorp geweest en ongelukkig is ze daar nooit
om geweest.
En of ik geen enkele suggestie heb omtrent hetgeen ons te doen staat?
Stel dat we er zouden in slagen iedereen in totale quarantaine te plaatsen gedurende een drietal weken. Dan zouden alle coronavirussen toch dood zijn, hetzij samen met hun slachtoffer,
hetzij door de afweerstoffen van de gastheer? En dan zeg ik: theoretisch is daar geen speld tussen te krijgen, maar of we dat georganiseerd zullen krijgen durf ik betwijfelen...
En de blijf-in-uw-kot regel van onze lieftallige Maggie De Block? Nooit meer naar het zonnige zuiden kunnen... Ondraaglijk, als de buren, de vrienden, de familieleden
en de kennissen het wél nog zouden kunnen, maar niet ondraaglijk als iederéén in zijn kot dient te blijven.
En als we de wereldbevolking zouden terugbrengen tot het niveau van een eeuw geleden? U bedoelt toch niet dat we mensen moeten doden? Neen, dat u dát zou bedoelen, kan
ik mij niet voorstellen. U bedoelt natuurlijk: geboortebeperking door anticonceptie. Prima idee, maar verwacht u maar aan heel veel tegenkanting en zelfs als die tegenkanting er niet zou zijn, dan nog verwacht ik dat een noemenswaardig
effect zich pas zal laten voelen over een paar honderd jaar en dat het slechts uw achter-achter-achter-achter-achter-achterkleinkinderen zullen zijn die van de maatregel zullen genieten. En, wees nu eerlijk, denkt ge echt
dat er iemand maalt om zijn achter-achter-achter-achter-achter-achterkleinkinderen?
Een somber verhaal? Ach, wees maar niet té bezorgd. Ik heb toch al gezegd dat ik niet zéker ben. Ik twijfel. En heb ik het eerder al niet beweerd: twijfel is de
bron van alle wijsheid?
Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.