Het boek is uitgegeven door de Galerie Veranneman anno 1971 (of 72). Het is gedrukt op de persen van de drukkerij Meirsschaut, Kruishoutem en er staat een nummer op D/1486/1971/19. De schrijver is ene Jean Marcenac, kunstcriticus, wiens stijl zeer eenvoudig is, ook voor niet-ingewijden zeer begrijpelijk, en "to the point". Het boek handelt dat hebt u goed geraden, beste lezer over de grootste kunstschilder aller tijden, of beter: de grootste kunstenaar-tout-court aller tijden (1), want
tekenaar, beeldhouwer, sieraadontwerper, keramist
Voluit: Pablo Diego José Francisco de Paula Juan Nepomuceno Maria de los Remedios Cipriano de la Santisima Trinidad Ruiz y Picasso. Geboren op 25.10.1881, overleden op 8.4.1973.
(1) In ons Vlaanderen is er alleen Constant Permeke die hem een (heel klein) beetje benadert - met zijn "liggende boer" - en misschien ... Roger Raveel.
Het boek bevat amper vierentachtig paginas maar het papier is van een zodanige dikte dat we toch kunnen gewagen van een boek met een redelijke omvang. Een eerste gedeelte van het boek is van Jean Marcenac, reeds vernoemd; het tweede gedeelte bevat reproducties van vijfendertig tekeningen en schilderijen door de kunstenaar gemaakt, de meeste toen hij reeds diep in de tachtig was.

Op pagina 1 staat een met inkt geschreven opdracht in t Frans, vanwege Albert et Marie Gernay, gehandtekend en gedagtekend: 17/11/74 (of 75?), met als tekst: A mon ami et President du Rotary de Waregem et son epouse (de accent aigus zijn achterwege gelaten). Misschien was Albert Gernay iemand die een voordracht kwam geven voor de Rotaryclub en bij die gelegenheid de voorzitter dit boek als geschenk aanbood. Zelf heb ik talrijke voordrachten gehouden voor clubs als de Rotary men noemt ze service-clubs maar nooit is het bij mij opgekomen om een cadeau mee te nemen voor de voorzitter. Integendeel, ik kreeg zelf een cadeau, steevast een fles wijn, dewelke ik in dank aanvaardde (ofschoon ik geen wijn lust) als vergoeding voor mijn voordracht, de urenlange voorbereiding en de verplaatsingskosten.
Op pagina 7 laat de schrijver van het boek de kunstenaar Picasso een taal spreken die getuigt van een bovennatuurlijke kordaatheid, zoals we die enkel kunnen verwachten van een supranormaal begaafde geest en een kunstenaar wiens talent ons bevattingsvermogen overstijgt:
Picasso is degene die afwijst. In de schijnbare volmaaktheid van de orde evengoed als in de zichtbare verwarring van de wanorde, tegenover de verbazingwekkende schoonheid of de dodelijke lelijkheid, verkondigt hij: Dàt is een leugen. Dit kan echter waarheid worden. Gij hebt er genoeg over gezegd. Het is nu onze beurt om te spreken.
Op pagina 9 verwoordt de schrijver op een aanschouwelijke manier de boodschap die Picasso met zijn werk als het ware de wereld inslingert: dat niets onmogelijk is voor wie beseft dat niet alles mogelijk is:
De zon van Picasso voegt twee kleuren bij het prisma van ons leven: voorbij het violet en vóór het rood, is er goed en kwaad; en ons licht is een moreel licht. Picasso is meer dan alleen maar een neen-zegger. Sedert zo lange tijd wandelend op de nok en vertrouwd met de grenslijn die doet duizelen - een stap verder wordt het idealisme waanzin en een stap dichter is het realisme lafheid - toont Picasso aan dat alleen voor hem alles mogelijk wordt die beseft dat niet alles mogelijk is.
Zo helder als pompwater toch? En op pagina 11 en 12 gaat de schrijver in eenvoudige en voor iedereen bevattelijke bewoording verder in op het fenomeen Picasso:
Picasso is zonder twijfel onder alle levenden degene die meest heeft gedaan om het heelal uit zijn verlokkelijk immobilisme los te rukken, om alles wat slechts een kunstmatig geheel vormde te doen uiteenvallen, om als het ware de rhapsodie te breken waarin de afzonderlijke objecten in hun chaotische afzondering verbleekten. Dank zij Picasso weten wij beter dat hetgeen wij meenden te zijn niet bestaat en dat hetgeen we onmogelijk achtten aan het worden is. Dank zij hem weten we beter dat de dialectiek de algemene bestaanswet is. Maar Picasso leert ons ook dat het hoogste van alle geestelijke avonturen zich niet afspeelt in de eenzaamheid. De kracht die hij - afdoende en zuiver - ervaart is die van zijn tijd. Hij is voorop, maar niet buiten de werkelijkheid. Van deze geestesvrijheid die alleen volstaat om hem te omvatten zonder hem daarom te begrenzen weet hij zeer goed dat zij geen wondergave is die hem bij voorrecht werd toebedeeld. De stoutmoedigheid van Picasso kan onze moed alleen maar verdubbelen, zijn helderheid is slechts de hoogste uiting van onze klaarziendheid. Als de beste der mensen wil hij mens zijn en zoekt hij versterking aan de bron van de mensheid. Hij heeft zijn jeugd ingebouwd in de onoverwinnelijke drang van de menselijke duurzaamheid. Aan onze toekomst geeft hij een van haar dimensies. Niemand onder de stervelingen heeft zich heftiger dan hij verzet tegen de afschuwwekkende bestendigheid, de kadaveronvergankelijkheid van een heelal, waartegen alles in verzet komt, zowel het hart als de geest. Niemand heeft meer herrie geschopt in het beledigend goede geweten dat de dichter en de geleerde sedert alle tijden plegen te schokken.
Wie van mijn lieve lezers zou zich, bij het lezen van deze klare uiteenzetting over de kunstenaar met zijn heftig verzet tegen de afschuwwekkende bestendigheid en de kadaveronvergankelijkheid van een heelal, zou zich niet gewenst hebben dat hijzelf die regels had geschreven? O, wie?
En nu laat ik u genieten van een viertal van de mooiste werken uit het boek. Ze dateren uit de periode van oktober 1969 tot augustus 1970 (Picasso was toen 88 jaar). Naakte vrouwen waren toen een geliefkoosd thema. Stuk voor stuk meesterwerken. De erotiek straalt ervan af. Merk de stip in het cijfer 0 van het jaartal: symbool van een blote borst.