Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.
FLAUW EN PUBERAAL, MAAR GOED BEDOELD: dit soort verhaaltjes vindt u bij de vleet ('n 200-tal) op www.bloggen.be/kris .......... PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
16-11-2009
Beloven.
Ach, beste lezer, ik doe het nooit meer. Vorige week waren mij een paar artikelen opgevallen in de krant van 10 november. En toen heb ik u beloofd daarover te schrijven. En ik doe het alsnog, omdat ik mij geen imago wil op de hals halen van iemand die zijn beloften niet nakomt. Maar zelfs het meest ophefmakend nieuws is na enkele dagen niet meer boeiend en aangezien het niet eens om ophefmakend nieuws ging, zult u hopelijk wel begrijpen dat mijn pen niet bol staat van enthousiasme en dat ik bij deze het voornemen te kennen geef van u nooit meer zulke weinig zinvolle beloften te doen. Maar goed
Er werd wat uitgeweid over de schorsing van Janina Woepi Wickmayer en van Xavier X-man Malisse. Voor gelijkaardige feiten. In verband met de whereabouts. Straffen buiten proportie natuurlijk en ik kan mij niet voorstellen dat de soep zo heet zal gegeten worden als ze wordt opgediend. Maar toch nodig misschien om die nalatige sportlui eens flink te doen schrikken. Van Xavier verwondert het mij niks en van Woepi weet ik nu dat zij eveneens een nalatig meisje is. Ongetwijfeld komt het voor Janina wel goed want naar t schijnt kan zij zich dure advocaten permitteren. En dan zou het voor Xavier, die zich géén advocaat kan permitteren, toch ook in orde moeten komen vermits hij dezelfde overtreding begaan heeft. Of zie ik dat verkeerd? Werkt het gerecht niet op die manier in ons land? Janina is overigens niet op haar mondje gevallen als het er op aankomt argumenten te harer ontlasting naar voren te schuiven. Het systeem is te ingewikkeld, argumenteert zij ál dat ingewikkeld gedoe met telefoneren, e-mailen, SMS-en ,zeker voor een negentienjarige. Een argument waar ongetwijfeld niemand van de dure advocaten zou opgekomen zijn. Had u er enig idee van, beste lezer, dat negentien jaar in deze een moeilijke leeftijd is? Ik alvast niet. Als ik met een probleem worstel omtrent telefonie, e-mailen of SMS-en, dan vraag ik het aan mijn kleindochter die eergisteren twaalf is geworden, en met al die moderne communicatietechnologie niet de minste problemen heeft. Twaalf jaar is dus allerminst een moeilijke leeftijd, op dat gebied. Blijkbaar. Maar met negentien is zij misschien alweer heel wat van die vaardigheden kwijt. Wie weet. Geestelijke aftakeling kan soms heel vroeg beginnen
Dan stond er ook nog iets van een dokter die jarenlang meerdere huisbezoeken per dag aflegde bij éénzelfde patiënte, en daar telkens het volle pond voor aanrekende. Zo verdiende hij, aan die ene patiënte, in één jaar tijd 38.000 euro en dat komt ongeveer overeen met mijn jaarinkomen tijdens mijn topjaren ik vond toen dat ik een heel behoorlijk inkomen had.En ik die dacht, in het jaar dat ikzelf huisarts ben geweest, dat nooit meer dan één huisbezoek per dag mocht aangerekend worden! Dat de dokter zo vaak op huisbezoek ging, was de schuld van de patiënte zelf: ze belde hem telkens op. En de dokter was bang dat zij zou panikeren als hij niet op haar verzoek inging. Hetgeen zou kunnen leiden tot een beroerte of een hartaanval bij de dame, gezien haar hoge bloeddruk: 26! Is het onredelijk van mij te veronderstellen dat na duizenden huisbezoeken die huisdokter er allicht in geslaagd was die bloeddruk tot het laagst haalbare niveau te brengen. Zonder de goede zorgen van haar dokter had de dame in kwestie wellicht het Guinness Record Book gehaald: de hoogste bloeddruk ooit gemeten! Maar nu is er natuurlijk ook een record: het hoogste aantal huisbezoeken bij éénzelfde patiënt in, laten we zeggen, een tijdspanne van vijf jaar
En dan was er een hele pagina over seksisme, u weet wel, discriminatoire toestanden tussen de geslachten. Het komt erop neer dat vrouwen zwaar onderbetaald worden, dat zij nauwelijks in aanmerking komen voor mooie postjes en dat zij niet gerespecteerd worden want nagefloten of in de billen geknepen door het andere geslacht. Sta mij toe dat ik daar zo mijn mening over heb. Zeker na wat een maand of twee geleden gebeurd is met mijn vriend Zeger. Hij had een knap vrouwtje in de billen geknepen,waarop het lieve kind hem prompt een bloedneus had geslagen; zijn neus staat er nog steeds een beetje scheef van. Zeger staat nu geboekstaafd als een geile misdadiger. Voor het vrouwtje dat zich zo dapper heeft verdedigd niets dan lof. Ik denk, in alle nederigheid, niet dat het geluk mij nog ooit te beurt zal vallen, dat ik door een lid van het andere geslacht in de billen geknepen wordt. En ik mag het niet gedroomd hebben dat ik haar betaal met een slag op de neus, waarop zij bloedend neerzijgt en voor het leven verminkt is.
Over die vreselijke plaag die discriminatie heet, zal ik het nog hebben in de toekomst. t Zal niet alleen over sexisme gaan, maar ook over racisme. t Zal nog vóór t einde van t jaar zijn, dat beloof ik u!
Kijk, nu verval ik toch weer in mijn oude fout: beloven, altijd maar beloven. Ik lijk wel een politicus
Eergisteren, op de trein naar Leuven, stond ik plots oog in oog met Andrea. t Was een tijdje geleden dat ik haar nog ontmoet had. Overigens heet zij ánders: Andrea is de naam die ik haar voor deze gelegenheid toebedeel en het waaróm zult u dadelijk merken. Ik toonde mij blij verrast haar te zien, ofschoon niet super-blij. Ik kuste haar op de wang één zeer vluchtig kusje al had ik mij voorgenomen dát bij Andrea nooit meer te doen. Ik had de indruk dat ze mij haar tweede wang wou aanbieden, maar daar ben ik niet zeker van. Wat er ook van zij, het bleef bij het ene kusje.
Ach, wat heb ik dat altijd een gedoe gevonden, datkussen bij wijze van begroeting. Mijn ouders deden dat nooit. Zelfs een hand geven deden ze maar hoogstzelden. Door mijn vader ben ik nooit gekust. Mijn moeder gaf mij kusjes tot ik een jaar of zes was en dat vond ik weliswaar vervelend doch niet héél erg, zolang er maar niemand in de buurt was die het zag. Ik had een groottante met een snor, die ooit eens een poging gedaan heeft om mij te kussen, maar ik ben toen aan dat gevaar ontsnapt en ze heeft mij daarna nooit meer te grazen kunnen nemen. Als ze op bezoek kwam bij ons thuis, verschanste ik mij op zolder tot ze weer weg was. Gelukkig kwam ze niet vaak.
Ik was zeventien toen ik de smaak van het zoenen te pakken kreeg, maar dan écht zoenen, tongzoenen, met meisjes: pure libido! Ik heb wat afgezoend, als tiener en ook daarna nog! Maar de begroetingskus ben ik pas beginnen plegen toen ik al ver in de twintig was. Kussen met Nieuwjaar, of de bruid kussen op een trouwfeest, dat kon er nog mee door: een kus op de ene wang, een kus op de andere wang en daarna nog een derde op de eerste wang. Maar kussen bij wijze van begroeting, daar heb ik mij altijd ongemakkelijk bij gevoeld. Vooreerst zat ik met de vraag: wie moet of mag je kussen? Iemand die je voor t eerst ontmoet: in géén geval, dunkt me. En mag het dan al bij de tweede ontmoeting? En dan is er een andere cruciale vraag: hoeveel kussen dienen er uitgewisseld? Eén, twee, drie of zelfs vier? En hoe intiem mag je daarbij worden? Ik ken vrouwen die het wensen te houden bij een vluchtige aanraking van wang op wang, met een licht getuit van de lippen, in het ijle. Er zijn er zelfs die er in slagen te kussen zonder dat de aangezichten elkaar raken. Anderen ronden het gekus op beide wangen gaarne af met een meestal vluchtig kusje op de mond. Voor mij allemaal niet gelaten, maar er zouden regels voor moeten bestaan, zodat een mens weet waar ie aan toe is! En nog zon vraag: waar blijf je met je handen tijdens dat gekus: naast je lichaam, of op je rug, of pak je de gekuste maar eens stevig vast? Dat laatste is nu net wat ik met Andrea gedaan heb, een jaar of acht geleden, tijdens een receptie bij vrienden: haar eens flink vastgepakt onder het kussen. En ziehier, beste lezer, wat daartoe mijn drijfveer was: menslievendheid, niets dan pure menslievendheid! U moet weten dat Andrea allerminst moeders mooiste is: begrijpt u wat ik bedoel? En dat ze, in die hoedanigheid, op weinig sociale interesse kan rekenen vanwege het andere geslacht. Begrijpt u mijn drijfveer, u als begrijpende lezer? En weet u hoe dat scharminkel reageerde: ze gaf mij een duw, en wat ze zei was iets als ga weg, profiteur. Zou een mens niet doodvallen met zijn beste pak aan? Ik heb mij toen hard moeten bedwingen om haar niet mijn ware bedoeling kenbaar te maken, maar ik beperkte mij ertoe voor mezelf te zweren dat ze nooit ofte nimmer nog op een kusje van mij zou kunnen rekenen.
En toch heb ik Andrea dus weer gekust, eergisteren op de trein, zij het zeer summier. Ach, waarom ook niet? Mijn doel, acht jaar geleden, was haar eigenwaarde wat op te krikken en het lijkt er toch op dat ik daar enigszins in geslaagd ben. Bij een volgende gelegenheid mogen het er best weer twee zijn
Ze ging gelukkig wat verderop zitten, zodat ik rustig mijn krant kon lezen. Uit die krant heb ik drie artikels onthouden: één ging over seksisme, een ander over Woepie Wickmayer, en een derde over een dokter die tot acht keer per dag een huisbezoek aflegde bij eenzelfde patiënt en daarvoor iedere keer het volle tarief aanrekende, acht jaar lang. Over alle drie de artikels zou ik een beetje commentaar willen spuien, maar de kracht ontbreekt mij nu: het verder verloop van mijn reis naar Leuven en de 11 november-herdenking van gisteren stemmen mij droef te moede. Zou dat het begin van een depressie zijn? En zou ik er niet beter aan doen eens een huisbezoek aan te vragen bij die dokter? Als die mij er weer bovenop helpt krijgt u mijn krantencommentaar alsnog. Komende week, misschien. t Is ook niet uitgesloten dat mijn depressie vanzelf overgaat
Dit is de eerste van zes strofen waarin de onovertroffen Guido Gezelle zijn virtuositeit loslaat op de herfst, het vallen van de bladeren, november. Het is zijn manier om te verwoorden dat november een beetje zeer doet, hetgeen ik eergisteren heb willen beduiden met mijn collage van dode bladeren. Niemand van mijn trouwe lezers heeft de collage écht mooi gevonden en evenmin heeft iemand het walgelijk lelijk gevonden te oordelen naar het aantal reacties. En zo is t goed.
In de kerk van Elsegem hing eertijds boven het hoofdaltaar een klok, met daaronder de tekst: Gedenk, o mens, dat elke tik u nodigt tot de dood. De klok is nu weg, al vele jaren. Alleen de ouderen herinneren zich nog de tekst. De ouderen, die weldra te grondewaart zullen zinken. Een jaar of zes geleden heeft ons dorp, met zijn amper twaalfhonderd inwoners, de pers gehaald: zevenentwintig parochianen hadden dat jaar het tijdelijke met het eeuwige verwisseld. Zevenentwintig zieke zomerblaren! Mijn schoonmoeder was één van hen. Wijze mensen hebben erover nagedacht, over het fenomeen Elsegem, het dodendorp. Maar alles is gelukkig ten goede gekeerd: dit jaar van de ene Allerheiligen tot de andere zijn er amper vijf ter ziele gegaan. Toeval? Ongetwijfeld
Met Allerheiligen gaan de gedachten naar de dierbare overledenen, naar onze eigen sterfelijkheid en naar die laatste tik. Op de kerkhoven treuren wij om de afgestorvenen en tegelijkertijd zijn we blij dat al die medemensen, net zo min als wij, het eeuwig leven hebben. Het tegenovergestelde zou, onze eigen sterfelijkheid een gegeven zijnde, een onuitstaanbare kwelling betekenen, voor u en voor mij. Mort de voisin réconforte!
En net als ik op het punt sta deze beschouwing af te sluiten, krijg ik een mail van O. van Togenbirger de Waelekens, de grote filosoof. De mail is ter gelegenheid van Halloween. Waarom wij ons met zijn allen verlustigen in de gruwel en griezel van Halloween? Omdat wij wéten dat het fictie is en omdat het de nog veel grotere gruwel en griezel van de werkelijkheid doet vergeten. Voor even maar, want de rauwe realiteit krijgt ons altijd weer in haar greep.
November doet een beetje zeer, al loopt er vaak een gouden draad doorheen... (iemand heeft dit ooit gezegd of geschreven)
Dit is een collage van afgevallen blaadjes uit mijn eigen tuin. Als u dit mooi vindt, beste lezer, mag u mij dat gerust laten weten. Ook als u het niet mooi vindt mag u reageren...
Een sukkel moet je zijn om niet te weten dat een paard en een ezel weliswaar verwante dieren zijn doch desalniettemin niet tot eenzelfde soort behoren. Al wil het wel eens lukken dat een paard en een ezel van verschillend geslacht de vriendschapsbanden dermate dichthalen, dat het nogal eens durft resulteren in respectievelijk een muilezel of een muildier, al naar gelang de vader een ezel, dan wel een paard is. Ook met zebras kunnen paarden af en toe goed overweg en daar komen dan wel eens zebrulen of zebrinen uit voort, weer al naar gelang maar dat weet ik niet met zekerheid. Van paarden hoeft die promiscuïteit ons overigens niet te verbazen: ik hoef maar even te verwijzen naar het liederlijk gedrag van de Kentauren uit de Griekse mythologie. Maar was het u ook bekend van leeuwen? De oude Grieken geloofden zelfs dat leeuwen enkel paarden met panters en niet met hun soortgenoten. Hier ligt weer een mythologisch verhaal aan ten grondslag: het verhaal van de Arkadische prinses Atalante en de jongeman Hippomenes. Zij beminden elkander vurig. Té vurig. Ze bedreven zelfs de liefde in een tempel van Zeus. Die oneerbiedigheid moet de oppergod hen bijzonder kwalijk genomen hebben. Hij veranderdebeiden in leeuwen en verbood hen nog geslachtelijke gemeenschap met elkaar te hebben. Vandaar het geloof dat leeuwen paren met panters, niet met elkaar. Maar wees gerust, daar blijkt niets van te kloppen. Iemand die veel van leeuwen afweet verzekerde mij dat leeuwen het wél met elkaar doen, en nog niet zon beetje: in hun vruchtbare periode tot drie keer per uur. En toch durven leeuwen wel degelijk schuinsmarcheren, zij het niet met panters, doch wel met tijgers. Daar komen lijgers van en teeuwen. Als u, beste lezer, nooit over lijgers of teeuwen gehoord hebt en daarenboven van een kale reis terugkeert nadat u die woorden in het woordenboek hebt opgezocht, verdenkt u er mij ongetwijfeld van dat ik zo maar wat uit mijn nek lul. En die verdenking zal alleen maar groeien, nu ik per se schapen en geiten ten tonele wil brengen.
In ben namelijk een verhalenreeks aan t voorbereiden omtrent de sterrenbeelden uit de dierenriem liefhebbers van de horoscoop weten precies waarover ik het heb en meer in t bijzonder over de verklaring van die sterrenbeelden vanuit het standpunt van de Griekse mythologie. En dan kan je maar beter het onderscheid kennen tussen een kreeft en een schorpioen enerzijds, en een ram en een steenbok anderzijds. De kreeft en de schorpioen laat ik nog maar even rusten. Laten we het dus nu enkel over de ram en de steenbok hebben
Met de hand op het hart mag ik beweren dat ik wel degelijk wist dat de ram een schaap is een mannelijk schaap en de steenbok een geit, of liever een welbepaalde soort geit. Dat zal de meesten onder u evenmin onbekend zijn. Wat nog niet betekent dat het niet op zijn plaats zou zijn hier enkele begrippen op punt te stellen. Schaap en geit zijn namen van de diersoort. Een mannelijk schaap is een ram, een vrouwelijk schaap is een ooi. Een mannelijke geit noemt men een bok, een vrouwelijke geit noemt men een geit. De steenbok uit de horoscoop is een geit en met name een vrouwelijke geit, een geit dus in de twee betekenissen van het woord, en allerminst een bok! Tenminste als we het mythologisch verhaal van de geboorte van Zeus mogen geloven. Amaltheia was de naam van de geit die de pasgeboren god voedde met haar melk. Die geit behoorde tot de geitensoort Steenbok, en omdat ze melk gaf was ze dus wel degelijk een geit, waarmee ik dus bedoel: een geitengeit. Hoe ze aan de sterrenhemel en in de dierenriem geraakt is? Ik hoef het u eigenlijk niet te zeggen, want u hebt het al geraden: uit pure dankbaarheid heeft de oppergod haar aan het firmament geplaatst.
En dan komen we nu eindelijk tot de clou van dit verhaal, wat enkel geloofd zal worden door de goedgelovigen onder u of door diegenen die het in feite al weten: kruising van schapen en geiten kan leiden tot gapen en scheiten. Ach, ik zou beslist niet aan dit verhaal begonnen zijn, als het volgende zich niet had voorgedaan: luister maar
Ik deelde mijn kennis over het bestaan van gapen en scheiten mee aan Ursin, de loodgieter. Neen, dàt wist hij niet. Maar het verwonderde hem geenszins.
- Op voorwaarde dat het aantal chromosomen bij beide hetzelfde is, zei Ursin.
Ursin is dermate bedreven in zijn vak, dat ik mij, ondanks mijn zeven jaar universitaire studies, altijd kleintjes gevoeld heb tegenover hem. En nu bleek dat Ursin ook nog van chromosomen afwist, voelde ik mij nog véél kleiner. Toevallig had ik gelezen dat het aantal chromosomen van een schaap en die van een geit niét gelijk zijn.
- Das vreemd, zei Ursin.
- Dan moet het ook mogelijk zijn om een mens te kruisen met een aap, opperde ik, want die hebben wél hetzelfde aantal chromosomen.
- Hébben ze al gedaan!
Ik stond perplex. Ursin vervolgde:
- Ze maken het niet wereldkundig, maar ze hébben het al gedaan. Zo niet in vivo, dan toch in vitro.
Waar haalde Ursin al die kennis vandaan, en dan die technische termen? Ik deed alsof ik daarover nadacht en ik zei niets, want ik was sprakeloos.
- Met chimpansees en bonobos, zei Ursin nog.
Zouden er misschien al ergens kruisingen rondlopen? En hebben ze er al een naam voor? Ik ken alvast een paar zéér behaarde typen, onmenselijk, bijna apelijk behaard
Ik wil u zeker nog meegeven dat ik er mij al op verheug een scheitje te kweken in mijn tuin, in de zeer nabije toekomst. Eéntje maar, want erg groot is mijn tuin niet. Of misschien toch twee, maar dan kleintjes, dwergscheitjes. Dan kunnen ze samen huppelen in t malse gras. Dat zal gezellig zijn voor die beestjes en aangenaam om gade te slaan voor mij. t Ware beter als t meisjes zouden zijn, want dan geven ze later misschien melk. Geitenmelk is goed voedsel. Ik heb twee jongens gekend die opgekweekt zijn met geitenmelk en die zijn goede voetballers geworden: allebei in eerste provinciale gespeeld. Maar van die melk, daar ben ik niet zeker van, want t schijnt dat scheitjes onvruchtbaar zijn en ik vrees dat ze dan ook geen melk zullen geven. Maar dat zal ik eens aan Ursin vragen
Mijn stad, waaruit ik ál mijn heimwee put. Mijn Gent!
Waarom ik dit gedicht op heden van onder het stof heb gehaald? Omdat de 60e Gravensteenfeesten voor de deur staan? Omdat in januari de lichting 1965 weer bijeenkomt? Omdat mijn studentenclub, moeder Laetitia, in maart haar 80-jarig bestaan viert? Om al die redenen...
Petronella is de vrouw van Iloné Detallenaere, of liever, wàs de vrouw, want een maand of zes geleden heeft Iloné het tijdelijke met het eeuwige verwisseld. Petronella is nu in feite weduwe Detallenaere. In de streek kent iedereen haar als Pieternelleke. In haar jeugd was ze een schoon mokkeltje en op heden mag ze, ofschoon ze de kaap van de tachtig al gerond heeft, nog steeds gezién worden: een pront vrouwtje, aangenaam in de omgang, fijnbesnaard, sportief, gevoelig. Kortom, ze zou best nog in staat kunnen zijn om een jonge man van achter in de zestig aan de haak te slaan. En Pieternelleke heeft een Cadillac
De Cadillac van Pieternelleke is achttien jaar oud, een pracht van een Amerikaanse slee. Voor haar man zaliger was die Cadillac na Pieternelleke zelf, natuurlijk het kostbaarste ding op aarde. Amper zestigduizend kilometer heeft die auto gebold in die achttien jaar. Het was de enige buitensporigheid die Iloné zich tijdens zijn leven heeft veroorloofd. Een dure hobby weliswaar: ieder jaar rond de duizend euro aan rijbelasting en een navenant bedrag aan verplichte verzekering. Twee keer zoveel als wat zijn broer, de handelsreiziger, betaalde voor een Mercedes, waar zowat vijftigduizend kilometer per jaar mee werden afgelegd. En nu wil Pieternelleke de Cadillac verkopen! Het zal pijn doen. t Zal haar een gevoel geven alsof Iloné een tweede keer sterft. Maar met haar pensioentje kan ze zich zon dure auto in de garage niet permitteren. Overigens: ze heeft niet eens zélf een rijbewijs!
Hoe vindt men een geschikte koper voor zon oude wagen? Hij màg er dan nog uitzien als splinternieuw: een auto waar nog niet de minste sleet op zit, waarvan de garagist verklaart dat hij amper gerodeerd is en dat hij nog rustig een half miljoen kilometers kan bollen
- Als ge t mij vraagt, Pieternelleke: via t internet natuurlijk!
Maar Pieternelleke heeft, zoals dat met veel menskes van boven de tachtig wat zeg ik? met de meeste het geval is, bitter weinig kaas gegeten van al dat kompetoeter-gedoe. Nog geen mespuntje smeerkaas. Ik heb dan maar, als goede buur, zelf de zaak in handen genomen. Op niet minder dan vier sites heb ik Pieternellekes Amerikaan te koop aangeboden.
- Hoeveel moet die auto kosten, Pieternelleke?
- Hoeveel zou die nog waard zijn?
- Officieel is hij geen cent meer waard
- Maar hij is in perfecte staat, zo goed als nieuw!
- We kunnen natuurlijk proberen er nog wat voor te krijgen. Hoeveel heeft ie gekost toen Iloné hem nieuw gekocht heeft?
- Twaalfhonderdduizend francs hebben we ervoor betaald.
- Das dertigduizend euro. Als we er nu eens vijfduizend voor vroegen?
- Waarom geen tienduizend?
- Omdat ie officieel niets meer waard is: nul komma nul
- Maar in werkelijkheid is hij zo goed als nieuw!
- Laten we zevenduizendvijfhonderd proberen, in de hoop er uiteindelijk vijfduizend voor te krijgen.
- Ach, doe maar op. Gij zult het wel beter weten. Maar ik zeg u: Iloné zou dat nooit goedgevonden hebben!
Reeds tien dagen prijkt de Cadillac van Pieternelleke nu op vier verschillende sites. Er staan vier fotos bij van de wagen, naast alle technische gegevens. Pieternellekes telefoonnummer staat er ook bij, evenals haar adres en de vraagprijs: zevenduizendvijfhonderd euro. En omdat handelen via e-mail tegenwoordig in is, kunnen kandidaat kopers een mailtje sturen naar mij.
De eerste dag kwam er al een reactie: iemand bood honderd euro! Via de enige van de vier sites die niet gratis is, t is te zeggen dat de kosten bij verkoop tweehonderdzeventig euro bedragen De volgende dagen ging het beter. Er kwamen vijf e-mails binnen. Niet één van de vijf die er aan denkt ook maar iets af te dingen van de prijs. Integendeel, één is er die zelfs tienduizend euro wil betalen, maar die wil de zaak dan ook snel afhandelen, want de auto moet dienen als verjaardagsgeschenk voor zijn zoon, en die verjaardag komt al héél snel. Bijzonder vind ik wel dat niet één van de vijf het nodig vindt de auto vooraf te zién. Eén is er die een verslag wil van de laatste technische keuring en een ander wil graag weten wat de reden is van de verkoop. Alle vijf hebben ze dus het volste vertrouwen. En dan is er nog één van de kandidaten, een vrouw van vierenzeventig, die, teneinde haar goede trouw te bewijzen, een fotocopie meestuurt van haar identiteitskaart: ze is geboren in een kleine gemeente, ergens in Wallonië. Als dàt geen vertrouwen wekt! Deze dame heeft daarenboven een belangrijke functie vervuld bij een of ander ministerie in Brussel. Nu is ze gepensioneerd en woonachtig in Afrika net als de andere vier overigens, wat alleen maar aan het toeval kan te wijten zijn, natuurlijk. Alle vijf hebben de Belgische nationaliteit, hebben Vlaamse of Fransklinkende namen en drukken zich uit in de taal van Voltaire. Allen vragen Pieternelleke de gegevens van haar bankrekening op te sturen, samen met een fotocopie van haar identiteitskaart. Ze zullen dan direct de gevraagde som op haar rekening storten en een paar weken later de auto komen halen.
Gisteren heeft Pieternelleke een telefoon gekregen van een Nederlander die zich afvroeg of de vraagprijs geen vergissing was: of er geen nulletje teveel stond? Met u kan ik geen zaken doen, heeft Pieternelleke kordaat geantwoord. Ondertussen heeft ze nog geen beslissing genomen. Ze voelt het meest voor de vrouw van vierenzeventig en voor de man die tienduizend euro wil betalen. En ze wil graag mijn mening kennen.
Mijn mening? Ik weet het niet goed. Ik denk dat ik de taksplaat zou terugsturen, de verzekering opzeggen en de auto ergens veilig opbergen voor enkele jaren. Over zeven jaar is ie old-timer en nog véél méér waard. En Pieternelleke zal er over zeven jaar ook nog wel zijn. Zon kras vrouwke!...
(verslag van een ontspannende treinreis naar Lier op donderdag 24 september 2009)
VanKortrijk naar Lier is t anderhalf uur treinen, ongeveer. Om de tijd te doden komt een krant goed van pas. In dit geval Het Nieuwsblad. Bij een vorige gelegenheid heb ik u uitgelegd waarom ik niet langer zweer bij Het Laatste Nieuws. Na vierenzestig jaar trouw lezerschap. Mijn schoonvader zwoer bij Het Nieuwsblad omdat dat strookte met zijn katholieke politieke overtuiging en omwille van de decadentie die overal opduikt in niet-katholieke bladen. Helaas, dat hij er niet meer is. Ik zou hem de tekening van Marec onder de neus geduwd hebben. Een man en een vrouw doen het op zijn hondjes. De vrouw chronometreert hoeveel tijd de man nodig heeft om klaar te komen: negen seconden en negenenvijftig honderdsten! Precies één honderdste seconde langzamer dan Usain Bolt, die grijnzend toekijkt
Afgezien van dit eerder frivole onderwerp, dat handelt over te vroeg klaarkomen naar aanleiding van een studie van de Luikse universiteit, is t meestal kommer en kwel in t Nieuwsblad. Dokter Beaucourt reed om één uur s nachts op de autosnelweg toen hij in zijn achteruitkijkspiegel plots een politie-auto zag opdagen. Toen kwam het macho-duiveltje in hem naar boven. Dat macho-duiveltje drukte het gaspedaal in tot honderdvierenzeventig kilometer per uur. Dokter Luc werd geklist wat had hij dan verwacht? en even heeft hij erover gedacht zich van het leven te beroven. Als verzachtende omstandigheid roept de dokter in dat hij duizenden voordrachten heeft gegeven, waarin hij pleit tegen overdreven snelheid op de weg. Een verzwarende omstandigheid is evenwel dat hij niet belooft dat het nooit meer zal gebeuren, want, zo zegt hij, ik ben ook maar een mens. Zo zie je maar: niets menselijks is de goden der aarde vreemd
En dan is er het artikel over Luc Vansteenkiste. Deze man kreeg enkele jaren geleden de titel van baron, vanwege zijn goede resultaten in de zakenwereld. Nu zit Luc in de cel, vanwege nog betere resultaten. Zopas ben ik terug van een wetenschappelijke bijeenkomst waar professor Oosterlinck afscheid heeft genomen van zijn leerstoel in de urologie met een voordracht waarvan de titel luidt: De prostaatindustrie. Hij beëindigde zijn voordracht met de woorden: Eerlijk duurt het langst om rijk te worden. Wanneer gaan de toekenners van adellijke titels zich bezinnen over het feit dat het voor een eerlijk mano zo moeilijk is, zo niet onmogelijk, om rijk te worden? En was het niet Jezus Christus zelf die zich de uitspraak liet ontvallen dat het voor de rijke al even moeilijk, zo niet moeilijker, is om het rijk der hemelen binnen te gaan, als voor een kameel om door het oog van een naald te kruipen?
En ook met Marco Borsato gaat het niet goed. De man is al zijn bezittingen kwijt. Had hij maar Luc Vansteenkiste genomen om zijn zaken te managen! Eén positief punt: Marco zal nog niet uit de vuilniszakken hoeven te eten
Met de melkveehouders gaat het slecht. Ze voelen zich genoodzaakt miljoenen liters melk weg te gieten. Is de gedachte ooit bij hen opgekomen dat er misschien te véél melkkoeien zijn?
Voor de rest is het ál crisis en criminaliteit wat de pot schaft. En draai het en keer het zoals u wilt, beste lezer, alles is te herleiden tot die ene oorzaak: overbevolking. Malthus heeft er een paar honderd jaar geleden voor gewaarschuwd. Toen had men nog curatief kunnen ingrijpen. Nu is het te laat. De catastrofe die Malthus voorspeld heeft, is nabij. Er kan alleen nog palliatief behandeld worden. Míjn tijd zal t misschien wel duren. En wie weet, úw tijd misschien ook nog wel vooropgesteld dat u niet meer van de jongsten bent.
In Antwerpen komen twee jonge moslimas in t coupé zitten, recht tegenover mij. De ene draagt een hoofddoek, de andere niet. Ik vind ze beiden erg knap. Mijn voorkeur gaat uit naar die met de hoofddoek, maar dat heeft vermoedelijk enkel te maken met het feit dat ik sluiers altijd al erg sexy gevonden heb bij jonge meisjes. Het is begonnen, geloof ik, in mijn studententijd. In mijn memoires O jerum jerum jerum , 2006 schrijf ik: De grote operatieruimte waar hartchirurgie bedreven werd, was overdekt door glazen koepels en van achter die koepels mochten wij, studenten, zoveel hartoperaties bijwonen als we wilden. Hartoperaties duurden vaak heel lang en onze blik dwaalde wel eens af van het operatieveld naar de kortgerokte verpleegsters die bij de operaties assisteerden. Van hun gezichten konden wij alleen hun mooie ogen zien, vanwege de maskers die ze droegen, maar achter die maskers vermoedden we de mooiste engelengezichtjes. En als het gebeurde dat we er daarna eentje zagen zonder masker dan kon dat wel eens lelijk tegenvallen. Ik heb nooit goed begrepen waarom de aangezichtssluier niet doorgedrongen is in onze modewereld.
k Ben bang dat meer en meer moslimas van die hoofddoek gaan afstappen. Uit praktische overwegingen. Om sport te doen bijvoorbeeld. Tijdens het wereldkampioenschap atletiek heb ik er eentje gezien die in een loopnummer, helemaal ingepakt met hoofddoek, lange broek en dito mouwen, de halve finale haalde. Met een andere outfit had ze misschien wel de gouden medaille gehaald.
Overigens schijnt de hoofddoek niet eens verplicht te zijn in de moslimgemeenschap. Het lijkt er althans niet op dat de niet-hoofddoekdragers gediscrimineerd ofte gepest worden door hun geloofsgenoten. Dat was een eeuw geleden wel even anders in ons christelijk landje. Toen hoorden de jonge meisjes onder hun lange rokken lange zwarte kousen te dragen. Wie het anders deden, zo predikte de pastoor van op zijn kansel, waren meisjes van lichte zeden. In mijn geboortedorp deed het verhaal de ronde van een wever die ontslagen werd omdat zijn dochters lichtgrijze kousen droegen in plaats van zwarte. Een verzwarende omstandigheid was ook dat de man af en toe verzuimde om op zondagavond de vespers bij te wonen.
Ik stap dus af in Lier. De moslimas rijden vermoedelijk door naar Leuven. Ik denk dat het studenten zijn. Het station van Lier is gezellig ouderwets. Zo ook de kantine. Oergezellig. Laten ze hier in godsnaam nooit een nieuw station bouwen!
Het begijnhof is meer dan de moeite waard. Er zijn een heleboel straten en tussen de honderd en de tweehonderd huisjes. Ieder huisje heeft een naam, meestal de naam van een of andere heilige, of anders van een of ander heilig feit. Er is een smal straatje, t Hemdsmouwke genaamd. Ik wed met mezelf voor een liter Pallieter dat het niet eens een meter breed is. Dan neem ik de proef op de som. Mijn schoenen zijn precies dertig centimeter. Drie voeten. Wat overblijft is duidelijk méér dan tien centimeter. Ik heb dus mijn weddenschap verloren en zoals het hoort trakteer ik mezelf op een liter Pallieter, op het terras van een café, op plasafstand, of daaromtrent, van de Zimmertoren.
Op een halve boogscheut van de Zimmertoren bevindt zich te bereiken via de Netebrug het museum Timmermans Opsomer. Naast het werk van de twee grote meesters worden hier ook werken tentoongesteld van andere Lierse kunstenaars. De meest flamboyante tot mijn schande moet ik bekennen dat hij voor mij nog onbekend was is Louis van Boeckel. De man beoefende de smeedkunst en behoorde tot de absolute wereldtop in zijn vak. De gids vertelde hoe de kunstenaar deelnam aan een tentoonstelling in Parijs. Hij werd er op slag wereldberoemd. Hij kreeg bestellingen voor smeedwerk ter verfraaiing van keizerlijke en koninklijke paleizen over de hele wereld. Het geld stroomde binnen. Maar geld moest rollen bij Louis. Toen hij terugkeerde uit Parijs organiseerde hij een feest voor zijn vrienden om zijn succes te vieren. Hij bestelde een waanzinnig groot aantal van de duurste flessen champagne, goot ze uit in een badkuip, schepte daarna de champagne op met zijn hoed en gaf alzo te drinken aan zijn gasten.
Dat Isidoor Opsomer een groot schilder is geweest van onder andere landschappen en stillevens, staat buiten kijf. Dat hij ook nog eens één van de allergrootste portrettisten was van de laatste tweehonderd jaar was mij minder bekend, maar na het aanschouwen van zijn werk kan ik mij daar best mee verzoenen. Maar het was mij natuurlijk voornamelijk te doen om Timmermans, de Fé, de schepper van Pallieter. Het boek werd vertaald in vele talen, tot het Japans toe. Naast levenskunstenaar en schrijver was Timmermans een man die ongelooflijk goed uit de voeten kon met zijn handen als het op tekenen en schilderen aankwam. Het museum bevat onder andere een schat aan tekeningen waarmee hij zelf zijn boeken illustreerde. Tekeningen die doen dromen van de tijd van vroeger, van schrijvers als Stijn Streuvels, Ernest Claes, Willem Elsschot en Felix Timmermans. Aan mijn kleindochters, humaniorastudenten, is enkel de naam van de eerste bekend enkel de naam! en dat is dan ongetwijfeld nog te wijten aan het feit dat zij woonachtig zijn in het dorp waar Streuvels gewoond en gewerkt heeft en waar hij ook gestorven en begraven is, en dat er in de streek bijna geen gemeente te vinden is die geen Stijn Streuvelsstraat bezit Al onze literaire hoop is nu gevestigd op Piet Huysentruyt, Herman Brusselmans en Dimitri Verhulst. Ook hún werk wordt nu verfilmd, zoals dat destijds het geval was met het werk van het genoemde kwartet van vergeten grootheden. Ook op hún schouders rust nu de opvoedende taak ten opzichte van onze Vlaamse jeugd.
Als het mij toegestaan is een korte nabeschouwing te geven over het museum Timmermans Opsomer: het beste wat ik in jaren bezocht heb. En dat voor de aantrekkelijke entreeprijs van een halve euro. En dan te bedenken dat voor een bezoek aan een museum voor moderne of actuele kunst gemiddeld tien euro dient neergeteld en dat daar vaak niet veel méér te zien is dan wat oud ijzer en andere rommel, onder het mom van kunst
En dan is er de Sint-Gummaruskerk: Een subliem hoogtepunt van de Brabantse gotiek, met de oudste monumentale toren van Brabant. Een bezoek aan deze kerk alleen al is een reis naar Lier waard. Bij de ingang krijgt de bezoeker een gidsboekje waarin alle kunstwerken van deze kerk beschreven staan: glasramen en schilderijen van beroemde meesters, talrijke barokke heiligenbeelden, altaren en preekstoel met prachtige sculpturen. En bovenal het mooiste koordoksaal van de Nederlanden in late Vlamgothiek (1536-1539), dat zich aan Felix Timmermans openbaarde als een kantwerk van steen.
De heilige Gummarus is de patroon van de stad Lier. Hij overleed er in het jaar 714. Hij zou gehuwd geweest zijn met Grimmara, een nicht van Pepijn de Korte. Zij was een boze, hoogmoedige en kwaadaardige vrouw. Desondanks bleef de goedhartige en meevoelende Gummarus haar trouw. Hij genas haar zelfs toen ze door een onlesbare dorst dreigde te sterven. Om die reden is Gummarus de patroon van de echtelijke trouw: tal van getrouwde mannen en vrouwen roepen zijn bijstand in wanneer hun huwelijk dreigt te stranden.
Eenmaal terug thuis zoek ik op t internet hoe dat nu zit met de breedte van t Hemdsmouwke: achtennegentig centimeter! Dan had ik mijn weddenschap dus tóch gewonnen. Dat moet binnen de kortste keren rechtgezet worden. Op het Zimmerplein. Met een liter Pallieter.
Westkapelle is, behalve een deelgemeente van Knokke-Heist, een levendige badplaats in het uiterste westelijk puntje van het Zeeuwse eiland Walcheren. Wij mijn zwager en ik, met onze respectievelijke echtgenotes hebben in dat Hollandse Westkapelle zopas een aangenaam na-zomers verlengd week-end doorgebracht in hotel Zuiderduin. Tot eenieders voldoening. s Morgens gezellig keuvelen bij t ontbijt. Overdag kuieren, wandelen, picknicken en tochtjes maken naar naburige dorpen. s Avonds heerlijk tafelen, ofte smoefelen, zoals mijn zwager die ik voor de gelegenheid Karel de Stoute noem dat verwoordt. Doordat er TV was op de kamer heb ikzelf, verzot op vrouwentennis als ik ben, en doordat de vrouwenfinale van The American Open vanaf drie uur s nachts werd uitgezonden, dus evenmin iets moeten missen van de finale tussen Kim Clijsters en Caroline Wozniacki. Omdat deze laatste een Deense is en dus geen Poolse zoals men zou geneigd zijn te denken, dient haar naam uitgesproken te worden als Wozniaki en niet als Wozniatski! Maar dit dus helemaal ter zijde
k Ben blij dat Kim gewonnen heeft, omdat het een Vlaamse is, een landgenote dus, en omdat ze zon indrukwekkende come-back gemaakt heeft. Twee dagen eerder had ik de partij tussen Wozniacki en Janina Wickmayer met veel gemengder gevoelens gevolgd. Niet dat ik het minder zou hébben voor Janina dan voor Kim, maar van dat lieve snoetje van Wozniacki ben ik helemaal weg. Ik denk dat ik uiteindelijk blij was dat de Deense het gehaald heeft in die halve finale, zodat ik haar heb kunnen weerzien in de finale.
Maar overigens niets dan lof voor Janina. Ook in Amerika heeft ze op veel sympathie kunnen rekenen. Dat kwam voor een groot deel door de kreet die ze slaakt bij iedere slag: woepie! Ik denk dat er nog een mooie tenniscarrière te wachten staat voor Wikkie-Woepie. Haar woepie is op zichzelf veel aangenamer om horen dan het gekreun van Sharapova, een gekreun dat ze alleen op het tennisveld produceert, volgens insiders. Maar ik weet het wel: de gustibus et coloribus non disputandum est. En het gekreun van Sharapova zal velen als engelenmuziek in de oren klinken, want draai het en keer het zoals je wil, die Maria is tot op heden het knapste levend wezen dat ooit een tennisveld betrad. Spijtig genoeg was ze op Flushing Meadows al snel uitgeschakeld en ik ben bang dat we haar niet al te lang meer zullen zien spelen, dat ze de weg van haar landgenote Kournikova zal opgaan: voor beiden ligt er mijns inziens meer te rapen buiten dan binnen de tenniscourts. Daarom is het dus goed dat Caroline Wozniacki er is. Heel veel moet ze naar mijn bescheiden mening niet onderdoen voor Maria Sharapova
Wie de actualiteit volgt weet dat ook ik, net als Kim Clijsters, bezig ben aan een ongelooflijke come-back: de kranten stonden er de laatste tijd vol van. Na negen maanden gedwongen inactiviteit. Op mijn negenenzestigste weer deelgenomen aan de laatste Dwars door Grijsloke en daar reeds een mooie ereplaats behaald. Als het zo doorgaat is een podiumplaats in 2010 niet uitgesloten! En met Sharapova en Wickmayer heb ik het gekreun gemeen. Een gehijg dat na een paar kilometers overgaat, meer van het type Sharapova dus. t Zou me immers wat moois zijn als ik bij iedere pas woepie zou roepen
Bij deze meen ik u overigens nog een andere come-back te mogen aankondigen, namelijk deze van mijn zwager, die we dus voor de gelegenheid Karel de Stoute zouden noemen. Samen hebben we in Westkapelle dagelijks een half uurtje in de duinen gerend. Karel heeft al jaren niet meer getraind, hij weegt een paar kilootjes teveel en hij durft nogal eens meer blonde Leffes drinken dan goed voor hem is. Toch heb ik zo mijn redenen om aan te nemen dat het snor zit met Karel. Aan talent ontbreekt het hem immers niet: zon jaar of vijftien geleden nam hij in de halve marathon van Hastings de handschoen op tegen de beste langeafstandslopers van Kenia en Ethiopië.
Vorige vrijdag hebben ze Camiel begraven. Hij was drieënnegentig en oudstrijder van de tweede wereldoorlog. Op de begrafenisplechtigheid was er een majoor van de krijgsmacht, in vol ornaat, en naast de lijkkist stond er een gedenksteen van de oudstrijdersbond: Aan onze betreurde strijdmakker. Op de kist lag een soort medaille met een zwart-geel-rood lint, vermoedelijk een ereteken voor bewezen diensten tijdens de oorlog. Het toeval wilde dat ik tijdens de lijkdienst gezeten was naast Dolfke Terras, eveneens oudstrijder en ook al de negentig voorbij.
- Jaja, samen hebben we den Duits bevochten aan het Albertkanaal, ik en Camiel, zei Dolfke, toen we in het café bij Marie-Jeanne een borrel zaten te drinken op de zielezaligheid van de overledene.
- Vandaar die decoraties en die gedenksteen, zei ik.
- Hij verdient geen van beide, zei Dolfke.
- Hoezo?
- Camiel was een pacifist. Ik heb hem meermaals horen zeggen dat hij boven de hoofden van de vijand mikte. Camiel had zelf een pasgeboren zoontje, en een mens doden, het mocht dan nog de vijand zijn, vond hij in strijd met zijn geweten: het moest eens een jonge vader zijn
- Toch heb ik hem meermaals horen zeggen dat hij menig Duitse mof heeft doodgeschoten.
- Dat zei hij als hij dronken was. Camiel was een anti-militarist en dat hij niet weggelopen is uit het leger komt alleen doordat op desertie de doodstraf stond. Maar zeg nu zelf: boven de hoofden mikken, is dat een minder ernstig vergrijp dan desertie? Subversieve activiteit, noemen ze dat, en dat verdient evenzeer de dood met de kogel! En in plaats daarvan ligt meneer daar nu te pronken met een gedenksteen en een decoratie op zijn buik. Stel dat ikzelf als eerlijke rechtschapen goed mikkende oudstrijder een klacht zou indienen bij de hoogste militaire instanties en daarbij onder ede zou bevestigen wat Camiel mij heeft bekend: wedden dat ze hem uit zijn graf halen, zijn eretekens ontnemen en hem postuum fusilleren!
t Was onzin natuurlijk, wat Dolfke uitkraamde. Ik vond het mijn plicht hem tot de orde te roepen. Ik bestelde nog een borrel en ik zei:
- Dat gij tot zoiets gemeens in staat zoudt zijn, Dolfke foei! Dan zoek ik wel honderd getuigen aan wie Camiel verteld heeft dat hij de Duitsers bij bosjes heeft neergemaaid.
- Ze zullen uw getuigen niet au sérieux nemen, zei Dolfke. Aan één bekentenis hebben die mannen voldoende. Al wordt het daarna nog duizend keer ontkend: gezegd blijft gezegd! Dat heeft onder andere de braafste van alle Vlaamse wielrenners, Ludo Dierickxsens, ooit aan den lijve ondervonden. Na een dopingcontrole, waarbij niets abnormaals gevonden werd in zijn urine, bekende brave Ludo, in een bui van eerlijkheid of zei hij dat maar voor de grap? dat hij doping had genomen. Ontkennen mocht achteraf niet meer baten, al zou hij nog honderd keer verklaard hebben dat hij géén doping had genomen en dat hij dat zo maar had gezegd: gezegd bleef gezegd en Ludo werd voor een paar jaar geschorst! En dan die man die bij de controle aan de luchthaven verklaarde dat hij, behalve een atoombommetje in zijn koffer, niets aan te geven had. Toen het hem duidelijk werd dat de controleurs dat soort humor niet apprecieerden, had hij mooi te zweren bij god en al zijn heiligen dat hij maar een grapje maakte: gezegd bleef gezegd, het vliegtuig diende grondig onderzocht en het bleef voorlopig aan de grond. Het heeft de man een fortuin gekost!...
Tja, ik kende die verhalen van Ludo Dierickxsens en van die grappenmaker op de luchthaven. Ze kloppen. Toch denk ik niet dat Dolfke een poging zal doen om zijn boos plan ten uitvoer te brengen, laat staan dat het hem nog zou lukken ook. Dolfke is gewoon stinkend jaloers op zijn dode strijdmakker, vanwege de eer die hem nu te beurt valt. Morgen, als zijn borrels uitgewerkt zijn, praat hij alweer helemaal anders. Dat denk ik toch
Hiermee wil ik even terugkomen op het gesprek dat we eergisteren hadden, de dag na de 29e Dwars door Grijsloke.
Ten eerste moet ik jehartelijk feliciteren met je mooi resultaat in de 7 km-race, al kan ik het niet laten er onmiddellijk aan toe te voegen dat mijn prestatie, het leeftijdverschil in acht genomen, voor de jouwe voorzeker niet moet onderdoen. Zeker als we rekening houden met het feit dat ik sedert de vorige Dwars door Grijsloke, vanwege pijnlijke kniegewrichten, negen maanden lang geen meter en dat mag zéér letterlijk genomen worden heb kunnen trainen. Dat ik nog ooit zou kunnen hardlopen, die hoop had ik al lang opgegeven tot ik op het schitterend idee gekomen ben, waarover ik je gesproken heb. Een behandelingsmethode zonder medicijnen, zonder operaties, zonder fysiotherapie. Een behandelingsmethode die zo effectief is geweest dat ik nu ongetwijfeld een marathon zou kunnen lopen zonder een centje kniepijn. Er weze aan toegevoegd: spijtig dat mijn oude spieren geen marathon meer aankunnen
De behandelingsmethode, mijn beste Luc ik denk dat jij dezelfde mening toegedaan bent is zonder meer revolutionair, door haar eenvoud, haar risicoloosheid, haar efficiëntie en haar absolute kosteloosheid. Mag ik dan geen aanspraak maken op een nominatie voor de Nobelprijs? Maar ach, die zal wel weer naar één of meerdere biochemici gaan.
Ik heb je verteld dat ik op het punt gestaan heb om mijn uitvinding dan maar wereldkundig te maken via deze blog: door iedereen te raadplegen. Toen ben jij evenwel met de suggestie gekomen, waarvoor ik je heel dankbaar ben: een boek schrijven Hoe raak ik mijn arthrose kwijt? door professor Vansteenbrugge, titel die ik mij voor de gelegenheid zal aanmeten. Maar je vindingrijkheid gaat waarachtig nog verder: denk eraan dat je niet àlles verklapt in het boek, laat nog een tipje van de sluier onopgelicht en bewaar zodoende nog iets voor een tweede succesboek, waaraan uiteindelijk meer zal verdiend worden dan aan de Nobelprijs die je aan je neus hebt zien voorbijgaan. Welaan, mijn beste Luc, en omdat ik in een genereuze bui ben: ik beloof je nu alvast, op mijn woord van eer, een deelname in de winst! Wat had je gedacht van tien percent?
We hebben het eergisteren ook nog gehad over het Peterprincipe. Toevallig was dat vroeger één van mijn geliefde onderwerpen. Ik heb daar zelfs eens een voordracht over gehouden, voor een serviceclub, de Kiwanis. En in mijn boek Grijsloke 2000 heb ik er verscheidene paginas aan gewijd (p. 154 t/m 163). Je vindt er ook de fameuze speech voor alle gelegenheden. Je hebt dat natuurlijk niet gelezen, want anders zou je je dat herinneren. Dat het boek ongelezen in je kast zou staan, zou ik héél erg vinden: daarom ga ik er maar van uit dat je het niet hébt. En dan is het niet méér dan voor de hand liggend dat ik je komende zondag, ter gelegenheid van de wekelijkse looptraining, een exemplaar bezorg. Beschouw het als een geschenk, of als een voorschot op je tien percent. In het boek is ook het verhaal van de godenloop van 1996 terug te vinden: dààr hebben we het eergisteren ook over gehad.
En nu dít nog: hoe vond je deze laatste editie van Dwars door Grijsloke? Er waren een dertigtal deelnemers méér dan vorig jaar. Een te verwaarlozen aantal, ben je misschien geneigd te zeggen. Maar toch, sedert 1990 is het aantal deelnemers jaar na jaar gedaald. En nu: een positief bilan! Steekt dat geen hart onder de riem? Welnu dan, met volle moed op naar de dertigste editie!
En daar schiet mij nog te binnen dat we het ook gehad hebben over de rouwmaaltijd in Ellezelles, waarbij de Clostridium bacterie ontdekt werd, die het gif botuline produceert. Dit heeft zich wel degelijk voorgedaan in 1895! De herberg waar de dramatische gebeurtenissen zich hebben afgespeeld staat er nog steeds. Lees in dat verband op mijn blog www.bloggen.be/kristwee verhalen d.d. 09 en 25 oktober 2007. Overigens is Ellezelles geen onbelangrijke gemeente: naast de plaats waar de botulismebacterie is ontdekt, is het ook de geboorteplaats van twee van de beroemdste Belgen aller tijden: René Magritte en Hercule Poirot, allebei Walen. Voor de goede orde: Poirot is een fictief personnage en de ontdekker van de botulismebacterie is een Vlaming, de Gentse professor van Ermengem.
Tot zondag?
Met warme, collegiale groeten,
Kris.
P.S. Het toeval wil dat ik diezelfde maand oktober 2007 een artikel op de blog heb geplaatst, dat handelt over het Peterprincipe (18.10.2007: De percussieve sublimatie).
Dit bericht heeft als doel u te laten weten dat Vlaanderens populairste massasportevenement ook dit jaar plaatsgrijpt op de laatste zaterdag van augustus in de kleinste gemeente die ons land ooit rijk is geweest, en dat u daar hartelijk welkom bent.
Voor alle mogelijke inlichtingen over deze stratenloop verwijs ik u naarwww.grijsloke.be .
Brandt u misschien van nieuwsgierigheid om te weten waarom de kapel hét symbool is van Vlaanderens allermooiste, dan zit u goed op www.bloggen.be/pierpont(27.7.2009, Het mirakeldorp).
Of de crisis voorbij is? Weet ík het? Ik heb u, beste lezer, gewoon in t ootje genomen. Kwestie van lezers te lokken. Wat wij zo graag willen, daarover lezen wij immers graag. Tenzij u behoort tot die enkelen die profiteren van slechte tijden zoals de boeren tijdens de oorlog wenst u toch ook niets liever dan dat de crisis zou voorbij zijn. Want u behoort toch ook tot diegenen die hun job of een groot deel van hun spaargeld verloren hebben? Van crisis heb ik geen verstand. Men heeft mij verteld dat deze crisis ontstaan is in Amerika: mensen hebben daar leningen aangegaan die ze niet kunnen afbetalen en floep! de hele wereld in de miserie. Begrijpt u dat, beste lezer? Zelfs Jack Vanlichtervelde, die nochtans economie gestudeerd heeft, begrijpt het maar half.
Ik verkondig u dus allesbehalve het einde van deze crisis, al dient gezegd dat mijn verhaal wel iets met crisis te maken heeft, zij het dan één van enkele tientallen jaren geleden. Maar in feite gaat dit verhaal over een boek van ene Emiel van Put, een auteur die mij tot voor enkele dagen te enen male onbekend was. Hoe het boek mij in handen gekomen is vertel ik even niet. Daar hebt u dus het gissen naar.
Naar de schrijver Emiel van Put heb ik mij rot gezocht op t internet, maar pover is het resultaat. De crisis is voorbij zou wel eens zijn meesterwerk kunnen geweest zijn. Het is vermoedelijk uitgegeven rond 1943-44. Hij zou ook nog een boek geschreven hebben over ene Gravin Johanna. Thats all. Het gaat hier dus om een vrij onbekende schrijver. Waarom onbekend? Is Emiel van Put dan misschien geen goede schrijver? Hoe komt het dan dat ik zijn boek in een tijdspanne van anderhalve dag, in één adem als het ware, uitgelezen heb, terwijl ik er weken over gedaan heb om mij doorheen de helaasheid en de godverdomse dagen van de alom gelauwerde Dimitri Verhulst te worstelen? En dan wil ik het nog niet eens hebben over het verdriet van België van een al even gelauwerde schrijver
En toch is er méér terecht gekomen van mijn zoektocht op t internet. Op een site waar boeken te koop aangeboden worden, heb ik De crisis is voorbij gevonden: te koop voor twee schamele euros, plus een vijftal euro verzendkosten. Dat was een week geleden. Op heden is het boek van de site verdwenen. Verkocht? Ongetwijfeld! Voor twee euro! Wat mag de koper zich gelukkig prijzen. Mijn exemplaar doe ik alvast niet van de hand voor twee euro. Nog voor geen honderd euro. Misschien wel voor tweehonderd euro. Omdat ik de centen goed kan gebruiken, als aanvulling bij mijn pensioen(tje). Al zal het met pijn in t hart zijn dat ik afstand zal doen van dit bijna uniek meesterwerk. Twee honderd euro, verzendkosten inbegrepen. En wat het boek zo kostbaar maakt en waarvan de andere verkoper ongetwijfeld onwetend was: de tekening op de cover is van niemand minder dan Willy Vandersteen himself en die is wél bekend. Geïnteresseerd, beste lezer? Haast u dan maar, want er zullen meerdere gegadigden zijn.
Het zal u ongetwijfeld niet onbekend zijn dat ik in het weekend een trouwe lezer ben van de krant. Er staan vaak zéér interessante artikelen in. Zo heb ik dit weekend, in een krant waarvan ik, om redenen die ik reeds eerder heb aangehaald, de naam niet meer wens te vermelden, een artikel gelezen over Doutzen Kroes. Het artikel is van de voortreffelijke Dietert Bernaers. En voor die rari nantes die het niet zouden weten: Doutzen Kroes is een Nederlands topmodel uit Oostermeer, die voor mijn part best de titel van mooiste vrouw ter wereld mag krijgen. Ze is 24 jaar oud, bloedmooi en ze verdient 4,3 miljoen euro per jaar. Dat laatste staat ongeveer gelijk met de ontslagpremie van een topbankier. Niets bijzonders dus. Wel bijzonder is: dat geld voor Doutzen zo beweert zij in het artikel van Bernaers helemaal niets betekent. Ze leeft nog precies op dezelfde manier als zes jaar geleden toen ze nog naar de middelbare school ging: ze koopt pas een nieuwe broek als de oude versleten is en ze gaat op reis met een rugzak. Ze geeft dus bijna niets uit. Barslecht voor de economie in deze tijden van crisis, hoor ik u al zeggen. Geld mag immers niet opgepot worden. Maar dat is nu precies wat Doutzen niet doet, haar geld oppotten. Ze geeft het uit aan een internationale organisatie die strijdt tegen aids, en ze gaat in de toekomst nog veel meer van die dingen doen. Ze heeft geld zat om links en rechts wat te helpen en zo zegt ze dat vind ik dan ook het enige interessante aan geld.
Het kan Doutzen Kroes verder geen bal schelen dat ze aan de top staat in de lijst van de rijkste modellen ter wereld, of in de lijst van de meest begeerde vrouwen ter wereld. Verder vindt ze het spijtig dat er geen lijst bestaat van de meest intelligente vrouwen, want slechts in dié rangschikking zou ze op nummer één willen staan. En toch zou ik die bloedmooie dame de raad willen geven zich maar te houden bij de titel van de mooiste, want de kans dat ze ook nog eens de intelligentste is, moet rekening houdend met de grootte van de totale wereldbevolking geschat worden op één op een paar miljard.
In het interview beweert ze ook dat de roem haar hoofd niet op hol brengt, dat ze alles kan relativeren heb ik het ooit anders gehoord? Het zouden vooral haar ouders zijn die haar snel met beide voetjes op de grond zetten, als er al enig gevaar zou zijn dat ze zou beginnen te zweven. Zo zat ze in New York eens aan tafel met Bono van U2. Apetrots belde ze haar pa om dat te zeggen. Waarop deze antwoordde: En dan? Pas als Bono naar zijn vader belt en zegt dat hij met Doutzen Kroes aan tafel zit, heb je wat bereikt. Nu wil het toeval dat ikzelf die hele Bonobo van haar noch pluimen ken. Mocht ik dus ooit met die kerel van U2 én met Doutzen aan tafel zitten, ik zou wel weten over wie ik naar huis zou bellen. En ik meen te mogen veronderstellen dat Dietert er ook zo over denkt, te oordelen naar de foto, waarop hij, fier als een pauw, poseert naast het mooie kippetje met de gouden eitjes .
Laat ik al maar direct beginnen met een rechtzetting. Met de mannen bedoel ik natuurlijk ook de vrouwen van de Kloosterhoek en evenzeer de jongsten, die nog geen echte mannen en vrouwen zijn, maar het ongetwijfeld zullen worden. Vergelijk het een beetje met de man overboord, die ook een vrouw kan zijn
Het is mijn zoon Peter die mij er attent op maakte dat er een website bestaat van de Kloosterhoek. Hij heeft er zijn eerste twee levensjaren doorgebracht en nog wel in het huis dat van oudsher bewoond werd door de hoofdonderwijzer ofte directeur van de aanpalende gemeenteschool. Toen ik in 1964 in het huwelijksbootje stapte met de oudste dochter van de hoofdonderwijzer, verhuisde deze laatste naar een nieuw huis, waardoor het schoolhuis vrijkwam. Zo gebeurde het dat mijn vrouw en ik er onze intrek in namen. We hebben er drie gelukkige wittebroodsjaren doorgebracht. Zij was zelf onderwijzeres in die gemeenteschool en ikzelf heb in dat schoolhuis gedurende een korte tijd een huisartsenpraktijk uitgeoefend.
Mijn schoonvader was dus het hoofd van de gemeenteschool. Er kwamen alleen jongens naar zijn school. Er zijn maar weinig mannelijke Elsegemnaren uit die tijd die in die gemeenteschool niet de wonderlijke kunst van het lezen, het schrijven en het rekenen hebben geleerd en er zijn belangrijke journalisten, schrijvers, ingenieurs en professoren uit voortgekomen.Eén van die weinigen was ikzelf. Hoe dat te verklaren is? Ik woonde in de Broekstraat en zowel het schooltje van Grijsloke als dat van Kaster waren dichterbij. Vader vond de weg naar die beide schooltjes die ik te voet en als ik wat groter was, met de fiets moest afleggen een stuk veiliger dan de weg naar de school van de Kloosterhoek. Ik heb zodoende de eerste helft van mijn lager onderwijs in Grijsloke gedaan, de tweede helft in Kaster. En dat had dus niets te maken met de mogelijkheid dat mijn vader het onderwijs dààr hoger zou aangeslagen hebben.
Heb ik dus nooit bij meester Anckaert op de schoolbanken gezeten, ik heb er wel de dochter aan de haak geslagen. Ik heb een tijdje gedacht dat ik daar eigenlijk geen recht op had, precies omdat ik daar nooit naar school ben geweest. Mijn schoonvader was evenwel zo tactvol om daar nooit een opmerking over te maken. Meester Albert! Geboren en getogen was hij op de Kloosterhoek en hij heeft er ook zijn levenstaak vervuld: de jeugd van Elsegem kennis en levenswijsheid bijbrengen. Hij is ongetwijfeld de meest legendarische figuur van de Kloosterhoek en misschien wel van het hele dorp. Weinigen hebben hem beter gekend dan ik. Met liefde heb ik over hem geschreven op mijn weblog (www.bloggen.be/kris) op 3 juni 2006, enkele dagen na zijn overlijden: In memoriam Albert Anckaert. Met liefde heb ik hem herdacht op diezelfde weblog op 20 oktober 2006: Allerheiligen. En met evenveel liefde heb ik enkele dagen later (24 oktober 2006) zijn kleine kantjes belicht: De erfenis van de Bisschoppelijke Normaalschool.
Op jullie website heb ik de foto uit de krant bewonderd: allemaal inwoners van de Kloosterhoek. Helaas, amper een paar komen er mij bekend voor: allemaal nieuwe mensen. Wat tolt onze wereld toch in een razend snel tempo voort! O jerum jerum jerum
Kan ik jullie een plezier doen met enkele oude fotos van de Kloosterhoek? Misschien heb ik er wel een paar van de school. Die school! Hoe lang is dat nu ook al weer niet geleden dat die school ter ziele is gegaan?
Dat Grijsloke vrijwel ongeschonden uit de Grote Oorlog van 1914-18 was gekomen, vonden de inwoners van s lands kleinste gemeente slechts 0,78 km² groot een goddelijk mirakel. Ze hadden gebeden tot de Heer en tot de Heilige Maagd en hun gebeden waren verhoord. Om hun dank te betuigen bouwden ze een kapel, op het kruispunt van de Bouvelostraat en de Dolderstraat. De kapel staat er helemaal te velde en in heel Vlaanderen is er geen mooiere. Tientallen jaren lang trokken de vrome Grijslokenaren, iedere zomer, in processie van de kerk naar de kapel. Onder een gouden baldakijn droeg de priester het Allerheiligste. Grote heiligen werden uitgebeeld en stapten mee. Heilige psalmen en dito litanieën stegen op uit jeugdige kelen. Frisse meisjes strooiden bloemetjes op de weg. Wie van de ouderen uit de streek herinnert zich niet die heerlijke telkens weerkerende gebeurtenis? Aan alle mooie liedjes komt evenwel een einde. In Grijsloke, zoals overal elders werd de dorpsprocessie afgeschaft, zowat een halve eeuw geleden. Maar Grijsloke was rijp voor een nieuw mirakel
Dat mirakel kwam er in 1981 met Dwars door Grijsloke. Als embleem voor deze jaarlijkse stratenloop kozen de organisatoren de Bouvelokapel, die ondertussen een beetje in de vergetelheid was geraakt. Voor de deelnemers werd een medaille ontworpen, waar de kapel centraal stond en die door Jan Bauwens in lyrische bewoordingen werd bezongen: En daar, van licht vervuld, waakt helder de kapel als t oog van een tevreden moeder, die ons de schuld ontneemt en onze sterfelijkheid bergt. En drieërlei van aard en vorm zijn zij toch één geworden: de vreugdemens die speelt, de weelde van de aarde die het leven geeft, en t huis van God dat al dat schone eens tot zich zal nemen De medaille van Grijslokes loopfestijn, zwanger van mysterie en lichtend leven. Een kunstwerk waarin het diepste van de menselijke ziel een bedding krijgt.
En weer voltrok zich een wonder: in minder dan geen tijd groeide Dwars door Grijsloke uit tot de populairste en succesrijkste stratenloop van Vlaanderen. Voor de tiende editie, in 1990, waren er meer dan tweeduizend deelnemers ingeschreven, zijnde zes maal de bevolking van Grijsloke. Ongetwijfeld had de Allerhoogste hier weer de hand in, misschien wel op voorspraak van de Heilige Maagd. En ook nu toonde Grijsloke zich dankbaar. Ieder jaar werd begin mei een bedevaartloop georganiseerd naar Onze Lieve Vrouw van Kerselare, en de week vóór de grote wedstrijd werd er in de kerk van Grijsloke een mis opgedragen om de Heer al bij voorbaat te danken voor het welslagen van de koers. Dit jaar is de mis op 22 augustus om 17.00 uur. Alle parochianen en supporters van Dwars door Grijsloke worden uitgenodigd om op die dag samen te komen om mis te vieren en te bidden. Dan wordt het op zaterdag 29 augustus weer een succes, een hoogdag! En bij de start van de koers zullen de kerkklokken weer luiden!
t Is weeral enkele weken geleden dat ik de weekendkrant becommentarieerd heb. Dan wordt het maar weer eens tijd, dacht ik zo. Laten we beginnen met het regionaal niveau, om dan verder via het nationaal niveau op te stijgen naar het mondiaal niveau.
In mijn geboortedorp is er een jongen van amper zestien jaar die met goed gevolg deelgenomen heeft aan een wedstrijd tot het bekomen van een studiebeurs om klassieke filologie te gaan studeren in Engeland, aan de universiteit van Cambridge. De studie neemt een aanvang na de grote vakantie en waarheidshalve dient vermeld dat de knaap dan reeds zeventien zal geworden zijn. Waarom het artikel mij getroffen heeft? Het heeft te maken met een gevoel van lotsverbondenheid. Ook ik was zestien jaar toen ik met goed gevolg deelnam aan een wedstrijd tot het bekomen van een studiebeurs. Die studiebeurs had ik broodnodig want ons gezin had moeite om de eindjes aan elkaar te knopen, met dat armzalig loon van vader. Ook ik was net zeventien toen ik, meer dan een halve eeuw geleden, mijn studies aanvatte aan de universiteit, niet van Cambridge, maar van Gent. Dat vond ik al behoorlijk ver van huis. Klassieke filologie was toen evenwel het laatste waar mijn gedachten naar uitgingen. Ik vond die dode talen nutteloos en tijdverspilling en de verhalen uit de klassieke mythologie vond ik je reinste onzin. Mijn vader vond dat ik geneesheer moest worden in Vlaanderen was het woord arts toen alleen nog bekend in de samenstellingen tandarts en veearts. Het waren lange en moeilijke studies. Als ik u, beste lezer, hierbij vertel dat ik ieder jaar slaagde in de eerste zittijd, dan doe ik dat niet zonder enig gevoel van fierheid. Want naast de studies was er ook mijn studentikoze carrière, waaraan ik meer dan gewone zorg besteedde. Maar toch houdt de vergelijking met de jonge classicus-in-spe uit mijn geboortedorp hier niet helemaal op: toen ik drieënveertig was ben ik mij voor de klassieke cultuur die onzin! beginnen interesseren en tot op de dag van heden is het mijn grote hobby gebleven. Overigens moet het mij van het hart dat ik te doen heb met de jonge knaap. Niet omdat hij te jong zou zijn voor de studie, wel integendeel. Toen ikzelf zeventien was kon ik al niet meer zo goed leren als op mijn veertiende en daarna ging het steeds moeizamer, jaar na jaar. Daar staat natuurlijk tegenover dat geen twee personen dezelfde zijn, of t zouden eeneiige tweelingen moeten zijn. Ten bewijze daarvan: Joost van den Vondel leerde Latijn toen hij reeds hoogbejaard was. Zal de jongen wel aarden in Engeland? En Latijn leren in t Engels is toch nog anders dan in je eigen moedertaal! Maar misschien kan hij geen studiebeurs krijgen om aan een Vlaamse universiteit te gaan studeren, omdat zijn ouders net iets te veel verdienen? Ik moet bij deze gelegenheid denken aan een jongen die samen met mij in Gent studeerde. Hij had rijke ouders ze hadden thuis een zeepziederij en hij was de enige, bij mijn weten, die toentertijd met de auto naar de les kwam, een chique sportwagen nog wel. Hij had een studiebeurs die groter was dan de mijne, want zijn vader verdiende officieel niets. Dit natuurlijk helemaal terzijde.
Ik blijf het spijtig vinden dat de ongetwijfeld begaafde jongeling niet zal genieten van ons Vlaams universitair onderwijs, dat alleszins op een zéér hoog niveau staat. Ten bewijze daarvan de tweeëntwintig studenten die het gebouw naast mijn huis in Kortrijk betrekken. Ze spreken stuk voor stuk Engels en het merendeel is, naar ik vermoed, de Nederlandse taal niet machtig. Allemaal buitenlanders die zich aangetrokken voelen door ons degelijk universitair onderwijs. Enkelen onder hen zijn Polen en er zijn ook Portugezen bij. Mogelijkerwijze misschien ook Engelsen, wie weet uit Cambridge? Het moge de begaafde jongen uit mijn geboortedorp evenwel een troost wezen dat hij dank zij zijn Engelse studiebeurs ruimschoots de regionale pers heeft gehaald en nu reeds een halve BV is. En, hij kan toch nog altijd terugkrabbelen, nietwaar?
Laten we opstijgen tot het nationale niveau. Met gegevens die nu eens niet uit Het Laatste Nieuws komen, net zo min als het verhaal over de toekomstige Cambridge-student. En, laat ik het nu maar bekennen: sedert de tegenvallende politieke enquête van 06.06 l.l. (zie deze blog d.d. 09.06.2009) begin ik te twijfelen aan de krant die ik sedert mijn kinderjaren trouw ben gebleven op drie weken na, gedurende enkele jaren, tijdens de Ronde van Frankrijk, vanwege de tekeningen van Buth in Het Volk. Twijfelen, of ik het niet eens over een andere boei moet gooien, of ik mijn horizon niet moet verruimen. En had ik ook niet gezworen mij niet meer met politiek in te laten? Maar dat betekent dan toch niet dat ik de samenstelling van de nieuwe Vlaamse regering niet mag betreuren, zeker? Welnu, ik treur om het feit dat Frank Vandenbroucke, in veler ogen s lands meest bekwame politicus, er niet meer bij is. Zijn vader was auteur van een lijvig boek, Klinische Fysiologie, dat jarenlang een standaardwerk is geweest voor de studenten in de geneeskunde, zowel in Leuven als in Gent. En de brave Frank, de sukkel, spreekt dan nog zijn dank uit wie dankt hij eigenlijk? omdat hij vijf jaar minister heeft mogen zijn. Zou hij dat echt menen? En zo mogelijk nog meer treur ik om Veerle Heeren. Wat zal ik haar lief snoetje missen op het televisiescherm: een lust voor het oog, een verademing in barre tijden, een van de dingen die nog een beetje zin gaven aan het leven...
Wat het hoogste niveau betreft, het mondiale dus, laat ik enkel de beelden spreken. Duizend maal dank, Chris Snick en Dirk Draulans, dat gij honderdduizenden Vlaamse mannen verlost hebt van een beangstigend schuldgevoel. Onze neiging om gefascineerd te staren naar het welgevormde achterwerk van leden van de andere sexe het weze nu voor eens en voor altijd duidelijk is niet abnormaal. Wel integendeel. Onze wereldleiders, in dit geval Obama en Sarkozy, hebben dat ook. Het is een reflex, dat wij mannen echt niet kunnen beheersen, zelfs niet tijdens een G8-wereldtop: zoiets als het terugtrekken van je hand bij het aanraken van een hete plaat. Oef, dat dàt nu eindelijk eens wetenschappelijk bewezen is door Dirk Draulans en wereldkundig gemaakt door Chris Snick. In de krant van 11 juli, waarvan ik de naam voor één keer onvermeld laat.
Deze foto prijkt op het doodsprentje van Mevrouw Madeleine ISERBYT, weduwe van de heer Henri GLORIEUX: de Tontekapel met vooraan de vol geregende sporen van de landbouwtractor van zoon Louis. Onderaan dit verhaal vindt u een foto van de eerbiedwaardige Tolardriehoeve, die dateert van 1773, alsook een foto van de mooie oprijlaan naar de hoeve, met rechts het woonhuis van de boer-filosoof (beide foto's van Dirk Vanneste, Kooigem).
Eén van de bijzonderste sportgebeurtenissen in Zuid-Westvlaanderen is de Tolardrieheuvelenloop in Kooigem. Bijzonder is ongetwijfeld het aantal deelnemers dat ook dit jaar beperkt blijft tot twee. Ei zo na was het aantal dit jaar nochtans uitgebreid tot drie een toename met vijftig percent! doch een enkelfractuur en een niet al te vlotte revalidatie hebben daar anders over beschikt. Ook een beetje bijzonder misschien is het feit dat deze loopwedstrijd pas om de twee jaar plaatsgrijpt: in de julimaand van de onpare jaren. Sta mij toe hier te vermelden dat Briek Schotte, de ijzeren Briek en tezelfdertijd de laatste der Flandriens, precies tijdens die onpare jaren de teugels liet vieren. Al doet dat hier natuurlijk niets ter zake.
Dit jaar is er dus weer Tolardrieheuvelenloop. Het parcours is hetzelfde als twee jaar geleden. De deelnemers ook. Mijn trouwe lezers weten dus precies waar de klepel hangt. De anderen, of diegenen wier geheugen het al een beetje laat afweten, kunnen mijn weblog (www.bloggen.be/kris) raadplegen, de dato 23.6.2007 en 11.7.2007. Ook dit jaar zijn er dus drie heuvelen en brengen de lopers even een bezoek aan de Tolardriehoeve van Louis Glorieux. Dat oponthoud is wel niet helemaal orthodox, maar het is een verplichting tegenover Louis, de sponsor! Louis is niet alleen boer en wat voor één: de beste van uren in de omtrek! maar ook filosoof, een combinatie die vroeger wel meer bij boeren voorkwam. Maar Louis is een nederig man die niet wenst bejubeld te worden en daarom wil ik nu liever enkele zinnetjes wijden aan die andere grote vedette van de loopwedstrijd: de Tontekapel.
Over die Tontekapel, waar de lopers voorbijkomen na ongeveer 7 km., lees ik op het doodsprentje van de moeder van Louis, Madeleine Iserbyt, godvruchtig overleden op 29 september 2008, in den ouderdom van 95 jaar: Haar diep godsvertrouwen en mariale vroomheid liggen uitgedrukt in de Tontekapel, nabij de hoeve. Nooit liet ze na de kapel met bloemen te versieren tijdens de meimaand.
En laat het toeval wezen op mijn bureau ligt De Standaard van 22.12.2004, waarin een artikel staat over de bekende juwelenontwerpster Hanna Vanneste, die afkomstig is van Kooigem. De schrijver van het artikel is bvc, vermoedelijk Bernard Vancraeynest. Hanna vertrouwt de journalist toe dat zij altijd gepassioneerd geweest is door de Tontekapel in haar dorp. Enerzijds om de ex-votos die er te vinden zijn en anderzijds om het weidse uitzicht aan die kapel. De mensen uit mijn dorp geloven dat iemand kan genezen als zij een reepje stof van een kledingstuk van een zieke aan de kapel achterlaten. Vandaar de vele lintjes aan de kapeldeur.
Op het parcours van de Tontekapel en de Tolardriehoeve wordt het op 19 juli ongetwijfeld weer knokken om de overwinning en om de bergprijs.
Ik moet u bekennen, beste lezer, dat ik nog steeds een beetje ondersteboven ben van mijn bezoek aan het museum Dhondt-Daenens, twee maand geleden. Vier hoopjes roestige rommel, bedekt door een laag stof, was zowat het enige wat het museum te bieden had. De maker van die kunstwerken: één van Amerikas grootste moderne kunstenaars. Ik heb er een verhaaltje over geschreven op deze weblog, op 5 mei, in de hoop dat minstens één van mijn dierbare lezers erop zou reageren, teneinde mij een hart onder de riem te steken en zodoende mijn sindsdien getormenteerde kunstziel enigszins tot rust te brengen: ben ik niet meer van deze wereld of is de wereld dolgedraaid? Niet één van mijn dierbare lezers heeft zich die moeite getroost
Maar wie beschrijft mijn vreugde toen ik, surfend op t internet,terecht kwam op Een beknopte beschouwing over hedendaagse kunst van de onvolprezen Serskampse filosoof, kunstenaar en kunstcriticus, Jan Bauwens! Verhelderend en onthullend voor eenvoudige naïeve zielen, zoals ikzelf en naar ik vermoed de meesten van mijn trouwe lezers. Sta mij toe dat ik een paar zinnetjes citeer:
Hedendaagse kunst, zoals de richting zichzelf noemt, onderscheidt zich van alle andere kunst in het bijzonder op het punt dat zij geproduceerd wordt in een handomdraai en vrijwel zonder middelen, terwijl het prijskaartje dat eraan kleeft doet duizelen. Maar even belangrijk aan de hedendaagse kunst is, dat zij door ingewijden tot kunst dient uitgeroepen te worden. In feite zijn die ingewijden diegenen die de beschikking krijgen over de macht om de inhoud van een vuilnisemmer uit te roepen tot een hedendaags kunstwerk, wat betekent tot een object met een duizelingwekkende geldwaarde.
Wie zijn nu die hedendaagse kunstenaars? En wie zijn die ingewijden, die geldmakers, die hun invloed en hun macht aanwenden om ervoor te zorgen dat hun klaarblijkelijke waanzin ernstig zal genomen worden? Het kan niet zijn dat u, lieve lezer, niet geïnteresseerd bent in het antwoord op deze en andere vragen in verband met de hedendaagse kunst. Misschien voelt u er wel iets voor om die zeepbel te doorprikken? Lees dan maar gauw wat Jan Bauwens vertelt op zijn weblog (www.bloggen.be/tisallemaiet), d.d. 31.06.2009. De titel van het verhaal: Een beknopte beschouwing over hedendaagse kunst.
Gisteren naar Brussel geweest en één van de vele grote kerken bezocht die de stad rijk is: Sint-Jacob-op-Coudenberg. Zes vooraanstaande leden van ons koningshuis hebben in deze kerk het heilig doopsel ontvangen: de koningen Leopold de tweede, Leopold de derde, Boudewijn en Albert de tweede, alsook prins Filip en prinses Astrid. Er hangen bijgevolg zes lijsten. Vijf ervan bevatten fotos en akten van het betreffende doopgebeuren. Enkel de lijst van Filip is leeg. Vandalenwerk? Geplunderd door souvenirjagers?
Mijn aandacht werd vooral getrokken door een merkwaardige gedenksteen in de kerk, waarop enkele tientallen namen staan van soldaten, gevallen voor het vaderland tijdens de eerste wereldoorlog, ofte de Grote Oorlog. Zouden die daar allen in de kerk begraven liggen? Mijn oog viel op ene Baron Etienne PYCKE de PETEGHEM, gesneuveld te Calais op 7 mei 1918. Deze baron Etienne moet ongetwijfeld familie geweest zijn van de baron Pycke die burgemeester was in Petegem, in de eerste helft van de vorige eeuw, toen mijn schoonvader daar in de dorpsfanfare speelde. Als ik mij niet vergis moet er in Petegem een hele resem burgemeesters Pycke geweest zijn, die elkaar van vader op zoon opgevolgd hebben. Zoals het echte blauwbloedigen past, spraken de Pyckes met moeite de taal van hun volk. Mijn schoonvader vertelde in dat verband wel eens een anekdote over baron Pycke.
Zo gebeurde het dat de fanfare gehuldigd werd vanwege haar vijfentwintigjarig bestaan al ben ik van dat getal niet geheel zeker. Baron Pycke hield te dier gelegenheid een toespraak waarin hij zijn waardering en zijn bewondering uitsprak voor de muzikanten. Naar zijn oordeel waren zij de best fanfaar van de lande. Toen er echter hier en daar wat spottend gelach opsteeg uit de aanwezige menigte, begreep de baron dat hij overdreef en hij voegde er al gauw aan toe tis ik wil zek, van de lande van hier, de lande van Péteguème. Ik hoef u natuurlijk niet te vertellen, beste lezer, dat er in dat kleine dorp maar één fanfare was
Het gebeurde ook dat baron Pycke op bezoek was bij een boer die een stier had, waar andere boeren uit de omgeving naartoe kwamen om hun koe te laten dekken. Toen op een keer de stier in een impotente bui de Viagra was toen nog niet uitgevonden geen enkele toenaderingspoging deed, liet de baron-burgemeester, die het schouwspel stond gade te slaan, zich ontvallen: hij en wil nie, tis ne slekte koeibok.
En zo zijn er in onze streek twee uitdrukkingen ontstaan die hun oorsprong vinden bij baron Pycke. Ik weet niet eens of ze op grote schaal gebruikt werden, maar voor mijn schoonvader zaliger en mijzelf waren ze gemeengoed. De eerste wordt gebruikt wanneer iemand dient geprezen te worden. Dan zeggen wij: hij is de best van de lande. Maar we relativeren dat dan ook door er aan toe te voegen: tis te zek, van de lande van hier, de lande van En dan blijkt vaak dat de geprezene zich slechts de beste kan noemen van een zeer klein gebied. Een tweede uitdrukking is voorbehouden voor een koppigaard, iemand die niet wil. Dat is dan steevast ne slekte koeibok!
Wie zeker geen slechte koeibok is, is onze Kortrijkse Kwikkelbornee, minister van vereenvoudiging. Zijn ministerie bevindt zich op een steenworp van de kerk van Sint-Jakob-op-Coudenberg, namelijk in de Brederostraat, nummer 9. Een nogal sombere straat maar zo zijn er wel meer in Brussel aan de achterkant van het koninklijk paleis. Daar werkt Kwikkie zich al jaar en dag uit de naad om alles eenvoudig te maken. En geloof me gerust: er is nog veel werk aan de winkel, in dit ingewikkeld landje.
Maar de echte reden waarom ik mij gisteren naar de grootstad begeven heb, was de tentoonstelling van het werk van Magritte, in één van de musea in de buurt van het Koningsplein. Meer daarover komende week.
Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.