Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.
FLAUW EN PUBERAAL, MAAR GOED BEDOELD: dit soort verhaaltjes vindt u bij de vleet ('n 200-tal) op www.bloggen.be/kris .......... PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
25-04-2022
Oekraïne, Njora, nostalgie
Oekraïne. O, grote gruwel! Here God, ik moet er niet aan denken. Maak daar een einde aan, ik weet dat Gij dat kunt. En geef mij één dag terug uit de jaren 1957-63.
Laat mij nog éénmaal binnenstappen in de friture van Njora Nikiforova, al weze het in een vizioen, een droom. Over de mooiste uren van mijn aards bestaan heb ik geschreven in mijn boek „O jerum jerum jerum...“
in 2006, later verschenen als „Commilitones“:
De "frituur Njora" aan de Sint-Kwintensberg. Njora was een blonde Oekraïense. Met haar achternaam heette ze Nikiforova en ze was afkomstig uit Apostolona, een dorp op zo'n honderd kilometer van Dnjepropetrovsk. Ze heeft mij enkele woordjes Russisch geleerd en ze had de beste frieten met stoverij van het heelal. Tot diep in de nacht bleef ik er plakken: we speelden er kaart, of dammen of schaken, of we filosofeerden over het leven. Ik heb er waarschijnlijk meer uren gesleten dan op de banken van de auditoria.
Reeds vele tientallen jaren ben ik verslaafd aan 2 voor 12, de onovertroffen quiz op de Nederlandse TV. Ook een beetje verslaafd aan de even onovertroffen presentatrice:
jij dus... Noem het gerust verliefdheid: je lieve glimlach, je aanlokkelijke stem, je stielkennis. En toch ben ik bang dat er na al die jaren een beetje sleet begint te komen op mijn verliefdheid. Sta mij toe
dat ik het uitleg...
In den beginne vond ik geen graten in het feit dat jij srijven zei omdat je de schr niet kon of niet wilde uitspreken. Integendeel. Ik vergaf je
veel, zoals dat gaat onder jonge verliefden, die elkaars fouten met de mantel der liefde bedekken, ja, er zelfs door opgewonden raken. Er was overigens een goede verklaring voor dat spraakgebrek van jou: niemand
zal immers ontkennen dat srijven gemakkelijker uit te spreken is dan schrijven. Een ander spraakgebrek waar ik opgewonden door raakte was de manier waarop jij vier uitsprak: fieë!
Al vind ikzelf fieë moeilijker uitspreekbaar dan vier. Tot hier niets aan de hand dus. Edoch...
Laten we even teruggaan in de tijd, toen de Nederlander Joop Zoetemelk één van de beste wielrenners ter wereld was. De Nederlanders spraken zijn naam uit als
Soetemelk en daar kon ik nog wel enig begrip voor opbrengen. Als naam en voornaam in één adem uitgesproken worden, is Joop Soetemelk de enige correcte uitspraak en zelfs de enige technisch
mogelijke uitspraak, d.i. zonder gevaar de tong te breken. Of je zou er Joob Zoetemelk moeten van maken, maar dat is taalkundig niet toegelaten. Toch is dàt hetgeen een vrijgevochten sportjournalist
er jaren geleden van maakte: Zoetemelk met z, alleen als er Joob vóór kwam, in alle andere gevallen bleef het Soetemelk. Ik wond er mij mateloos over op. Onlangs
hoorde ik jou, lieve Astrid, tijdens een 2 voor 12 iets vertellen over een grood zwaard. Vroeger zou ik het je niet kwalijk genomen hebben. Maar onze liefde begint te tanen, vrees ik...
Zopas verneem ik dat de warenhuisketen Colruyt, tot niet nader genoemde datum, een korting van 3% verleent aan mensen die vluchtelingen uit Oekraïne in huis nemen. Een mooie
daad van menslievendheid. Gaarne zet ik hier dan ook iets tegenover...
Voor al wie vóór 1 mei a.s. mijn boek COMMILITONES (uitg. begin 2022) bestelt, via www.shopmybook.be (prijs 17,05 ), zal ik 51 cent (*) overschrijven naar de instanties die instaan voor het heil van de vluchtelingen. Medeleven met de gruwel in Oekraïne en tezelfdertijd ter nagedachtenis van Njora Nikiforova,
een Oekraïnse (uit Apostolona in de buurt van Ndjepropetrovsk) die tijdens mijn studentenjaren in Gent een friture uitbaatte op de Sint-Kwintensberg, alwaar ik meer uren heb doorgebracht dan op de banken van de auditoria
- in mijn boek wijd ik daar een paar paginas aan.
(*) 51 cent, zijnde 3% van de kostprijs van het boek; dit gaat niet af van mijn schrijversloon (royalties), want dat bedraagt ... 0,00 euro.
Op een ijskoude ochtend lag Brownie stokstijf in ´t midden van de schapenweide, waar ze dertien jaar rondgedarteld had, samen met Blanche, het andere Ouessantschaapje. Brownie was al enkele dagen ziek en nu was ze er plots niet meer. ´s Anderendaags zijn ze haar komen halen van het vilbeluik. Ondertussen was Blanche rustig verder blijven grazen alsof er niets aan de hand was: ze moet gedacht hebben dat haar levensgezellin sliep. Toen Brownie weg was werd Blanche onrustig, gejaagd liep ze rondjes in de weide, ze ging op een heuveltje staan en speurde daar de horizon af, ze at niet meer. Een dag later lag Blanche dood in haar hok. Van verdriet. Ik had een voorgevoel gehad: een on geluk komt nooit alleen, en... geen twee zonder drie?
De dag vóór de aangekondigde februari-storm lieten we onze dode appelboom omhakken: de kans op omwaaien en eventuele stormschade was te groot geworden. En tóch kwam het onheil. Nummer drie.
Ik was de gevelde boom aan ´t opruimen toen plots honderd bellen en cimbalen in mijn hoofd weerklonken. Ik wou mij afvragen wat er gaande was, maar ik slaagde er niet in ook maar één zinnig woord uit te brengen. Ik wilde met mijn rechter hand naar mijn neus grijpen maar ik belandde in mijn linker oor. Hier was iets ernstigs aan de hand...
Dank zij het snelle ingrijpen van mijn dierbaren arriveerde ik in geen tijd op de spoedafdeling van het AZ-Groeninge Kortrijk. De equipe van de stroke-unit stond mij al op te wachten. Was ik pakweg een uur later ter plaatse geweest dan was het slecht afgelopen met mij: men heeft het mij daar meerdere keren op het hart gedrukt.
Mag ik nu, lieve lezer, een rauw realistisch intermezzo inlassen, en mag ik mijn lieve lezeressen, althans zij die het echt goed met mij menen, verzoeken de nu volgende cursief gedrukte regels over te slaan, omdat ze té ontluisterend zijn:
Je wordt meteen vastgeklonken aan een bed in de stroke-dienst (de dienst van de beroertes). Een vijftal slangetjes in de linkerarm, waarmee je verbonden bent met toestellen die je leven in handen hebben. Je leven hangt hier dus aan meer dan één slangetje. Enkel de rechter hand is vrij: om op de alarmknop te drukken en... de bedpan te bedienen. Tracht u, beste seksegenoot, in te leven in de toestand:
1° linkerhand geïmmobiliseerd vanwege de talrijke slangetjes;
2° je beschikt enkel over de rechterhand om de bedpan te bedienen; het lukt niet om de plas in de hals van de fles te deponeren; maar er zijn verzachtende omstandigheden want nooit eerder heb je met zon bedfles gewerkt, je bent je coördinatievermogen in de rechterhand kwijt en je bent angstig;
3 de lakens zijn nat, de verpleegster is niet vrolijk, lakens verversen is een zware karwei;
4° een half uur later moet ik weer, want liggend op mijn rug heb ik mijn blaas niet kunnen leegplassen; het lukt nu beter; alles in de fles; ik neem de fles van tussen de lakens, maar ik ben onzeker, ik beef, en daar gaat mijn fles; alles is weer op het bed; de verpleegster is nu ronduit kwaad; als het nog eens gebeurt zal ze mij laten liggen in het geplas; het is mijn eigen schuld, ik moet maar om hulp vragen bij het plassen...
5° weer een half tot één uur later doe ik het nogmaals zelf; het begint immers te lukken en mijn getormenteerde penis met moederlijke zorg in een plasfles laten stoppen door een zuster, die, wie weet, ooit nog bij mij geassisteerd heeft toen ik hier arts was, vind ik té ontluisterend, zoals ik al zei; ik zou haar willen zeggen dat ik haar rijkelijk zal vergoeden, als ze mij haar coördinaten maar wil geven, maar... mijn spraak is weg; ik druk dus niet op de alarmknop, het plassen lukt en de fles is nu behoorlijk vol; ik ben daar fier op; tot de fles weer uit mijn krakkemikkige hand glijdt;
6° de maat is nu vol; nog éénmaal zal de zuster verse lakens leggen en als ´t nog één keer gebeurt krijg ik een pamper om; de ultieme vernedering;
7° ik besef dat mijn volgende kans mijn allerlaatste is; en ondanks mijn gedeeltelijk verlamde rechterhand en mijn geïmmobiliseerde linker, komt de gevulde bedfles feilloos op het nachttafeltje terecht; daar moet een slok op gedronken worden; maar het glas water valt uit mijn hand, op het bed, op de plaats waar... u weet wel; de zuster is in alle staten; help! het is niet wat ze denkt; droge lakens legt ze niet meer; mijn spraakverlamming belet mij te vertellen wat er gebeurd is; ik krijg een pamper aan; help!!!
Ik krijg een slaappil en ik slaap nu tot de ochtend. Bij het wakker worden slaag ik er in voorzichtig enkele woordjes te spreken. Kleine woordjes als brood en niets lukken niet, terwijl arrondissementscommissaris en volksvertegenwoordiger er vrij vlot uitkomen. Hoe ondoorgrondbaar toch is het menselijk brein! Maar hoera! ik kan mij nu weer verstaanbaar maken. Tegen de middag spreek ik al bijna helemaal normaal. Het is nu zo goed als zeker: het bloedstolsel in mijn hersenen is verdwenen, opgelost, dank zij het snelle ingrijpen met antistol. De hersenschade zal beperkt zijn. Ik kan wellicht nog een tijdje mee...
Nog vijf dagen ben ik in het AZ-Groeninge gebleven, en in die vijf dagen heeft men allesbehalve stilgezeten: electrocardiogrammen, electroëncefalogrammen, electromyogrammen, computertomografieën, medische-resonantie-onderzoek, bloeddrukmetingen, labotesten, logotherapie, kinesitherapie, ergotherapie... En na ieder onderzoek heb ik dank u gezegd, uit de grond van mijn hart, en dank u ook aan mijn ziekenfonds, dat al die onderzoeken betaalt, met de glimlach. Ik praat nu weer normaal en de vinger-neus proef lukt al aardig. Dat die witte sluier uit mijn linker hersenhelft nu maar gauw verdwijne...
Zo ziet een embolie in de linker hersenhelft er uit (MR, UZ-Groeninge)
Hoera, ik ben weer thuis. Genezen verklaard na amper zes dagen hospitalisatie. Bij mijn ontslag komt de hoofdverpleger mij nogmaals op het hart drukken dat ik door het oog van de naald ben gekropen, dank zij het snelle ingrijpen en de know how van het beste niet-universitair ziekenhuis van het land (*de zes die vóór staan in de ranking blijken inderdaad universitair te zijn). Ik heb er geen moeite mee om mij dankbaar te tonen. En ik ben ook fier dat ik hier, jaren geleden, mijn brood heb mogen verdienen. En dat ze hier nu mijn leven gered hebben. Alhoewel, helemaal genezen ben ik wellicht nog niet, want de komende zes maanden mag ik geen auto rijden. Zal ik het daarna nog wel kunnen? Bij mijn thuiskomst vind ik een Pro Justitia in mijn brievenbus: in de Bevrijdingslaan binnen de bebouwde kom, een paar kilometer te snel gereden, waar niet meer dan 50 km per uur mag gereden worden (een inbreuk tegen artikel 11.1), vastgesteld door politie-inspecteur Annelies Desmet en haar assistente Laurence Van der Biest. De meisjes hebben ongetwijfeld goed werk verricht, maar waar die bebouwde kom zich zou kunnen bevinden in de Bevrijdingslaan is mij een raadsel. Ik ben op tijd thuis, want over twee dagen wordt de boete al flink verhoogd. Ik neem mij voor nooit nog sneller dan 45 per uur te rijden...
En dat een ongeluk nooit alleen komt... Soms komen ze per twee, soms per drie of per vier. Of per vijf! Door de storm die tijdens mijn ziekenhuisverblijf gewoed heeft, is de façade van mijn schapenkot zón twintig centimeter ingedeukt, naar binnen. Van op een zekere afstand lijkt er niet veel aan de hand, maar de schrijnwerker die dit kunstwerk afgeleverd heeft, zegt dat het om een perte totale gaat: balken zijn gespleten en het dak is ontwricht. Vita dura est, sed vita!
Is het u al overkomen, beste lezer dat u goedendag wilt zeggen, en u zegt boekentas? U hoort uzelf boekentas zeggen en u probeert nogmaals
goedendag te zeggen, maar weer zegt u boekentas of iets anders, maar geen goedendag. Of u wilt luidop tot tien tellen en u telt: nof, fer, klom, dee... Of u probeert een tekst uit
een boek luidop te lezen en u brengt er niets van terecht. In stilte kunt u alles lezen en begrijpen, aan uw verstand lijkt er niets te schorten maar u kan niets gezegd krijgen zoals het hoort. Die toestand duurt ongeveer
een kwartier en dan begint het te beteren. Na nog een kwartier is alles over. U hebt een tia doorgemaakt, een Transient Ischemic Attack, ofte een voorbijgaande doorbloedingsstoornis in de hersenen. Ik weet waarover ik spreek:
ik heb het driemaal meegemaakt. Hoogtijd om de hulp van bevoegde medici in te roepen. Het belangrijkste onderzoek is een computertomografisch onderzoek van de hersenen, een hersenscan...
Het verdict: geen tumor en het verstand onaangetast. Maar de hersenen zijn gekrompen, zoals dat past bij de leeftijd en dat zal dus de reden zijn waarom het geheugen zo fel achteruitgegaan
is en iets bijleren zo hondsmoeilijk gaat. En de letsels die er zijn, ze zijn de handtekening van de tias. Gekrompen en verschrompelde hersenen, nog enigszins passend bij de leeftijd. Hoor ik niet bijna dagelijks ge
ziet er nog goed uit... voor uw leeftijd? Hoe zeer zou ik het op prijs stellen als men zijn bewondering voor mijn persoon zou beperken tot ge ziet er goed uit, met weglating van de nog dus,
en van de leeftijd.
Van dat onaangetast verstand, ik geloof er geen snars van. Gisteren heb ik voor ´t eerst in mijn leven een pandoering gekregen in het damspel, van Chris Tack een telg uit
een oud Gents geslacht dat ooit de cyclobalsport in ons land domineerde, een geslacht ook van denksporters, in ´t bijzonder de schaaksport. In het dammen is Chris evenwel nooit erg bedreven geweest, maar in het schaken
kon ik maar moeilijk van hem winnen, al dient gezegd dat ik mij zelden kansloos liet overtroeven. Ik had nog zo gehoopt mijn nederlaag in het dammen uit te wissen met een overwinning in het schaken. Geen sprake van! Gewurgd
door twee Dames! Een vernedering als deze wens je niemand toe.
Zwart (Tack): Kg7, Dd4, Dg4, f6 Wit aan zet: MAT !
Wit (ik): Kf5
En hoe moet het nu verder? Pillen! Bloedverdunners! Het gevaar voor hersentrombose is anders te groot. Maar de bloedverdunners brengen gevaar mee voor een hersenbloeding. Aan mij om te beslissen: trombose of bloeding? Wat zou ú mij adviseren, beste lezer?
In Mont-Saint-Aignan, nabij Rouen, werd op 8.1.1934 Jacques Anquetil geboren, als zoon van een metselaar uit Boisguillaume. Omdat vader Anquetil niet voor de Duitsers wilde werken
veranderde hij tijdens de 2e wereldoorlog van beroep: hij werd aardbeienkweker en vestigde zich in Bouguet, in de buurt van Quicampoix. De kleine Jacques was een intelligent kind: hij was de eerste van de klas en wiskunde
was zijn lievelingsvak. Na het lager onderwijs trok hij naar de ambachtsschool in Sotteville, afdeling bankwerker-draaier. Na het behalen van zijn brevet van bankwerker vond hij werk in een fabriek. Na zesentwintig dagen echter
hield hij het daar voor bekeken en ging werken in het bedrijf van zijn vader als aardbeiplukker. De reden? Hij kreeg er een maandagmiddag vrij, hetgeen hem toeliet om serieus te trainen met de vrienden van een wielerclubje
waarbij hij zich ondertussen had aangesloten. Aanvankelijk had Jacques meer gevoeld voor de hardloopsport maar omdat in de jeugdcategorieën de loopafstanden te kort waren - hij bleek het al op zeer jeugdige leeftijd te
moeten hebben van zijn uithoudingsvermogen - ging zijn voorkeur nu algauw naar de wielersport. Hij wilde renner worden, een kampioen. Hij was zeer ambitieus, wilde altijd en overal de eerste zijn, en aan talent bleek het hem
niet te ontbreken. Als achttienjarige behaalde hij reeds belangrijke overwinningen waardoor hij al op jonge leeftijd een grote bekendheid verwierf. Hij was een uitstekend klimmer en hij zou uitgroeien tot ´s werelds allergrootste
tijdrijder en ronderenner. Op 23-jarige leeftijd won hij zijn eerste Tour de France en later zou hij de Tour nog 4x op zijn naam schrijven, aldus het record van drie Tourzeges (Filip Thijs en Louison Bobet) met twee eenheden
verbeterend. Hij is ook de eerste renner op wiens palmares de drie grote rondes prijken: Tour, Giro en Vuelta. Hij schreef ook het werelduurrecord op zijn naam.
Spectaculair is ook het liefdesleven van maître Jacques, zoals hij in Frankrijk veelal genoemd werd. Zijn eerste vrouw was de mooie blonde Jeannine, die hij
afgesnoept had van zijn huisdokter. Jeannine was zes jaar ouder en ze bleek geen kinderen te kunnen krijgen. Jacques zocht een andere vrouw. Ver ging hij het niet zoeken: hij nam Annie, Jeannines dochter uit haar eerste huwelijk
tot vrouw. Jeannine bleef bij hen inwonen. Annie schonk hem een dochter, Sophie. Maar ook dát huwelijk liep op de klippen: Annie verliet met Sophie het echtelijk dak. Ook zijn derde vrouw ging Jacques dicht bij huis
zoeken: Dominique, die de ex was van Alain, een zoon van Jeannine!... Dat vond Jeannine al te kras en ook zij vertrok. Dominique is bij Jacques gebleven tot aan zijn dood. Uit dat huwelijk is een zoon geboren: Christophe.
Jacques Anquetil is overleden op 16.11.1987, amper drieënvijftig jaar oud. Hij was terminaal ziek toen hij het bezoek kreeg van Raymond Poulidor, de populairste renner die
Frankrijk heeft gekend. Poulidor staat bekend als de eeuwige tweede, die meestal de duimen moest leggen voor Anquetil. De woorden die Anquetil toen sprak tot Poupou zijn bekend:
- Ik was meestal eerste, jij tweede. Ook nu zal je tweede zijn. Ik ga eerst.
Poulidor overleed op 13.11.2019, tweeëndertig jaar na Anquetil (op drie dagen na). Zijn achterstand op maître Jacques was nog nooit zo groot geweest...
Ik had u, lieve lezer, beloofd dat ik zou doorbomen over de uitkomst van 6 gedeeld door 7, eenrepetitief getal zonder einde. Ach, u zit er wellicht niet op te wachten,
maar voor mij is het een reden om een nieuw woord - quox! - te promoten. Quox (q) is een getal dat dit gemeen heeft met het 6:7-getal dat het evenzeer geen einde heeft, maar evenwel niets repetitiefs
in zich heeft. Zonder een mnemotechnisch middel zie ik geen normaal redelijk schepsel ooit verder komen dan tien, laat staan twintig cijfers.
Ik geef u het getal q even mee (ik beperk mij tot tien cijfers): 1,618033989...
En ik leer u meteen hoe ge er toe komt:
Schrijf op: 1, 2
Tel de 1 op bij de 2, maakt 3
Schrijf op: 1, 2, 3
Maak nu de som van de 2 en de 3, maakt 5
Schrijf nu: 1, 2, 3, 5
Maak nogmaals de som van de laatste 2 getallen, maakt 8
Ge krijgt nu: 1, 2, 3, 5, 8
En nogmaals de som van de laatste twee getallen (13), en zo verder...
Neem nu een willekeurig getal uit dit rijtje en deel het door het getal dat er juist vóór staat. U zal zien dat de uitkomst weinig afwijkt van de quox en dat naarmate
we onze getallen groter kiezen de uitkomst meer en meer de quox benadert...
Het getal pi (3,1415926535...) vertoont wel erg veel overeenkomsten met q: er komt geen end aan en enige repetitiviteit zit er evenmin in. Zelfs de grootste wiskundige genieën ter wereld behelpen zich met een Frans gedichtje als ze meer
dan vijf cijfers na de komma nodig hebben. Het begint als volgt: Que jaime à faire connaître un nombre utile aux sages. Schrijf voor ieder woord het aantal letters op waaruit het bestaat en ziet, daar hebt ge pi, tot tien cijfers na de komma. Met het gedicht kom je echter nog véél verder, ja tot ver boven de duizend
cijfers: het is paginas lang. Voor mij volstaan de tien cijfers na de komma. En als u mij vraagt hoe pi berekend wordt moet ik het antwoord schuldig blijven. Van q weet ik het dus wel, en als u daarnet goed opgelet
hebt weet u het nu dus ook...
Alles goed en wel, zei mijn buurman Firmin, maar zeg mij nu wat de zin is van uw q. Van pi kan je nog zeggen dat het ´t quotiënt is van de cirkelomtrek en de diameter
van die cirkel: exact, tot in het oneindige. Pi kan je tekenen, concreet maken als het ware. Toen heb ik hem verteld dat je precies hetzelfde kunt met quox. Hij stond versteld van mijn uitleg: als
men in een gelijkzijdige vijfhoek een diagonaal (er zijn er zes, identieke) deelt door een zijde bekomt men een quox.
Dus: AC : AB = q
En er is méér: AE : ED = q !
Firmin kon het allemaal nauwelijks geloven.
- Waar hebt gij dat vandaan? vroeg hij.
- Uit een boekje, zei ik.
Hij nam er vrede mee.
Ik liet u al verstaan dat quox een nieuw woord is. Ge zult het tevergeefs zoeken in de Dikke Van Dale. Een paar weken geleden heb ik een partijtje scrabble verloren omdat het woord niet in de Dikke stond. Wacht maar, heb ik toen gezegd, over vijf jaar staat het er wél in! Maar daarvoor, lieve lezers, heb ik uw aller stem nodig. Als u allen, via een mail aan mij gericht, de wens te kennen geeft dat quox opgenomen wordt in ons geliefd woordenboek van de Nederlandse taal, dan lukt het ongetwijfeld wel. Honderdduizend stemmen zijn er nodig.
We zaten met zijn zevenen aan een tafel in de feestzaal Ladeuze, in het hart van de Vlaamse Ardennen. Zo hadden we daar vier jaar geleden gezeten: Erik, Lucien en ikzelf, met
onze respectievelijke echtgenotes, plus Gaby die de plaats had ingenomen van Bea.
Want Bea was er niet meer. Wij waren er om afscheid te nemen van Bea: een rouwmaaltijd... Wie had ooit gedacht dat Bea ons zou verlaten dertig dagen vóór haar vierentachtigste
verjaardag. Haar beide ouders waren diep in de negentig geworden. Zijzelf was ongetwijfeld geprogrammeerd voor honderd! En toch...
Vier jaar geleden in deze zelfde zaal hadden wij dus ook samen gezeten, op uitnodiging van Bea, ter gelegenheid van haar tachtigste verjaardag. Er was een taart te verdelen onder
zeven personen, een taart die in feite maar bedoeld was voor zes. Waarmee ik allesbehalve wil suggereren dat Bea krenterig was, want als er iets is wat ze absoluut niet was, dan is het krenterigheid: ze had nóg een
taart achter de hand. De moeilijkheid was toen de verdeling van de taart. In zeven gelijke stukken. Er is toen heel wat over gepalaberd en het zou mij al erg verwonderen als ik daar toen geen cursiefje aan gewijd heb. Heb
ik u al verteld, trouwe lezer, dat Eric en Lucien burgerlijke ingenieurs zijn. Wiskundeknobbels! Maar wiskundeknobbel of niet, delen in zeven gelijke delen is een onmogelijkheid, veel groter dan honderdduizend Eiffeltorens
op elkaar gestapeld.
- Waar het op neerkomt, zei Lucien, is de eerlijke verdeling in identieke delen, zodat niemand zich benadeeld mag voelen.
- Interessant, zei Erik, is te weten hoeveel kleiner het stuk taart is dat elkeen toekomt als we moeten delen door zeven, in plaats van door zes.
- Daartoe, zei ik, moeten we zes delen door zeven, dan krijgen we een getal dat bij benadering de grootte van het stuk aangeeft als we het zesde deel van de taart de waarde één
geven.
- Die deling gaat niet op, opperde Lucien.
- Maar stel dat we die deling uitrekenen tot zeven cijfers na de komma.
Ik sloot de ogen, deed alsof ik het snel uitrekende uit het hoofd:
- 0,8571428.
De vrienden slaagden er niet in een kreet van bewondering te onderdrukken, voor zoveel hoofdrekenvaardigheid. Niet één die er aan dacht dat ik dat getal al van te
voren in mijn hoofd had. Lucien controleerde mijn uitkomst met zijn zakrekenmachientje en moest bekennen dat het klopte. Toch waren ze het erover eens dat het maar bij benadering was.
- En als ik het nu eens uitrekende niet tot zeven, maar tot zeventien cijfers na de komma?
- Nog steeds bij benadering, zeiden ze.
- En tot honderd cijfers na de komma?
- Maak er duizend van, en ge kunt uw gang gaan, zei Erik. Maar dat zal nogal wat tijd en vellen papier kosten. Want uit het hoofd kunt ge dat nooit berekenen.
- Geen probleem zei ik, ik ken het zó uit het hoofd, tot duizend cijfers na de komma.
- Onmogelijk!
- Wedden voor een bak triple van Steenbrugge?
We hebben gewed en geen twintig minuten later stond de uitkomst van de deling op een A4-blad: 6 : 7 = 0,857142857142857142857142857142857142857142857142857142... tot duizend
cijfers na de komma.
Het kon niet anders of hun nikkel zou snel vallen: ik zat tegenover twee burgerlijke ingenieurs. U hebt het toch ook door, beste lezer?
Ik heb met één bakje triple vrede genomen. Erik en Lucien hebben elk een half bakje betaald.
Morgen of overmorgen gaan we hier nog even over doorbomen...
Laat mij dit verhaal beginnen, waarde lezer, met de bewering dat ik bewondering en sympathie heb voor de wetenschap en haar beoefenaars, dat ik hou van de wetenschap. Ja, ik ben er
van overtuigd dat wij héél veel, ofschoon niet alles, te danken hebben aan de wetenschap. Hetgeen evenwel niet betekent dat ik niet zou openstaan voor een mop over de wetenschap en meer bepaald de geneeskundige
wetenschap. Hier gaat er een:
De professor gaf een les over de ziekten van de lever. Honderd jaar geleden, sprak hij, waren de wetenschappers ervan overtuigd dat het nuttigen van eieren slecht is voor de lever.
Maar de wetenschap maakt vorderingen, en vijftig jaar later en na veel onderzoek was de medische wereld tot de conclusie gekomen dat eieren nét goed zijn voor de lever. En heden ten dage, dames en heren, en na nog veel
meer en beter onderzoek - ik zei het reeds: de wetenschap staat niet stil - heerst de overtuiging dat er nog helemaal geen zekerheid is betreffende de invloed van het eten van eieren op de lever.
Maar nu geen gezwans meer. De rest van mijn verhaal is realiteit.
Tijdens het academiejaar 1961-62 (`t is waarachtig zestig jaar geleden!) kreeg ik les van professor Corneel Heymans, de enige Vlaming die ooit een Nobelprijs Geneeskunde in de wacht
heeft gesleept: een les over aspirine, een pijnstillend en koortswerend medicijn, maar waarvan de werking op de bloedstolling toen nog niet bekend was. Een paar jaar later sijpelde stilletjesaan door dat aan aspirine nog een
andere en zeer belangrijke werking kon toegeschreven worden: remming van de aggregatie van de bloedplaatjes, waardoor het een uitstekend middel zou zijn bij het voorkómen van trombosevorming in de slagaders van het
hart en de hersenen, zeg maar hartinfarct en beroerte. Tijdens de jaren die volgden werd de medische literatuur overstelpt door honderden, wellicht duizenden, verslagen van studies wereldwijd, die middels statistieken, het
bewijs leverden dat aspirine in lichte dosis (80 à 100 mg daags) hét middel bij uitstek was ter voorkoming van cardiovasculaire aandoeningen. Bijwerkingen van het medicijn? Gevaar voor bloedingen, in het bijzonder
hersenbloedingen? Te verwaarlozen! Kostprijs? Ongeveer een halve cent per dag! Te mooi om waar te zijn? Wat er ook van zij, het mini-aspirientje (de meest bekende merknaam is Asaflow) werd het best verkochte
medicijn, wereldwijd. Een jaar of tien geleden - ´t kunnen er twintig zijn - kwam men daarenboven aandraven met een nieuwe indicatie voor het aspirientje: preventivum voor colo-rectale kanker, zijnde kanker van de dikdarm
en de endeldarm. Mét de bewijzen erbij, via opgezette studies alom. Is het dan te verwonderen dat ik al zo´n dertig jaar trouw ben aan mijn Asaflowke, iedere avond eentje. Mij werd vijftien jaar geleden een by-pass
operatie van de kroonslagaders geadviseerd, alsook het plaatsen van een pace-maker. Ik heb ervoor bedankt, omdat ik bang ben van ingrepen, vooral sinds de dag dat de jonge gezonde burgemeester van ons dorp na een routine ambulant
hartonderzoek ter plekke dood bleef, in nochtans één van de meest geroemde hartklinieken des lands. Ik heb voortgedaan met mijn o zo vertrouwd aspirientje, en alles was weer peis en vree, tot vorige week... Wat
lees ik in De medische referentie (maandelijks geneeskundig tijdschrift, januari 2022)? Een (wereld?)beroemde Ierse cardioloog, dr. Frank Moriarty, komt middels uitgebreide klinische studies, tot de volgende
conclusie:
1) aspirine voorkomt géén trombusvorming in de bloedvaten;
2) behandeling met aspirine houdt wél een ernstig gevaar in voor bloedingen;
3) aspirine behoedt niet voor darmkanker (integendeel!)
Val nu dood!
Zeker, de wetenschap staat niet stil, de wetenschap maakt vorderingen, er is voortschrijdend inzicht...
Dr. Moriarty, die zó vakkundig het aspirientje de grond inboort.
En mocht u meer willen weten over de geschiedenis van het aspirientje, surf naar:
Ik ben erachter gekomen, waarde lezer, welke weg u dient te volgen om mijn laatste nieuw vers-van-de-pers boek in uw bezit te krijgen. Zoals u wellicht weet worden boeken meer
en meer online gekocht en zijn niet meer te koop in de boekenwinkel. Een moderne trend waar wij ons niet van distantiëren.
Ga naar www.shopmybook.be en geef daar de titel van het boek in: commilitones (*). Hetgeen dan verder te doen staat mag geen probleem zijn, zeker als u de pensioengerechtigde leeftijd nog niet bereikt hebt. Of anders roept
u maar de hulp in van een van uw nakomelingen: het heet poepeenvoudig te zijn.
De exacte prijs is mij nu ook bekend: 21,53 . Als volgt samengesteld:
1° de kosten voor het maken van het boek, d.i. wat de drukker/uitgever vraagt, zijnde 15,64 ;
2° het graantje dat de fiscus wil meepikken (de BTW), zijnde 0,94 ;
3° de verzendkosten: 4,95 .
Stel dat ik daarenboven de uren werk die ik aan het schrijven van het boek besteed heb, in rekening zou brengen: het zou onbetaalbaar zijn. Maar, zoals reeds eerder
gezegd, dat doe ik niet, want schrijven is mijn hobby, schrijven doe ik voor mijn plezier. Zodoende is de prijs van het boek voor menigeen niet onoverkomelijk...
(*) Als u i.p.v. commilitones mijn naam ingeeft (vansteenbrugge), dan krijgt u een overzicht
van al de boeken van mijn hand die sedert 2006 bij shopmybook van de drukpersen zijn gerold.
Zit de corona-pandemie er voor iets tussen? De laatste maanden krijg ik nogal eens de vraag waar mijn boek "o jerum jerum jerum" te koop is. Het antwoord is teleurstellend: het boek is overal uitverkocht en van een herdruk kan geen sprake zijn aangezien de uitgever (Free Musketeers) van het toneel verdwenen is. Het kan wel nog ontleend worden in een aantal gemeentelijke bibliotheken en ook in de universiteitsbibliotheek van Gent.
Cover van het boek "O jerum jerum jerum..." (2006): voor- en achterflap.
Met fierheid evenwel kondig ik u, bij het begin van het nieuwe jaar, mijn zopas verschenen boek aan. Het heet "COMMILITONES" en het handelt over het studentenleven in het begin en het midden van de 20e eeuw, zijnde de studentenjaren van onze grote Vlaamse schrijver Ernest Claes en die van mijzelf. Het boek zal wellicht niet in boekenwinkels te koop zijn en zal voorlopig ook nog niet in bibliotheken uitgeleend worden. Het zal enkel te bestellen zijn bij de uitgever via mail en hoe dát precies in zijn werk moet gaan is mij nog onbekend; ik vertel het u later. Mij eveneens nog onbekend is de exacte kostprijs: kosten van de drukker/uitgever + verzendkosten + royalties. Enkel wat de royalties betreft (d.i. het loon van de auteur) kan ik u verklappen dat die 0,00 euro bedragen. Ik schrijf immers voor mijn plezier. Een hobby dus...
Cover van het boek "Commilitones" (2022): voor- en achterflap.
U hebt het goed gelezen, beste lezer, in mijn nieuwjaarsgedichtje staat te lezen dat 2021 een kutjaar was, en daar trek ik geen letter van terug. Niet alleen vanwege het coronavirus, waarmee we ons stilaan gaan moeten leren verzoenen, maar ook vanwege de misdaad die de laatste tijd welig getierd heeft in ons dierbaar Vlaanderland. Een greep?
Laten we het eerst hebben over een geval van financieel gesjoemel, een geval waar niet met mensenlevens werd gesold, zoals bij de twee volgende wél het geval is. Het betreft
een knappe jongedame - Kouwekaki is haar naam - die het tot parlementslid heeft gebracht. Wedde: zesduizend euro. Ontoereikend naar ik vermoed, want ze heeft het aangevuld met subsidies - geld van de burger - die niet voor
haar persoonlijk bedoeld waren. Ze is, onervaren wellicht in financiële en fiscale optimalisatietechnieken, lelijk tegen de lamp gelopen en voortaan zal ze nu moeten rondkomen met niet meer dan drieduizendvijfhonderd
in de maand. Dat moet lukken, hoor ik sommigen onder u al opperen en daarenboven hoeft ze voor die wedde helemaal niets te doen. Ze zou het ook niet kúnnen, want psychisch zit ze helemaal aan de grond. Begrijpelijk
toch als je het plots met drieduizendvijfhonderd moet doen, terwijl je zesduizend gewend bent. Maar ik zeg: verdiende straf! En dan voeg ik er nog aan toe: eigen schuld, dikke bult!
Kouwekaki getekend voor "Dag Allemaal" door Marec, geïnspireerd door Marilyn Monroe's "Diamonds are a girl's best friend".
Heden is het precies acht jaar geleden dat ik op deze blog een verhaaltje geschreven heb over V.H. onder de titel Onze Lieve Heeren. Zij was toen minister. Later werd
zij burgemeester van een middelgrote Vlaamse stad. Ik was overdonderd door haar lief snoetje. Dat zo een snoesje zich tot de misdaad heeft laten verleiden doet mijn hart bloeden. Wat zij heeft misdreven is genoegzaam bekend:
ze heeft zich vóór haar beurt laten vaccineren met het covid-19 vaccin. En nu mag ze nóg zo hard beweren dat het om een overschotje ging, een spuitje dat misschien wel in de vuilnisemmer zou beland zijn,
dat zij als burgemeester daarmee een voorbeeld heeft willen stellen en wellicht een aantal antivaxers over de streep heeft getrokken, dat ze het gedaan heeft voor het welzijn van haar medeburgers omdat een zieke burgemeester
de stad allerminst ten goede zou komen... ze heeft haar gerechte straf niet ontlopen: sjerp kwijt en, in tegenstelling tot Kouwekaki, ook haar wedde kwijt. En ook haar politieke loopbaan naar de vaantjes? Want, wie zal haar
nu nog vertrouwen en wie zal haar nu nog lief vinden? Zelfs ík heb het er moeilijk mee.
V.H.: dan toch niet de lieve onschuld zelve?
Maar erger nog dan wat de twee vorige misdadigsters mispeuterd hebben is hetgeen BDP, een van Vlaanderens meest illustere mediafiguren, een half dozijn vrouwen heeft aangedaan: gestalkt en zodoende hun leven totaal verwoest! En dan durft de man nog beweren dat ze het fijn vonden door hem gestalkt te worden. Als dát niet getuigt van een totaal gebrek aan schuldinzicht! Zijn de feiten gruwelijk, de straf is navenant. Ontslagen bij de Vlaamse TV-maatschappij en zes maanden bak. Dat laatste weliswaar voorwaardelijk, hetgeen betekent dat hij er zich in de toekomst tenminste gedurende zes maanden zal moeten van onthouden nog levens te verwoesten, hetgeen ongetwijfeld een moeilijke opdracht zal zijn voor BDP. Dat betekent nog niet dat hij dan zal moeten zitten als de straf dan toch effectief wordt. Daar zijn immers enkelbanden voor. Maar ook dát is geen lachertje...
En dat, waarde lezer is dus nog maar een greep uit wat zich op het vlak van de misdaad in ons mooi Vlaanderland heeft afgespeeld. Er blijft o zoveel onder de radar!
Een jaar of tien geleden heeft één van mijn beste vrienden een ontroerend goedje in Portugal gekocht. Hij noemde het mijn plotje.
Vertederend... Ik schrok ervan toen hij mij een week geleden vertelde dat hij het plotje heeft verkocht - om optimalisatorische redenen naar ik vermoed - maar dat het hem spijt. Ik beloofde hem dat ik er een ontroerend gedichtje
zou over schrijven. Hier is het:
In 1953 stond Louison Bobet aan de start van zijn zesde Tour de France. Hij was achtentwintig jaar. In zijn vijf vorige ronden was hij telkens één van de favorieten geweest, maar nu was hij niet eens meer kopman van de Franse ploeg. En toch zou Louison die ronde winnen
en hij zou de eerste worden die drie keer na elkaar de Tourzege op zijn naam schreef. Meer dan dertig jaar geleden had de Belg Filip Thijs eveneens drie keer gewonnen... maar niet drie jaar na elkaar. Dat het de vorige vijf
keer niet was gelukt had twee redenen. Enerzijds was er de enorme tegenstand: hij diende op te tornen tegen de allergrootste kampioenen uit de geschiedenis van de wielersport: Coppi, Bartali, Kubler, Koblet. Anderzijds was
er de kwaal die hem bijna zijn hele sportcarrière gekweld heeft: steenpuisten op het zitvlak, soms gepaard met aambeien, soms met koorts. In 1952 had de aandoening hem van deelname weerhouden en in 1953 was zijn deelname
onzeker tot drie dagen voor de start. En toch: Louison Bobet won die Tour! Het jaar daarna startte hij natuurlijk wel als kopman van zijn ploeg. Dat jaar hernieuwde hij niet alleen zijn zege van het vorig jaar, maar hij werd
ook nog wereldkampioen. En na zijn derde opeenvolgende tourzege in 1955 liet hij zich opereren aan het zitvlak: een vrij zware operatie. Daarna is hij nog vijf jaar actief geweest in zijn sport. Een overwinning in de Tour
zat er evenwel niet meer in, wel nog enkele grote overwinningen, o.a. Parijs-Roubaix en Bordeaux-Parijs.
Deze bakkerszoon, geboren in Saint-Méen-le-Grand in 1925, was niet de beste vriend van Jean Robic, tourwinnaar in 1947. Robic dreef de spot met Louison Bobet en hij noemde
hem Bobette vanwege zijn menigvuldige instortingen die gepaard gingen met huilbuien: Bobette-pleurette (Bobetje de huilebalk) of Louisette-bonbon. Desalniettemin mag zonder overdrijven gezegd worden dat Louison de grootste
renner uit de jaren 50 is geweest. Naast zijn overwinningen in de tour en de reeds vermelde grote ééndagskoersen ontbreken ook Milaan-Sanremo en de Ronde van Vlaanderen niet op zijn palmares.
Op 15 december 1961 was hij samen met zijn jongere broer Jean, eveneens wielrenner, betrokken in een zwaar auto-ongeluk. Dat betekent meteen het einde van zijn wielercarrière.
Hij gaat in zaken: in Quiberon opent hij een instituut voor thalassotherapie (= behandeling met zeewater) samen met Christiane, zijn eerste echtgenote. Een bekende foto is die van Louison die de Mont Ventoux beklimt tijdens de Tour met lopend achter hem Christiane die haar man toejuicht. Het instituut kende een enorm succes en Bobet werd een rijk man en als gentleman bewoog hij zich in de hoogste kringen. Hij beschikte over een
eigen vliegtuig, waarmee hij zich begaf naar avondlijke bijeenkomsten in Parijs. Twee jaar na de opening van het zeewaterinstituut ruilde hij Christiane voor een tweede echtgenote. Later opende hij nog een tweede instituut
en er kwam ook nog een derde echtgenote...
In 1980 werd bij Louison Bobet de diagnose multipel myeloom gesteld, ofte ziekte van Kahler, de ziekte waaraan ook president Pompidou leed. Bobet bezweek aan de ziekte
op 13 maart 1983, één dag vóór zijn achtenvijftigste verjaardag. Hij is begraven in zijn geboortedorp, alwaar een straat en een museum naar hem zijn genoemd.
Doorgaans zie ik Noël enkel in de kantine van de loopclub, op zondagmorgen. Vanwege mijn corona-infectie was ik er al enkele weken niet geweest. Ik ontmoette hem op de parking
van de apotheek: wij gingen allebei covid-sneltests halen. Maar hoe zag Noël er uit? Een kolossaal blauw oog!
Bij negentig procent van de volwassen mannen met een blauw oog, komt het door tegen een deur te lopen, tenminste als ze geen beoefenaar zijn van de edele bokssport. Ik vroeg dan
maar op de man af of Noël misschien tegen een deur was gelopen. De werkelijkheid bleek minder prozaïsch te zijn.
- Een vuistslag gekregen in de kantine, van Jeannineke.
- Van Jeannineke, dat klein ding! Kan die zó hard kloppen? En waarom heeft ze dat gedaan?
- Ik had haar een tikje gegeven tegen haar achterwerk...
- Waarom doet gij zoiets? Ikzelf zou daar geen genoegen aan beleven. Als ´t nu nog bij Kathy was, of Christine of Gudrun, maar dat verschrompeld vel-over-been Jeannineke!
- En waarom denkt ge dan wel dat ik het gedaan heb. Bij die andere drie zou ik zo´n misdaad nooit plegen, maar bij Jeannineke heb ik het gedaan uit pure compassie. Ik dacht
dat ze het op prijs zou stellen omdat ze maar zelden te „lijden“ heeft onder ons flirterig gedrag. In tegenstelling tot die andere drie.
- Nu begrijp ik het volkomen. Jeannineke is allesbehalve moeders mooiste, om het voorzichtig uit te drukken. Een daad van naastenliefde dus...
- Ik denk dat ze er al spijt van heeft. Maar vergeven doe ik het haar nooit. Ze krijgt geen woord meer van mij, geen goedendag, geen blik.
- Maar stel nu dat ze zelf toenadering zoekt, door u bijvoorbeeld een tik te geven op een gelijkaardige plaats?
- Dan krijgt ze een zodanige dreun dat ze het misschien nooit meer kan navertellen. Weet ge dat ikzelf nog gebokst heb in mijn jonge jaren?
- Stel dat ge haar doodslaat...
- Ik zal vrijuit gaan: zij zal begonnen zijn.
De grote sterke Noël heeft waarachtig haatgevoelens tegenover het kleine scharminkeltje. Als ik haar was zou ik niets ondernemen om het weer goed te maken.
Veertig jaar geleden heb ik Willianne en haar man leren kennen. Ze was een aantrekkelijke jonge vrouw van halverwege de dertig, hij was de vijftig al voorbij. Sindsdien hebben
wij een goede relatie onderhouden, tot een jaar of tien geleden de man is overleden. Die laatste jaren heb ik enkel nog telefonisch contact gehad met Willianne. De laatste keer dat ze mij opbelde, een maand of zo geleden,
klonk ze opgewekter dan ooit tevoren: ze had een man leren kennen, iemand van ongeveer mijn leeftijd, die net als ik in Gent gestudeerd had, een ingenieur, of liever een dubbele ingenieur, want naast ingenieur
in de bouwkunde was hij ook nog ingenieur in iets anders waarvan ik de naam vergeten ben - in de termen van deze tijd zou dat manama (master na master) zijn. Ze moet wát fier zijn dat ze als zeventiger
nog zo iemand aan de haak heeft kunnen slaan, hij mocht dan al zes jaar ouder zijn. Misschien had ik hem gekend tijdens de studentenjaren: Ronny Welvaert? En óf ik hem gekend heb! In ´t begin van de jaren zestig.
We kenden elkaar weliswaar niet van de studentikoze drinkgelagen, want die waren niet aan Ronny besteed, maar wel van de vele gezellige avonden in de friture Njora, waar wij ettelijke partijtjes schaak hebben gespeeld. Ronny
was meestal aan de winnende hand en ik kon mij daar goed bij neerleggen: schaken is tenslotte toch een beetje wiskunde en een ingenieur in spe hoort toch een wiskundeknobbel te hebben. Niet dat Ronny een schaakgenie was. Verre
van. Tegen Lucien, de patron van de frituur, heeft Ronny, net zo min als ik uiteraard, nooit een partijtje kunnen winnen of zelfs maar een remise kunnen spelen. Ach, die Lucien Van Haudenhuyse zaliger, dát was pas een
schaker. En méér dan dat! Kampioen van Oost-Vlaanderen geweest, zowel in het schaken als in het dammen. Geen enkel diploma behaald, maar hij kon hypnotiseren en hij was bedreven als geen ander als het aankwam
op electriciteit of loodgieterij. Met het geld dat hij op zijn veertigste reeds met zijn frituur verdiend had kocht hij een dertigtal oude panden, die hij omtoverde tot, voor die tijd, luxueuze en comfortabele studentenkoten.
De frituur droeg de naam van zijn vrouw, Njora Nikiforova. Ze kwam uit Apostolona, een klein dorp aan de Djnepr, op zo´n honderd kilometer van Dnjepropetrovsk, de tweede grootste stad van Oekraïne. Hij had haar leren
kennen tijdens de tweede wereldoorlog toen hij, amper achttien jaar oud, in ´t Oosten diende als soldaat. Een lieve blonde slanke vrouw, een paar jaar ouder dan Lucien. Ze heeft mij enkele woordjes russisch geleerd -
´t zal wellicht oekraïens geweest zijn - die ik op heden alle vergeten ben. Maar wat ik niet vergeten ben: nergens was de friet-stoverij zo lekker als bij Njora, aan de Sint-Kwintensberg. Talloos zijn de dagen waarop
ik die heerlijke spijs zowel ´s middags als ´s avonds ging nuttigen. En dan blijven plakken voor het schaakbord en een pint bier, vaak tot in de vroege uurtjes. Friture Njora, waer bestu bleven? Ik zoek u langs mijn
wegen weer en vind uw sporen nimmermeer. Jaren geleden met de grond gelijkgemaakt, samen met de belendende huizen. Plaats gemaakt voor een groot flatgebouw. Geen spoor meer... O jerum jerum jerum...
Het weerzien was drie dagen geleden. Met Willianne en Ronny. Ik herkende in Ronny nog de trekken van vroeger. Er werd niet gekust en er werden
zelfs geen handen geschud, vanwege het coronavirus. Maar hartelijk was het wel. Er waren frieten met stoverij en er werd een partijtje geschaakt. Zoals vroeger. Ik met wit, Ronny met zwart. En het werd: wit: koning op c6, pion op d6; zwart: koning op e8; wit aan zet.
Ik speelde d6 naar d7, hetgeen een vreselijke flater was (ik had Kc6>c7 moeten spelen) want met Ke8>d8 kon zwart nu na om ´t even welke tegenzet van wit onmiddellijk een gelijkspel afdwingen, hetzij door het slaan van de pion, hetzij door een patstelling. Maar... Ronny zag het niet. Ik schrok toen hij zijn koning neerlegde, ten teken van overgave. We zijn geen van beiden goede schakers maar die dag hebben we ons toch even Carlson en Nepomniasjtsji gewaand, de twee grootmeesters die op ´t ogenblik in Dubai een gevecht leveren om de wereldtitel.
Ik heb Lukske leren kennen in ´t jaar 1985. We waren toen pas verhuisd naar de Lange Zwingelstraat in R, een middelgrote provinciestad. Schuin tegenover mij, op de hoek met
de Korte Zwingelstraat, woonde Lukske samen met zijn moeder. Hij moet toen een jaar of veertig geweest zijn. Dat er iets mis was met Lukske was voor iedereen overduidelijk: hij liep voorovergebogen, met kleine snelle pasjes,
altijd gejaagd, overdreven zwaaiend met de armen en meestal in zichzelf pratend. Hij beschikte over een autootje dat hij met overdreven zorg behandelde. Na ieder ritje liep hij twee toertjes rond het wagentje en hij praatte
er tegen, hij veegde de koplampen af met een doek en controleerde twee keer of alle deurklinken veilig gesloten waren. Na de dood van zijn oude moeder werden de rituelen talrijker en heftiger. Nooit betrad hij nog zijn woning,
ook als ´t pijpenstelen regende, zonder eerst een kruisteken te maken en een korte litanie te prevelen, alvorens de sleutel in het sleutelgat te steken. Eenmaal de deur geopend deed hij een stap achteruit, maakte weer
een kruisteken en haastte zich naar binnen. De dagen dat vóór het studentenhuis, wat verderop, de vuilnisbakken - altijd ten getale van drie - buitenstonden, liet hij nooit na ze eerst op hun inhoud te controleren
alvorens ze netjes op een rij te zetten met behulp van een lange rechte maatstok. En evenmin liet hij na, om een diepe buiging te maken telkens hij voorbij het huis van de gepensioneerde vrederechter passeerde. Dat was hij
de bejaarde man wel verschuldigd, want hij was het die er mede voor gezorgd had dat Lukske over een fatsoenlijk vervangingsinkomen kon beschikken. Eén keer zou Lukske gewerkt hebben. ´t Was in een
bierhandel, maar na enkele maanden werd hij er ontslagen en daarna heeft niemend hem nog ooit in dienst willen nemen. Dat had natuurlijk te maken met zijn gedragsstoornis. Hij leed aan een obsessieve dwangneurose.
Dat is tenminste wat de vrederechter mij verteld heeft. De sympathie die de vrederechter in ´t begin voelde voor die arme sukkelaar was in later jaren overigens fel bekoeld. Ziehier hoe dat was gekomen... Enkele dagen
vóór Kerstmis had Lukske hem gevraagd hoe hij van plan was Kerstavond door te brengen. De vrederechter had geantwoord dat hij rustig thuis zou blijven met zijn vrouw, een stukje reebok eten, gebracht door traiteur
G, gezellig aan de haard zitten met een glaasje wijn, genietend van een kerstconcert op de TV. Daarop zou Lukske zich smalend uitgelaten hebben over die armzalige manier van Kerstavond vieren, en dan nog met zijn eigen
vrouw. Het was niet de eerste keer dat Lukske had laten verstaan dat hij de vrouw van de vrederechter niet moeders mooiste vond. Als ik zo rijk was als gij, ´k zou Kerstavond wel anders vieren
had Lukske nog gezegd. Wat doet gíj dan wel op Kerstavond?, had de rechter nog gevraagd. Ik ga naar H, naar de Pijp, feestvieren tot vijf uur in de morgen. Ja, in de Pijp had menigeen Lukske
al gezien, tussen vrouwen van lichte zeden, die hem vertroetelden, zijn onfrisse lichaamsgeur ten spijt, tot ze ál zijn geld afgetroggeld hadden...
´s Anderendaags ging Lukske dan bedelen bij de buren, of ze geen boterham hadden voor hem, liefst een paar boterhammen, zo mogelijk met choco, en dan liefst geen choco van
een goedkoop merk. Gaan schooien om eten deed hij meestal in de avond met het excuus dat op het late uur de voedingswinkels gesloten waren. Bokaaltjes confituur, pakjes beschuit, blikjes sardienen, waarvan de uiterste gebruiksdatum,
al was het maar met één dag, overschreden was, werden geweigerd. Aan diefstal - het dient gezegd - heeft Lukske zich nooit schuldig gemaakt, behalve die ene keer, toen hij in de kapel van de heilige Eduardus
de offerblok had geplunderd. De buit was mager en de daad werd bedekt met de mantel der liefde.
Op een vrijdagavond kwam er beeld nog klank uit zijn TV. Lukste kwam aan mijn deur bellen: of ik dringend Belgacom wilde opbellen - hijzelf had geen telefoon - want over een uur
was er Bonanza op de TV. Ik belde dus Belgacom. Zij zouden langskomen, na het weekend. Lukske begon te daveren over heel zijn lijf: Wat? Na het weekend!? En over een uur Bonanza op TV! Laat mij eens met die mannen spreken.
Ik draaide nogmaals het nummer van Belgacom en gaf de hoorn aan Lukske. En wat denkt u, beste lezer? Een kwartier later stonden ze daar, de mannen van Belgacom. Ik zou in ´t vervolg, zo nam ik mij voor, beroep doen op
Lukske als ik ook eens een dringende depannage nodig zou hebben...
Eén keer heb ik mijn obsessief neurotische buurman gepolst naar de reden van zijn vreemd gedrag. Er zat een muis in zijn hoofd, zei hij. Ik probeerde hem af te brengen
van dat waanidee. Ik deed mijn uiterste best om hem aan ´t verstand te brengen dat er onmogelijk een muis in zijn hoofd kon binnengedrongen zijn. Hij sprak mij niet tegen, hij begreep mijn redenering wel, maar dat nam
niet weg dat de muis er wel zát...
Een jaar of vijf geleden ben ik weggegaan uit de Lange Zwingelstraat. Van Lukske was ik verlost en d9aar was ik niet rouwig om.
Gisteren heb ik vernomen dat Lukske al een paar maand overleden is. Het doet mij wat...
Zullen we dan maar eens een rondje doemdenken doen, beste lezer? De kans dat u er ongelukkig door wordt is niet onbestaande en wenst u geen risico te nemen, lees dan niet verder.
En zo u toch het risico neemt, bedenk dan dat u niet alles hoeft te slikken van wat ik beweer. Overigens, van weinig dingen ben ik zéker, voor weinig zou ik mijn hand in het vuur durven steken - ja, dat twee plus twee
vier is... Ik heb met de jaren een grondige hekel gekregen aan mensen die altijd van álles zéker zijn en ik wil niet inconsequent zijn met mezelf. Het weze dan zo...
Ik ben zelf herstellende van de ziekte die veroorzaakt wordt door het SARS-coV-2-virus (het corona-virus dat nu al een paar jaar de actualiteit beheerst) en die ik hierna de
corona zal noemen. Nu ik het aan den lijve ondervonden heb, acht ik mij gerechtigd er een cursiefje aan te wijden.
De vraag die men mij vaak gesteld heeft: wanneer raken wij er van af? Omdat ik mij al enige tijd voorgenomen heb vragen waarop ik het antwoord niet zéker
weet, onbeantwoord te laten, heb ik de vraagstellers meestal verwezen naar de grote virologen en epidemiologen die Vlaanderen rijk is: Van Ranst, Debyser, Vlieghe, Goossens, Degucht, Meyfroidt,Van Damme.., allen eminente professoren.
De vraag echter, die mij de laatste weken - het weze maanden - meer en meer gesteld wordt, wens ik niet zomaar naast mij neer te leggen. De vraag luidt: raken wij er nog
ooit van af? En het antwoord luidt: neen!, ofschoon ik wel bereid ben het antwoord enigszins te nuanceren.
En de Spaanse griep dan, uitgebroken op ´t einde van de eerste wereldoorlog? Die schijnt toch even besmettelijk, even ziekmakend en dodelijk geweest te zijn als onze corona?
Evenzeer de naam pandemie waardig. En dat virus is toch ook verdwenen? En zo zal het ons corona-virus toch ook vergaan? Het doet mij leed dat ik u, beste lezer, moet terechtwijzen. Mijn terechtwijzing is drieërlei:
- ten eerste: het Spaans virus is niet verdwenen, niet uitgeroeid. Het is enkel veranderd (gemuteerd) naar een weinig agressieve vorm.
- ten tweede: de wereldbevolking bedroeg toen ongeveer twee miljard, tegenover acht miljard te huidigen dage. Zouden er op aarde diersoorten bestaan - insecten, microben en kleine
zeediertjes niet te na gesproken - die zich in zon weelderig aantal kunnen verheugen? Als men zich daarbij realiseert dat pan- en andere demieën wellicht het middel bij uitstek zijn dat de aarde geboden wordt om
voor een uitdunning te zorgen als een bepaalde diersoort door zijn overdreven aantal het ecologisch evenwicht dreigt te verstoren. Ik wil maar suggereren dat het virus van toen er al na een paar jaar de brui
aan gegeven heeft van zodra het doel bereikt was. Het doel? Wat kan het anders zijn dan het ecologisch evenwicht?
- ten derde: er werd honderd jaar geleden veel minder gereisd dan nu het geval is. Reizen naar andere landen, naar andere werelddelen werkt alleszins de pandemisering
in de hand, nietwaar? Mijn grootmoeder van moederszijde is, als ik een beetje mag vertrouwen op de overlevering, niet één keer in haar leven buiten de grenzen van haar dorp geweest en ongelukkig is ze daar nooit
om geweest.
En of ik geen enkele suggestie heb omtrent hetgeen ons te doen staat?
Stel dat we er zouden in slagen iedereen in totale quarantaine te plaatsen gedurende een drietal weken. Dan zouden alle coronavirussen toch dood zijn, hetzij samen met hun slachtoffer,
hetzij door de afweerstoffen van de gastheer? En dan zeg ik: theoretisch is daar geen speld tussen te krijgen, maar of we dat georganiseerd zullen krijgen durf ik betwijfelen...
En de blijf-in-uw-kot regel van onze lieftallige Maggie De Block? Nooit meer naar het zonnige zuiden kunnen... Ondraaglijk, als de buren, de vrienden, de familieleden
en de kennissen het wél nog zouden kunnen, maar niet ondraaglijk als iederéén in zijn kot dient te blijven.
En als we de wereldbevolking zouden terugbrengen tot het niveau van een eeuw geleden? U bedoelt toch niet dat we mensen moeten doden? Neen, dat u dát zou bedoelen, kan
ik mij niet voorstellen. U bedoelt natuurlijk: geboortebeperking door anticonceptie. Prima idee, maar verwacht u maar aan heel veel tegenkanting en zelfs als die tegenkanting er niet zou zijn, dan nog verwacht ik dat een noemenswaardig
effect zich pas zal laten voelen over een paar honderd jaar en dat het slechts uw achter-achter-achter-achter-achter-achterkleinkinderen zullen zijn die van de maatregel zullen genieten. En, wees nu eerlijk, denkt ge echt
dat er iemand maalt om zijn achter-achter-achter-achter-achter-achterkleinkinderen?
Een somber verhaal? Ach, wees maar niet té bezorgd. Ik heb toch al gezegd dat ik niet zéker ben. Ik twijfel. En heb ik het eerder al niet beweerd: twijfel is de
bron van alle wijsheid?
Heb ik onlangs niet gezworen dat ik het nimmermeer zou hebben over geboortebeperking als middel ter voorkoming van een wereldoverbevolking? Vanwege sommige tegenstanders van geboortebeperking
die dan geërgerd in hun pen kruipen.
Gisteren zag ik op TV een Afghaanse vrouw. Al haar kinderen waren de hongerdood gestorven, behalve één. Die ene had ze moeten verkopen teneinde aan een beetje geld
te geraken om zelf niet van honger om te komen. Ze had nog slechts één wens: dat ene kind ooit nog eens terugzien. Maar ze weet dat die wens nooit in vervulling kan gaan. Hartverscheurend. En dan kwam ook de Sahel
ter sprake, een onherbergzame streek in Afrika, waar de helft van de kinderen sterven door voedseltekort. Het rijke Westen zal zijn best doen om voedsel te brengen naar dit onleefbaar deel van de wereld en men
voorspelt dat in 2050 de bevolking daar zal verdubbeld zijn en - dat voorspel ik - het aantal hongerdoden eveneens. Geboortebeperking? Een thema dat vrijwel niemand durft ter sprake brengen. Het klinkt teveel als moord
op ongeboren kinderen, terwijl het niets meer is dan zaadverspilling. En niet de overbevolking treft schuld, wél de steeds maar droger wordende bodem, wat een gevolg is van de opwarming van de aarde.
Laat die opwarmers het maar oplossen. Ze zijn trouwens ook verantwoordelijk voor de stijging van het zeeniveau waardoor een land als Nederland bijvoorbeeld wel eens op een dag grotendeels onder water zou kunnen
staan. Geen dijken meer bouwen dus en geen anticonceptie. Zij die verantwoordelijk zijn voor de opwarming van onze aarde moeten het oplossen.
Geboortebeperking, anticonceptie, wie daarvoor pleiten worden wel eens - en soms noemen ze zichzelf óók zo - malthusianisten genoemd, naar Malthus die een goede
tweehonderd jaar geleden waarschuwde voor overbevolking. Antimalthusianisten laten niet na erop te wijzen dat Malthus een monster was, een moordenaar, die niet aarzelde abortus (het doden van een ongeboren vrucht!) aan te
prijzen als geboortebeperkende maatregel. Noem mij dus nooit meer malthusianist, waarde lezer.
Te allen tijde hebben de godsdiensten, althans de meeste, naar een zo hoog mogelijk ledenaantal gestreefd, in de eerste plaats door het aantal geboorten op een hoog peil te houden. Dat een groot percentage van de geborenen sterven zal hun minder een zorg wezen:
hoe meer er geboren worden, hoe meer er zullen overblijven, zo wordt geredeneerd. Coïtus is de enig toelaatbare vorm van seksbeleving. Zaaduitstorting die niet in de vagina gebeurt is een zware misdaad, een doodzonde,
gelijk aan moord. Het gevolg: overbevolking én onderdrukking van de vrouw. Het grootste deel van haar gezondste levensperiode dient ze zwanger te lopen, ze moet haar kinderen zien sterven en daarenboven wordt elk seksueel
genot haar ontzegd - een kleine minderheid van de vrouwen bereikt een orgasme tijdens de coïtus. En als men nu eens het taboe rond zaadverspilling in de onleefbare gebieden van de aardbol
uit de wereld ging helpen en dit gepaard liet gaan met materiële hulp aan de arme bevolking die er woont? Als men de vrouwen leerde genieten van seks door middel van de technieken die door een deel van rijkere
wereld worden toegepast: anticonceptiepil, condoom, diafragma, vibrator, fellatio, cunnilingus, (wederzijds) masturberen? En als men hun mannen kon leren hoe zijzelf meer van seks kunnen genieten als zij weten dat hun
partner er ook van geniet en er dus ook naar verlangt? Ik zie u al het hoofd schudden, beste lezer: die ingewortelde traditie verbreekt men niet binnen de honderd jaar. En dan zal het al te laat zijn. En: après nous...
le déluge.
Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.