Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.
FLAUW EN PUBERAAL, MAAR GOED BEDOELD: dit soort verhaaltjes vindt u bij de vleet ('n 200-tal) op www.bloggen.be/kris .......... PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
08-03-2025
Defensie
Wat staat er in grote letters op de frontpagina van mijn krant? "De Wever wil nog meer geld steken in defensie". Onze eerste minister zal dat niet alléén doen natuurlijk, maar via zijn ministerie van defensie; al zijn landgenoten zullen dus meesteken. Ik schrijf wel degelijk "ministerie van defensie" en niet "ministerie van oorlog", een term die honderd en meer jaar geleden werd gebruikt maar ondertussen in onbruik is geraakt. En óf hij gelijk heeft, De Wever: we moeten ons toch kunnen verdedigen, nietwaar? Dat weet toch het kleinste schoolkind. Als er eentje betrapt wordt met een mes of een pistool (dit laatste geldt vooral in de VS) en daarvoor op het matje geroepen wordt zal hij steevast argumenteren: "nogal logisch, ik moet mij toch kunnen verdedigen". Strict genomen zou men met die wapens ook kunnen aanvallen, maar dat doet natuurlijk niemand, ook niet op het niveau van de naties, want ieder land heeft een ministerie van defensie ("landsverdediging") en geen enkel land heeft een ministerie van aanval. Hoewel... wie zei daar ook weer "de aanval is de beste verdediging"? 't Zal een of andere voetbalcoach geweest zijn, denk ik. Maar... alle gekheid op een stokje: we zitten op rozen. 't Zal ons, belastingbetalers, wat kosten natuurlijk, maar we zullen tenminste goed verdedigd zijn en we zullen ons veilig voelen, en op veiligheid staat geen prijs. En daarenboven: wie zegt dat het onze portemonnee niet ten goede zal komen? Wapenfabrieken zullen meer dan ooit gouden zaken doen, hun aandelen zullen in waarde stijgen en wij zullen die aandelen kopen en met zijn allen rijk worden. In alle veiligheid...
Een paar weken geleden komt een ouwe makker, Gilbert Moerman, mij met een bezoek vereren. Dwars door Grijsloke stopt ermee, zegt hij. Hij had het uit goede bron... Ik geloof het niet. Mijn geesteskind! Ze laten het sterven! En niemand die er mijn mening over gevraagd heeft. Dat kon toch niet waar zijn... Edoch, een paar dagen geleden stond het in de krant: Dwars door Grijsloke gaat ter ziele. Mijn gedachten gaan een kleine halve eeuw terug in de geschiedenis...
De laatste zaterdag van augustus anno 1978 kwamen twee vrienden - ik was één van die twee - op het idee - een loopkoersje te houden voor de schoolgaande jeugd, die zich stierlijk aan 't vervelen was, nu de grote vakantie op zijn allerlaatste benen liep. De "wedstrijd" was een drietal kilometer lang, met start en aankomst in de Broekstraat in Elsegem. Er waren negen deelnemers en er was een prijs voor iedereen, een ijsje...
De koers was een groot succes geweest: voor herhaling vatbaar, en wel weer op de laatste zaterdag van augustus anno 1979. Toen waren er spijtig genoeg amper vijf deelnemers en er werd uitgekeken naar een andere locatie voor het komend jaar. Dat werd Grijsloke, nu een deelgemeente van Anzegem; maar ooit de kleinste zelfstandige gemeente - amper 78 hectare groot - die ons land heeft gekend. Het koersje kreeg een naam - "Dwars door Grijsloke" - en er waren nu éénentwintig deelnemers. We begonnen te dromen van een grote stratenloopkoers met honderden deelnemers zoals we er enkele kenden te lande...
Begin 1981 kwam alles in een duizelingwekkende stroomversnelling. Sportieve mensen begonnen zich voor het idee van een grote loopkoers in het kleine Grijsloke te interesseren. Er onstond een tienkoppig organisatiecomité, er werd een omloop uitgestippeld in ons bergdorp waarvan vele deelnemers later zouden getuigen dat het de lastigste maar ook de mooiste was die hun ooit onder de voeten was geschoven, er werden affiches gedrukt en veelkleurige folders, er werden persconferenties gehouden wat resulteerde in aantrekkelijke krantenartikels dewelke niet beperkt bleven tot het "regionaal nieuws", gespreksavonden werden georganiseerd waarop topfiguren uit de atletiekwereld werden uitgenodigd, marathonkampioenen en olympische medaillewinnaars, een loopclub werd gesticht waarmee naar de grote stratenlopen te lande en ook in het buitenland werd getogen en waardoor Grijsloke allengs naam en faam verwierf. Het aantal ingeschreven deelnemers steeg van een zeshonderdtal in 1981 tot tweeduizend in 1990...
Tijdens het eerste decennium stond Dwars door Grijsloke in het teken van "lopen voor de gezondheid". Er werden medailles geslagen voor de deelnemers: ze verzinnebeeldden "de Levensloop"; ieder jaar een andere originele medaille met telkens een even originele naam, die zó geplukt was uit het werk van onze dorpsgenoot Stijn Streuvels. Hoogtepunt van dit eerste decennium was wellicht het bezoek van de Duitse dokter Ernst van Aaken aan Grijsloke. Hij was de vader van het stratenlopen, de paus van het joggen, van het lopen voor de gezondheid, dat hij wetenschappelijk onderbouwd heeft en dat in de jaren '70 onder zijn invloed Amerika overspoeld heeft, waarna de rage zich heeft uitgebreid naar Europa en andere werelddelen. Voor zover mij bekend is het de enige keer dat deze eminente sportdokter ons land heeft bezocht om er een voordracht te houden, een drie uur durende voordracht over het nut van uithoudingstraining voor de gezondheid. De raadzaal van Anzegem, waar Grijsloke nu een deel van uitmaakt, zat afgeladen vol en iedereen bleef gespannen en aandachtig luisteren tot het einde. De grote man was opgetogen over het feit dat ik zijn boek "Krebs und Herzinkarkt müssen niet sein" in Nederlandse vertaling had uitgebracht. Het ondertekenen van de ekseplaren die ter plekke verkocht werden deed hem zichtbaar deugd...
Lucien Van Lancker, die gedurende het eerste decennium van Dwars door Grijsloke het organisatorisch brein en de motor van onze loopkoers was geweest, liet het na de tiende editie afweten, ontgoocheld als hij was omdat hij bij de andere bestuursleden niet genoeg steun vond voor het reuzegroot project dat uit zijn brein ontsproten was, de Europajoggingcup. Er werd gevreesd dat het afscheid van Lucien de doodsteek zou betekenen voor DDG. Maar... redding werd gebracht door de Olympische gedachte, die al een tijdje sluimerde in Grijsloke, en nu plots tot volle ontbolstering kwam. Telkenjare stond de koers nu in het teken van één van de Panhelleense Spelen uit de oudheid er voor de deelnemers was er een Olympische medaille met de beeltenis van een Griekse godheid, ter wiens ere de betreffende Spelen werden gehouden. En bij elke medaille hoorde een zestien pagina's tellende brochure (alle brochures werden later gebundeld in het 3e boek over DDG, onder de titel "Grijslokes Olympîade"). De pers had weer een vette kluif en Dwars door Grijsloke was succesvoller dan ooit tevoren. Het hoogtepunt van Grijsloke Olympiade was wellicht de 15-daagse reis van 32 leden van onze loopclub (die al van 1982 in 't leven was geroepen) naar Griekenland alwaar zij de Spelen in het oude Griekenland hebben overgedaan in de authentieke stadions en ondergedompeld werden in de Griekse mythologie: ten jare 1994. Een jaar later kwamen de goden Apollo en Athena zelf naar Grijsloke...
Rond de eeuwwende werd het echter duidelijk dat het succes van DDG begon te tanen. Het jeugdig bestuur stond niet open voor nieuwe thema's zoals de "levensloop" en "de olympische gedachte" die bijna twintig jaar lang een flinke kluif waren geweest voor de media. Er werden geen persconferenties meer gehouden, geen bijeenkomsten of sportavonden meer met topsporters uit de atletiekwereld en de medailles werden voor goed afgeschreven. Het aantal deelnemers verminderde gestaag, jaar na jaar. DDG bleef weliswaar Vlaanderens mooiste, maar de ambitie om ooit Vlaanderens grootste te zijn mocht definitief opgeborgen worden. Er was echter ook een positieve keerzijde aan de medaille... De daling van het aantal deelnemers en dus ook het aantal supporters betekende dat de last die op de schouders van de organisatoren drukte fel verminderde. In de plaats van een reuzegrote feesttent, volstond nu een kleinere en de laatste jaren was er zelfs geen tent meer nodig, het eigen clublokaal volstond. Dat waren kosten en moeite gespaard en ook de digitalisering kwam een aardig handje helpen. Er kon nu veel meer ontspannen naar die laatste zaterdag van augustus toegeleefd worden. Het leek erop dat DDG nog een lang leven beschoren was. Vorig jaar was het aantal deelnemers weer een beetje naar omhoog gegaan. Zou de vergane glorie toch weer opflakkeren? Helaas: een donderslag bij heldere hemel! Soms verbeeld ik mij dat de kwade mare van Gilbert Moerman niets anders was dan een flauwe grap en soms hoop ik (tegen beter weten in?) dat een jeugdig en krachtig iemand zal opstaan en de draad weer zal opnemen.
't Is de laatste zaterdag van augustus 2025. Lucien Van lancker en ikzelf wandelen langs de muur van het kerhof van Grijsloke in de richting van het station van Anzegem. We wandelen traag en met lichtjes gebogen rug, zoals het betaamt voor mensen die het levenslicht reeds zagen vóór de tweede wereldoorlog. Een kleine halve eeuw lang krioelde het hier van het volk, supporters die hun helden kwamen toejuichen. Nu is er op het plein vóór de kerk en in de hele straat geen levende ziel te bespeuren. De zon schijnt heerlijk, de stilte komt ons vreemd voor. We komen aan de plaats waar nog steeds de aankomstlijn getrokken is, de enige zichtbare herinnering aan zovele DDG's. Tegenover die aankomstlijn staat een bankje; het lijkt wel of het daar met opzet voor ons is neergezet. We nemen plaats. Het duurt even voor we iets zeggen...
- Aan alles komt een eind, zegt Lucien.
- Zo is het, alles heeft een end, zeg ik. En een worst heeft er twee, voeg ik er nog aan toe in een vruchteloze poging om de droevige stemming te verdrijven.
Of, zou er toch nog een sprankeltje hoop zijn, een deus ex machina?...
(P.S. Er zijn 5 boeken verschenen over DDG, cf. www.bloggen.be/kris/archief.php?ID=3015745)
Er is een nieuw medicijn op de markt, met de welluidende naam tezepelumab Het wordt geproduceerd in de ovariumcellen van de Chinese hamster en het dient als aanvullende onderhoudsbehandeling bij patiënten met ernstig astma dat onvoldoende onder controle is. Het wordt op de markt gebracht als een inspuitbare vloeistof van 1,91 mililiter in een voorgevulde spuit onder de merknaam Tezspire. Kostprijs: 1.215,64 euro. Duur? Ja zeker. Er bestaat ook een verpakking van 3 voorgevulde spuiten voor 3.625,76 euro, een te verwaarlozen korting dus bij "grote aankoop". Maar er is ook "goed" nieuws: de ziekteverzekering betaalt bijna alles terug. Zodoende kost een spuitje Tezspire amper 12,10 euro; en voor een WIGW (weduwe, invalide, gepensioneerde, wees) zelfs maar 8,00 euro. En wat nog meer is: voor een doos met drie spuitjes betaal je nog evengoed 12,10 (resp. 8,00) euro! Je zou dus wel dom moeten zijn om je niet ineens een verpakking van drie te laten voorschrijven... RIZIV, zet je schrap: het worden dure tijden!!!
Een jaar geleden was mijn toekomstvisie eerder somber. Ik schreef toen op mijn blog (www.bloggen.be/pierpont, op 31 december 2023):
"En of het goed gaat in de wereld? ´k Zou ´t geloven, we boeren goed! De wereldbevolking is weer flink gestegen ondanks de vele slachtoffers van oorlogen, hongersnoden, epidemieën, natuurrampen, en dies meer. Ons aardbolleke geraakt, door al die mensen, oververhit en moet dus weer het loodje leggen. Maar ´t heeft alleszins nog gruwelijker pijltjes op zijn boog: wat we ´t voorbije jaar hebben meegemaakt is, vrees ik, nog maar klein bier geweest."
En is 2024 een goed jaar geweest? En zal het in 2025 beter gaan? Het antwoord zal twee keer negatief zijn. De wereldbevolking blijft maar stijgen. Ziektes en volkerenmoorden houden geen gelijke tred en er zal dus een tandje moeten bijgestoken worden, want het biologisch evenwicht moet bewaard blijven. Dat betekent méér epidemieën en meer oorlogen. Ongetwijfeld zullen microörganismen meer dan ooit hoogtij vieren. En voor gewelddadige moordpartijen staan de meest geavanceerde wapens klaar en voor de bediening ervan staan die ingeboren drijfveren borg die eigen zijn aan het menselijk ras: egoïsme (zelfzucht) en egotisme (zelfbevestigingsdrang). Wellicht hoort het zo...
Dat het jullie goed ga in het nieuwe jaar hoop ik van ganser harte. wensen doe ik niet, want aan wensen hebben jullie niets. maar ´k beloof dat ik bij tijd en wijle vol genegenheid aan jullie denken zal en dat ik vriendelijk zal zijn als ik jullie op mijn weg ontmoet. Zolang ik nog bij zinnen ben...
Laten we nu dus geen gelukkig nieuwjaar wensen, maar beloven dat we elkaar liefdevol zullen bejegenen het hele jaar en ook daarna nog... als het ons gegund is.
Op de buiten, zo denken de mensen in de stad, kent iedereen iedereen. In mijn straatje van nog geen vijfhonderd meter staan acht huizen en een boerenhof. Er wonen vijftien mensen, maar 't kunnen er ook een paar méér zijn. Rechts van mij woont Iloné, een uit Limburg overgewaaide vrijgezel, een intellectueel met wie ik vaak diepgaande gesprekken voer, alover het tuinhek. Links woont Firmin met zijn vrouwtje Joseetje. Firmin is een filosoof die vooral via e-mail met mij communiceert en ook wel eens durft binnenspringen. Joseetje vertoont zich zelden. Wat de andere buren betreft: ik durf er mijn hand niet voor in het vuur steken dat ik er ook maar één zou herkennen als ik er pakweg een zou tegenkomen op de Vrijdagmarkt in Gent. Véél vroeger was het hier wel anders; toen kende hier iedereen inderdaad iedereen. Ik vergeet ze nooit die buren van toen: de Verguchts, Rosalie en Zjefke, Merke Bossers en Berta, en Albert Delsoir en Maria. En dan was er nog Leonietje Gardies die in het huisje woonde aan de aanpalende zandweg, Leonietje van de garde-chasse, de jachtwachter van de kasteelheer. Met die garde-chasse was ze getrouwd geweest, maar die was al vele jaren overleden en ik heb hem nooit gekend. In 't begin van de jaren vijftig hadden Leonietje en ik een relatie: ik was een jaar of tien, zij was vooraan in de negentig. Er ging haast geen dag voorbij, vooral tijdens de lange zomeravonden, dat ik niet bij haar binnensprong. Zij zat in het pikdonker, naast de plattebuiskachel die zorgde voor een gezellige heldere gloed in haar leefkamertje en die haar koffie warm hield. In haar handen steevast de paternoster en om haar mond een o zo lieve glimlach. Ze vroeg mij haar elektische lamp aan te steken - die lamp werd enkel maar aangestoken als er bezoekers kwamen - en het bladje van de scheurkalender van de voorbije dag af te trekken en het mopje dat op de achterkant stond voor te lezen. Ze moest van bij het begin al direct hartelijk lachen, toen er nog helemaal niet te lachen viel. En ze lachte steeds harder, van puur genot vanwege het voorlezen. En toen de clou kwam was ze vaak uitgelachen: ze had er niets van gesnapt, maar 't had haar deugd gedaan en ze was mij dankbaar. Manneke toch, zei ze, wat zijt gij toch een uithaalder. Ze zweeg daarna enkele seconden en dan voegde ze er fijntjes aan toe: als ge moet pissen... Leonietje was een deugnietje. Ach, kon ik dat nog maar eens herbeleven, het weze slechts één enkele dag...
Het huisje van Leonietje staat er al lang niet meer, maar op dezelfde plaats staat nu een ander huisje, met een pannen dak, een carport en wellicht ook een badkamer en overal dubbel of driedubbel glas en nog steeds het rustgevend uitzicht dat de uitlopers van de Vlaamse Ardennen te bieden hebben, met de dorpskerk van Kaster in de verte, de kerk waar ik mijn plechtige communie gedaan heb. In dat huisje woont Charlotje. Ze woont er al een jaar of vijf. Ik schat dat ze rond de dertig is, of misschien amper vijfentwintig. Een pure gok, want ik heb Charlotje nog nooit gezien. En "Charlotje" is óók een gok. Een foute gok. Iemand heeft me ooit verteld hoe ze écht heet, maar dat ben ik vergeten en zo is het tot op de dag van heden Charlotje gebleven. Had ik vijf jaar geleden de eerste stap ter kennismaking moeten doen? Ik dacht dat zij het zelf zou doen. Nu durf ik het niet meer. En toch... Stel dat ik morgen mijn stoute schoenen aantrek en zo maar bij haar binnenval... Charlotje, hier ben ik dan, al jaren je naaste buurman... driekwart eeuw geleden kwam ik op deze plek regelmatig een oud vrouwtje bezoeken... Leonietje... ze moet honderdveertig jaar ouder geweest zijn dan jij... mag ik voor jou een mopje van de scheurkalender voorlezen?...
De media staan er vol van... Een kunstwerk van de grote Italiaanse kunstenaar Maurizio Cattelan is verkocht voor 5,9 miljoen euro. Het betreft een banaan die op een deur geplakt is met duct-tape. Exact vijf jaar geleden was het nog amper honderdduizend euro waard. Ik heb daar toen (op 15.12.2019) een verhaaltje aan gewijd op mijn blog onder de titel "Drie O.V.'s" (zie www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=3193946). Het werk van Cattelan heeft mij dermate geïnspireerd dat ik amper negen dagen later klaar was met een eigen kunstwerk waarin de banaan centraal staat. Toentertijd schreef ik op diezelfde blog:
Na vierendertig jaar ervaring in de plastische - zeg maar "esthetische" - neuschirurgie, gevolgd door jarenlange studie en experimenteren, ben ik tot dit verbluffend resultaat gekomen:
Het kunstwerk is te koop en er kan nu reeds geboden worden (vanaf 12.000 euro).
Zo zag de banaan eruit vóór de ingreep...
Mijn kunstwerk is, in tegenstelling tot dat van Cattelan nog steeds niet verkocht. Een hoger bod dan 8000 euro werd er mij niet voor geboden. De minimumprijs bedroeg 12000 euro. Vandaar...
Voor wie nu nog mocht geïnteresseerd zijn heb ik geen al te best nieuws: omdat de prijs van de banaan van Cattelan in vijf jaar tijd met een factor vijftig naar omhoog is gegaan, laat ik de vraagprijs voor mijn banaan eveneens met een factor vijftig naar omhoog gaan: 600.000 euro dus!
Enkele decennia geleden had ik naam als keel-neus-oorarts in het ziekenhuis, waar ik op vijfenzestigjarige leeftijd afscheid heb moeten nemen wegens het bereiken van de pensioenleeftijd. Naar mijn gevoel was ik toen nochtans op het hoogtepunt van mijn medisch kunnen. Het ziekenhuis is nu véél groter geworden, want gefusionneerd met nog drie andere ziekenhuizen. Een zeldzame collega en een paar verpleegsters die de keel-neus-oorarts van toen nog herkenden toen ik twee jaar geleden met spoed binnengebracht werd in "mijn" ziekenhuis met een embolie in een of ander hersenslagadertje, een "attaque" die uitgelopen is op een herseninfarct, waar ik gelukkig niet veel meer dan wat lichte evenwichtsstoornissen aan overgehouden heb. Dank zij snel medisch ingrijpen... Het feit dat een voettochtje van een paar kilometer voor deze gewezen maratonloper al een zware opgave is heeft overigens niets te maken met mijn herseninfarct, maar alles met waar wij allen, stervelingen, geschapen naar gods beeld en gelijkenis, vroeg of laat te maken zullen krijgen: het dichtgroeien van het ruggemergkanaal: spinaalkanaalstenose! Tenzij magere Hein met zijn zeis de spinaalkanaalstenose te vlug af is.
Het spreekt vanzelf dat die mankepoot met de verlamde scholspier in zijn linkerbeen - vanwege die "spinaalkanaalstenose" weet je wel - regelmatig op controle moet in dat groot ziekenhuis, en dat hij er stilaan weer een beetje zijn draai begint te vinden en geliefd wordt - althans dat dénkt hij - bij al dat verzorgend personeel. Als patiënt lijkt hij er nu al beter bekend te zijn dan toen hij er als dokter, fier rechtop en in witte doktersjas door de gangen liep. En wat zijn ze allen lief en vriendelijk. En jong! Veel jonger dan toen...
De secretaresse van de afdeling waar ik behandeld wordt heeft zopas een deugddoend praatje met mij geslagen. Ze heet Lisa en ze belt de neurologisch assistente op die een electroëncefalografisch onderzoek zal verrichten van wat er nog overblijft onder mijn hersenpan. Die heet ook Lisa. Wat een toeval! zegt Lisa. Die tweede Lisa is al minstens zo lief en charmant als die eerste en opeens komt een alles onderdrukkend gevoel over mij: ik ben méér dan een halve eeuw te vroeg geboren! De toevalligheid van die twee Lisa's kan mij maar weinig beroeren. Ik ben wel meer gewend. Luister maar, beste lezer, u houdt het niet voor mogelijk...
Zestig jaar geleden vestigde een pas afgestudeerde en dus nog piepjonge apotheker zich in een naburig dorp, in wat voorheen een verfwinkeltje was geweest. Hij zal 't zout op zijn patatten niet verdienen, zeiden de mensen. De huisdokter van het dorp had namelijk van de bevoegde instanties de toelating gekregen om er zijn eigen apotheek op na te houden, omdat hij een kroostrijk gezin had en... ziekelijk was. Maar, wonder boven wonder, na korte tijd draaide de zaak goed, de klanten kwamen uit naburige dorpen, en de winkel verhuisde naar een groter en mooier pand. En een kwart eeuw later was het de hoogste tijd dat 's mans dochter afstudeerde als apotheker, want één man kon het werk al lang niet meer aan. En toen kwam alles in een stroomversnelling. Er diende een derde apotheker aangeworven: die heette Lisa. Toen de vader het voor bekeken hield werd hij vervangen door wéér een Lisa. En toen de oude dorpsdokter, die tot zijn laatste snik had "doorgewerkt", de pijp aan Maarten had gegeven, kwam er nog een derde Lisa het apothekerscorps vervoegen. En - nu gelooft u het toch al lang niet meer - er werd uiteindelijk nog een vierde apothekeres met de naam Lisa aangeworven. Niet langer dan een week geleden heeft de hoofdapothekeres mij gezworen dat er met die aanwerving van vier Lisa's niet anders dan toeval gemoeid is en dat geldt ook voor mijn poetsvrouw, zegt ze, die ook Lisa heet...
Ik heb het voorgelegd aan Gilles, een achterneef van mij die beslagen is in de waarschijnlijkheidsleer. De kans dat dit zich nog eens voordoet moet ergens tussen de 3.000.000 en de 300.000.000 liggen. De eerlijkheid gebiedt mij nochtans te zeggen dat één Lisa ondertussen het schip verlaten heeft en vervangen is door een Joke en dat ik er mijn hoofd niet durf op verwedden dat er niet één tussen zit die in feite Liza heet, of een Lize...
Gemeenteverkiezingen deze keer. Dat betekent dat er een nieuwe burgemeester komt in de gemeenten en een nieuw bestuur: nieuw bloed dus voor onze gemeenten, ten ware de gemeentenaren dermate tevreden zijn over het huidig bestuur dat ze met het oude bloed nogmaals in zee willen gaan voor een periode van vier - of is het zes? - jaar. Dat laatste zal wellicht het geval zijn in mijn gemeente alwaar de huidige burgemeester al een tijdje aan het roer staat. Toen hij dat roer in handen kreeg was dat nochtans niet vanwege het grootste aantal voorkeurstemmen. Degene die toen, tien jaar geleden - maar 't kan er ook twintig zijn - de meeste voorkeurstemmen had, werd namelijk beschuldigd van fraude en zag daardoor de sjerp aan zijn neus voorbijgaan. Daar kwam een rechtszaak van en enkele maanden geleden pas is het vonnis gevallen in die fraudezaak: geen sprake van fraude en dus... de vrijspraak. Maar ondertussen heeft de man met de tweede meeste voorkeurstemmen zich - wellicht door goed bestuur - dermate populair en incontournable gemaakt dat hij het zo begeerde ambt ongetwijfeld verder zal mogen bekleden. De ploeg waarmee hij aantreedt is een liberale equipe, maar omdat de liberalen geen al te beste naam meer hebben in ons Vlaanderland heet de partij van de burgemeester nu doodgewoon "Partij van de Burgemeester". En denk nu maar niet dat er geen oppositiepartijen zijn in mijn gemeente. Meer dan genoeg: socialisten, groenen, NVA-ers, christenen. Ze doen hun best om zich te profileren en om, tegen beter weten in, een greep naar de macht te doen. De leider van de Roomsen - of is het die van de Rooien? - bekent ootmoedig dat het huidig bestuur het niet slecht gedaan heeft, al kan hij niet nalaten te verkondigen dat zijn partij het nog beter zal doen. En de kopman van de Groenen krijgt de tranen in de ogen als hij zijn spelende dochtertjes bekijkt en daarbij bedenkt wat een akelige toekomst hun te wachten staat in een verwoeste natuur als zijn partij het niet voor het zeggen krijgt. Twee partijen doen in mijn gemeente niet mee aan de verkiezingen: de Pvda en het Vlaams belang. Maar goed ook, zegt mijn zwager Karel, want die moéten wij niet, het zijn extremisten! Karel heeft mij al meer dan eens uitgelegd wat dat betekent, extremisme in de politiek, maar zijn uitleg is zo warrig - 't zal wel aan mij liggen - dat het er bij mij niet in wil. Hij heeft ook de mond vol over "de vrije markteconomie" hetgeen hij beschouwt als een "conditio qua non" om gelukkig te kunnen leven. En dat gelukkig leven kunnen enkel de liberalen, en in minderre mate de NVA-ers, ons garanderen. Ook dààr snap ik niets van, want Karel gebruikt termen als "implementeren", "investeren", "optimaliseren" en vele andere, waar ik op afknap. Karel is doctor in de rechten en in de economische wetenschappen en hij beweert dat als hij in mijn plaats was geweest, hij tien keer meer uit mijn diploma zou gehaald hebben. Knappe bol die zwager van mij. Maar of ik daarom zijn stemadvies moet volgen, terwijl hij mij in feite niet heeft kunnen overtuigen? En zomaar klakkeloos een stem uitbrengen? Eerlijker zou het zijn, dunkt mij, om blanco te stemmen of zelfs niet naar het stembureau te gaan, want de stemplicht is afgeschaft (hoera!). Of zal ik een stem uitbrengen op naam van die jongedame die zich gisteren te mijnen huize kwam voorstellen als kandidate voor de verkiezing en mij een uurtje intens babbelgenot heeft verschaft?
Brigitte Bardot, het mooiste levend wezen dat God geschapen heeft, is op heden negentig jaar geworden. De Schepper heeft echter nagelaten haar ook de eeuwige jeugd te schenken, een nalatigheid die we ook aantreffen bij de Griekse oppergod Zeus ten opzichte van de mooie jongeling Tithonios, die hij wél de onsterfelijkheid had geschonken. Zou het kunnen dat onze god B.B. eveneens begiftigd heeft met de onsterfelijkheid, waardoor ze er over honderd - laat staan duizend - jaar gaat uitzien als een krekel (zie www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=3338881)?Toen ze de mooiste vrouw ter wereld was, voelde ze zich vaak ongelukkig en meermaals heeft ze gepoogd uit het leven te stappen. En dat ze nu desondanks de kaap van de negentig gerond heeft... zou dat er kunnen op wijzen dat God haar, onbedoeld misschien, behept heeft met de onsterfelijkheid?
Gisteren las ik in de krant over ene Kristiaan Grauwels, een producent van televisiefilms, die dertig jaar geleden, op veertienjarige leeftijd zwaar gepest werd op school. Het verhaal van die pesterijen is recentelijk uitgebreid in de media verschenen en Kristiaan heeft er zelfs een televisieserie over gemaakt. Het lijkt erop dat hij het leed dat hem werd aangedaan nooit helemaal achter zich heeft kunnen laten.
Waarom het verhaal van de veertienjarige Kristiaan mij treft? Ook ik heet Kristiaan en ook ik ben op veertienjarige leeftijd - exact zeventig jaar geleden! - zwaar gepest geweest en ook ik heb de behoefte gevoeld om die ellende van mij af te schrijven: in mijn boek "O jerum jerum jerum..." (uitg. 2006), mijn memoires. Tien dagen geleden heb ik het verhaal nog eens opgerakeld op mijn blog (www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=3342178), toen het verhaal van Kristiaan Grauwels mij nog totaal onbekend was. Wat een toeval!
Ik had toen, ten jare 1954, alle "eigenschappen" die mij een geschikt slachtoffer maakten voor pesters: ik was een jaar jonger dan de anderen van mijn klas, ik was de braafste en met voorsprong de beste leerling van de klas, ik had nog nooit bier gedronken of omgang gehad met meisjes. Geleidelijk aan begon ik te voelen dat ik het over een andere boeg moest gooien, maar in dié school lukte het niet meer, want als je eenmaal die naam hebt raak je er niet gemakkelijk van af, je blijft het kneusje.
Drie jaar later toog ik naar de universiteit en daar heb ik het inderdaad over een andere boeg gegooid. Ik ging iedere dag met medestudenten op café, ik sloot mij aan bij studentenclubs, werd na een paar jaar preses van mijn club en het jaar daarop werd ik zelfs verkozen tot senior seniorum, zijnde de preses van het seniorenkonvent, de hoogste studentikoze vereniging aan de universiteit. Ik ging vaak niet naar de les vanwege nachtelijke "escapades", maar in de blokperiode studeerde ik als een gek, soms met een hulpmiddeltje (Rilatine-pillen), met als gevolg dat ik ieder jaar in de eerste zittijd slaagde voor alle vakken, zij het nooit met onderscheiding. Maar de levenslessen die ik had opgedaan waren mij meer waard dan alle onderscheidingen van de wereld. In tegenstelling tot die andere Kristiaan had ik mijn kostschooltrauma helemaal verwerkt. Ik ben keel-neus-oorarts geworden, marathonloper, voordrachtgever en schrijver van boeken over o.a. de Griekse mythologie. Ik heb een gelukkig leven gehad. Maar als u, beste lezer even de moeite doet om het stukje uit mijn memoires te lezen, zult u zien dat het ook anders had kunnen lopen.
Er was feest in het dorpsschooltje, lager- en kleuteronderwijs. Ik zat te genieten van een icetea'tje (de dokter heeft C2H5OH-houdende dranken verboden) op het grasveld vóór de school. Kinderen stoeiden alom. En plots was er opschudding, twee meisjes waren een jongetje aan 't kastijden. Een ongelijke strijd: de meisjes waren niet alleen in de meerderheid, ze waren duidelijk een paar jaar ouder dan het knaapje. Hij huilde als een gekeeld varkentje en ik voelde mij verplicht het incident in ogenschouw te nemen. Het gevecht viel stil, het jongetje grabbelde een voetbal mee van tussen de meisjes en kwam jammerend naar mij toe gelopen. Ik merkte nu pas wat een mooi splinternieuw voetbalplunje hij aanhad met op het shirt het nummer 14, het nummer van Johan Cruyff zaliger. Ik vroeg wat er gebeurd was maar, door het hevig gesnik kreeg hij het niet verwoord. Ik vroeg of hij pijn had en hij schudde van "neen". Dan begrijp ik niet waarom jij zo hard moet schreeuwen, blêtkous die je bent, zei ik lichtjes geïrriteerd. Het snikken stopte onmiddellijk. Hij keek mij kwaad aan: ik ben nog klein, hoor! zei hij. Dat was een argument waarvoor ik enig begrip kon opbrengen en hij deed nu rustig zijn verhaal. Hij was met zijn bal aan 't spelen, nu al oefenen voor later, want hij wilde een beroemd voetbalspeler worden, met zijn foto in de gazet staan zoals Kevin Debruyne in de krant van 't weekend, een foto van twee pagina's groot. Ik had de foto ook gezien, twee volle pagina's, en Debruyne had er niet eens iets voor gepresteerd, tenzij dat hij twijfelt of hij dit seizoen nog naar die of gene ploeg zal overgaan. Jongleren met de bal, dàt was onze kampioen-in-spe aan het doen, toen zijn bal plots de verkeerde kant uit was gegaan en terecht gekomen in de heksensoep van die twee meiden - 't waren zijn zussen. Heksensoep? Tussen hen beiden zag ik twee stapeltjes paardebloemen en ander "onkruid" liggen, helwelk zij nauwgezet aan 't bewerken waren. Ik ging even polshoogte nemen, vroeg of dat heksensoep was. Eén van hen zei kortweg "ja" en ze prevelde nog iets onverstaanbaars, hetgeen ik interpreteerde als "en hoepel nu op". Als ik nog een vraag had gesteld was ze ongetwijfeld tegen mij opgevlogen. Ik droop af. Ik moest denken aan mijn beide nichtjes, Lorke en Lieske, die vijftig jaar geleden - Here God, waar is hij heen, de tijd? - ook heksensoep maakten. Ze waren toen een jaar of tien en ze geloofden nog dat Sinterklaas bestond, al bestond hij dan niet écht. En dat was precies hoe ze dachten over heksen, vampieren, spoken, engelen en duivels... En God, Onze-Lieve-Heer, dat die weliswaar bestaat, maar niet écht, hé. En de juffrouw in de klas gelooft die dan ook niet dat God écht bestaat? Die ook niet, maar dat mag ze niet zeggen van de directeur...
Het jongetje stond een beetje te glunderen, hij moet gedacht hebben dat ik de zussen een standje had gegeven. Ik vroeg hoe oud hij was. Hij stak vijf vingers omhoog. Hoeveel is dat? vroeg ik. Hij begon te tellen, te beginnen bij de pink. Vijf! Heel goed, zei ik. Hij zal het ver brengen in het leven, denk ik. En als het niet als voetballer is, dan maar als iets anders.
Opvallend, de talrijke massamoorden op scholen in de States. Ik herlees een pagina uit mijn memoires ("O jerum jerum jerum..." 206 pag. anno 2006) waarin ik vertel over mijn eerste jaar op kostschool. Hoe kan dit aangepakt worden? De wapenwet aanpakken? Het pestgedrag (door medeleerlingen én door leraren en opvoeders!) aanpakken?
Voor de maaltijden zaten we aan grote tafels, een twaalftal, acht man per tafel. De oudsten en de stoutmoedigsten zaten vooraan, aan de kant waar het eten werd opgediend. De onmondigen, zoals ik, zaten achteraan. Het eten werd op de tafels gezet en de leerlingen moesten het zelf verdelen. Ge ziet van hier hoe er verdeeld werd! De stukken vlees waren van ongelijke grootte. Altijd was er wel een heel klein stukje en dat viel mij dan ten deel. Het gebeurde dat ze mij zelfs dat klein stukje niet gunden. Eén keer ben ik zo vermetel geweest daarover mijn beklag te doen bij de studiemeesters. Het gevolg was dat ik daarna dagen lang vrijwel niets meer te eten kreeg…
's Avonds was er vaak smeerkaas voor op de boterham. Zo goed als niemand vond dat lekker. Ik evenmin. Toch was ik blij als er 's avonds smeerkaas was, want dan kreeg ik meestal de portie van de anderen ter compensatie van het biefstuk dat ze mij 's middags hadden afgepakt en zo kon ik dan mijn hongerige maag nog enigszins stillen. Soms werd ik overladen met smeerkaas: de risee van de school. Ook de studiemeesters leken het allemaal wel grappig te vinden. Tot er besloten werd tot een "smeerkaas-boycot"…
Er werd overeengekomen dat iedereen zijn kaasje na het avondmaal zou meenemen naar buiten en het tijdens het daaropvolgend recreatie-halfuurtje tegen één van de schoolmuren zou plakken. Lafaards als ik, van wie vaststond dat ze dat tóch niet durfden, mochten hun kaas ook aan een ander geven, die dan de klus voor hen zou klaren. Op een afgesproken teken werden de smeerkazen tegen de muren gekwakt, onder luid gejoel van al de kostschoolgangers. Ik joelde mee. Was ik te laf om zelf tot actie over te gaan, ik zou tenminste blijk geven van enige sympathie met de oproermakers. Het huilen stond mij nochtans veel nader dan het lachen. Daar bengelde mijn kaas tegen de muren van het internaat. Ik had er hem zo willen van aflikken. Mijn maag deed pijn van de honger. Maar ik lachte, ik durfde niet anders…
Een studiemeester pakte me bij de kraag en bracht me bij de econoom van het internaat. Waarom ik? Omdat ik zowat de enige was van wie de studiemeesters niets te vrezen hadden. En toch. Wie zegt dat ik hem geen mes tussen de ribben had geduwd als ik daar op dat ogenblik over beschikt had? Een moegetergd dier maakt soms rare sprongen…
Ik was "op heterdaad betrapt". Ik zwoer met zóveel klem dat ik niets gedaan had, dat mij uiteindelijk alleen maar het openlijk sympathiseren met de actie ten laste werd gelegd. En… dat was al even subversief als de rest. Ik was de enige die moest boeten voor de smeerkaas-affaire: voor straf één week-end in de kostschool binnenblijven! Mijn ouders werden op de hoogte gebracht van mijn wangedrag. Vader slikte alles wat de kostschoolautoriteiten hem meedeelden. Hij vond het opperbest dat ze mij hardhandig aanpakten. Op zíjn medewerking mochten ze rekenen en… ze konden gerust zijn, híj zou er nog wel een straf bovenop doen. Meer dan ooit raakte vader ervan overtuigd dat ik op die kostschool op mijn plaats zat en dat ze mijn misdadige neigingen daar wel in de kiem zouden smoren…
Als ik toen over een revolver had beschikt en het hele zootje, mijn vader inbegrepen, had neergeknald, dan had niemand daar enig begrip voor kunnen opbrengen. Alleen de Almachtige God had immers weet van de verzachtende omstandigheden. Voor hetzelfde geld had ik de grootste massamoordenaar uit de geschiedenis kunnen zijn. Ik was veertien jaar.
Firmin is kwaad. Razend kwaad. Op de uitvinder die het in zijn dwaze kop gekregen heeft om de plastic dopjes vast te maken aan de fles. Gisteren heeft bij Firmin bij het drinken van een flesje Cola-zero het dopje in zijn neusgat geprikt waardoor er een neusbloeding is ontstaan die buiten alle proporties was, zo erg dat er uiteindelijk een neusspecialist aan te pas is moeten komen om een bloedend vat dicht te branden. Ik kan maar niet begrijpen wat het nut kan zijn van de "vaste dop", sakkert Firmin, ze moeten die uitvinder de prijs geven van de slechtste uitvinding aller tijden en hem daarna... opknopen. Firmin meent dat natuurlijk niet, maar zoals ik al zei, Firmin was echt kwaad, en dan zegt een mens soms van die dingen...
- Tja, er zijn betere dingen uitgevonden, zei ik. Het wiel bijvoorbeeld.
- Precies! Zonder het wiel waren al die andere uitvindingen er overigens niet gekomen.
- Tenzij misschien de uitvinding van dat vastzittend flessendopje, trachtte ik ironisch te wezen, maar dat was niet van aard om bij Firmin zelfs maar een flauwe glimlach te ontlokken.
- En het toiletpapier, zei Firmin. Hij zei het zonder blikken of blozen, zodat ik meteen afstapte van de gedachte dat hij op zijn beurt grappig wilde zijn. Hij vertelde mij dat het toiletpapier uitgevonden werd rond het midden van de negentiende eeuw door een Amerikaanse zakenman, ene Joseph Gayetty. Tot dan had men zich beholpen met krantenpapier en dáárvoor met onder andere... koolbladeren. Aanvankelijk werd het toiletpapier op de markt gebracht in pakjes van enkele honderden velletjes en het duurde nog tot het einde van de eeuw vooraleer de wc-rol verscheen zoals wij ze nu kennen en het duurde zelfs nog tot rond de tweede wereldoorlog vooraleer zij in brede lagen van de bevolking ingang begon te vinden.
Tot die "brede lagen" behoorde mijn laag alvast niet. De werkende klasse, en zeker die van het platteland, behielp zich in mijn kinderjaren - en dat was grotendeels om financiële redenen - nog steeds met krantenpapier. In mijn geval was dat "'t Vrije Volksblad", al gebiedt de eerlijkheid mij te vertellen dat ik maar weinig vrije volksbladen voor het "hygiënisch doel" gebruikt heb. En dat had alles te maken met de winkel van tante Jenna, een winkel van kruidenierswaren, waarvan de sinaasappelen een niet onaanzienlijk deel uitmaakten. Tante Jenna kreeg de sinaasappelen toegeleverd, stuk voor stuk verpakt in een zijdezacht papiertje. Het was natuurlijk allerminst de bedoeling, maar Tante Jenna deed het tóch: de zachte velletjes belandden stuk voor stuk in een doos, om uiteindelijk dienst te doen voor... jawel. Een deel ervan was voor eigen gebruik en een ander deel was voor haar zuster, zijnde mijn moeder, en voor mijzelf, omdat voor het jong teer velletje van mijn bips het Vrije Volksblad ongeschikt werd geacht. Wat voelde ik mij bevoorrecht met die doos heerlijk zachte papiertjes op de plee. Ignace, mijn buurjongetje maakte er ook rijkelijk gebruik van als hij kwam spelen en een natuurlijke behoefte zich aandiende. Hij gebruikte telkens drie of vier velletjes, in plaats van één of twee, een aantal waar moeder en ik ons aan hielden. En omdat Ignace steeds vaker zijn "grote boodschap" bij ons kwam doen, zei moeder daar iets van. 's Anderendaags kwam Ignace met een oud exemplaar van "Het Nieuws van den Dag" aandraven en legde het bij ons op de plee. De doos met papiertjes van tante Jenna nam moeder voortaan weg als Ignace kwam spelen. Vader maakte van de gelegenheid gebruik om de kwaliteit van "Het Nieuws van den Dag" te beoordelen: de vergelijking viel uit in het voordeel van 't Vrije Volksblad, al moest hij toegeven dat "Het Nieuws van den Dag" een beter absorberend vermogen had en dus beter geschikt was als toiletpapier. Wie weet had vader zijn abonnement niet opgezegd als Tante Jenna er niet geweest was...
De rol WC-papier en het wiel! Alle andere uitvindingen kunnen mij gestolen worden. En de uitvinder van de vastzittende flessendop mogen ze wat mij betreft opknopen. En zo denkt ook Firmin...
"Als ze zeggen dat ge er goed uit ziet, is 't teken dat ge oud wordt en te kwiste gaat." Het is een gezegde uit één van de werken van Stijn Streuvels. Met "dat ge oud wordt" bedoelt de grote Vlaamse schrijver ongetwijfeld dat ge oud "zijt", want oud "worden" doen we allemaal: vandaag zijn we immers ouder dan gisteren en morgen zullen we ouder zijn dan vandaag - als het ons gegund is tenminste... "Te kwiste gaan" is dialect en meer in 't bijzonder Westvlaams dialect, de taal van Streuvels en van zijn oom Guido Gezelle, Vlaanderens grootste dichter. Het betekent "vergaan" of "verloren gaan" en het is verwant aan het A(lgemeen) B(eschaafd) N(ederlands) woord "verkwisten". Hoe vaak heb ik mijn moeder niet horen waarschuwen tegen het inslaan van te veel verbruiksgoederen op het gevaar af dat een deel ervan zou te kwiste gaan...
En nu we weten dat we allen te kwiste gaan, horen we de uitspraak van Stijn Streuvels in dezer voege te corrigeren: als ze zeggen dat ge er goed uit ziet wil dat zeggen dat ge oud zijt of op zijn minst dat de ouderdom voor de deur staat.
Ik zou deze beschouwing niet gemaakt hebben, ware het niet dat ik het deze week niet minder dan drie keer heb moeten aanhoren: dat ik er goed uit zie! En dat simpel en goedbedoeld compliment zou ongetwijfeld zachter aangekomen zijn als het puur en ongeschonden daartoe beperkt was gebleven. Waarom moest het woordje "nog" er dan bij? Dat ik er "nog" goed uit zie? Dat het dus wellicht niet lang meer zal duren? En dan die tweede die zei dat ik er zéér goed uitzag...voor mijn leeftijd. Dat laatste zal hij eraan toegevoegd hebben omdat hij moet gevreesd hebben anders al te ongeloofwaardig over te komen. Ik moet hierbij denken aan iets wat mijn schoonvader mij vertelde over baron Pycke die vóór de oorlog burgemeester was in Petegem. 't Was tijdens een feest waarop de baron lovende woorden sprak over de fanfare van de gemeente, als zijnde "de best orkest van de lande", maar zich plots realiseerde dat deze uitspraak toch wel een beetje overdreven was en het in dezer voege corrigeerde: "´t ik wil zèk, de best orkest van de lande van hier, van de lande van Peteghem". De derde heb ik de pas afgesneden door hem luidkeels en uit volle borst te bedanken, voordat de term "leeftijd" of "ouderdom"(sic!) kon vallen.
En de les die we uit dit verhaal kunnen trekken, beste lezer? Zeg niet meer dat ik er goed uitzie. Zestig jaar geleden heeft men mij dat, voor zover ik mij herinneren kan, nooit gezegd. En toen vond ik mijzelf nochtans, voortgaand op foto's uit die tijd, er nog behoorlijk uitzien. Nu hoeft het ook niet meer!...
Ik meen te mogen zeggen, misschien met een zweem van overdrijving, dat de rillingen mij over de rug lopen, wanneer ik een (sport)journalist hoor beweren dat een renner een wedstrijd in de spurt gewonnen heeft dank zij een slim maneuver: op een reglementaire manier "de deur dichtgedaan". Dat "deur dichtdoen" is niets anders dan de tegenstander de pas afsnijden. Of dat zo slim is? Kleuters doen het als ze een loopkoersje houden en dat moet hun afgeleerd worden. Als het gebeurt in een wielerkoers waar gesprint wordt tegen zeventig tot tachtig kilometer per uur kan dat "deur dichtdoen" fatale gevolgen hebben. Vrijwillige doodslag? Of onvrijwillig: een onbewust afwijken van de rechte lijn, een onbedwingbare drang om te winnen ten koste van alles? Men kan zich terecht afvragen welke reglementmaker het in zijn hoofd krijgt om het "deur dichtdoen" onder bepaalde voorwaarden als slim en reglemenair te beschouwen, terwijl er geen ander doel is dan de tegenstander te hinderen. Wat er ook van zij: het maneuver dient streng bestraft te worden, het weze dan nog onopzettelijk of instinctief. En de pleger kan maar best een tijdje geschorst worden, gedurende hetwelk hij scholing dient te volgen, waarbij hem geleerd wordt hoe hij dient te sprinten zonder van zijn lijn af te wijken, dat de kortste weg naar de aankomstlijn de réchte weg is, dat men fair play moet inbouwen in de sport en het leven van zijn tegenstander niet in gevaar mag brengen? En lukt het niet om van die instincten, die slechte gewoonten af te komen... dan maar herscholen naar een ander beroep!
In mijn weekendkrant lees ik dat sommige chirurgen, voornamelijk beoefenaars van de estetische chirurgie, aan de patiënt een aanzienlijke som geld - in 't zwart - vragen, vooraleer zij bereid zijn de operatie uit te voeren. Deze verwerpelijke praktijk is "van alle tijden" en het is niet eens de smerigste waarmee ik tal van geldhongerige collega's heb weten uitpakken tijdens mijn lange doktersloopbaan. Ooit heeft iemand die beslagen is in alles wat met "financiën" te maken heeft mij toevertrouwd: "had ik over uw diploma's beschikt, ik had er zeker tien keer méér uit gehaald".
Uit mijn memoires "O jerum jerum jerum..." anno 2006 ...
Ik had de meest verfijnde technieken van de esthetische neuschirurgie onder de knie en de microscopische oorchirurgie kende zo goed als geen geheimen voor mij. Toch had ik de eerste jaren in Kortrijk nauwelijks patiënten. Na een jaar of drie lag mijn hele technische bagage in duigen. In dertig jaar praktijk als keel-neus-oorarts heb ik minder esthetische neusoperaties en functionele ooroperaties verricht dan in mijn laatste jaar als assistent aan het universitair ziekenhuis in Rotterdam, waar ik mijn opleiding had gekregen.
In 't midden van de jaren tachtig - ik had toen een voordracht gegeven over neuschirurgie - kreeg ik op korte tijd een tiental patiënten voor uitwendige neuscorrectie: haviksneuzen, te lange neuzen, scheve neuzen… Allemaal goed geslaagd, allemaal tevreden klanten. Ik kon het dus tóch nog. Ik heb voor al die operaties het officieel tarief aangerekend, rond de achtduizend frank. Daar gingen tweeduizend frank onkosten af voor het ziekenhuis en van het overblijvend bedrag palmde mijn "dienstchef" Vanzwam nog eens de helft in. Na aftrek van belastingen bracht die hele operatie mij vijftienhonderd frank op: drie uur supergespecialiseerde chirurgie plus de nazorg. Die vijftienhonderd frank was goed voor één beurt bij een dameskapper en dan mocht het niet eens de duurste van de stad zijn.
Na die korte opflakkering werd het weer stil rond de estetische neuschirurgie. Er was toen een jonge dame uit mijn kennissenkring, een halve filmster, die bij mij inlichtingen inwon omtrent het verkleinen van haar neus. Toen ze hoorde hoeveel ik voor zo'n operatie aanrekende, begon ze er waarschijnlijk serieus aan te twijfelen of ik het wel goed kón. Ze heeft haar neus dan maar laten opereren in een andere stad door een plastisch chirurg "met naam". De ingreep kostte haar vierhonderdvijftigduizend frank. In 't zwart! De peulschil die ze aan mij zou betaald hebben, zou ze dan nog integraal teruggetrokken hebben van het ziekenfonds. Die Antwerpse chirurg verdiende zijn centjes in ieder geval nogal vlot, als je dat vergelijkt met mijn povere vijftienhonderd frank… En het resultaat vond ik dan nog niet eens zo denderend: ík had het ongetwijfeld beter gedaan.
Of ik dan zo eerlijk was, aangezien ik nooit iets in 't zwart vroeg? Ik dúrfde niet!
Eind juni? We zitten al volop in de zomer. En omdat koning voetbal, in onze contreien, geacht wordt zijn kroon in de zomermaanden af te leggen om ademruimte te geven aan al die andere sporten, zou men misschien niet verwachten dat de media al wekenlang bulken van het voetbal"nieuws". En toch... Voetbal op alle TV-zenders, vaak dezelfde wedstrijd op verschillende zenders tegelijk, en na de wedstrijd het eindeloos gepalaver door een panel van specialisten over hoe goed en vooral hoe slecht er gespeeld werd door alle ploegen en in 't bijzonder door onze eigen Belgische ploeg. 't Is het Europees Kampioenschap! Ook de kranten doen een ferme duit in de zak met hun dagelijkse bijdrage over voetbal. Mijn krant wijdt er dagelijks zo'n twintig pagina's aan: reportages, commentaar, interviews en de rest opgevuld met foto's, want de twintig pagina's moeten vol, ook als er de dag ervoor een rustdag is ingelast. Zo stonden er enkele dagen geleden op één en dezelfde dag drie paginagrote foto's van Lukaku (voor de oningewijden: Lukaku is één van de hoogst gekwalificeerde spelers van de Belgische ploeg) en vandaag staat er zelfs een foto van diezelfde Lukaku, uitgesmeerd over twéé pagina's. En het allermooiste van het verhaal: Lukaku speelt slécht, als we mogen afgaan op de reactie van de supporters ter plaatse die hem en de hele ploeg uitjouwen. Maar ook de specialisten, de "kenners" zijn het erover eens dat het spel van de Belgen en ook van de meeste andere ploegen ondermaats is. Dan zou men denken: de mensen zullen het voetbal de rug toekeren als dat zo blijft doorgaan, we worden weldra niet langer iedere dag die vreselijke berg voetbal in de maag gesplitst. Maar nee hoor: er moet nu uitgezocht worden wat de oorzaak is van dat ondermaats spel en daarover kan nog weken- zoniet maandenlang doorgeboomd worden, over twintig pagina's, desnoods aangevuld met foto's van... Lukaku.
Juni is een themamaand, met speciale aandacht voor acceptatie en emancipatie van mensen van de LGBTQIA+ gemeenschap. Tenzij gij, beste lezer, geboren zijt vóór, tijdens of kort na de tweede wereldoorlog, zal de term LGBTQIA u niet als latijn in de oren klinken. Het kleinste kind is er immers mee vertrouwd: vanaf het eerste leerjaar wordt die kennis hun op school bijgebracht. Dat is meteen de reden waarom ik er hier niet over ga uitweiden. Voor die onwetende tachtig-plussers hoef ik het alleszins niet te doen: wie maalt er nu om tachtig-plussers?
De maand juni wordt gekenmerkt door tal van pride parades. Het zijn uitbundige carnavaleske optochten waarbij de mensen uiting geven aan hun tevredenheid betreffende hun vrijheid in de beleving van hun sexualiteit. Men zou deze parades kunnen vergelijken met de 1 mei-optochten van de arbeidende klasse die daarmee uiting geven aan hun blijdschap met de reeds lang verworven rechten. Wij, tachtig-plussers, durven die pride parades wel eens smalend afdoen als opdringerig en provocerend. Maar ach, laten wij dit alles met de mantel der liefde bedekken.
Sta mij toe dat ik het nu even heb over de + , waarmee alle andere sexuele oriëntaties en genderidentiteiten dan degene die vallen onder LGBTQIA, bedoeld worden. Ik had de term parafilieën willen gebruiken, maar dat zou wel eens té dicriminerend kunnen klinken uit de mond van een tachtig-plusser. Ik stelde onlangs de vraag aan een achternichtje van mij, die al in het zesde leerjaar zit(!) of zij mij een paar van die parafilieën (oei! nu zeg ik het tóch) kon opnoemen. Ze kende er niet één... Daarom neem ik nu de gelegenheid te baat om hier enkele sexuele voorkeuren op te noemen, die vallen onder de + :
- pedofilie: voor kinderen;
- senofilie: voor oude mensen;
- necrofilie: voor lijken;
- zoöfilie: voor dieren;
- heterofilie: voor personen van het "ander geslacht" (cf. het ouderwets man/vrouw begrip);
... waarmee ik geen aanspraak maak op volledigheid, maar laten wij het een basispaket noemen voor het lager onderwijs.
De laatste 75 jaar is de wereldbevolking met 400 % gestegen: van twee naar acht miljard. Aan dat tempo zullen er in 't jaar 2100 tweeëndertig miljard mensen zijn op aarde. En dat ondanks het feit dat de natuur op allerhande manieren haar best doet om die bevolkingstoename af te remmen:
1/ EPIDEMIEËN: Covid19 heeft niet veel bijgedragen. De mens is de pandemie te slim af geweest zouden we kunnen zeggen. Maar wees gerust, de natuur heeft nog wel meer virussen in petto...
2/ OORLOGEN: Zolang de bevolking blijft aangroeien en de mensen steeds maar dichter op elkaars lip gaan zitten zullen ze elkaar blijven uitmoorden. De vele duizenden doden in Oekraïne, Israël, Afrika... blijken slechts een druppel op een hete plaat te zijn: er zullen nucleaire wapens aan te pas moeten komen.
3/ HONGERSNOOD: In de voedselarme gebieden - vooral in Afrika - waar anticonceptie aangerekend wordt als een zwaardere misdaad (= zonde) dan de moord, zijnde de hongerdood, op zovele honderdduizenden, blijkt de bevolking desondanks nog het snelst aan te groeien. En dat ofschoon velen hun land ontvluchten naar "rijkere" streken, alwaar zij ook daar zorgen voor een sterke aanwas van de bevolkingscijfers.
4/ NATUURRAMPEN: Aard- en zeebevingen, vulkaanuitbarstingen, overstromingen... kunnen voorlopig (!) het verschil niet maken.
De wereldbevolking zal dus nog stijgen, zonder evenwel ooit de tweeëndertig miljoen te bereiken, met als gevolg een onvermijdelijke stijging van de hoeveelheid koolzuurgas (hét broeikasgas) waardoor de temperatuur op aarde gaat stijgen en het ijs op de polen gaat wegsmelten. Er komt een beetje natuur- en scheikunde aan te pas om dit te begrijpen, maar dat daardoor het zeeniveau gaat stijgen zult gij, waarde lezer, wellicht kunnen aanvaarden... en dat ons of wie na ons komen een akelige verdrinkingsdood te wachten staat. Het tijdperk is aangebroken waarop het héél slecht zal beginnen gaan met de wereld, volkomen in de lijn van hetgeen de Britse econoom en demograaf Thomas Malthus (1766-1834) voorspeld heeft, tenzij er een strenge beperking van de voortplanting toegepast wordt. Dit laatste is jammer genoeg onmogelijk en wel om de volgende redenen:
1° niemand is geneigd tot het nemen van maatregelen waarvan het effect zich pas na tierntallen jaren zal manifesteren;
2° geen enkele natie of godsdienst... is bereid maatregelen op te leggen waardoor hun ledenaantal zal verminderen.
Begrijpt gij nu, lieve lezer, waarom ik u al een paar keer, bij het begin van 't jaar, geen gelukkig nieuwjaar meer durf te wensen?
Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.