Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.
FLAUW EN PUBERAAL, MAAR GOED BEDOELD: dit soort verhaaltjes vindt u bij de vleet ('n 200-tal) op www.bloggen.be/kris .......... PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
26-03-2016
Methylfenidaat
Methylfenidaat?
t Zegt u waarschijnlijk niets, lieve lezer, maar t is een drug dat mijn leven
bepaald heeft. Zonder methylfenidaat was er geen sprake van geweest dat ik ooit
het diploma van doctor in de genees-, heel- en verloskunde zou behaald hebben.
Doctor in de verloskunde! Een titel die ik mocht dragen toen ik zelfs nog niet
één simpele vaginale bevalling had begeleid. Heden ten dage trekken
toekomstige artsen naar Zuid-Amerika om er stage te doen in de verloskunde
alwaar ze zelfstandig keizersnedes uitvoeren. En dan nóg krijgen ze allerminst
de titel van doctor in de verloskunde. Maar dit ter zijde
Hoe kon ik
het klaarspelen toen ik, nu welhaast 59 jaar geleden naar de universiteit trok,
om volop van het studentenleven te genieten en toch ieder jaar in de eerste
zittijd geslaagd te zijn? Dat volop genieten bracht mee dat heel wat lessen
gebrost werden en dat er tot eind april maar weinig werd gestudeerd. In de
maanden mei en juni moest alles in de frêle hersenen gepropt worden. En alle
examens werden in die tijd afgelegd op twee op elkaar volgende voormiddagen: in
mijn eerste jaar was dat op 17 en 18 juli. Voor een goed begrip wens ik te
vermelden dat er geen sprake was van partiële examens in de loop van het
jaar, en dat wie voor één of meerdere vakken niet geslaagd was, álles diende
over te doen in de tweede zittijd. Ik was één van de weinige armemensenkinderen
die de zware geneeskundestudies aangingen in 1957, met een studiebeursje en wat
centjes van vader. Een jaar óverdoen had ik mij niet kunnen permitteren. De
eerste mei, dag van de arbeid, was voor mij het sein om er keihard tegenaan te
gaan. Geslaagd in de eerste zittijd. En zo is het ook gegaan in de
daaropvolgende jaren: nooit een tweede zittijd moeten doen. Dat eerste jaar was
ik één van de 45 gelukkigen (op de 192). Hoe was ik daarin geslaagd, waar zo
vele niet minder begaafde medestudenten die het hele jaar goed hadden
gestudeerd en trouw de lessen hadden gevolgd, mislukt waren? Methylfenidaat!
En nu uw
interesse gewekt is, lieve aandachtige lezer, wil ik wel een boekje open doen
over het wondermedicijn methylfenidaat de gegevens haal ik uit mijn
Farmaceutisch Compendium. Een stimulerend
middel van het centraal zenuwstelsel, met meer uitgesproken effect op de
mentale dan op de motorische activiteiten. Men veronderstelt dat dit
stimulerend effect toe te schrijven is aan een activatie van de hersenschors en
misschien van de formatio reticularis van de hersenstam. Frequent optredende
bijwerkingen zijn (naast tal van andere, vaak ernstige doch minder frequente
bijwerkingen): hoofdpijn, duizeligheid, dyskinesie, buikpijn, misselijkheid, braken,
droge mond, hartkloppingen, hartritmestoornissen, veranderingen in bloeddruk en
hartfrequentie. Met methylfenidaat ging het leren bij mij als vanzelf en de
behoefte aan slaap werd tot een minimum herleid. Eén keer slechts ik zat toen
in t derde of t vierde jaar heeft zich in de examenperiode een serieus
ongemak voorgedaan. t Was rond twee of drie uur in de morgen. Ik zat al enige
dagen aan het methylfenidaat en had in die dagen nauwelijks een paar uurtjes
geslapen. Ik kreeg een aanval van duizeligheid, ik zag zwarte vlekken en
bliksemschichten en ik kreeg een gevoel van slaperigheid. Ik ging op mijn bed
liggen, maar het slapen lukte niet en het docht mij dat ik behoefte had aan wat
frisse buitenlucht. Mij niet bewust van het feit dat ik in pyjama liep, ging ik
een wandeling maken in de Aaigemstraat. Stelt u zich mijn angst voor toen naast
mij een politieauto met piepende remmen stopte, twee agenten mij vastgrepen en
in de auto duwden. Identiteitspapieren? Ik had ze niet bij, vanzelfsprekend. Ik
kon alles uitleggen, ze brachten mij naar mijn kot, controleerden mijn
identiteit en lieten mij verder met rust. Het voorval had bij mij een shock
teweeggebracht, waardoor in mijn hersenen alles blijkbaar op zijn plooi was
gekomen. Ik voelde mij weer fit en studeerde verder de hele nacht door:
anatomie, embryologie, bacteriologie of iets van die strekking. Alle kennis
vloeide weer vlotjes naar binnen, om er na t examen weer even vlot uit weg te
vloeien
Laten we nu
even terugkeren tot dat eerste jaar. Een student uit Zeeuws-Vlaanderen had
methylfenidaat meegebracht uit Nederland. Daar was het goedkoop en gemakkelijk
verkrijgbaar. Stel dat alle honderdtweeënnegentig het hadden genomen, dan
hadden ze allen laat het er nu maar honderdvijftig geweest zijn de vereiste
12 op 20 gehaald. Dat zou veel te veel geweest zijn, ze zouden hun normen
verhoogd hebben en dan was ik weer uit de boot gevallen. Géén diploma dus,
want onrechtmatig door doping verkregen. Ik neem mij voor dat ezelsvel te
vernietigen, de dag dat Maria Sharapova geschorst wordt. En ik zet vanaf heden
nooit nog dr vóór mijn naam en ik wil ook nooit meer doctor genoemd worden.
Ach, das
waar, ik heb de spanning er tot het einde willen inhouden en nu was ik het
bijna vergeten: methylfenidaat is niets anders dan Rilatine, hét medicijn voor
hyperkinetische en aandachtgestoorde kinderen, ADHDers dus. In Nederland heet
het Ritaline en dat was het wat ik toentertijd kreeg van mijn Nederlandse
kennis. Hij woonde in De Klinge en hij had een lief die Rita heette en van
Wachtebeke was. Dat een mens toch zulke futiliteiten onthoudt
En weer is er
één hemelwaarts. Eén van mijn vrienden en niet één van de minste: Willy
Debyser.
Zijn leven
begon in de Westhoek. Als een sprookje. Als zevenjarig knaapje de jongste uit
een boerengezin - liep Willy onbevreesd
met twee zware boerenpaarden langs de Ieperlee. t Was rond het einde van de
tweede wereldoorlog.
Maar het
jongetje was te slim voor de boerenstiel en toen hij de leeftijd bereikt had
waarop men heden ten dage als volwassen beschouwd wordt, toog hij naar Leuven
om er voor dokter te studeren. Hij ging er op kot bij een kleermaker in de
Naamsestraat. Hij werd er verliefd op Lieveke, s kleermakers dochter, en
vice versa. Een verhouding, een katholieke universiteit onwaardig. Willy stond
voor de keuze: Lieveke de rug toekeren of een ander kot zoeken. Hij koos voor
het laatste, deed schitterende studies en trok zeven jaar later met Lieveke
naar Sint-Kruis Brugge alwaar hij een bloeiende huisartsenpraktijk opbouwde en
ook nog tijd vond om vier kinderen te verwekken. De Sint-Kruisenaren waren in
de wolken met hun dokter, die evenwel naarmate de jaren vorderden minder vast
op zijn benen leek te staan en bij wijlen een waggelende gang vertoonde.
Jammer zeiden ze zon goede en bekwame dokter, jammer dat hij aan de drank
is. Maar de dokter wás niet aan de drank. Wel integendeel, Willy dronk nooit
alkohol. Hij had een ziekte onder de leden die hij al een hele tijd had voelen
aankomen en waar tot op heden geen kruid tegen gewassen is: multiple sclerose
(MS!)
Het werd
erger met de jaren, lopen werd strompelen en de florissante dokterspraktijk
moest opgegeven worden. Wat nu? Een zittend beroep drong zich op: klinisch
bioloog Daartoe diende Willy nog vier
jaar zware studies te doen aan de universiteit. Moeilijke opdracht. Maar zijn
helder verstand en zijn doorzettingsvermogen waren nog onaangetast. Hij was
zevenendertig toen hij na wéér vier jaar universiteit en een leven met vrouw en
kinderen in het Leuvens begijnhof, naar de streek van Kortrijk verhuisde alwaar
hij een aanstelling tot specialist in de klinische biologie had bekomen aan het
Onze-Lieve-Vrouw Hospitaal. En er was ondertussen een vijfde kindje bijgekomen.
Ook bij de familie Debyser was de appel blijkbaar niet ver van de boom
gevallen: alle vijf haalden ze een universitair diploma en hogere academische
graden, en een paar brachten het zelfs tot professor.
In t
hospitaal had Willy zijn bureau naast mijn consultatiekamer. Af en toe, als er
weinig patiënten waren, ging ik bij Willy een babbeltje slaan. Of hij bij mij. Nooit
vergeet ik die keer dat hij mij daardoor eens zwaar in verlegenheid heeft
gebracht. We praatten wat over koetjes en kalfjes en over de streek van Bachten
de Kupe en over de tijd van de bosgeuzen, van dewelke hij een verre afstammeling
was, toen een patiënt zich aanmeldde voor een ooronderzoek. Willy wilde
opstappen, maar doordat hij zo slecht te been was vroeg ik hem te blijven en
rustig als collega mijn consultatie bij te wonen: de patiënt had er allerminst
bezwaar tegen. Ik noteerde de naam van de patiënt, maar toen ik zijn voornaam
vroeg liep het mis Om reden van privacy vermeld ik hier die voornaam niet,
maar die was zó hilarisch dat ik wel enig begrip kan opbrengen voor Willys
reactie: hij schoot in een onbedaarlijke
slappe lach. Het duurde misschien maar een minuut, maar het leek wel een eeuw.
Ik wist niet waarheen te kijken en even had ik wel van de wereld willen zijn.
Ik heb de patiënt later ook nooit meer teruggezien. Of ik het Willy ooit
kwalijk genomen heb? Bijlange niet: daarvoor waren wij véél te goede vrienden en ondertussen waren ook onze respectievelijke
halve trouwboeken (persoonsgebonden materie, zou mijn zwager zeggen, die ook
van Bachten de Kupe is) met elkaar bevriend geworden.
Het werk als
klinisch bioloog viel hem hoe langer hoe zwaarder. Toch hield hij het uit tot
aan de pensioenleeftijd. Een moediger man dan Willy heb ik niet gekend. Hij is
bijna achtenzeventig geworden: geboren in de maand juli van t jaar 1938 en
overleden in maart l.l., telkens de dertiende van de maand. Mijn echtgenote en
ik hebben hem na zijn pensionering verscheidene malen bezocht, thuis en later
in de verzorgingsinstelling. Zijn kinderen bezorgden hem zestien kleinkinderen,
een weelde waarin hij een groot genoegen schepte, al kon hij zich hun namen nog
maar zelden herinneren. Hoe zwaar hij op t laatste ook aftakelde, nooit is een
klacht aan zijn mond ontsnapt. Het laatste wat hij tegen me zei was: Of ge t
gelooft of niet, ik ben nog steeds niet depressief. Hij was toen nagenoeg
helemaal verlamd en zijn stem was zwak. Maar er was blijkbaar nog te veel dat
hem aan het leven bond en het weze nog eens herhaald: een moediger man dan
Willy Debyser heeft er nooit bestaan. Geen één!
Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.