Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.
FLAUW EN PUBERAAL, MAAR GOED BEDOELD: dit soort verhaaltjes vindt u bij de vleet ('n 200-tal) op www.bloggen.be/kris .......... PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
24-06-2019
Michiel Leenknegt.
(*)
De mooiste maand van 't jaar? Mei! zullen velen onder u antwoorden. Omdat het de maand is van de bloemetjes, de ontluikende natuur en de Moeder-Maagd Maria. Anderen zullen december verkiezen, vanwege de feesten: Sinterklaas, het Kerstekind, Oudejaarsavond en omdat weeral een jaar-vol-ellende voorbij is. Ik stem voor juli: de grote vakantie, de Ronde van Frankrijk, de Gentse Feesten, de warme zomerse dagen... En dit jaar staat juli in het teken van Orpheus, althans voor wie de scheurkalender "De Druivelaar" in huis heeft - maar wie heeft die niet? Verbijt uw ongeduld, beste lezer, en wacht tot dinsdagavond 16 juli: scheur het kalenderblaadje van de dag af en lees over Orpheus en Eurydike, één van de meest aangrijpende verhalen uit de Griekse mythologie. Zoals naar goede maandelijkse gewoonte is het verhaal mooi geïllustreerd door Marc Van Hoye. Omdat een "Druivelaar-verhaal" om voor de hand liggende redenen dient kort gehouden te worden, bied ik u de uitgebreide versie aan op mijn blog www.bloggen.be/dzeus, vanaf 17 juli. Op 31 juli zorgt Marc Van Hoye dan voor de kers op de taart op dezelfde blog.
En wat dat alles met Michiel Leenknegt te maken heeft? Luister maar...
Michiel werd geboren in 1912, in het Westvlaamse Rumbeke. Telg uit een zeer kroostrijk arbeidersgezin. Kunst zat hem blijkbaar in het bloed en hij slaagde erin lessen te volgen in verscheidene academiën in binnen- en buitenland. Hij werd docent in kunstgeschiedenis en esthetica en van 1952 tot 1977 was hij directeur van de Stedelijke Academie in Oudenaarde. Zijn grote faam verwierf hij als zelfstandig "glazenier" (hij was actief van 1947 tot 1984). Zijn atelier had hij gevestigd in de oude pastorie van Kwaremont, toentertijd een écht kunstenaarsdorp. Hij maakte er gebrandschilderde, vaak monumentale, glasramen voor kerken, kloosters en scholen: veelal godsdienstige taferelen waarin hij uiting gaf aan zijn diep religieus gevoel. Ook de Griekse mythologie boeide hem. Vooral het verhaal van Orpheus en Eurydike lag hem nauw aan het hart.Verscheidene van zijn werken zijn op die mythe geïnspireerd. Hij wás Orpheus en zijn kunstwerken waren een lofzang voor zijn vrouw Elvire die hij in de beginjaren van hun huwelijk aan een zware ziekte dreigde te verliezen. Maar in tegenstelling tot Orpheus heeft Michiel zich gedragen naar de wil van de goden - hij heeft niet omgekeken - en Elvire genas. Zij heeft haar man met verscheidene jaren overleefd. Michiel overleed in 1985, amper 73 jaar oud. Met recht en reden mag hij de grootste Vlaamse glas-in-lood-kunstenaar van de 20e eeuw genoemd worden.
Maar misschien had ik dit verhaal wel nooit geschreven als het lot niet had bepaald dat Michiel de vader is van mijn schoonzus Ireen die net als haar zuster Hilde, haar broer Jan en diens dochter Liesbeth de goede "kunstgenen" van haar vader heeft geërfd.
Gisteren, de dag
na mijn verjaardag en een paar weken na de verkiezingen, zat ik in De Vijzel.
Guido was er ook. De twee Jeffen waren er niet. Marc en Theodoor Koraalsteenslijper
evenmin. Guido zag er bijzonder goed gemutst uit en dat verwonderde mij
enigermate.
Had de partij
waarvoor hij gestemd had immers niet een klinkende nederlaag geleden, of was
die nederlaag reeds helemaal verteerd?
- Ik heb
helemaal niet voor CD&V gestemd, zei Guido. Waarom dacht je dat?
- Je zou toch stemmen
voor Isabelle Degezelle?
- Bijlange niet!
Ik maakte maar een grapje. Ik heb gestemd voor Vlaams Belang.
- Voor extreem
rechts dus
- Watsegjemenou?
Extreem rechts? Links, zal je bedoelen!
- Men noemt
Vlaams Belang toch rechts? Toegegeven, ik ken niets van politiek, maar nu
moet jij mij toch eens uitleggen wat links is, en wat rechts.
En voor t eerst
in mijn leven ik ben gisteren negenenzeventig geworden en onder het drinken
van nóg een Straffe Hendrik werd mij uitgelegd: de begrippen links en
rechts in de politiek. Door Guido V., himself
- Rechts is
voor de rijken, voor het kapitaal, voor het profitariaat, en dat staat haaks op
het programma van de Partij van de Arbeid en die van het Vlaams Belang.
Rechts zijn de conservatieven, links is voor verandering. Het Vlaams Belang
wil een drastische staatshervorming: confederalisme, wat moet leiden tot
volledige onafhankelijkheid van Vlaanderen. Als dát geen verandering is!
- Het Vlaams
Belang wil het land kapot, als ik het goed begrijp?
- Het Vlaams
Belang wil niets kapotmaken. Wel integendeel. Al tweehonderd jaar is alles hier
kapot. In 1830 hebben ze de brokstukken ineengeflanst tot de staat België,
een kapotte staat met vijf of zes regeringen. Stel je eens voor: Vlaanderen
bij Nederland, Wallonië bij Frankrijk. Wat zou er dan kapot zijn?
- Maar jullie
zijn racisten?
- Vertel mij
eerst wat jij verstaat onder racist.
- Iemand die
niet houdt van een ander ras, zeker.
- Precies. Als
Vlaams Belanger hou ik van mijn buurman Kongolo, die nochtans een rasechte Congolees
is. En ik ga minstens één keer per week eten bij Witi Teng, de Chinees, ook een
rasechte. En met de echtgenoot van mijn zus, een pikzwarte Ghanees leef ik in
de beste verstandhouding. Alleen op Kanikoforov, de illegaal die al twee jaar
in mijn straat woont, heb ik het niet zo begrepen. Kanikoforov is nochtans van
hetzelfde blanke ras als jij en ik Ben ik nu racist?
Ik had daar maar
weinig tegen in te brengen. Toch was ik er op belust om in dit debat nog te
scoren, om mijn eer te redden, laat staan, een hoekschop af te dwingen. U moet
weten, beste lezer, dat Guido ongehuwd is en bij mijn weten nooit een relatie
met een vrouw heeft gehad. En dan wordt een man nogal gauw versleten voor homo
Ik zei dus:
- En jullie zijn
homohaters?
Voor t eerst
leek Guido een beetje uit zijn lood gebracht.
- Wie zegt dat?
Daar heb ik absoluut geen weet van. Hoe zou zoiets te verantwoorden zijn?
Politiek die meent te moeten oordelen inzake de intieme gevoelens en de
geaardheid van mensen! Als het nu nog de CD&V was: die worden wellicht nog
steeds in zekere mate gestuurd door hierboven. Maar het Vlaams Belang? Daar
geloof ik niets van. En áls het zo was: in de toekomst stemde ik PvdA.
Ik was tevreden
met het antwoord. We hebben daarna nóg een Straffe Hendrik gedronken. Na van
gespreksonderwerp veranderd te zijn. Over het feit dat in onze kranten de
sportpaginas nog steeds voor driekwart gevuld zijn met voetbal, ofschoon het
voetbalseizoen al een paar weken voorbij is. Als het Vlaams Belang daar eens
iets zou kunnen aan doen
Voetbalclub Anderlecht zit in zak en as.
Of liever: zát in zak en as. En de reden? Ze zijn pas als zesde geëindigd in de
hoogste klasse van de nationale voetbalcompetitie. En omdat ze een betere
uitslag verwacht hadden voor hun club zijn de supporters triestig, kwaad, woedend,
in staat om ongelukken te doen. Kwaad op de spelers, op de trainer, op de voorzitter,
op de eigenaars, op de sponsors. In hun plaats nochtans zou ik mij verheugen in
die zesde plaats. Er zijn honderden voetbalploegen in het land en amper vijf
hebben een beter resultaat geboekt! Hoe immers moeten de supporters van F.C.
Klietbunte dan niet reageren op de uitslag van hun ploeg: alle wedstrijden verloren,
laatste in het klassement en dat in vierde provinciale, zijnde de allerlaagste
categorie. In t hele seizoen hebben de Klietbuntenaren amper vier doelpunten
gemaakt, waarvan dan nog twee tegen hun eigen ploeg En is er daar enige wrevel
bij de supporters? Bijlange niet, nooit een zweem van ontevredenheid. En zo
hoort het toch: sport hoort een bron van vreugde te zijn en nooit van ongenoegen.
Maar ik liet al verstaan dat het
ongenoegen wat aan t milderen is. Dat heeft te maken met het feit dat Vincent
Kompany, die in zijn prille jeugdjaren bij Anderlecht gespeeld heeft, maar
later in Engeland is gaan voetballen, naar de heimat terugkeert. Heimwee!
Vincent zou nochtans gemakkelijk aan de slag gekund hebben bij een ploeg in het
Oostblok, of in China, of Afrika, of het Middenoosten. Ze zouden daar
gemakkelijk honderd miljoen euro over hebben voor de prins van het Belgisch
voetbal, en dat is een mooie som geld, ongeveer wat een gepensioneerd koppel
ontvangt in vijfduizend jaar. Als men dan bedenkt dat het pensioen van dat
koppel ruimschoots volstaat om van te leven ik spreek als ervaringsdeskundige
dan kan men zich er een idee van vormen hoe goed onze voetbalprins zou kunnen
leven in die vreemde landen. Maar hij kiest dus duidelijk niet voor het grote
geld. Liever komt hij terug naar het mooie Brussels Hoofdstedelijk Gewest,
waarvoor zijn hart klopt, naar Anderlecht. Voor een habbekrats. Tot groot
genoegen van de supporters. Een flinke pleister op de wonde. De kranten staan
er vol van: de terugkeer van de verloren prins is hét nieuws van het jaar en
dan bedoel ik niet alleen het sportnieuws.
Iemand die dat alles met lede ogen en
met zéér gemengde gevoelens bekijkt is koning Albert. Lap, denkt hij, we zijn
wéér een prins rijker en ze zullen ongetwijfeld weer aan mijn DNA gaan peuteren
Ook de stad Oudenaarde heeft reden om zich te verheugen. Daar komt een nieuw standbeeld. Op de Scheldekop. Het is een kunstwerk van Kris Martin. Je moet al erg onbeslagen zijn op gebied van kunst, om niet bij een eerste oogopslag te zien dat het een zittende mens voorstelt die beschouwend kijkt. Mijn eerste reactie was in ieder geval: dit is een zittende mens, die beschouwend kijkt. En wat blijkt, na lezing van het artikel in de krant van heden? Het standbeeld draagt de naam Day 9 en hoe zou de ondertitel luiden, denkt ge? Precies! Een zittende mens die beschouwend kijkt!
Kris Martin, naast zijn kunstwerk
En dan krijg ik in mijn mailbox nog een bericht te verwerken van mijn buurman Firmin, all-round mediawatcher. In het VTM-nieuws werd medegedeeld dat deze nacht de Brandenburger Tor in Berlijn verlicht werd door een blauwe maan. Aangezien men onder blauwe maan de tweede volle maan in eenzelfde kalendermaand verstaat en het nu pas de twintigste van de maand is, is zoiets toch onmogelijk, beweert Firmin terecht. Ik heb het probleem voorgelegd aan mijn wetenschappelijke staf en wat ik al vermoedde hun unanieme verklaring luidt: die waarnemers in Berlijn moeten een kolossaal stuk in hun kraag gehad hebben toen ze dit bericht de wereld instuurden.
We zitten met zijn vijven aan
een tafel in café De Vijzel: Marc, Guido, de twee Jeffen en ik. De aanstaande
verkiezingen komen ter sprake. Of iedereen al weet voor wie hij zal kiezen op
26 mei? De twee Jeffen en Marc hebben nog niet beslist. Zij wachten nog af.
- Mijn stem gaat naar Isabelle
Degezelle, zegt Guido.
- Voor welke partij is dat?
Guido weet het niet. Wel weet
hij dat haar foto al twee weken prijkt op een grote affiche op de hoek van de Smeierstraat
en de Broeklindeweg. Hij komt er dagelijks langs.
- De partij doet in feite niet
ter zake, zegt Guido. Wat telt is dat Isabelle een vrouw is die mag gezien
worden. Wat we tegenwoordig aan politiek vrouwelijk schoon voorgeschoteld
krijgen op TV Amai! Isabelle mag gezien
worden en haar naam klinkt goed. Al de rest is van ondergeschikt belang. Eén
pot nat, die politiek!
En daar sta je dan, tussen
vier vrienden die óf geen snars verstand hebben van politiek óf geen kleur
willen bekennen. Zélf heb ik mijn mening al lang gevormd.
Als Vlaamse separatist voel ik
mij verplicht te stemmen voor het Vlaams Belang, maar vanwege het cordon
sanitaire zal het een stem worden voor de softies van de N-VA. Als
milieubewuste kiezer kan ik daarenboven niet anders dan een stem uitbrengen op Groen.
Dat wordt er dan één voor mijn buurman, Jeremie Van Eeckhout. En hoe vaak heb
ik niet gepredikt voor gelijkheid (égalité!) voor iedereen? Voor de Chileense
mijnwerker die recht heeft op evenveel welstand als de CEO van s werelds
grootste bedrijf. Omdat de PVDA de kiesdrempel wellicht niet haalt, zie ik mij
genoodzaakt nogmaals op softies te stemmen: de SP.a. En dan is er
de Open
VLD, de partij voor de vrijheid (liberté!). Omdat vrijheid s
mensen hoogste goed is kan ik moeilijk anders dan ook een stem uit te brengen
op de liberalen. Tenslotte is er de CD&V, de katholieken. Nu
ik eindelijk de ampersand gevonden heb op mijn toetsenbord, valt het mij makkelijker
om erover te schrijven. In mijn kinderjaren was het niet-stemmen voor de
katholieke partij een doodzonde en wellicht is dat op heden afgezwakt tot een
dagelijkse zonde al heeft nooit een geestelijke leider dat met zoveel woorden
gezegd maar een mens kan beter zeker spelen en daarom neem ik de tsjeeven er
dus ook maar bij.
Let wel, beste lezer, wat
hierboven staat geldt enkel voor de Vlaamse en voor de federale verkiezing.
Stemmen voor vijf verschillende partijen, zeggen mijn onbesliste vrienden, dat
is ongeldig. En die stem van Guido dan, die niet eens weet voor welke partij
hij stemt? Die wél. En dat beaamt ook Theodoor Koraalsteenslijper, een uit
Zeeuws-Vlaanderen overgewaaide duivenmelker, die aan ons tafeltje is komen
zitten.
Voor het Europees parlement
heb ik een andere strategie: het worden drie N-VA-ers. Eerst is er Lianna
MKRTCHYAN, vanwege haar mooie achternaam, een naam die niet uit te spreken is,
maar die makkelijk kan geniesd worden. En ook vanwege haar jeugd: amper
vierentwintig! En dan is er Zeger DEBYSER, omdat hij de zoon is van Willy Debyser
zaliger, die één van mijn beste vrienden was. Maar ook omdat Zeger één van de
briljantste geesten is die ik ooit gekend heb. Als student in de medicijnen
haalde hij telkens de grootste onderscheiding en op dit ogenblik is hij één van
onze grootste Vlaamse vorsers. Als zo iemand zich met politiek gaat bemoeien,
dan moet politiek toch wel héél belangrijk zijn. En dan is er nog de poezelige
Luba MINARIKOVA, een lachebekje, een snoesje, om in te bijten
En de slogan luidt:
Met Luba Minarikova,
en met de zegen van Zeger, naar een onafhankelijk Vlaanderen in een verenigd groen Europa. Mkrtchyan!
Hallo,
beste lezer. Vandaag wil ik u verblijden met de geschiedenis van Fier
Margrietje van Leuven. Bent u al járen trouwe lezer van mijn zwanzerij op deze
blog, dan herinnert u zich misschien vaag dat ik al eens verteld heb over
Margrietje t was op 25 oktober 2012. Ik had het verhaal toen opgepikt in de
universiteitsstad zelve, uit de mond van een toevallige voorbijganger. Het
verhaal dat ik u op heden voorschotel wijkt daar een beetje van af, het is meer
gedetailleerd en wellicht ook betrouwbaarder. Het verhaal is van Jozef Simons,
één van de belangrijkste, veelzijdigste en meest erudiete Vlaamse schrijvers
uit het interbellum. Het is waarachtig niet zo maar dat ik deze geschiedenis
oprakel. De aanleiding ertoe is meer dan boeiend en kan nog zeer interessante
gevolgen hebben voor onze verdere relatie. Meer daarover in een volgend
cursiefje. Geniet ondertussen alvast maar van dit boeiend verhaal
(1)
Achthonderd jaar geleden Margrietje was veertien jaar. Ze woonde met haar ouders in een armoedig huizeke aan de oevers van de Dijle, in Leuven. t Was de 12e maart van t jaar 1221, op de feestdag van de heilige Gregorius, dat de hemelsluizen zich openden boven Leuven. Nooit geziene massas hagel en regen overvielen de stad, de Dijle trad buiten haar oevers, er was hoge watersnood, tweeduizend woningen stonden onder water. Zo ook het huisje waar Margrietje woonde met haar ouders. Ze slaagden erin te vluchten naar een hoger gelegen gedeelte van de stad en alzo aan de verdrinkingsdood te ontsnappen. Ze kregen tijdelijk onderdak bij een oom en tante van Margrietje, die in een hogergelegen deel van de stad de deftige herberg Sint Joris uitbaatten. Enkele weken later keerden Margrietjes ouders terug naar hun woning die nu weer bewoonbaar was. Het viel oom en tante echter moeilijk om te scheiden van het lieve, levenslustige Margrietje, dat zij als hun oogappel hadden lief gekregen. En ze konden het meisje best gebruiken als dienster in de herberg. En Margrietje bleef. Ze was gedienstig en vriendelijk voor de klanten. Tegelijk was ze een toonbeeld van eerbaarheid. Ze had immers haar hart aan God geschonken en ze had belofte van eeuwige zuiverheid afgelegd. Wanneer de eene of de andere haar wat te ongepast durfde naderen, of haar wat al te vrijpostig in de oogen keek, richtte zij het hoofd op, met zulk een fierheid in gansch haar houding, dat de vermetele beschaamd afdroop. En om die reden stond ze al gauw in de hele stad bekend als de fiere Margriet. In de herberg was ze geliefd en tegelijkertijd werd ze gerespecteerd tot er op een kwade dag Margrietje was toen achttien jaar en een jaar of vier in dienst iets vreselijks gebeurde. Zeven booswichten dringen op een nacht de herberg binnen, vermoorden oom en tante en stelen al het geld en de kostbaarheden die ze in het huis kunnen vinden. Ze binden Margrietje vast en slepen haar mee naar hun rovershol aan de Dijle, alwaar de buit wordt verdeeld. En Margrietje? Ze staat onderwijl ademloos in een hoek te sidderen, vreezend niet den dood, maar een gevaar erger dan duizend dooden. Doch zij bidt tot God met betrouwen. En zie, de ellendelingen, na te hebben beraadslaagd, besluiten haar te vermoorden. Nu is Margrietje gerust, haar kleur keert weer, haar oogen schitteren van geluk, de martelkroon tegen.
Vooraleer verder te gaan met dit verhaal, moet het mij van het hart Wie heeft Margrietje zo geïndoctrineerd dat zij het gevaar dat zij vreest zij vreest verkracht te worden, voor wie dat nog niet mocht begrepen hebben erger acht dan duizend doden. En als er een God bestaat die zich zoiets laat welgevallen lijkt Hij mij, op zijn zachtst gezegd, rijp voor een psychiatrische behandeling De martelkroon: waar hebben wij dat de laatste tijd nóg gehoord?
Margrietje smeekt om gedood te worden, doch één van de rovers, bewogen door haar jeugd en haar schoonheid stelt haar voor met hem te trouwen en te beloven nooit iemand van hen te verraden, maar Fiere Margriet antwoordt onverschrokken: Nooit! Ellendige moordenaars! Mijn bruidegom is Jezus. Hem blijf ik tot den dood getrouw. Hiermee is haar doodvonnis getekend. Eén van de booswichten ploft een mes in het hart van de jonge martelares. Ze slepen haar lijk naar buiten, werpen het in de Dijle en vluchten daarna in alle richtingen, elk met zijn buit. Het is de nacht van 2 op 3 september van t jaar 1225 .
(2)
De volgende nacht begint in Leuven plots de stormklok te luiden: vier stadswachters hebben op het water van de Dijle het lijk van een meisje zien drijven. Het lichaam drijft tegen de stroom op, naar de stad toe, en een schitterend licht gaat ervan uit. Weldra begint ook de triomfklok van de hoofdkerk te luiden en dat brengt heel de stad op de been. Men herkent Fiere Margriet. Haar lichaam wordt door de priesters opgenomen en in triomf naar de Sint-Pieterskerk gedragen alwaar het ter verering neergelegd wordt in een kostbaar schrijn.
In 1982 kreeg Fiere Margriet een standbeeld in de Tiense straat, op de hoek met de Muntstraat, een liggend naakt in brons. Erg eerbiedig werd er door de studenten van de Alma Mater niet omgesprongen met de reine maagd: vaak werd de kuise Margriet besmeurd met mayonnaise en andere viezigheden, bij voorkeur op haar meest gevoelige delen. Er werd dan ook besloten haar daar weg te halen. In 2013 kreeg zij haar definitieve plaats aan de Dijleboorden. Waar ze in feite thuishoort
(1) en (2): de illustraties zijn van de Leuvense grafisch kunstenaar Leo Meurrens (1905-1966), uit het nummer 81 van de "Vlaamsche Filmkens".
Over Nandje
Poignié heb ik het nog niet gehad. Dat komt omdat ik hem maar zelden ontmoet en
zoals eenieder weet: uit het oog, uit het hart. Er zijn jaren geweest dat we
elkaar alle dagen zagen, maar dat is héél lang geleden, toen we samen naar
dezelfde school gingen in Oostende, het Koninklijk Atheneum. Hij heette voluit
Ferdinand, maar iedereen noemde hem Nand. Ik was de enige die hem Nandje noemde
en dat had niets met zijn gestalte te maken Nandje was beslist niet van de
kleinste maar met het feit dat ik hem sympathiek vond. Al sluit ik niet uit
dat zijn moeder en zijn tweelingzusters, die twintig jaar ouder waren dan hij,
hem ooit zó zullen genoemd hebben toen hij nog baby of peuter was. Nandje en ik
waren uitstekende leerlingen en vooral in wiskunde staken wij met kop en
schouders boven onze medeleerlingen uit. Het bewijs van de stelling van
Pythagoras leek voor ons stof voor de kleuterschool en het rekenen met
logarithmen, differentialen en integralen kende voor ons geen geheimen. De
lessen goniometrie en infinitesimaalanalyse, we snakten ernaar. We waren
nerds en dat zijn we, tot op zekere hoogte, gebleven. Met dien verstande dat
Nandje ook nog práktisch verstand heeft. Zo heeft hij niet de minste moeite met
het vervangen van een autobatterij, om maar één van zijn praktische vaardigheden
te noemen. Ik herinner mij dat Nandje in die jaren op regelmatige tijdstippen
last had van rode vlekken in de nek en op de benen. Het jeukte heel erg en hij
is er zelfs eens een dag voor thuisgebleven van school. En daar blijkt Nandje
nu, zestig jaar later, nog steeds niet van genezen.
Toen ik hem gisteren we
hadden elkaar in drie jaar niet gezien puur toevallig ontmoette, had hij pas
een bezoek gebracht aan de huidarts.
- k Heb er de laatste dagen
weer veel last van, dokter, had Nandje gezegd. k Heb nochtans mijn uiterste
best gedaan om de zon te vermijden.
- De zon speelt in uw geval
geen enkele rol.
- Maar u hebt mij een jaar of
vijf geleden toch aangeraden mijn huid te beschermen tegen de zonnestralen,
dokter.
- Zeer juist.
Maar de wetenschap verandert. Een halve eeuw geleden dacht men in de medische
wereld dat een gebrek aan zon de oorzaak was van een aandoening zoals de uwe.
Maar een kwarteeuw later geraakte men ervan overtuigd dat het precies de
zonnestralen waren die de ziekte veroorzaakten. Evenwel, de medische wetenschap
maakt steeds vorderingen en nu weet men wel zeker dat de oorzaak van uw ziekte
onbekend is. Ik zal u pilletjes voorschrijven, eentje per dag gedurende drie
weken. Kom daarna eens terug, en als er geen verbetering is, schrijf ik u dan
nog wel andere pilletjes voor.
Tot daar dus het
relaas van Nandjes doktersbezoek en hij voegde er nog aan toe dat hij niet
begreep waarom de dokter hem niet direct die andere pilletjes had
voorgeschreven. Nandje is een droogkomiek en het is moeilijk uit te maken of
hij iets grappig bedoelt of naar waarheid spreekt. Hoe anders dan de gewone
sterveling die een mop vertelt! Observeer de gewone moppenverteller aandachtig,
lieve lezer, en u zult zien dat het in negen van de tien gevallen de verteller
zelf is die het hardst lacht op t eind. Om dan nog niet eens te spreken over
mijn zwager Karel die zelf al in een deuk ligt vooraleer hij toe is aan de
pointe van zijn mop
Uit dit
verhaal moge blijken dat de geneeskunde een dynamische wetenschap is. Veel
minder statisch dan bijvoorbeeld de wiskunde. Nog een voorbeeld. Een halve eeuw
geleden was tegen maagzweren nog geen kruid gewassen. De enige doeltreffende
behandeling was vaak het chirurgisch verwijderen van de maag, de gastrectomie.
Toen was een maagzweer geen infectieziekte en antibiotica waren dan ook
allerminst aangewezen. De geneeskundestudent die daar op t examen een andere
mening op nahield was gebuisd. Ik heb er één gekend Jan Hoormachtig die
door zon domme fout een doktersdiploma aan zijn neus heeft zien voorbijgaan.
Jan heeft het roer moeten omgooien: hij is in zaken gegaan, is rijk geworden
en is enkele jaren geleden reeds ter ziele gegaan. Edoch, enkele jaren na dat
fatale examen, door Jan Hoormachtig afgelegd, hebben vorsers de Helicobacter
pylori ontdekt, een bacterie waarvan kon worden aangetoond dat zij verantwoordelijk
is voor de maagzweer. De behandeling: antibiotica! Was die ontdekking er jaren
vroeger gekomen, dan hadden vele duizenden maagoperaties kunnen vermeden worden
en was Jan wellicht een weliswaar niet rijke maar briljante huisarts geworden
U zag, lieve
lezer, twee voorbeelden van hoe de geneeskundige wetenschap voortdurend in
verandering is. Maar wat mij op heden overvalt doet mijn haren figuurlijk
ten berge rijzen, doet mijn bloed weer figuurlijk in mijn aderen stollen.
Wat lees ik namelijk in Folia Pharmacotherapeutica, het gezaghebbend
tijdschrift waarop in ons land alle artsen en apothekers geabonneerd zijn? Dat
drie grote studies bevestigen dat er geen plaats meer is voor acetylsalicylzuur
in de primaire cardiovasculaire preventie (zegge het voorkómen van
trombose van de kroonslagaders van het hart). En de drie studies worden met
name genoemd: de ARRIVE-studie, de ASCEND-studie en de ASPREE-studie. Dat betekent
dat het Asaflow-pilletje, het pilletje dat 80 milligram aspirine (*) ofte acetylsalicylzuur
bevat, hetwelk mij door tien hartspecialisten werd voorgeschreven en dat ik
hondstrouw en nauwgezet al vijfentwintig jaar lang inneem bij het avondmaal
tot niets heeft gediend! En wel integendeel, zo durft de studie bevestigen. En
wat met die duizenden wetenschappelijk verantwoorde studies die de laatste
zestig jaar zijn verricht en die alle het nut van dat pilletje hebben bewezen
in het voorkomen van verstopping van de kroonslagaders? Val nu dood met uw
beste kleren aan! zou mijn schoonvader zaliger gezegd hebben. Zal ik nu mijn pilletjes
weggooien? En zou dat geen zonde zijn: ik heb er nog twee doosjes staan, van
168 pilletjes elk. Weet u wát? Ik neem ze gewoon verder.
(*) En zeggen dat ik nóg zo fel de lof gezongen heb van het aspirientje, in
één van mijn vorige cursiefjes (www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=3129978)
In de krant van heden (Het
Nieuwsblad) trekken niet minder dan vier artikelen mijn bijzondere aandacht.
Het eerste is een portret van
onze pas overleden gewezen aartsbisschop, kardinaal Danneels. Rik Torfs noemt
Godfried Danneels een godsgeschenk en een bruggenbouwer tussen Rome en de
provincie. Hij was een gewaardeerd en wijs man, die de kerk in het midden
trachtte te houden, die de kool en de geit trachtte te sparen. Maar juist die
goede eigenschap werd hem op t einde van zijn leven kwalijk genomen en wel in
de zaak van de pedofiele bisschop Vangheluwe. Toen hem in een TV-programma
gevraagd werd hoe hijzelf zou reageren mocht zijn kind sexueel misbruikt zijn,
antwoordde hij: De enige taal om erover te spreken is de stilte. Val nu
omver! In 2010 kwam Danneels in nauwe schoentjes toen bleek dat hij al
jaren op de hoogte was van kindermisbruik in de Kerk, maar de strafbare feiten
toedekte. Doofpotoperatie? Geen sprake van, zegt mijn raadsman, Godfried was
niet op de hoogte van het kindermisbruik, Godfried wist nergens van, Godfried
kwam immers van Kanegem! Hoezo, Godfried kwam van Kanegem? Lees maar wat
wikipedia ons daarover leert:
"Ik kom van Kanegem en ik weet van niets." Men gebruikt deze zin om te zeggen dat iemand
van niets weet. De volkswijsheid komt van Jan Vleminck, een konijnenhandelaar
uitTielt, die in
1402 in Kanegem een hevige storm moest trotseren. Hij was zo vermoeid dat hij
zelfs spoken in het bos zag. Uiteindelijk viel hij in slaap. Diezelfde nacht
werd er in Kanegem een pastoor vermoord. s Morgens werd Vleminck met een
bebloed mes in zijn zak gevonden. Hij werd daarop beschuldigd van moord op de
pastoor. Maar hij antwoordde op de beschuldigingen dat hij van niets wist,
omdat hij van Kanegem kwam. Hij bedoelde daarmee dat Kanegem de laatste
gemeente was die hij gepasseerd was. Uiteindelijk werd Jan Vleminck ter dood
veroordeeld maar bleef zijn onschuld uitroepen. Net voor zijn executie zei hij
nogmaals dat hij van Kanegem was.
Kardinaal Godfried Danneels was
inderdaad geboren en getogen in het klein West-Vlaams dorp Kanegem, nu een
deelgemeente van Tielt. En als ik u vertel, beste lezer, dat de persoon die
verkozen werd tot grootste West-Vlaming van de 20e eeuw een geboren
en getogen Kanegemnaar is Wie denkt u? Danneels? Bijlange niet. Godfried is
gestrand op de tweede plaats, heeft de duimen moeten leggen voor Briek Schotte,
ijzeren Briek, de laatste der flandriens, die zijn standbeeld heeft op het
dorpsplein van Kanegem.
Het tweede artikel gaat over de
onverkwikkelijke zaak van de neurochirurg die haar veertienjarige dochter om
het leven heeft gebracht. En ook een beetje over advokaat Jef Vermassen, die de
daderes zal verdedigen. Hij heeft aangekondigd dat hij zo min mogelijk zal vertellen
over de feiten zelf omdat daar op enkele details na geen enkele discussie over
bestaat, maar dat hij zal peilen naar hoe het zover is kunnen komen. Een
andere strategie dus dan bij de parachutemoord van enkele jaren geleden - toen
was Jef de verdediger van het slachtoffer. Tijdens zijn pleidooi beschreef hij toen
tot in de griezeligste details hoe de (vermoedelijke!) daderes de touwen van de
parachute, en meteen ook de levensdraad van het slachtoffer had doorgeknipt.
Iemand die er met de neus bovenop had gestaan zou het niet nauwkeuriger kunnen
beschrijven hebben. De toehoorders, ook de juryleden, huiverden. De
(vermoedelijke) daderes werd dan ook zwaar gestraft. Tijdens het proces van de
neurochirurg zal meester Vermassen, zoals gezegd, de hier toegepaste techniek
niet uit de doeken doen. Het zou immers geen zoden aan de dijk brengen. We gaan
voor de vrijspraak!
Het derde artikel is ronduit
verontrustend. De titel ervan luidt: Géén genade voor de bedrijfswagen. De
Groenen willen de bedrijfswagens, met tankkaart, afschaffen. En dat nét nu er
mij één beloofd was. Ik had al uitstapjes gepland voor de komende zomer: Luxemburg,
Amsterdam, of misschien de streek van de Moezel. Niet verder, want het was allerminst
mijn bedoeling misbruik te maken. Helaas
Hartverwarmend is het vierde
artikel. Op de speelplaats van de Gemengde Basisschool in Peizegem heeft een
elfjarige jongen een schoolvriendje van de verstikkingsdood gered met het
Heimlich maneuver. Het vriendje had een wortel ingeslikt en die was in het
verkeerde keelgat geschoten. Waar de jongen het maneuver geleerd had? Vorige
week tijdens de recentste aflevering van de TV-serie Baywatch! Ik ben zelf ook
een enthousiaste kijker van die serie geweest, maar dat was toen Pamela
Anderson erin meespeelde. Ik schaam mij diep.
Gisteren werd
in Antwerpen, in de inkomhal van een flatgebouw, een pasgeboren jongetje
gevonden, in een papieren zak met een dekentje errond. Het kind was te
vondeling gelegd. Het te vondeling leggen van pasgeborenen is van alle tijden.
Reken maar!
Eén van de roemrijkste maar ook meest
dramatische helden uit de Griekse mythologie, Oidipous (van het
Oidipouscomplex!), was een vondeling, of toch zo goed als. Ziehier hoe de
vork in de steel zit. Koning Laios van Thebe wilde kinderloos blijven omdat het
orakel voorspeld had dat indien zijn vrouw een zoon zou baren, deze zijn vader
zou vermoorden. Toen zijn echtgenote Iokaste dan toch zwanger werd en het leven
schonk aan een zoon wilde Laios zich van het kind ontdoen. Hij gaf één van zijn
herders de opdracht het kind te knevelen en het in een bos te leggen, ten prooi
aan de wilde dieren. Maar de herder kon dit niet over zijn hart krijgen, hij
trok het bos in met het kind en overhandigde het daar aan een andere herder die
in dienst was van de koning van Korinthe. Deze laatste was kinderloos en zo
kwam het dat Oidipous opgroeide aan het koninklijk hof van Korinthe. Over zijn
roemrijk en dramatisch leven kunt u verder lezen in mijn boek De Griekse
mythologie in 136 verhalen dat rond het eind van de maand klaar zal zijn en
dat in feite de vierde en licht herwerkte uitgave is van het boek Uit het
schuim van de zee dat het licht zag in 2011.
In het boek kunt u ook het verhaal vinden van een tweeling die te vondeling werd gelegd. Hun namen? Amphion en Zethos. Hun moeder was een Thebaanse prinses. Hun vader? Niemand minder dan de oppergod Zeus...
Ontroerend is
het verhaal van een andere vondeling, Ion (naar wie de Ionische zee is genoemd).
En met een happy end. Hier volgt de onverkorte versie uit het boek:
Eén van de dochters van de Atheense koning Erechtheus was Kreousa. Ze
werd zwanger gemaakt door Apollo. Dit geschiedde in een grot, aan de
noordelijke flank van de Akropolisrots, niet ver van haar vaders paleis. In deze
gezegende toestand werd ze door Apollo aan haar lot overgelaten. Ze hield haar
zwangerschap voor iedereen verborgen en toen haar tijd gekomen was baarde zij
een zoon. Ze legde het kind in een mandje, in geborduurde luiers, samen met een
kostbare halsketting en een krans van olijven. Met pijn in het hart liet ze het
kind achter in genoemde grot: ze wilde te allen prijze vermijden dat haar misstap
de koning ter ore zou komen. Ze hoopte dat Apollo wel zorg zou dragen voor zijn
zoon. Hetgeen ook geschiedde: Apollo zond zijn halfbroer, de god Hermes, naar
de grot om het kind te halen en het naar zijn tempel in Delphi te brengen.
Hermes zette het kind in het mandje neer op de drempel vóór de tempel, waar de
tempelpriesteres het vond, het als een moeder verzorgde en inwijdde in de
tempelgeheimen. Alzo groeide het op tot een rijzige knaap, die Apollos
tempeldienaar werd in Delphi.
Kreousa was ondertussen gehuwd met Xouthos, een uit Thessalië verbannen
koning. Hun huwelijk bleef echter kinderloos. Om de oorzaak daarvan te kennen
gingen zij het orakel van Delphi raadplegen. Onderweg ging Xouthos eerst nog te
rade bij het orakel van Trophonios in Levadia. Het antwoord van dit orakel
luidde: gij zult niet zonder zoon huiswaarts keren! Deze uitspraak verheugde
Xouthos zeer. Kreousa echter voelde zich door angst bevangen, nu ze weldra vóór
het altaar van haar god zou komen te staan. Bij hun aankomst in Delphi werden
ze door de tempeldienaar verwelkomd. Toen deze de reden van hun komst vernam
was hij getroffen door de emotie en het verdriet van Kreousa en de jongeman
voelde plots behoefte om zelf zijn hart uit te storten. Evenzeer als u naar een
kind verlangt, zo sprak hij, verlang ik ernaar mijn ouders te kennen. Het kind
dat Apollo jaren geleden bij haar verwekt had, zou nu ongeveer even oud zijn
als deze knaap, dacht Kreousa. Niettemin vermoedde zij niet in het minst dat ze
oog in oog stond met haar bloedeigen zoon. Na al die jaren immers was ze ervan overtuigd
geraakt dat haar kind niet meer leefde, dat wilde dieren het wel zouden verslonden
hebben
Ondertussen had Xouthos het orakel geraadpleegd; hij kwam de tempel al
uit. De jonge tempeldienaar ging naar hem toe. Doch ziet: Xouthos strekte zijn
armen uit naar de jongeling, drukte hem krachtig tegen de borst en stamelde,
tot tranen toe bewogen: mijn zoon, mijn zoon. Niet begrijpend trachtte de knaap
zich uit de omarming los te maken. Ziehier, sprak Xouthos, wat het orakel mij
geopenbaard heeft: ga de tempel uit en de jongeman die u zal tegemoet komen is
uw zoon. En verder sprak Xouthos nog: laat je door mij omarmen mijn zoon, want
jij bent mij tegemoet gekomen en daarom noem ik jou Ion, dat is hij die komt.
Terwijl de jongeling zich nu gewillig liet omhelzen, keek Kreousa verbaasd en
achterdochtig toe. Niet zíj doch haar echtgenoot had een kind teruggevonden.
Hoe was dat te verklaren? Was deze Ion misschien de vrucht van Xouthos met een
andere vrouw? Hoe kon het anders? En haar echtgenoot had daar met haar nooit
met één woord over gerept! Valselijk had hij haar meegenomen naar Delphi om
alzo dit kind officieel tot zijn zoon en erfgenaam te kunnen maken
Xouthos wist met zijn vreugde geen blijf, nu hij een zoon gevonden had.
Terwijl hij voorbereidingen trof om die heuglijke gebeurtenis te vieren,
broedde Kreousa snode plannen: ze zou de knaap uit de weg ruimen! Xouthos liet
een grote feesttent oprichten en nodigde alle inwoners van Delphi uit op een
feest ter ere van Ion. Eén van de dienaars, die evenwel met Kreousa samenspande,
werd aangesteld om de wijn in de bekers te schenken. Niemand had gezien dat hij
in de beker die voor Ion bestemd was, een snel dodend gif had gedaan. Toen de
jongeling de beker aan de lippen bracht, klonk plotseling een vloek door de
zaal. Ion wist dat dit een slecht voorteken was. Daarom goot hij de beker, die
hij zopas had willen leegdrinken, uit op de grond, en hij nodigde de omstanders
uit te doen zoals hij. Een dozijn duiven kwamen de tent binnengevlogen en dronken
van de wijn op de grond. Tot ontsteltenis van allen die toekeken, ging de duif
die van Ions wijn had gedronken plots aan t wankelen en bleef weldra morsdood
liggen. Het was duidelijk dat iemand de gevierde had willen vergiftigen. De
wijnschenker werd erbij gehaald en deze verklaarde dat hij in opdracht van Kreousa
had gehandeld.
- Ter dood met haar, stenigt haar! Zo riep Ion en zo riep de verontwaardigde
menigte.
- Ja, doodt mij maar, maar doet het dan vóór het aanschijn van de god,
schreeuwde Kreousa, terwijl ze in de richting van Apollos tempel vluchtte. Stellig
hoopte zij dat de god, die haar eens had bemind, nu haar leven zou redden
Toen Kreousa, achtervolgd door Ion en de anderen, vóór de tempel kwam,
trad de tempelpriesteres naar buiten met in haar armen een mandje. Zij sprak:
- Ion, wat gij doen wilt is onrecht. Zie dit mandje! Zij die gij ter
dood wilt brengen is uw moeder. In dit mandje heeft zij u achtergelaten en zo
werd gij door de god Hermes bij mij gebracht. Ik heb u opgevoed en het mandje
zorgvuldig voor u verborgen gehouden.
- Hoe kan ik weten dat gij de waarheid spreekt? Voor het eerst durfde
Ion aan de woorden van de profetes te twijfelen.
Kreousa die het mandje herkende riep:
- Maak het mandje open en zie de dingen die ik er heb ingelegd: zelfgeborduurde
luiers met slangenmotieven en met de kop van Medusa, een kostbare halsketting,
een krans van olijven Apollo is je vader!
Ion kon nu niet meer twijfelen: Kreousa was zijn moeder, Xouthos was
zijn stiefvader en Apollo zelf, de god die hij al die jaren trouw had gediend,
niemand minder dan Apollo, was zijn
échte vader!
Met zijn vrouw en zijn stiefzoon keerde Xouthos verzoend naar Athene
terug. De tocht naar het orakel van Delphi kende dus tóch een gelukkig einde. Wat
had de god dit alles goed beredderd!
- Afgezien
van mijn maagbreuk, mijn hartklepletsel, mijn heupartrose en mijn hoge
bloeddruk, gaat het zeer goed met mij.
Dat was het
antwoord van Romain op mijn vraag hoe het gesteld was met zijn gezondheid. Hij
zei het in alle ernst en er was geen spoor van ironie in zijn stem. Romain is
wat men noemt een droogkomiek, iemand die komische dingen vertelt zonder uit
de gewone spreektoon te vallen. In tegenstelling tot de overgrote meerderheid
van de moppenvertellers die steeds zelf het hardst lachen om hun zelfvertelde
mop: als de pointe van het verhaal komt schateren ze het uit, zodat de
toehoorder precies weet wanneer hij zelf óók hoort te lachen. Niet zó met
Romain dus. Maar toen ik daarna informeerde naar de gezondheidstoestand van
zijn vrouw leek hij wel héél oprecht. Ik zag het aan het trillen van zijn
onderlip:
- Andrea
heeft de ziekte van Hiroshima en daar is niets tegen te doen, zeggen de dokters.
Hij keek mij
aan met een straaltje hoop, denk ik. De hoop dat ik zou zeggen dat het wel niet
zon vaart zal lopen met die ziekte van Hiroshima, in de wetenschap dat ik vele
jaren geleden het diploma behaald heb van houd u vast! doctor in de genees-,
heel- en verloskunde. Bitter was de teleurstelling toen ik bekende nog nooit
van die ziekte gehoord te hebben. Een ziekte die pas ontdekt was? een
bloedziekte? een soort leukemie? een laattijdig gevolg van de bom? Als doctor
in de je-weet-wel hoorde ik dat desalniettemin te weten.
- Nooit van
gehoord? zei Romain en ik had het gevoel dat hij op dat ogenblik twijfelde aan
mijn diploma van doctor in de je-weet-wel.
- Ben je wel
zeker van die naam? vroeg ik.
- Natuurlijk.
Mijn dokter heeft het opgeschreven op een briefje en dat briefje zit in mijn
portefeuille.
Hij diepte
het briefje op uit zijn portefeuille. Hij probeerde te lezen wat er op het
briefje stond maar onverrichter zake overhandigde hij het tenslotte aan mij:
- Lees jij
het maar. Ik heb mijn bril niet bij en t is doktersgeschrift.
Het
handschrift van zijn dokter bleek erg mee te vallen. Er stond één enkel woord
op het briefje: Hashimoto.
- Hashimoto,
las ik.
- Ja, iets in
die zin, zei Romain. Zie je wel!
- Maar de
ziekte van Hashimoto daar heb ik wél reeds van gehoord.
t Is waar.
We hadden het geleerd in de les en we moesten het kennen voor t examen. Maar
vraag mij niet waar die les toen gegeven werd en wie toen de prof was. Wel
herinner ik mij dat Yvan Coessens die dag naast mij zat, aan mijn linker kant
een mens herinnert zich soms niets ter zake doende dingen, terwijl de essentie
vergeten geraakt en wat is het geheugen toch een onpeilbaar iets! In mijn
artsenpraktijk heeft Hashimoto nimmer mijn pad gekruist en als ik eerlijk was
geweest had ik tegen Romain moeten zeggen dat ik de verste verte niet meer wist
wat de ziekte inhield. Maar ik zei:
- Tja, maak
je maar niet al té ongerust. Het zou best nog kunnen meevallen. De ziekte uit
zich nogal onder verschillende vormen. Ik zal het nog eens opzoeken en dan
vertel ik je daar morgen méér over.
Ik was blij
dat hij daar nu niet verder op inging en dat de droogkomiek in hem weer naar
boven kwam. Hij vroeg:
- Zou die
Hashi dinges familie zijn van Matsuoka?
Ik wist wie
Romain bedoelde. Niet de Matsuoka, die Japans minister van buitenlandse zaken
was tijdens de tweede wereldoorlog. Maar wel het titelpersonage uit het
stripverhaal van Marc Sleen ,Het geheim van Matsuoka. Romain en ik waren in
onze kinderjaren verslingerd op de stripverhalen van Marc Sleen
- Ik denk dat het een aangetrouwde achterneef is, zei ik.
Ik heb het opgezocht. Het gaat om een chronische ontsteking van de schildklier, wellicht een auto-immuunziekte. De symptomen zijn velerlei en pijn is er niet bij. De ziekte blijkt inderdaad ongeneeslijk, doch goed te behandelen. Vergelijk het met hooikoorts, bijvoorbeeld. Ik heb Romain en Andrea kunnen geruststellen, in zoverre dat ze beiden nu weer onbezorgd door het leven gaan. En dát is voor mij de grootste beloning.
Mocht u, beste lezer, een vriend of een vriendin hebben of een familielid die behept is met de ziekte van Hashimoto en niet weet wat ertegen te doen: ik hou mij sterk aanbevolen. Hij make een afspraak en hij brenge wat cash-geld mee (270 euro, in t zwart). Voor vrouwelijke patiënten bestaat, in bepaalde gevallen, de mogelijkheid van betaling in natura. Voor wie over internet beschikt is het misschien wel zo makkelijk om het zelf op te zoeken met google. Klik hier dan simpelweg op www.cyberpoli.nl/schildklier/faq/1100. Daar heb ik overigens zelf mijn kennis gehaald.
Hou op, lieve lezer, met mij
te bestoken met mail. Sedert mijn laatste verhaal (Iljo Keisse d.d. 31 januari
l.l.) zit mijn mailbox iedere dag propvol. Het heeft te maken met de simpele
voetnota die ik er argeloos, en in een bui van oeverloos enthousiasme, heb aan
toegevoegd. En waarin ik mijn lezers deelgenoot heb gemaakt van het feit dat ik
wellicht een dienstwagen krijg waar ik, helemaal conform de wet, recht op heb.
Uit hoofde van mijn job als redacteur van de regionale krant! Iedereen lijkt
wel te willen weten hoe ik dat voor elkaar gekregen heb: ik moet wel een financieel-fiscaal
genie zijn! Er zijn er die de gelegenheid te baat nemen om vragen te stellen over
onderwerpen die zich in dezelfde sfeer bevinden Hoe kan men, op volkomen wettelijke
wijze, het betalen van erfenisrechten vermijden (men verwijst naar Albert Frère)?
Hoe krijgt men het voor elkaar dat, op volkomen wettelijke wijze, aan
ontduiking van één miljoen euro belastingsgeld geen gevolg wordt gegeven (men
verwijst naar Karel De Gucht)? Verwacht geen persoonlijk antwoord op uw mail -
het zou ál te veel van mijn kostbare tijd vergen - maar wel zal ik bij deze het
antwoord geven op uw brandende vragen.
! ! !
¿Que pasa? Mijn engelbewaarder tikt mij op de schouder: op heden is er algemene stakingsdag. Weet mijn engelbewaarder wel dat ik tégen staken ben? Omdat ik het zon materialistisch gedoe vind: altijd gaat het om eisen voor meer loon, meer geld, altijd maar geld Maar bij deze staking gaat het niet om geld! Om koopkracht! Ha, dat zint mij wel: KOOPKRACHT. Voor koopkracht staak ik mee. Ik hou nu stante pede op met dit geschrijf en ik vertrek naar Gent voor een bescheiden city-trip met mijn geliefde, en we nemen het er eens goed van en dan komen we vanavond thuis met een splinternieuwe jurk, een dito paar schoentjes (misschien wel van Christian Louboutin), en een even dito handtas (misschien wel van Delvaux). t Is immers maar één keer in t jaar Valentijn en dat is morgen.
En gij, beste lezer? Gij kunt ernaar fluiten, naar uw fiscale vrijstelling door procedurefouten of verjaring en naar uw dienstwagen. En à propos, nu ik toch staak, laten we het dan meteen ook maar doen voor het milieu. Uit sympathie met Anuna en met al die dappere stakende schoolgaande kindjes.
Een zwaar geval van
gordelcriminaliteit (*) haalt dezer dagen de media. Iljo Keisse, de gentleman
van het wielerpeloton, heeft zich afschuwelijk misdragen in Argentinië: op het
podium heeft hij een suggestieve houding aangenomen. Een vrouw die zich vóór
hem bevond boog zich even voorover en Iljo, in plaats van zijn buik in te
trekken, stak hem eerder wat naar voor. Evenwel zonder de vrouw aan te raken,
maar toch Iljo moge nu nog zo hard beweren dat het maar om te lachen was, een suggestieve
daad als deze is onduldbaar. Misdadig! Een zware sanctie dringt zich op.
Ziehier hoe ik de zaak zou aanpakken als ik het voor t zeggen had, kwestie van
recidieven te voorkomen:
- vergoeding van het
slachtoffer voor de geleden schade, ten belope van honderd à tweehonderdduizend
euro.
Het is, hoe dan ook slecht
nieuws. Ik ben er het hart van in (**). Iljo, Iljo toch!...
(*) gordelcriminaliteit wordt wellicht het woord van t jaar 2019; in dat
geval zal de exacte definitie ongetwijfeld te vinden zijn in de dikke Van Dale
anno 2020; een minuuscuul tipje van de sluier werd reeds opgelicht op mijn
weblog (www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=3134812)
(**) maar er is ook goed nieuws voor mij: naar alle waarschijnlijkheid krijg
ik dit jaar een job toegewezen op de redactie van een regionale krant, onbezoldigd
weliswaar, maar wel mét een dienstwagen.
In de krant van eergisteren 25 januari schrijft Peter Mijlemans, nieuwsmanager van Het Nieuwsblad: We moeten afscheid nemen van Etienne Vermeersch net op het moment dat we zijn stem eigenlijk niet kunnen missen.
Professor Etienne Vermeersch was dé Vlaamse moraalfilosoof. Hij doceerde aan de UGent. Ik herinner mij nog de dag dat mijn zoon thuiskwam na zijn eerste les aan de universiteit: Vermeersch, zei hij, is de verstandigste mens van de wereld. Ikzelf heb de hooggeleerde enkele malen ontmoet en tot meer dan een groet en een handdruk was het nooit gekomen tot die ene dag, vijf jaar geleden, die mij in t geheugen gegrift blijft als was het eergisteren.
t Was na een academische zitting ter gelegenheid van het afscheid van de hart- en vaatchirurg Luc Van Lysebeth van het ziekenhuis waar ikzelf enkele jaren eerder met stille trom afscheid had genomen. Dé gastspreker van de avond was niemand minder dan professor Vermeersch. Het officiële gedeelte van de avond werd afgesloten rond halfelf. Daarna was er tijd voor gezellig nakaarten. Er was volop geestrijke drank. Was het toeval? Ik geraakte in gesprek met de professor tot in de vroege uurtjes. Vermeersch dronk wijn, ik sterk bier. Ik hou van wijn, zei de professor, en ik kan daar goed tegen. Dat bleek. Op t eind was hij weliswaar niet meer zo vast te been, maar hij bleef er helder op los praten, zij het over intieme zaken die hij in volstrekt nuchtere toestand misschien niet ter sprake zou gebracht hebben. Het ontroert mij nog steeds als ik erover nadenk hoe zeer we het eens waren over de belangrijke aspecten van het leven, over de cultuur, de godsdienst, de moraal, de maatschappij. Tot mijn spijt heb ik hem na die avond nooit meer teruggezien
Etienne Vermeersch was links, Vlaamsgezind, atheïst, ijveraar voor geboortebeperking en euthanasie. In dat alles heb ik mij steeds kunnen vinden. Links, als dat staat voor gelijkheid (égalité!) onder alle mensen: de Chileense mijnwerker en de CEO En Vlaamsgezind? Als er grenzen moeten zijn laat het dan alleen taal- en cultuurgrenzen zijn. En atheïsme? Vermeersch kon zich niet verzoenen met de gedachte dat een god die almachtig is en oneindig goed en rechtvaardig, al het onheil dat in de wereld heerst, zou toelaten. En aan een god, die niet almachtig en niet oneindig goed en rechtvaardig is hebben wij geen behoefte. Als ik God was, ik zou het beter gedaan hebben en Wie in God gelooft, hoeft niet bang te zijn. En wie niet in God gelooft hoeft helemáál niet bang te zijn zijn uitspraken van de grote moraalfilosoof die ik lees in een artikel van Jesse Van Regenmortel in Het Nieuwsblad van 25 januari.
Een ander stokpaard van Vermeersch: de wereldoverbevolking. In de jaren tachtig waarschuwde hij er al voor dat we afstevenden op ecologische rampspoed en hij zette de overbevolking op de agenda als het probleem van deze tijd. In de krant van zaterdag 26 januari reageert Jan Dhaene, gewezen Europees parlementslid, op het overlijden van de professor: Overbevolking is inderdaad het grote probleem en taboe in de wereld. Ik zag het nog met eigen ogen in Ethiopië. Het leidt tot roofbouw op de vruchtbare grond, tot overbegrazing en het kappen van bossen. Wat wij nodig hebben is wereldwijd een geboortebeperking. En dat kan alleen door financiële stimuli. Unicef zou dit kunnen uitvoeren: aanvullend aan de klassieke ontwikkelingssamenwerking zou men een vrijwillige sterilisatiepremie kunnen geven aan mannen en vrouwen vanaf twee kinderen. Of Vermeersch het eens was met het idee van die sterilisatiepremie? Ik denk het wel. Maar of hij daarin helemaal consequent was? Hij ging er immers prat op dat hij niemand iets wilde aanpraten, want zelfbeschikking is een mensenrecht, het recht om te beslissen over jezelf. Wanneer hij zijn theorieën uiteenzette tegenover mensen die zelf een half dozijn kinderen hadden en schamper vroegen hoeveel zij er moesten wegdoen, antwoordde hij steevast: wat ik verkondig hoeft ge niet persoonlijk te nemen, ieder beslist voor zichzelf. Overigens richtte hij zijn pijlen in t bijzonder op de kroostrijke gezinnen in de onleefbare omstandigheden: wie in onleefbare omstandigheden een kind op de wereld zet is verantwoordelijk voor het leed van dat kind. Dat de godsdiensten een nefaste rol gespeeld hebben was ook voor hem een vaststaand feit. Vrijwel alle verzetten ze zich tegen anticonceptie. Kwestie van zoveel mogelijk zieltjes te winnen. En als we nu eens, alvorens de sterilisatiepremie in te voeren, voor een softere aanpak zouden kiezen, alle geestelijke leiders op andere gedachten zouden brengen alleen de dwazen veranderen nooit van gedacht Misschien wordt mijn wishfull thinking visie voor 2019 dan toch nog werkelijkheid: De doem van hel en zonde zal wegvallen want ondertussen hebben de leiders van alle grote wereldgodsdiensten beslist dat hun goden voortaan het verwekken van tot de hongerdood veroordeelde kinderen als een véél groter misdrijf zullen aanrekenen dan het niet verwekken ervan. Onze paus Franciscus heeft het overigens eerder al verwoord: "kweken als de konijnen" hoeft niet meer (www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=3134812.)
Vorige week raakte ik in gesprek met iemand die ik een Vermeersch-hater zou durven noemen, een fanatiek tegenstander van geboortebeperking en vader van slechts twee dochters, meisjes van een jaar of tien, een tweeling. Géén sprake dus van anticonceptie, ook niet op de plaatsen waar de omstandigheden onleefbaar zijn. Niet die arme mensen dienen immers gestraft worden door hen het plezier van een talrijk kroost te ontnemen, maar de oorzaken van die onleefbaarheid moeten aangepakt worden. Ook geen anticonceptie in afwachting dat de leefbaarheid daar verbetert? Bijlange niet, de leefbaarheid verbeteren en ondertussen die mensen hun vrijheid gunnen is zijn boodschap.
- Gisteren zag ik Joke en Febe, zei ik. Ze reden naar school met de fiets. Allebei met een knalrode valhelm op.
- Ja, die valhelm moeten ze dragen van mij, ofschoon ze dat allerminst leuk vinden. Er liggen namelijk twee moordstroken op hun weg, de Kerkstraat en de Statiestraat. Daar zouden afgebakende fietspaden moeten komen.
- Maar dan lossen die helmen toch niets op. Die fietspaden moeten er komen en ondertussen moet ge de meisjes hun vrijheid gunnen!
- Maar in afwachting dat die fietspaden er komen
Hij schudde zijn hoofd voor zoveel onbegrip.
Tenslotte wil ik u niet onthouden wat mijn goede vriend Karel mij onlangs voor de voeten wierp: hierin verschilt gij toch van Vermeersch, dat gij géén atheïst zijt. Hij baseerde zich op het feit dat ik af en toe s zondags ter kerke ga, dat ik Kerstmis en Pasen in ere houd en ook geloof in Sinterklaas. Mag ik dat dan niet? Omdat ik niet in God geloof? Godsdienst kan immers mooi zijn. Als hij maar niet misbruikt wordt
Gisteren heb
ik mij weer eens geërgerd aan een artikel in de krant. Neen, beste lezer, geen
artikel over een zoveelste terreurdaad of over die CEO die een jaarbonus van
tien miljoen euro krijgt bovenop zijn armzalige wedde van drie miljoen. Waar
het dan wel om gaat? Een artikel, op pagina drie van Het Nieuwsblad, van mijn
voornaamgenoot Christiaan Vanhoorebeke, oud politierechter: De
jonge generatie rechters is net veel strenger voor zij die een dodelijk ongeval
veroorzaken. De tekst staat in t rood en in t vetjes. Er staat een
fout en dat had de eindredacteur moeten zien: er staat voor zij en het had
voor hen moeten zijn.
Ná een voorzetsel volgt in t Nederlands altijd een accusatief en de accusatief
van zij (3e persoon meervoud) is hen. Ik weet het wel, als de betrekkelijke bijzin (die een dodelijk ongeval veroorzaken) er
niet was geweest had Christiaan ongetwijfeld hen geschreven Ach,
de fout komt wel meer voor, t is eigenlijk een slechte gewoonte die wel vaker
komt piepen als een betrekkelijke bijzin volgt na hen: dan wordt hen die
wel eens zij die, t.t.z. de voorwerpsvorm wordt onderwerpsvorm, en dat is
fout! En wat zegt de Taalunie daarover? Vergoelijkend: het is geen
standaardtaal. Het is dus wel degelijk FOUT!
In de streek van Kortrijk ik heb er 46 jaar gewoond hebben ze overigens
geen bijzin nodig om die fout te maken: ik zing een liedje voor gij, luister
naar ik. En in Rotterdam ik heb daar 4 jaar gewoond springen ze al even
dartel om met het persoonlijk voornaamwoord: zonder blikken of blozen gebruiken
ze hun als nominatief, bv. hun hebben het gezegd.
Ik erger mij
overigens uitermate aan het feit dat ó zo weinigen in het Nederlands taalgebied
zowel Nederlanders als Vlamingen weten wanneer zij hen of hun moeten
gebruiken. En t is nochtans poepsimpel: hen is accusatief, al de rest is
hun. En wanneer is t accusatief? Als t lijdend voorwerp is (bv. ik heb hen
gezien) of na een voorzetsel (bv. doe het voor hen). Een kleine oefening: vraag het hen of vraag het hun?Het
tweede is juist want het is het lijdend voorwerp en er is geen voorzetsel.
Gesnopen?
Ik zag deze
middag een kennis. Zijn vrouw heeft hem verlaten sinds de dokters hem
ongeneeslijk ziek hebben verklaard. Ik sprak hem over de ergerlijke taalfout
van Christiaan Vanhoorebeke, oud politierechter, op pagina drie van Het
Nieuwsblad van 9 januari. Ach, er zijn wel erger dingen in t leven, zei hij.
Curatio is
Latijn en het betekent genezing. Het betekent ook verzorging, hetgeen niet
helemaal hetzelfde is: het zal u niet onbekend zijn dat vele kwalen genezen
zonder verzorging, en dat anderzijds niet iedere verzorging leidt tot genezing.
Curatio is ook de naam van het trimestrieel tijdschrift van de provinciale raad
van West-Vlaanderen van de Orde der artsen, de vroegere Orde der geneesheren,
een naam die onhoudbaar was sedert de afstuderende vrouwen zwaar in de
meerderheid zijn tegenover hun mannelijke collegas. Een zeer toepasselijke
naam inderdaad. Het feit dat op het titelblad de naam Qratio prijkt dient wellicht slechts geïnterpreteerd te worden als
een spitsvondigheidje.
Sedert een
dag of tien ligt de Qratio van het
laatste trimester van t voorbije jaar op mijn schrijftafel. Iedere dag kijk ik
met het grootste welbehagen naar de foto op de voorpagina. Het is een foto van
de afgestudeerde artsen van de lichting 2018, de laatste lichting dus.
Dat de jongedames in de meerderheid zijn moge duidelijk wezen. En onder die jongedames, op de voorste rij, heb ik mijn muze gevonden en dat is nu net waarom ik het niet kan laten om iedere dag naar die foto te kijken. Ik heb haar Elena genoemd, naar Helena van Sparta, ook bekend als Helena van Troje, die de mooiste vrouw aller tijden genoemd werd tot de komst van Brigitte Bardot. Zon zestig jaar geleden hing de foto van B.B. op mijn studentenkamer en was zij de muze die mij succesvol doorheen mijn jeugdjaren heeft geloodst.
De Brigitte Bardot uit mijn studentenjaren...
Moge de jonge Elena mij nu succesvol naar mijn einde loodsen. Is zij immers niet het evenbeeld van Brigitte, dezelfde adembenemende schoonheid, een reïncarnatie? Dé schoonheid zal altijd blijven bestaan, de schoonheid van Helena van Troje, van Brigitte, van Elena. De schoonheid wordt doorgegeven van de ene generatie naar de volgende. Géén god is er ooit in geslaagd iemand de eeuwige jeugd te schenken. De eens zo machtige Zeus verleende ooit de onsterfelijkheid aan een Trojaanse prins Tithonos, op verzoek van Eos, de godin van de dageraad, die smoorverliefd was op de mooie jonge prins. Maar de eeuwige jeugd? Neen, dat ging zelfs de macht van Zeus te boven. Toen zijn tijd gekomen was schrompelde Tithonos geleidelijk ineen tot hij eruit zag als een krekel Het toont aan dat niemand gebaat is met het eeuwig leven als hij er niet bij krijgt, hetgeen enkel voorbehouden is aan goden en godinnen: de eeuwige jeugd. En toch kan ik mij nauwelijks voorstellen dat het met mijn Elena net zó zal vergaan.
Het doet mij terugdenken aan de foto van de lichting 1965. Valt het u op dat alle promovendi in smoking waren, behalve die ene, die een vrouw was, Claudine? Eén vrouw op de vierenvijftig. Wat waren wij toen verstoken van vrouwelijk schoon! Daar kwam nog bij dat de geleerdsten onder ons een cordon sanitaire rond Claudientje gesmeed hadden. Dat cordon werd slechts doorbroken op de dag van de plechtige eedaflegging, de dag waarop onze wegen voor de meesten definitief uit elkaar zijn gegaan. Bekijk die foto van toen: wie staat daar rechts van Claudine? Precies! En achter Claudine en mij? Mijn beste vriend Raymond Creus, die welhaast vijf jaar geleden is heengegaan Hoe onbarmhertig snijdt toch de tijd!
In de Qratio wordt verder veel aandacht besteed aan de huldiging (de laudatio) van de jubilerende artsen van de Orde van West-Vlaanderen, t is te zeggen de artsen van de lichting 1968 (goud) en de lichting 1958 (diamant). Van de lichting 1948 blijkt er helaas niet één meer over te zijn. Vijf mannen van 58, achttien van 68. Geen vrouw. Alle drieëntwintig staan ze met hun foto in het blad, en met hun levensverhaal. Ze zijn allen blij dat ze het beroep van arts gekozen hebben en als ze het zouden overdoen deden ze het weer. Sommigen oefenen zelfs nú nog de geneeskunde uit. Omdat ze het zo graag doen, omdat ze het niet kunnen laten Het wederwoord is van Marcel Toye. Een ernstig wederwoord. Drie jaar geleden viel mij de eer van het wederwoord te beurt. Mijn wederwoord was minder ernstig. Ludiek! Al de jubilarissen hebben er zich goed mee geamuseerd. De meesten schuddebuikten van het lachen. Sommigen hielden zelfs hun buik vast, vanwege dat schuddebuiken. Toen waren er wél een paar vrouwen. Eén onder hen: Claudine! Ik zag ze voor t eerst terug, na vijftig jaar. Ze was nog niets veranderd. Zij schuddebuikte niet, maar ze lachte fijntjes. Over zeven jaar zal ik bij de club van de diamanten jubilarissen horen. Wellicht zullen ze mij dan niet meer vragen voor het wederwoord. Niet in de laatste plaats omdat ik de enige ben sinds mensenheugenis die urbi et orbi verklaart dat hij nooit meer het artsenberoep zou kiezen als het te herdoen was. Maar wat zeg ik daar? Over zeven jaar! Hoe zere vallen zaf dichtte Guido Gezelle. Maar toch, ik denk dat ik het haal. Met de hulp van mijn muze, Elena. Ik blijf iedere dag die God mij schenkt uw foto bekijken, Elena, op de voorpagina van de Qratio. Das beloofd.
Gordelcriminaliteit
wordt het woord van het jaar. In dezelfde sfeer en al even schitterend als het
woord van t voorbije jaar (moordstrookje). Gordelcriminaliteit is het niet
dragen van de veiligheidsgordel in de auto. Er zijn twee soorten: de zware vorm
waarbij de gordel over lange afstanden (of helemaal) niet gedragen wordt, en de
lichtere vorm waarbij de gordel pas aangeklikt wordt nadat de auto gestart is
en er al enkele meters gereden zijn. Tot onze scha en schande moeten we
bekennen dat twee leden van onze loopclub in 2018 betrapt zijn op
gordelcriminaliteit, zij het de lichte vorm, en daarvoor flink beboet zijn. Zij
hebben hun lesje geleerd en ze hebben
zich voorgenomen zich in de toekomst behoorlijk te gedragen. De politie maakt
zich sterk dat tegen eind 2019 de gordelcriminaliteit volledig uitgeroeid zal
zijn door algehele prioriteit te geven aan dit probleem, t is te zeggen door
de pakkans te vergroten door het inzetten van nog meer manschappen en cameras,
en door het drastisch verhogen van de boetes.
De
kranten zullen hun best doen om de discrepantie die bestaat in de berichtgeving
tussen de verschillende sporten geleidelijk aan weg te werken. Tegen het eind
van het jaar zullen niet méér paginas aan voetbal gewijd worden dan aan alle
andere sporten samen. Fifty-fifty en nog steeds een wanverhouding dus, hoor ik
u zegggen, en daar ben ik het met u eens, maar toch al wat evenwichtiger dan de
toestand zoals ie op dit ogenblik is: 75% voor het voetbal, 25% voor al de
rest!
In
de loop van het jaar worden over de hele wereld de inkomens van alle mensen
gelijkgeschakeld, van het loon van de CEO tot dat van de Chileense mijnwerker.
Ofschoon deze laatste misschien een extra premie zou kunnen claimen vanwege een
hoger gevaren- en gezondheidsrisico en een lagere arbeidsvreugde...
Er
komt een drastische aanpak van de jurisprudentie. Criminelen, en in t
bijzonder de witteboordcriminelen, zullen hun straf niet langer ontlopen door
verjaring, procedurefouten, en andere advocatenspitsvondigheden. De superrijken
en de gewone rijken zullen niet langer aan belastingontduiking kunnen doen door
fiscale trucs, zijnde witwasserijen en legale optimalisatiepraktijken.
In
2019 wordt een eind gemaakt aan elke vorm van discriminatie. Gelijkheid voor
alle mensen. Bij alle openbare diensten (onderwijs, ministeries, openbaar
vervoer, gezondheidszorg, politie, leger ) worden mensen enkel nog geselecteerd
op basis van bekwaamheid en niet meer op basis van geslacht, afkomst,
huidskleur, haarkleur, kleur van de ogen, sexuele geaardheid, en dies meer. Eén
uitzondering: de federale verkiezingen in het voorjaar. Hier wordt nog even
vastgehouden aan het seksistisch principe: evenveel mannen als vrouwen op de
lijst - transgenders vallen voorlopig wellicht nog uit de boot.
In
2019 zal de massale kindersterfte door hongersnood die in de wereld heerst,
serieus aangepakt worden. Te beginnen met het grote continent Afrika, alwaar de
vreselijke hongerdood, als nergens elders toeslaat in de zovele onherbergzame
gebieden: de helft crepeert en de andere helft blijft verder leven in
erbarmelijke omstandigheden, verdrinkt in de Middellandse Zee of gaat een vaak
onzekere toekomst tegemoet in een land waar ze soms maar half welkom zijn en
daardoor niet zelden verzinken in de criminaliteit. Dat alles heeft te maken
met o.a. de bodemgesteldheid in het geboorteland, het gebrek aan water en niet
in het minst het ontzettend hoog geboortecijfer dat wellicht gesteund wordt
door het principe hoe meer wij er op de wereld zetten, hoe groter de kans dat
we er tenminste enkele overhouden en ook door het feit dat geboortebeperking
door anticonceptie een zware zonde is. Hoe zal dit probleem aangepakt worden?
Luister Alle kinderen en ook volwassenen die dreigen te verhongeren zullen,
voor zover ze ter plaatse niet kunnen geholpen worden, op een veilige manier
getransporteerd worden naar leefbare landen op de wereld. Deze landen zullen
ervoor zorgen dat deze immigranten goed gevoed en gehuisvest worden. Als ze
zich tenminste behoorlijk gedragen en hun gordel dragen. In Afrika zelf zullen
niet méér mensen achterblijven dan het continent kan dragen. Hun zal
aangeraden worden anticonceptie toe te passen omdat het anders dweilen wordt
met de kraan open. De doem van hel en zonde zal wegvallen want ondertussen
hebben de leiders van alle grote wereldgodsdiensten beslist dat hun goden voortaan
het verwekken van tot de hongerdood veroordeelde kinderen als een véél groter
misdrijf zullen aanrekenen dan het niet verwekken ervan. Onze paus Franciscus heeft het overigens eerder al verwoord: "kweken als de konijnen" hoeft niet meer.
Van
mijn kant beloof ik u voor 2019 bij leven en welzijn! veel leesgenot op
mijn blog (www.bloggen.be/pierpont) met om de maand een paar cursiefjes die
ik geneigd ben neuzelarijtjes te noemen, omdat de neus nogal vaak centraal
zal staan (in een vorig leven ben ik rhinoloog geweest). Het is overigens niet
onmogelijk dat we langs deze weg tegen het einde van het jaar een techniek
zullen vinden om onze gemiddelde levensduur met enkele jaartjes te verlengen.
De moeite dus om de blog in de gaten te houden. Ook op De Druivelaar blijf ik u
tot minstens eind 2021 bestoken met verhaaltjes uit de Griekse mythologie. Een
verslaving die ik overgehouden heb aan Grijslokes Olympiade.
En
wat zijn mijn wensen voor Loopclub Grijsloke? Hij blijve groeien en bloeien en
grote kampioenen voortbrengen. Het hoeft niet eens in de loopsport te zijn: in
het veldrijden of in the voice? En voor onze koers? Zij blijve VLAANDERENS
MOOISTE, hetgeen overigens de titel zal zijn van het boek over de geschiedenis
van DDG dat in 2019 verschijnt.
Met deze
brief breng ik u en uw corps mijn beste wensen over voor het nieuwe jaar 2019.
Misschien zult u dit een beetje vreemd vinden als u weet dat ik een zestal
maanden geleden door uw diensten een verkeersboete heb gekregen waarmee ik
het in feite niet eens was. Ik ben onmiddellijk ingegaan op de uitnodiging
tot betalen van de boete en ik heb dit laten samengaan met een begeleidende
brief van 11 juni 2018, waarvan hier een kopie in bijlage (ik had nog gehoopt
op een reactie van uwentwege op de brief). Over het gebeurde had ik dezelfde
avond al een verhaaltje geschreven. Dat is mijn manier om dingen die mij
getroffen hebben van mij af te schrijven. De verhaaltjes worden dan meestal
gepubliceerd op één van mijn blogs, maar in dit geval heb ik dat niet gedaan
omdat ik bang was om jullie, die doorgaans toch zeer nuttig werk verrichten,
voor het hoofd te stoten.
Maar waarom
ik u rond de jaarwisseling deze brief schrijf? Omdat u (ik bedoel uw corps) het laatste half jaar
nog geen dag uit mijn gedachten geweest bent. Ziehier Zoals uit mijn verhaal blijkt ben ik bij het
verlaten van de caravan van de chef op het trapje gestruikeld over iets dat
daar niet op zijn plaats stond. Ik heb daar een enkel verzwikt, maar dat
was na een paar dagen over. De dag na het incident echter is een zeurende
knagende pijn ontstaan in mijn linker knie, een pijn die tot op heden niet is
overgegaan en mij iedere dag kwelt, van bij het ontwaken tot het slapen gaan.
Daarvóór had ik ook al reeds een pijnscheutje gehad, in mijn knieën, maar dat
was sporadisch en van een heel andere aard en niet uitzonderlijk voor iemand
van 78 jaar die vele marathons gelopen heeft. Hoeft het verwondering te baren
dat ik bijna iedere dag aan uw team denk en dat ik het niet kan laten u rond
deze tijd van het jaar in kennis te brengen van mijn blijvend ongemak?
Gaarne zou ik
wel de naam willen kennen van de man die in de caravan achter de schrijftafel
het PV zat op te maken. Niet dat ik rancuneus ben of zo, of enig verhaal wil
halen, alleen hij kent mijn naam en misschien mag ik ook de zijne kennen? Hij
was een beetje kortaf en er was iets dat hij verkeerd begrepen had, maar ik heb
daar alle begrip voor: het was daar ook zó druk, er stonden naar mijn gevoel
wel tien politieagenten en al evenveel autos waarvan de bestuurders een boete
kwamen betalen. En om het nu eens grappig uit te drukken: die winkel draaide
goed. En ongetwijfeld zal die man, die best een aardige man kan zijn, en die ik
wellicht ten onrechte als commissaris bestempeld heb, mijn lichtjes
ongecontroleerde reactie na mijn struikelpartij (waarvoor ik mij bij deze
verontschuldig) en dus ook de struikelpartij zelf, herinneren en willen
bevestigen. Hij hoeft zich daarbij geen zorgen te maken en ik neem niemand iets
kwalijk voor het struikelincident. En nogmaals, het is ook absoluut niet mijn
bedoeling enig verhaal te halen en ik besef overigens maar al te goed dat een
oorzakelijk verband tussen het incident en de aandoening onmogelijk is aan te
tonen. Met enige erkenning voor mijn leed zou ik trouwens al tevreden zijn en met de wetenschap dat uw corps nu begrijpt
waarom ik nog dagelijks aan hen denk.
Een mens gaat
zich al gauw afvragen: waarom ben ik weer de pieneut, waarom ben ik weer het
zwart schaap? En dan doet het, lieve lezer, ik zeg het zonder schaamte echt
deugd als blijkt dat men niet het enige zwart schaap is, dat er ergens nóg een
schaap rondloopt, het weze er maar één, dat even zwart en zo mogelijk nóg
zwarter is dan jijzelf. Zeker als dat schaap een kennis is, een buur, een
vriend of zelfs een familielid, de allernaaste zielsverwanten misschien niet te
na gesproken Hoe wáár zijn de woorden van de Franse schrijver Jules Romains:
Maladie de voisin réconforte et même guérit. Dat ander zwart schaap diende te
stoppen voor een politiecontrole: t was in de streek van Oudenaarde, een paar
weken na míjn misdrijf. Ik doe u het verhaal uit de doeken zoals het
slachtoffer het mijzelf heeft verteld Een jongeman van rond de vijftig, een
van mijn vrienden uit de loopclub, die nooit ook maar één glas alcohol drinkt
als hij moet autorijden en voor zover mij bekend altijd in orde is met alle
regels van de grond- en andere wetten ik noem hem voor de gelegenheid Nard. Veiligheidsgordel losgemaakt, teneinde op een
comfortabele manier zijn portefeuille uit de binnenzak van zijn jas te kunnen
halen. Identiteitskaart en rijbewijs in orde. Met de boordpapieren was het al
even goed gesteld: aankoopfactuur, inschrijvingsbewijs, gelijkvormigheidsattest,
verzekeringsbewijs, betalingsbewijs van rijbelasting, keuringsbewijs, bewijs
van goed gedrag en zeden, en zo meer En niet te vergeten: de alcoholtest.
Negatief natuurlijk. OK, u mag verder rijden, mijnheer. Nard zette zijn auto
in achteruit, reed ook effectief enkele meters achteruit en klikte ondertussen
zijn veiligheidsgordel vast. HALT! 116 euro boete om zonder gordel te rijden.
Maar net zo min als ik is Nard wrokkig op de politie. Of hij met even weinig
tegenzin als ikzelf de boete betaald heeft, is mij niet duidelijk. Ikzelf kan
dat wel relativeren: hoe vaak zou ik in mijn leven al niet de maximaal
toegelaten snelheid overschreden hebben, zonder daar ooit een boete voor
gekregen te hebben? Dan komen die 116 euro best nog voordelig uit!
Nog even dit
meegeven: dit is pas mijn eerste verkeersboete en de confrontatie met zon
regiment politiemensen in uniform was nogal indrukwekkend. Overigens is het
niet mijn eerste eerder vervelend contact met de politie. De vorige keer is
zon twintig jaar geleden. Ik woonde toen in Kortrijk. Er was een ernstige
inbraak gepleegd in mijn woning met nogal wat schade aan deuren en kasten en
nogal wat ontvreemding van waardevolle zaken. De zaak is nooit opgehelderd en
ik voelde mij door de politie meer als dader dan als slachtoffer behandeld.
Maar dat was niet de ploeg van MIRA. Met die van u was ik toen wellicht beter
af geweest
En als u nog
even tijd hebt Denk nu maar niet dat ik alleen maar negatieve ervaring heb met
de politie. t Was een jaar of dertig geleden. Ik kwam, in t holst van de
nacht, terug van een acute operatie in het ziekenhuis. Op een kruispunt op de
Grote Markt van Kortrijk reed ik door groen licht: een spectaculaire botsing
met een auto (een Dauphine) met daarin twee jonge Portugezen. Zij waren door t
rood gereden. Maar: geen getuigen. Hun auto zag er perte totale uit en ze
waren niet in staat verder te rijden. Mijn auto léék onbeschadigd. Ze bekenden
geen schuld, maar verklaarden zich niettemin bereid mij mille francs te
betalen als ik wilde ophoepelen. En daar stond plots, als reddende engel, als
deus ex machina de politie! Hoe zij erin geslaagd zijn de Portugezen in géén
tijd te laten bekennen dat zij door t rood gereden waren is mij nog steeds een
raadsel. Ik blijf er de politie eeuwig dankbaar voor. De reparatie aan mijn
auto heeft zevenentachtigduizend francs gekost. Alles terugbetaald door de
Portugese verzekering.
En dan is er
nog een ouder verhaal. Ik was nog in militaire dienst. Met een deux-cheveautje
reed ik naar de kazerne tussen Oudenaarde en Gent. In de buurt van Mullem reed
ik achter een vrachtwagen die volgeladen was met zware kasseien. Een kassei donderde naar beneden
met als resultaat een serieuze schade aan de voorkant van mijn dierbaar
autootje waar ik toentertijd zo fier op was. Ik had de tegenwoordigheid van
geest om de nummerplaat van de vrachtwagen te noteren en naar de politie te
bellen. Ze waren snel ter plaatse. Ik kon slechts bij benadering zeggen waar
het gebeurd was. Die lieve heren van de wet wilden per se het corpus delicti
vinden. En ze hébben het gevonden, na een half uur zoeken: een grote kassei, in
de graskant. Hoeveel die reparatie toen gekost heeft weet ik niet meer, maar
dank zij de politie was het voor mij weer een gelukkige nul-operatie. En wat
mijn legerdienst in de Leopoldskazerne betreft: enkel de vlagge(n!)groet heeft
het die dag zonder mij moeten doen
Hartelijk
dank om met zoveel geduld dit epistel te lezen en nogmaals mijn gemeende gelukwensen
voor 2019 en ook de jaren daarna.
(dit verhaal werd geschreven de avond na het delict)
De politie,
mijn vriend.
Dat ik mij
een beetje getraumatiseerd voel zult u, lieve lezer, begrijpen na het lezen van
dit verhaal, dat voor de volle honderd procent met de waarheid overeenstemt
dat zweer ik op het hoofd van al mijn dierbaren. Ik was met de auto weggereden
van een kleine parking in de Kerkstraat. Hooguit een paar honderd meter afgelegd
of ik werd door een vriendelijk lachende politieagente uitgenodigd om een
pleintje op te rijden: controle! Ze was er niet alleen: ik denk dat er acht
politiemensen stonden misschien waren het er wel tien. Het stemde mij
vreugdevol: nu zou eindelijk eens officieel vastgesteld worden hoe perfect ik
wel was in het verkeer! Vóór mijn vertrek had ik nog mijn boordpapieren
gecheckt, ik had mijn rijbewijs en identiteitskaart bij, had geen druppel
alcohol in mijn bloed (heb ik overigens nooit als ik rijd), mijn snelheidsmeter
was niet boven de veertig gegaan (ik rij overigens nooit te rap) en ik had mijn
veiligheidgordel om. Wat kon er mij dus gebeuren?
Ik parkeerde
mijn auto en een ernstig kijkende politieman kwam op mij af:
- Dit is een
controle van de boorddocumenten.
De papieren
bleken in orde te zijn.
- En nu nog
uw rijbewijs en uw identiteitskaart.
- De
identiteitskaart is nagelnieuw, eergisteren pas gehaald op het
gemeentesecretariaat, zei ik naar waarheid, in een poging om de man wat op te
vrolijken. Een vergeefse poging.
- Nu nog de
alkoholtest, zei hij.
- Een jonge
vrouwelijke dienaar van de wet daagde op met een piepklein mondmaskertje waarin
ik diende te blazen. Op een afstand van een tiental centimeters.
- In orde,
zei ze.
- k Wil u
geloven, lachte ik, of anders was uw toestel defect.
Mijn opmerking,
die weer bedoeld was om grappig te zijn, lokte een kleine glimlach uit. Een
beleefdheidsglimlach.
Toen kwam er
weer een agent op mij af en ik weet niet eens meer of het de man was die mijn
papieren had gecontroleerd:
- Hebt gij uw
veiligheidsgordel om?
- Ja, zei ik,
dat ziet gij toch.
- Ja, maar
een agent heeft u daarnet zien rijden zonder gordel.
- Ik heb
amper honderd meter gereden, ik kom van een parkeerplaats hier even verder. En
ik heb geen agent gezien.
- Ga daar
maar binnen in de caravan. Het zal u honderd en zestien euro kosten. Betaalt ge
contant?
Die incognito
(?) agent moet alleszins een beter gezichtsvermogen gehad hebben dan deze agent
die niet eens had gemerkt dat ik mijn gordel omhad. Omdat iemand mij ooit heeft
gezegd dat men beter een politieagent nooit in t ongelijk tracht te stellen,
zei ik nog, in een poging om de kool en de geit te sparen:
- Het zou
kunnen zijn dat ik mijn gordel pas omgedaan heb na het starten van mijn auto en
na enkele tientallen meters gereden te hebben. En contant betalen zal niet gaan
want zóveel heb ik niet bij en ook geen visa-kaart.
- Als ge
weigert te betalen wordt een proces-verbaal naar huis opgestuurd en dan zult ge
wel zien wat er van komt, zei de man achter het bureau in de caravan. Een
simpele agent zal het wel niet geweest zijn. Misschien iemand met de graad van
commissaris, alleszins iemand met strepen, en op die strepen daar stond ie op.
Ik wilde nog
zeggen dat ik niet weigerde te betalen, maar dat ik het niet stante pede kón. Maar
zwijgen leek mij nu het beste. Ik had overigens al veel te veel
tegengestribbeld naar de zin van de commissaris, hij vond mij erg brutaal en ik
deed er maar best aan snel van onder zijn ogen te verdwijnen.
In mijn haast
om de caravan te verlaten struikelde ik over een koffertje dat een van de
agenten achteloos op het trapje had neergezet. Er viel van alles uit het
koffertje en er was gerinkel van brekend glas. Overmaat van ramp!...
Ik was
daardoor een heel klein beetje over mijn toeren. Ik keerde mij nog om naar de
commissaris en zei op een toon die venijniger moet geklonken hebben dan ik het
bedoeld had:
- En schrijf
nu alstublieft niet in uw verslag dat ik dit koffertje met opzet heb omvergestampt.
Ik droop af.
De agenten stonden in een rijtje en ze groetten mij. De vrouwtjes-agenten en
ook één van de mannelijke collegas glimlachten vriendelijk. Ik had even het
gevoel dat het uitlachen was, maar dat zal maar een gevoel geweest zijn, denk
ik
De
politie, mijn vriend.
(op deze brief, geschreven op 11 juni 2018, had ik heimelijk op een
antwoord gehoopt)
Elsegem, 11 juni 2018.
Geachte
Mevrouw, Mijnheer,
Zopas heb ik
de boete betaald. Ik wil geen betwistingsformulier invullen omdat iemand die heel goed van dit soort zaken op
de hoogte is, mij verzekerd heeft dat het er enkel zou kunnen toe leiden dat ik
een zwaardere boete krijg. Immers, zo zegt hij, de mensen van de politie (in
casu Veerle DHaene en Bart Vandevoorde) zijn beëdigd (en worden dus op hun
woord geloofd) en gij niet. Anderzijds zou het zo zijn dat het betalen van de
boete betekent dat ik schuld beken en dat wil ik eigenlijk evenmin. Daarom dus
deze brief.
In bijlage
het cursiefje dat ik de avond na het misdrijf geschreven heb, met mijn versie
van de feiten. Ziehier waarom ik mij moeilijk bij de beschuldiging kan
neerleggen
Ik geef toe
dat het een enkele keer gebeurt dat ik mijn gordel pas vastklik als ik al
enkele tientallen meters aan t rijden ben en het signaal in mijn auto mij
verwittigt. Maar dat het ditmaal het geval is geweest kan ik moeilijk geloven
aangezien ik mij dat vervelend signaal ongetwijfeld nog zou herinnerd hebben op het ogenblik dat ik, nog geen minuut
later, door Veerle DHaene aan de kant werd gezet.
Mag ik
terloops opmerken dat ik steeds een fervent voorstander geweest ben van het dragen
van de autogordel. Dat komt o.a. omdat ik tijdens mijn loopbaan van
keel-neus-oorarts (ik ben 78 en al 13 jaar met pensioen) meer dan eens
geconfronteerd ben geweest met een gebroken neus, als gevolg van het niet
dragen van de gordel.
En dan nog
dit In mijn verhaaltje had ik het over mijn struikelpartij over het koffertje
dat op het trapje van de politiecaravan stond. Ik moet mijn voet omgeslagen
hebben, maar op t ogenblik van de feiten voelde ik geen pijn. s Avonds is de
pijn komen opzetten en dat heeft mij enkele slapeloze uren bezorgd. s
Anderendaags was de enkel zelfs een beetje gezwollen. Gelukkig waren die
klachten na een dag of drie (en met de hulp van Brufen) verdwenen en het zal u
ongetwijfeld plezier doen dat te horen. De pijn in mijn linkerknie (t.g.v.
artrose?) is sindsdien echter duidelijk toegenomen
Ik had mijn
loopbaan als autobestuurder willen afsluiten zonder boete dit was mijn
eerste, voor zover ik weet en in de hoop dat deze brief er mij geen tweede
oplevert, groet ik u
Jozefientje is
overleden. In stilte. Ik heb het pas vernomen toen het al een week of twee
gebeurd was. Ze woonde nochtans niet ver van mij vandaan, in de Broeklindeweg,
nummer drie. We zijn nog samen naar dezelfde school geweest, nog in dezelfde
klas gezeten. t Was in de gemeenteschool in Kaster en daar mochten de jongens
en de meisjes nog samen in één klas. Ik was toen een beetje verliefd op Jozefientje.
Niet smóór of zo. Een beetje ultraprille kalverliefde. Ik geloof dat ik haar
niet eens mooi vond. Ik herinner mij nog dat ik haar vroeg of ze in de processie
naast mij wilde lopen. De manier waarop ze mij toen afgewezen heeft zal mij
altijd bijblijven, de ongezoutenheid waarmee ze mij toen diets maakte dat ze
niets met mij wilde te maken hebben. Ik werd er doodongelukkig van, ik at drie
dagen lang niet meer en ten slotte trok ik met een dik touw naar de zolder met
de bedoeling er een eind aan te maken. Gelukkig was er de dag erna
wereldkampioenschap op de weg voor beroepsrenners, in Moorslede. Dát wilde ik
nog meemaken want mijn grote favoriet Briek Schotte was kandidaat voor de regenboogtrui. Briek
Schotte wereldkampioen zien worden, daarvoor wilde ik mijn wanhoopsdaad wel even
uitstellen. En Briek wérd wereldkampioen. Ik was dolgelukkig, ik was helemaal
opgefleurd en had weer volop zin in het leven. Jozefien kon mij gestolen
worden.
Zij was een enig kind,
veel te ernstig, zonder een greintje gevoel voor humor en dat greintje humor heeft
ze tot aan haar dood nooit gehad, denk ik. Ze studeerde flink, deed hogere
studies en ze bracht het tot hoofdinspectrice in het onderwijs. Haar ouders
zijn allebei vroeg gestorven, toen zijzelf nog vooraan in de twintig was. Haar
geboortehuis aan de Broeklindeweg heeft zij nooit verlaten. Soberder en meer
teruggetrokken dan Jozefien heeft er nooit iemand geleefd, denk ik. En voor
zover mij bekend is er nooit een man in haar leven geweest. Hoe zou een man
ooit verliefd hebben kunnen worden op dit onappetijtelijk schepseltje? Hoe was
het mogelijk dat ik om harentwege ooit zelfmoord had willen plegen?
In feite waren Jozefien
en ik een beetje familie. Mijn vader was een neef van haar moeder. Ik was dus
haar achterneef en zij mijn achternicht. Zo nauw was die familieband nu ook
weer niet, dunkt me, dat we niet hadden kunnen trouwen zonder dispensatie van
de hoge kerkelijke instanties. Mijn ouders hadden zon relatie nochtans
helemaal zien zitten, denk ik: Jozefien was immers van goeden huize, werkzaam
en van onbesproken gedrag en bovendien haar ouders zaten goed in de slappe
was! Vader was er van overtuigd dat Jozefiens moeder in het bezit moet geweest
zijn van een grote som geld en bovendien van een grote pot vol gouden
muntstukken die zij geërfd had van hun beider grootvader die vóór de oorlog (de
eerste!) grof geld verdiend had in Parijs met de handel in delicaat damesondergoed
t was in de tijd van de french cancan. Dat die pot goud bij Jozefiens moeder
terecht gekomen was? Mijn vader was niet de enige die daar zo over dacht. De
hele familie, of toch bijna, was die mening toegedaan. Maar dat het werkelijk
zó was, daar was, geloof ik, geen enkel bewijs voor
Gisteren heb ik mijn
brievenbus pas laat in de avond geledigd. Dat is zeer uitzonderlijk voor mijn
doen. Er was een belangrijke brief, van notaris Vandeveegate. Ik werd
uitgenodigd te zijnen kantore hedenmorgen om tien ure stipt. De reden stond
niet eens vermeld. Ik sliep die nacht onrustig. Om even over half tien deze
morgen belde ik aan bij notaris Vandeveegate. Een lieve dame liet mij binnen in
de wachtkamer van de notaris. Ze zei dat zijzelf niet de notaris maar wel de
notarisklerk was, dat de notaris mij om exact tien uur zou te woord staan. Ze
was ook zo vriendelijk om mij nu reeds mede te delen dat het ging om de
nalatenschap van Josephine Slachmeulders Jozefien dus en, zei ze, het wordt
nog een heel bijzondere verrassing. Toen verdween ze. De pot met het goud!
gonsde het door mijn hoofd. Waarom zou uitgerekend ík de erfgenaam van die pot
zijn? Jozefien en ik kenden elkaar nauwelijks, hadden elkaar sinds onze
kindertijd hooguit een tiental keer ontmoet en tot veel meer dan een vluchtige
begroeting was het nooit gekomen. Was zij misschien al die tijd, sedert die dag
waarop ze mij zo brutaal had afgewezen, stiekem verliefd geweest op mij? Was
dat de reden waarom ze nooit getrouwd was? Was het deze pot waarmee ze haar
misstap van toen wilde goedmaken? Postuum Kunt u zich, beste lezer, de
spanning voorstellen waarmee ik de deur in de gaten hield waarlangs de notaris,
met de pot goud in de hand, ieder ogenblik kon binnenkomen? Klokslag tien ging
de deur open. Ik zag niemand in de deuropening, een helder licht kwam mij
tegemoet en een doordringende stem die mij koppijn bezorgde: Hoe lang denkt
mijnheer nog in bed te blijven liggen? t Is tien uur! Dit een bittere
ervaring noemen zou een understatement zijn. In werkelijkheid was het véél
bitterder. Ik kan mij niet ontdoen van de gedachte dat Onze Lieve Heer of een
andere Almacht het dit keer goed met mij voorhad: ik was het medium door wie de
wereld in kennis zou gebracht worden van wat er terecht gekomen was van de pot
goud die opa Bernardus Theophrastus vergaard
had in de belle époque. Een tweede kans zal ik nu wellicht nooit krijgen: de
Almachtige laat immers niet met zich sollen Waarom moest zij het nu weer
verknallen?! Niemand hoort zijn halve trouwboek een pak rammel te geven. Ik heb
dat dan ook niet gedaan.
Quizzen is in. Overal te lande zijn er heden ten dage quizclubs. Niets
voor mij. De vragen gaan maar al te vaak over moderne muziek, recente films en
voetbal. Vroeger was het anders, althans in de quizzen die op school soms
werden gehouden. Er waren toen meer vragen over literatuur, geschiedenis,
aardrijkskunde en wetenschap, en de sportvragen gingen niet altijd over
voetbal. In die tijd quizde ik als de besten, altijd bij de eerste drie van de
klas. Ik herinner mij nog levendig een quiz waarin ik eerste ex aequo was
geëindigd, met evenveel punten als Roland Calcoen. Een schiftingsvraag moest
beslissen wie de eerste prijs zou krijgen. Een vraag over
klassieke muziek, het onderwerp dat mij het minst lag: ik kende amper twee
namen van componisten, Bach en Beethoven. En Calcoen volgde al drie of vier
jaar les aan de muziekschool Ze lieten een stuk klassieke muziek horen en wij
moesten zeggen wie de componist was. Ik zei Bach en iedereen schoot in de
lach. En toch, t Wás Bach! Ze hadden een zeer atypisch stuk van Bach genomen,
om het moeilijk te maken. Mijn mooiste overwinning in een quiz ooit
t Is zestig jaar geleden en ik
wist toen véél en ik moest toen nooit lang nadenken vóór ik het antwoord gaf,
een fractie van een seconde. Nu is dat wel even anders. Vraag mij wat ik deze
middag gegeten heb: meestal zal ik het antwoord wel kennen, maar het zal tien
tot twintig seconden tijd vergen. Begrijpt u, waarde lezer, waarom ik enkel nog
te strikken ben voor een multiple choice quiz of voor een schriftelijke quiz,
waar een beetje bedenktijd is. Niet dat ik veel gevraagd word. In feite word ik nooit gevraagd. Behalve dan vorige week, vrijdagavond. Het feest ging door
in Gent, in het clublokaal van de jiu jitsu club Yawara, Nieuwe Vaart 118.
Er waren twaalf deelnemende ploegen van elk vier man. Mijn ploeg heette De
Kastaars en omdat één kastaar plots verstek had moeten laten gaan, hadden ze
mij binnengehaald om de ploeg te vervolledigen en in de hoop dat er, wie weet,
misschien een vraag zou gesteld worden over de Tour de France of de Olympische
Spelen uit de eerste twintig jaar na de tweede wereldoorlog, of over die
wereldoorlog zelf, of over de Griekse mythologie, mijn stokpaardje
De quiz leek allerminst bedoeld voor mensen van mijn generatie. Was ik
overigens niet de enige deelnemer van mijn generatie? Niets dus over de Tour,
over de Olympische Spelen of de Griekse mythologie. Wel tien vragen over Oosterse kruiden en evenveel
vragen over Oosterse gevechtstechnieken, waar zelfs de jongeren de grootste
moeite mee hadden. Of bent ú misschien vertrouwd met bujutsu, aikido,
iaido, naginata, kyudo, jodo ? Uiteindelijk waren er twee vragen waar ik,
wellicht als enige (!) het antwoord op wist:
1° welk muziekinstrument is dit ?(er werd een afbeelding getoond) en 2°
van welke plant is de Latijnse naam bellis perennis? Het antwoord op de
eerste vraag was: mondharp. Het antwoord op de tweede: madeliefje. Dat
madeliefje heb ik te danken aan de lessen plantkunde aan de universiteit, toen
ik in t eerste jaar geneeskunde zat (t is éénenzestig jaar geleden!). We
moesten zowat alles kennen over het madeliefje en over wel honderd andere
planten. Die onzin leren de toekomstige doktoors niet meer, dezer dagen. In
plaats daarvan leren ze nu patiënten reanimeren Onze quizploeg eindigde als
zevende, net niet in de eerste helft. Zonder mijn twee juiste antwoorden waren
we slechts negende geweest
Mondharp
Madeliefje (bellis perennis)
Gisteren kwam mijn buurman Firmin op bezoek. Ik ken maar weinig mensen die zich, qua algemene kennis, kunnen meten met Firmin. Ik vroeg hem of hij wist wat een mondharp is. Hij dacht dat ik een grap maakte, hem in het ootje nam. Een harp, zei hij, is een snaarinstrument, heeft niets met de mond te maken, maar ik weet wél wat een trompetviool is. Nu was het aan mij om hem niet au sérieux te nemen. Ik heb het opgezocht: het bestaat!
De oude Grieken waren reeds vertrouwd met de pijnstillende werking van
een stof die zich bevond in de bladeren en de bast van de wilgenboom. Ze
kauwden de bladeren en maakten extracten van de bast die werkzaam waren tegen
koorts en pijn. De beroemde arts Hippocrates, die leefde op het eiland Kos (van
460 tot 370 v.C.), schreef erover. Het is zelfs waarschijnlijk dat die heilzame
werking reeds in vroegere beschavingen bekend was, nl. bij de Assyriërs en de
Egyptenaren. In de middeleeuwen vond men een stof met dezelfde werking in de
moerasspirea (*) een ½ tot 2 meter hoge plant die groeit in bossen, langs
sloten en op moerassige gronden (*van deze plant is de naam aspirine afgeleid).
Vanaf het begin van de 19e eeuw probeerde men het extract van de wilgenboom
te zuiveren. Henri Leroux isoleerde in 1829 uit wilgenbast de stof salicine,
een verbinding van salicylzuur en glucose. De Italiaanse onderzoeker Raffaele
Piria slaagde er in 1838 in het glucosegedeelte af te splitsen en alzo werd
salicylzuur bekomen. Enkele jaren later slaagden Duitse en Franse chemici (o.a.
Kolbe en Gerhardt) erin de scheikundige structuur van salicylzuur te
achterhalen en het ook te synthetiseren. Omdat salicylzuur een zeer bittere
smaak heeft en schadelijk is voor de maag werd op zoek gegaan naar chemische
varianten en men vond die door acetylering (=behandeling met azijnzuur) van de
fenolring: acetylsalicylzuur!
Uitgaande van fenol (1) en natriumhydroxyde (2) bekomt men natriumfenolaat, hetwelk na verhitting onder druk met koolstofdioxyde (3) ontstaan geeft aan natriumsalicylaat (4) waaruit na behandeling met zwavelzuur (5) het salicylzuur (6) wordt afgesplitst, dat na behandeling met azijnzuur (7) ontstaan geeft aan acetylsalicylzuur (8).
Tot een echt bruikbaar medicijn kwam het echter pas naar het einde toe van de eeuw nadat de in 1863 gestichte firma Bayer het onderzoek had overgenomen. Felix Hoffmann, chemicus verbonden aan de firma, beschrijft in 1897 hoe hij er in geslaagd is een stabiele synthetische variant van acetylsalicylzuur te maken, in een chemisch zuivere en bewaarbare vorm.
Felix Hoffmann, uitvinder van de aspirine
In 1899 bracht Bayer dit op de markt als pijnstillend poeder en nog een jaar later verscheen de tablet, de aspirine die weldra de wereld zou veroveren. Men heeft geschat dat indien wij alle tabletjes die over de toonbank zijn gegaan, netjes op elkaar zouden stapelen, een torentje zou bekomen worden dat reikt tot de maan. In de eerste helft van de twintigste eeuw ontbrak aspirine in welhaast geen enkele huisapotheek: de werkzaamheid van het product was bewezen en de bijwerkingen waren eerder gering. Alhoewel Aspirine heeft een duidelijke negatieve invloed op de bloedstolling (door remming van de bloedplaatjesaggregatie) en het veroorzaakt beschadigingen van de maagwand. Maagbloedingen waren dan ook een klassieke verwikkeling van te grote inname van het acetylsalicylzuur. Dat kon nochtans niet beletten dat het in het begin van de 20e eeuw uitgroeide tot dé panacee bij uitstek: het werd niet alleen voorgeschreven bij haast alle ziekten, maar het werd ook gepropageerd als preventivum. Getuige hiervan de Engelse one-liner: one aspirine a day can keep the doctor away.
Hoe werkt aspirine? De vraag heft de onderzoekers beziggehouden. Vanzelfsprekend. Men vond dat aspirine een remmende werking heeft op de vorming van bepaalde stoffen (prostaglandines) die zich voordoet bij weefselletsels. Die prostaglandines stimuleren de ontstekingsreactie en er ontstaat pijn en koorts. Ze zijn tevens nodig voor de opbouw van het maagslijmvlies. Is dat duidelijk? Pijnstilling, jawel, maar de maagbloeding moest men er bij nemen. Niet te verwonderen dat men tijdens de laatste decennia op zoek is gegaan naar andere AIDs (anti-inflammatory drugs) en dan liefst de niet-steroïdale (NSAIDs dus), t.t.z. zonder corticoïden. Heden ten dage zijn NSAIDs legio. De meest bekende zijn diclofenac (Voltaren) en ibuprofen (Brufen): ze hebben een groter ontstekingsremmend vermogen, ze zijn minder schadelijk voor de maag, ze hebben nauwelijks invloed op de bloedstolling, maar ze kunnen schadelijk zijn voor de lever en de nieren De slotsom is dat de rol van aspirine bij pijnklachten, in de eerste plaats bij gewrichts- en spieraandoeningen, op heden fel verminderd is. Rol uitgespeeld? Dat dacht u maar!...
Wie slim is kan van de nood een deugd maken en wie handig is moet compromissen sluiten. Het verminderen van de stolbaarheid van het bloed was een bijwerking van aspirine. Dat kon aanleiding geven tot ongewenste bloedingen. Anderzijds vermindert het de kans op stolselvormingen in de bloedbaan (trombus-vorming) en dus op hartinfarcten en beroertes. Een klassieke aspirine bevat 500 milligram acetylsalicylzuur. En als men de dosis nu eens zou verminderen zodat de kans op spontane bloedingen tot zo goed als nihil wordt herleid, terwijl het antistolvermogen in de bloedbaan nog groot genoeg blijft om een significante vermindering van de kans op trombusvorming te bewerkstelligen? Het compromis! Welnu, die dosis werd bepaald op 80 à 100 milligram daags, een mini-aspirientje dus. Aanbevolen aan eenieder boven de vijftig. Handig, nietwaar.
En de prostaglandines wier aanmaak geremd wordt door aspirine. Men heeft aangetoond dat ze niet alleen de ontsteking in de hand werken, maar tevens de tumorgroei. Aspirine dus als (voorbehoed)middel tegen kanker? Voor wat betreft darmkanker is dat reeds bewezen.
En kom me nu niet vertellen dat het ook werkt bij diabetes, zegt u? Toch wel, bij diabetes 2 lijkt aspirine alvast een gunstig effect te hebben Er staat het aspirientje nog een grote toekomst te wachten: de panacee van de twintigste eeuw wordt wellicht ook de panacee van de eenentwintigste.
Om dit verhaal te beëindigen moet ik het hebben over ene Arthur Eichengrün, die leefde van 1867 tot 1949. Niet om dit saai verhaal op te smukken, maar omdat ik anders de heer Eichengrün zwaar onrecht zou aandoen. Hij was in 1897, het jaar waarin de aspirine vorm kreeg, hoofd van het Bayer-labo, waar Felix Hoffmann werkte als assistent
Arthur Eichengrün
Tijdens zijn laatste levensjaar Hoffmann was toen reeds een paar jaar overleden verklaarde Eichengrün dat niet Hoffmann maar hijzelf de echte uitvinder van de aspirine was. Wat was geschied? Eichengrün was joods en werd om die reden, tijdens het interbellum, verbannen uit zijn land door de nazis en uit de dagboeken geschrapt, waardoor hij helemaal in de vergeethoek geraakte. Gedeeltelijk eerherstel kwam er toen een Brits onderzoeker (of was het een Ier?) na de claim van 1949 aantoonde dat de eer inderdaad toekwam aan Eichengrün. Bayer weigerde echter de geschiedenis van hun paradepaardje dat Aspirin heet drastisch te laten herschrijven en zo komt het dat Hoffmann nog steeds genoemd wordt als de uitvinder van wellicht het meest succesrijke medicament aller tijden. Ten onrechte?
Jürgen is een knappe jonge veertiger, lid van onze loopclub en allicht
de meest begeerde vrijgezel van de club. Hydraulieker van beroep en thuis in
de meeste wetenschappen, ook in de medische. En als er al eens een woord zijn
pad kruist in dit geval het woord panacee waarmee hij niet bekend is, dan
steekt hij zijn licht op bij diegene van wie hij denkt dat ie met de term
vertrouwd is. In dit geval: mezelf
Het woord stamt uit de medische wereld en zestig jaar geleden kende ik
het al. De meesten van mijn trouwe lezers zullen zich herinneren dat ik toen
reeds student in de medicijnen was en woorden die reeds zó lang in t geheugen
zitten vergeet men niet gauw. Op mijn leeftijd iemand nog iets te kunnen
bijleren geeft een goed gevoel. En er is méér. Het woord heeft zijn oorsprong
in de Griekse mythologie en zodoende krijgt Jürgen er meteen de etymologische
verklaring van het woord bij. Met die Griekse goden ben ik immers vertrouwd en
ik laat geen gelegenheid voorbijgaan om die kennis te etaleren. IJdelheid, weet
je wel. En dat is nu ook de reden waarom ik u, lieve lezer, wil laten
meegenieten van mijn deskundige uitleg omtrent panacee.
Het betekent: medicijn dat werkt tegen alle ziekten. Het moge duidelijk
wezen dat zoiets niet echt bestaat en dat we onze definitie een beetje dienen
aan te passen in de zin van: waarvan men hoopt, veronderstelt, wil laten
voorkomen dat En het wordt ook in figuurlijke zin gebruikt, zoals in,
bijvoorbeeld: sporten is een panacee tegen alle ziekten of een huisdier is
een panacee tegen alle vormen van depressie. Het woord is afgeleid van
Panakeia, de godin van de medicijnen, die een dochter was van Asklepios(*), de god van de geneeskunde, en
Epione, die beschouwd wordt als de godin van de pijnstilling. (*Over Asklepios en in t bijzonder het
wonderlijk verhaal van zijn geboorte kunt u lezen in mijn boek Uit het schuim
van de zee, hoofdstuk 47). Andere kinderen van Asklepios en Epione waren de
artsen Machaon en Podaleirios, beroemd vanwege hun optreden tijdens de oorlog
van Troje. En dan waren er nog twee dochters: Hygieia (van wie het woord
hygiëne is afgeleid), die de godin was van de gezondheid, en Iaso die de godin
was van de genezing. De namen van Panakeia en Hygieia komen voor in de aanhef
van de oorspronkelijke eed van Hippocrates (**): Ik zweer bij Apollo de
genezer, bij Asklepios, Hygieia en Panakeia, en neem alle goden en godinnen tot
getuige, om naar mijn beste oordeel en vermogen de volgende eed te houden:
(** Hippocrates: de vader van de
geneeskunde, leefde van 460 tot 370 v.C., zou een verre afstammeling zijn van
de god Asklepios).
Maar ter zake. Een panacee is wel degelijk een echt medicijn, maar dan
één waaraan veel meer eigenschappen toegedacht worden dan het eigenlijk
verdient. Een voorbeeld is aspirine. Of beter gezegd: dat was het in het begin
van de vorige eeuw. Het werd op de markt gebracht in 1899 als een zeer
effectief middel tegen pijn en koorts, maar algauw werd het door onze
overgrootouders, al of niet op voorschrift van de huisarts, aangewend bij haast alle denkbare
lichamelijke kwalen. Panacee! Rond het midden van de eeuw werd het gebruik van
aspirine rationeler en beperkt tot de aandoeningen waarvoor het oorspronkelijk
bedoeld was: pijn (o.a. tandpijn, hoofdpijn, gewrichtspijn) al of niet gepaard
met koorts. Aspirine was niet langer een panacee Maar wat bleek algauw? Dat aspirine
een uitstekend medicijn is in de preventie van verstopping van de bloedvaten in
het hart en de hersenen, zeg maar in het voorkomen van hartinfarct en beroerte,
zijnde twee van de voornaamste doodsoorzaken. Naast kanker En, jawel hoor! De
laatste jaren werd wetenschappelijk aangetoond dat aspirine een belangrijke rol
speelt bij de preventie en de genezing van kanker, en alleszins darmkanker.
Weer panacee dus?
Jürgen vraagt of panacee iets te maken heeft met het beter bekende
placebo. Laten we dat even onder de loep nemen. Om te beginnen is placebo
niet afgeleid van één of andere godheid. Het is Latijn, afkomstig van
placere, wat behagen betekent, of bevallen. Letterlijk dus: ik zal
behagen. In tegenstelling tot de panacee bevat het placebo geen werkzame
bestanddelen. De verhoopte werking ervan berust louter en alleen op een
verwacht psychisch effect. Het resultaat hangt dus af van het vertrouwen dat de
patiënt stelt in het middel. Dat vertrouwen hangt af van verscheidene
factoren: 1° de autoriteit van de voorschrijvende arts, 2° de goedgelovigheid
van de patiënt, 3° de kostprijs (hoe duurder het product hoe groter de
verwachting), 4° de grootte en de vorm van het placebo. Wat dit laatste punt
betreft, een anekdote uit de huisartsenpraktijk van een collega zaliger uit de
Westhoek Een bejaarde dame kon al dagen de slaap niet vatten, allerlei
slaappillen ten spijt. Ten einde raad nam de huisarts zijn toevlucht tot het
ultiem middel: een placebo in de vorm van een inspuiting met een fysiologische
vloeistof doch zonder werkzaam bestanddeel. De injectienaald was nauwelijks
teruggetrokken of de vrouw viel als een blok in slaap
Genezers die alle ziektes behandelen met voetmassage of met acupunctuur:
das panacee-geneeskunde . Gebedsgenezers en dokters die ziekten behandelen met
gekleurde lichtbundels: das placebo-geneeskunde.
Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.