Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.
FLAUW EN PUBERAAL, MAAR GOED BEDOELD: dit soort verhaaltjes vindt u bij de vleet ('n 200-tal) op www.bloggen.be/kris .......... PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
09-03-2020
Het coronavirus.
Het coronavirus (covid-19): is dát de catastrofe die zich vlgs Malthus
(eind 18e eeuw) rond deze tijd zou voordoen? Ik denk het niet. Malthus
baseerde zich op de vaststelling dat de wereldbevolking op geometrische wijze
toeneemt hetgeen onvermijdelijk een overbevolking met zich meebrengt. Massale
kindersterfte door ondervoeding, massavernietigingswapens, (ontoereikende) geboortebeperking,
e.a., hebben dit proces weliswaar vertraagd, maar misschien heeft de mensheid
met 7 à 8 miljard nu een kritiek punt bereikt. En hoezeer de mens ook tegenspartelt,
de natuur heeft voor alles een oplossing. Covid-19 dus?
Geleerde virologen verwachten dat het virus over een zestal weken vanzelf
verdwijnt. Maar dat is helemaal niet zeker. Het zou best kunnen dat het pas verdwijnt
als iedereen de besmetting heeft opgedaan, laten we zeggen over pakweg twee
jaar, en zó lang duurt het wellicht vóór er een vaccin is gevonden. Tegen die
tijd echter zal ongeveer drie procent van de wereldbevolking, zijnde zo'n 200
miljoen mensen, aan de "coronagriep" gestorven zijn, en zullen alle anderen door
de ziekte zelf immuun geworden zijn. Die 200 miljoen zullen vrijwel uitsluitend
ouderen en door chronische aandoening verzwakten zijn, "niet-productieven" en "steuntrekkers" dus. Een catastrofe weliswaar, maar óf dat slecht is voor de economie?...
De échte grote catastrofe die door Malthus werd voorspeld, moet dus nog komen.
Vermoedelijk door een véél kwaadaardiger virus dan covid-19, een virus dat méér
dan drie procent dodelijke slachtoffers zal eisen, dat de wereldbevolking zal
halveren of misschien wel decimeren. Voor de enige min of meer pijnloze maatregel
die we hadden kunnen nemen om de catastrofe te voorkomen is het nu wellicht
reeds te laat: drastische geboortebeperking...
Ik wens u een voorspoedig, gezond en gelukkig 2020. Van ganser harte hoop ik een beetje tot dat geluk te kunnen bijdragen door mijn maandelijks verhaaltje op De Druivelaar en door mijn blogs:
1° www.bloggen.be/dzeus: met duiding i.v.m. het Druivelaarverhaal van de maand;
2° www.bloggen.be/pierpont: met af en toe wat onnozel geschrijf;w.bloggen/dduid
3° www.bloggen.be/kris: met wonderbare verhalen over leven en werk van drie Onbekende Vlamingen;
4° www.bloggen.be/zerar, een blog die 12 jaar geleden (in 2008) gewijd was aan de lotgevallen van Zerar, maar datzelfde jaar nog, samen met Zerar, ter ziele is gegaan. Een jonge schrijfster komt nu, ter gelegenheid van Kerst 2019, op de proppen met een striproman De Avonturen van Zerar (cf.bijlage) waarmee onze veel te vroeg overleden held weer boven water komt. Het boek verdient onze volste aandacht en in het nieuwe jaar zal de blog (die de laatste jaren besteed werd aan pictaikus) er helemaal aan gewijd zijn.
Degelijke cursiefjesschrijvers horen
hun lezers tegen het jaareinde een overzicht te geven van het voorbije jaar en
hun verwachtingen en wensen te formuleren voor de toekomst, zegge het nieuwe
jaar dat voor de deur staat. Welnu, van deze degelijke cursiefjesschrijvers wil
ik mij niet distantiëren.
Hoe is het ons vergaan in 't jaar
2019? Voor sommigen onder u is het een vreugdevol of zelfs roemrijk jaar geweest,
voor anderen een jaar vol smart en verdriet. Voor velen onder ons en ook voor
mij is het een jaar geweest zoals een ander. Een jaar waarin brexit, impeachment en zelfs
regeringsloosheid onze kouwe kleren nauwelijks geraakt hebben. Een jaar zonder
regering? Het is voorbijgegleden, met koning Filip in de hoofdrol. Wat mij
betreft geen ziertje pijn. Laat het nog maar even duren: heerlijk, zo zonder
regering! Maar of dat een goeie zaak is voor de regeerders zelf? Laat ik hun
een goede raad geven: laat het niet nog jaren aanslepen, want mensen geraken
aan die regeringloosheid gauw gewend. Persoonlijk heb ik in 2019 meegeleefd en
getreurd om: 1° Gaston Durnez, één van onze grootste Vlaamse schrijvers, wiens
overlijden weinig inkt heeft laten vloeien; 2° Panamarenko, plastisch
kunstenaar van wereldniveau, aan wiens heengaan al heel wat meer aandacht werd
besteed; 3° Vincent Kompany tenslotte, onze voetbalster die voortdurend
geplaagd wordt door spier-, knie- en andere blessures. En wat deze laatste
betreft: iedere blessure is goed voor talloze volle paginas in de kranten en
paginagrote fotos. Dagen lang. En als het dan een beetje beter gaat met
Vincent komt het wéér in de krant, mét fotos. Ja, we worden verwend door de
media. Wat zouden wij zijn zonder de media? De regering daarentegen...
En hoe zal 't zijn in 2020, en
daarna? Kortom, de toekomst. Weeral een jaar ouder. Oud is niet leuk. Weeral
een jaar dichter bij het einde. En ook het einde is niet leuk. En dan is er de
opwarming van de aarde en het smelten van de ijskap met al die rampzalige
gevolgen, u wellicht bekend. Sta mij toe u een goede raad te geven: trek het u
niet aan, laat alles over u heen gaan, 't zal uw tijd wel duren. En als gij ,
zo doende, er niet in slagen kunt om op een vreedzame manier het einde te halen,
vanwege een ongesust geweten, dan heb ik nog wat raad... Maak uw ecologische
voetafdruk wat kleiner. U weet wel hoe dat moet. Laat uw auto aan de kant, en "dit" en "dat", de media leert het u. De media zegt dat de opwarming van de aarde een
halt kan toegeroepen worden. Ik denk dat er so wie so een einde komt aan die
opwarming. Het heeft te maken met de globale ecologische voetafdruk en die is
evenredig met de grootte van de wereldbevolking. En omdat niemand blijkbaar het
recht kan of mag ontzegd worden zich vrijelijk en in groten getale voort te
planten (vraag mij niet waarom?)*
zal die voetafdruk dermate groot worden dat de wereldbevolking op een gegeven
ogenblik in een mum van tijd zal gedecimeerd worden door allerlei rampen
(overstromingen, bosbranden, aardbevingen, vulkaanuitbarstingen, infectieziekten,
oorlogen, vernietigingswapens, hongerdood...) dewelke wij catastrofaal kunnen
noemen, maar die heilzaam zullen zijn voor het voortbestaan van de aarde. Onze
aardbol is een zelfregulerend
mechanisme. Geloof daar maar in.
En mag ik nog eindigen met de wens
dat er in 2020 eindelijk een happy end komt aan iets wat ons allen in hoge mate
bekommert: de knie van Kompany!
Een gelukkig Nieuwjaar!
* Ik herinner mij op dit
ogenblik amper drie personen die zich openlijk uitgesproken hebben tegen het
overdreven voortplantingsgedrag van de mens: 1° Malthus, die zo'n dikke
tweehonderd jaar geleden een wereldcatastrofe voorspelde door overbevolking, 2° professor Vermeersch, onze grote Vlaamse moraalfilosoof en 3° paus Franciscus in januari 2015, met de uitspraak "katholieken moeten niet
kweken als konijnen".
Na vierendertig jaar ervaring in de plastische - zeg maar "esthetische" - neuschirurgie, gevolgd door jarenlange studie en experimenteren, ben ik tot dit verbluffend resultaat gekomen.
Het kunstwerk is te koop en er kan nu reeds geboden worden (vanaf 12.000 euro).
Enkele dagen geleden werd op een kunstbeurs in Miami een werk tentoongesteld van de wereldberoemde kunstenaar Maurizio Cattelan. Een banaan met tape tegen een muur geplakt. Dat zal u, beste lezer, ongetwijfeld niet ontgaan zijn: de media staan er vol van. Kostprijs rond de honderdduizend euro. Het kunstwerk is dermate in de smaak gevallen van de kunstkenners dat het reeds werd aangekocht door verschillende musea en verzamelaars. Meerdere kopers dus. Vraag me niet hoe dat in zijn werk gaat...
De banaan van Cattelan
Jaren geleden heb ik ervan gedroomd een beroemd kunstenaar te zijn. Niet noodzakelijk wereldberoemd, maar dan toch beroemd in Vlaanderen: een BV. Het heeft helaas niet mogen zijn, maar het heeft mij niet weerhouden om ook eens zo'n banaan met een mooie tape aan de muur van mijn badkamer te plakken. Geen kale muur, zoals bij Maurizio, maar een oerklassiek Grieks tafereel. En op de tape een hartje, liefdevol getekend door de meester. En niemand die het wil kopen! Nog niet voor de prijs die ik betaald heb voor de banaan...
De banaan van schrijver dezes
Of ik nu aan de klaagmuur wil gaan staan? Bijlange niet! Of ik ontgoocheld ben? Geen sprake van. In deze wordt de logica allerminst geweld aangedaan. Mijn werk is je reinste plagiaat. Wat telt is ''het idee", en het idee is van Maurizio. En wat zo mogelijk nog méér telt is "de kunstenaar" zelf: Maurizio Cattelan is, zoals reeds gezegd, een wereldberoemd kunstenaar en ik ben... niets.
Geen vak dat beter de weg naar de roem effent dan het kunstenaarschap. Noem mij één trambestuurder, noem mij één business manager, noem mij één ortopedisch chirurg die de status van Bekende Vlaming verworven heeft. Gij vindt er geen, nietwaar? Kunstenaars daarentegen... Constant Permeke, Roger Raveel, Johan Tahon... Wereldberoemde grafische kunstenaars van bij ons. Zonder hen had de wereld nu niet kunnen genieten van "de liggende boer", "de moeder met kind", "de universus". Hoe terécht is het dat deze drie tópkunstenaars in de adelstand werden verheven: baron Permeke, ridder Raveel en baron Tahon! Eerlijkheidshalve moet ik bekennen dat ik van die laatste niet helemaal zeker ben, maar goed klinken doet het alleszins en verdienen doet hij het ook.
Permeke en zijn meesterwerk op bankbiljet
Moeder met kind: meesterwerk van één van onze allergrootsten
Universus (alias "snottebelle") in het centrum van Oudenaarde
En die trambestuurder, die business manager, die ortopedisch chirurg, hadden die dan géén talent? Wellicht wél, hoor ik u denken, maar geen kúnstenaarstalent, geen talent dat leidt tot adellijke titels en wereldfaam. Of beschikten mijn drie Onbekende Vlamingen wél over kunstenaarstalent, maar ontbrak het hun enkel aan een dosis lef om de weg naar de eeuwige roem in te slaan, het weze nu nog ónder die absolute top: Cattelan, Permeke, Raveel, Tahon?... Over die vraag zullen we ons buigen in 2020, het hele jaar lang. Misschien op een splinternieuwe blog. Wees gerust, waarde lezer, ik houd u op de hoogte. Langs deze weg...
Gaston Durnez is overleden, lees ik in Het Nieuwsblad van heden. Voor mij
was het niet echt "nieuws" want een paar uur na zijn overlijden had zijn
schoonzuster mij reeds op de hoogte gebracht. Ik heb hem gekend: een wijze en
minzame man. Hij is één van de grootste Vlaamse schrijvers van na de tweede
wereldoorlog. Talrijk zijn de literaire prijzen die hij behaald heeft en evenzeer
de onderscheidingen die hem te beurt zijn gevallen. Zijn literair oeuvre in
ontzaglijk groot, alleszins teveel om op te noemen. Geen enkel literair genre
was hem vreemd: gedichten (1), kinderboeken, novellen, verhalen, kronieken,
cursiefjes, biografieën, filmscenario's... Hij was ook journalist voor verscheidene
kranten en tijdschriften in Vlaanderen en in Nederland. Het langst was hij in
dienst bij De Standaard en Het Nieuwsblad. En dat zal wellicht de reden zijn waarom Het
Nieuwsblad een (weliswaar eerder klein) artikel wijdt aan zijn overlijden (2).
*Rust zacht Gaston, gij waart een
groot kunstenaar!
k
(1) Vier jaar geleden heb ik van Gaston één van zijn dichtbundels ten geschenke gekregen: "Lichtverzen". De opdracht die hij er toen in geschreven heeft: "Aan K., die wel weet dat er zonder humor geen ernst bestaat"! Dat jaar (hij was toen 87) zijn drie boeken van zijn hand verschenen. Zie www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=2756025.
(2) Op pagina 2 wel te verstaan, want voorpagina's zijn zoals bij de meeste kranten, voorbehouden voor de écht wereldschokkende gebeurtenissen zoals bijvoorbeeld het zoveelste knietrauma van Vincent Kompany: bladvullende kleurfoto op de voorpagina met nog drie pagina's commentaar binnenin...
De man die
aanbelde was Iloné, de vrijgezel die een maand geleden in het huis aan de
Broeklindeweg was komen wonen. Of het mij schikte die avond bij hem langs te
komen, ter kennismaking? Het schikte mij.
Er hing een
aangename geur in het huis en in de living zorgde het haardvuur voor een
gezellige sfeer. Twee gemakkelijke luxueuze fauteuils. Ik vroeg of hij ooit
getrouwd was geweest.
- Nooit! En als
ge wilt weten of ik ooit een relatie heb gehad: nooit!
Ik zei niets,
probeerde zo onbewogen mogelijk te kijken.
- Ha, gij
gelooft mij niet, zei hij, en ge hebt nog gelijk ook. Ik zat in 't vierde
Grieks-Latijn. Ik was zestien, zij amper vijftien. Ze heette Coline. Haar
schoonheid was met geen woorden te beschrijven. Ze was het mooiste wezen dat ik
ooit gezien heb. Ik durfde haar niet aanspreken maar in de klas kon ik mijn
blik niet van haar afhouden. Haar beeld stond op mijn netvliezen gebrand.
Thuis, op mijn kamertje, heb ik haar portret geschilderd. Op een visitekaartje
schreef ik: "Coline, ik bemin u, u alleen, voor altijd". Met een paper-clip
maakte ik het kaartje vast aan het schilderij. Ooit zou ik haar in mijn armen
kunnen sluiten. Zo dacht ik, maar op een dag - 't was op een maandag na de
Paasvakantie - verscheen Coline niet meer in de klas. Ze had de school
definitief verlaten: haar ouders waren verhuisd naar Zuid-Frankrijk. Ik zou
haar nooit meer terugzien... Ik had het gevoel dat ik alles kwijt was waarvoor
het waard was te leven. Gehuild heb ik niet want in die tijd huilden jongens
van mijn leeftijd niet, maar ik voelde mij ijskoud van binnen. Wat restte er
mij nog in het leven? Er was alleen dat schilderij. Ik had het veilig
opgeborgen in mijn nachtkast en ik bekeek het elke dag. Coline! Het was zó
griezelig mooi, zo bedwelmend, de manier waarop ze mij aankeek met haar
melkwitte pupillen. Het was mooier dan de realiteit. Wie had mij dit talent
geschonken? Was het Athena, de godin van de kunst, of was het de liefdesgodin
Aphrodite zelf? Of beiden? Telkens als ik haar aankeek was ze zo mogelijk nóg
mooier dan de vorige keer en dan bad ik tot mijn god: "laat haar altijd zo mooi
blijven, laat haar schoonheid nimmer verwelken, schenk haar de eeuwige jeugd"...
Hij had de hele
tijd aan één stuk door verteld, de blik neerwaarts gericht alsof zijn woorden
niet voor mij bestemd waren. Nu onderbrak hij zijn verhaal en keek mij aan. Ik
voelde dat ik nu óók iets zeggen moest...
- Uw studies,
zei ik, leden die daar niet onder?
- Allerminst. Op 't einde van 't schooljaar was ik de eerste van de klas en dat was tot dan toe nooit
het geval geweest. Ik had die laatste maanden gestudeerd als een gek, ofschoon
ik er de zin niet van inzag. Voor wie of voor wat studeerde ik immers, nu zij
er niet meer was, die ik nooit meer zou terugzien? Het enige wat mij nog aan
het leven bond - zo voelde ik het - was het portret dat ik van haar geschilderd
had. Ik bekeek het, zoals ik al zei, iedere dag, en uit dat samenzijn met mijn
geliefde putte ik alle kracht, al besefte ik dat toen nog niet ten volle. Dat
ik haar nooit meer zou terugzien werd pas een zekerheid de laatste dag van het
schooljaar. In ons klaslokaal hing tegen de muur, naast het schoolbord, een
overlijdensbericht van Coline, gestorven in een klein dorp in het zuiden van
Frankrijk, de zesentwintigste van de maand juni. De oorzaak van haar overlijden
is mij onbekend gebleven. Ik heb er nooit iemand naar gevraagd. Ik achtte
mijzelf verantwoordelijk. Had ik immers niet gebeden tot God dat hij haar de
eeuwige jeugd zou schenken? Ze zou nu voor altijd zestien blijven,
onveranderlijk mooi. Ik had de goden, naast de eeuwige jeugd, voor haar ook het
eeuwig leven moeten vragen. Ik had moeten weten dat ook de goden haar beminden
en dat zij, wie zij beminnen, vroeg tot zich roepen. Zo is het ook de jongeling
Trophonios vergaan...
Hij keek mij weer
aan, wellicht om zich ervan te vergewissen of het verhaal van Trophonios mij
bekend was.
- Ja, zei ik,
Trophonios van Levadia. En ook Kleobis en Biton, in Argolis.
Ik had verwacht
dat hij zich verwonderd zou hebben over mijn kennis van de klassieke cultuur,
maar hij leek allerminst onder de indruk.Hij glimlachte weemoedig:
- Dat
overlijdensbericht kwam bij mij over als een fait divers, het bracht geen nieuwe
shock teweeg, het deed mijn versteend hart niet breken. Integendeel. Ik voelde
mij in zekere zin opgelucht. Niemand zou Coline nu nog ooit kunnen bezitten.
Niemand, behalve ik. Die dag heb ik haar portret voor 't eerst gekust, op de
mond. Haar lippen voelden warm aan en er speelde een glimlach om haar mond. En
ik las haar voor wat er op het kaartje stond: "Coline, ik bemin u, u alleen,
voor altijd". 's Anderendaags ging het net zo, en ook de dagen die volgden,
iedere dag hetzelfde ritueel, tot op de dag van heden. Ik heb gestudeerd,
klassieke talen, heb les gegeven in dezelfde klas waar ik gezeten heb, samen
met Coline. Drie keer ben ik verhuisd. De nachtkast met het portret van Coline
is er nog steeds en mijn liefde voor Coline is nog onaangetast. Soms voel ik
iets als een warme gloed die van haar uitstraalt als ik haar kus. En de hoop
dat de goden haar het leven zullen inblazen en dat ze naar mij toe zal komen,
als een wezen van vlees en bloed, houdt mij op de been. Zo is het toch ook
Pygmalion vergaan die zo vurig verliefd was op het beeld dat hij had gemaakt,
dat Aphrodite het tot leven wekte? Dat verhaal kent ge toch?
Hij keek mij
vragend aan.
- En óf ik het
ken, zei ik, het verhaal van Pygmalion en Galatheia! Maar dat is een mythe.
Daar kunnen wij met ons verstand toch onmogelijk bij.
- Met ons
verstand niet, maar wel met ons hart: "le coeur a ses raisons, que la raison ne
connaît pas" heeft ooit een geleerde Franse filosoof gezegd.
- Pascal.
- Precies!
Zijn stem werd
nu milder, gemoedelijker, en hij vervolgde:
- En dat is dus
de verklaring waarom ik nooit getrouwd ben geweest. En mag ik u nu óók een
vraag stellen: kunt gij schaken?
- Mijn
geliefkoosde denksport, zei ik.
- Dat treft. Zin
in een partijtje?
Hij werd plots
zeer opgewekt en zonder mijn antwoord af te wachten haalde hij uit de la van
het salontafeltje een schaakbord en een doos met schaakstukken te voorschijn.
- Plaats de
stukken maar, zei hij. Ondertussen haal ik mijn beste fles Bordeaux uit de
kelder. Zin in een sigaar?
Neen, een sigaar
hoefde ik niet want met Nieuwjaar zal het precies vijftig jaar geleden zijn dat
ik voor 't laatst heb gerookt. En wijn is ook al niet zozeer aan mij besteed,
maar dat durfde ik niet zeggen. Ik zette de stukken op het bord, liet hem de fles
ontkurken en twee glazen volschenken.
- Bezwaar dat
ikzelf een sigaar rook?
Ik kon hem
bezwaarlijk in zijn eigen huis het genot van een sigaar ontzeggen.
- Ge moet weten,
verklaarde hij zich nader, dat ik in mijn jonge jaren 'n boek gelezen heb van
Anton Coolen - "Kinderen van ons volk", zo heette het boek - waarin een passage
voorkomt, die mij altijd is bijgebleven, waar een pastoor en een notaris een
partij schaak spelen op leven en dood. Ze zitten bij het haardvuur, ze drinken
Bordeaux-wijn en... ze roken een sigaar. Het genot kan in kleine dingen liggen,
nietwaar.
Ik mocht
beginnen. Met wit. We hadden erom geloot. Ik begon met e2-e4.
- En nu zal ik
mijn meest geliefde opening spelen, lachte Iloné fijntjes. Eén die ikzelf heb
uitgevonden: de "Iloné-opening".
Drie partijen
hebben we gespeeld. Ik laat in het midden hoe ze verlopen zijn. Dat doet
overigens niets ter zake.
Er is reactie
gekomen op het tweede gedeelte van dit verhaal. Er is vooreerst het feit dat de
roepnaam van Henri Van Lerberghe, de legendarische winnaar van de Ronde van
Vlaanderen anno 1919, "Ritte" was en niet "Ritten". En dat hij reeds vóór de
Tiegemberg iedereen uit zijn wiel zou geschud hebben zou evenmin kloppen. Dat
zou pas gebeurd zijn op de Kwaremont. Een kopgroep van een stuk of vijf renners
zouden zich op die bewuste dag aangeboden hebben aan de voet van de Kwaremont.
Op de top, twee kilometer verder, was er alleen nog... Ritte. Hij had zijn
metgezellen allen piepedood gereden. Ze hebben hem nooit meer ingehaald en aan
de eindmeet, die meer dan honderd kilometer verder lag, had hij veertien
minuten voorsprong. Daar is geen betwisting over, en ook de historie van de
trein en die van het cafébezoek worden door niemand in twijfel getrokken.
Dat
Kwaremont-slagveld bevindt zich op een boogscheut van huize Malpertuis, waar
mijn kunstminnende O.V. zijn hart heeft kunnen ophalen. Ik weet zeker dat datzelfde
hart nu popelt om die Kwaremont, die hij slechts kent uit de heldenverhalen van
de Ronde, eens in levenden lijve met eigen ogen te kunnen aanschouwen. We
vallen de Kwaremont op het lijf, halverwege, waar de dikste kasseien liggen en
de weg het meest onpetsjuistig (*)
is. Geen renners en geen toeschouwers vandaag en dat doet vreemd aan. De
kinderkopkes stellen de amortisseurs van ons Skodaatje danig op de proef, maar
we geraken zonder kleerscheuren boven. We voelen ons eventjes Ritte Van
Lerberghe, de "doodrijder van Lichtervelde".
(* onpetsjuistig:
hobbelig, oneffen...)
We dalen nu af
richting Ronse, maar vooraleer we deze "faciliteitenstad" bereiken slaan we nog
af naar de Hotond-berg. Op de top van deze berg rusten we even uit van de
emoties van de dag, met een pint bier en genietend van een onvergetelijk
vergezicht, in het heerlijk bewustzijn dat we ons hier bevinden op het hoogste
punt van de Vlaamse Ardennen. Niet de Tourmalet of de Aubisque, maar toch... 150
meter boven de zeespiegel. We hoeven maar onze weg verder te zetten en we komen
uit op de top van wéér een andere berg - in de Vlaamse Ardennen krioelt het van
de bergen - zijnde de Kruisberg. Deze berg past ook wel enigszins in ons
sportkraam: een jaar of tien na de "Ronde van Ritte Van Lerberghe" werd hij de
derde berg die werd ingelast. Hier werd overigens tweemaal het wereldkampioenschap
gereden, in 1963 en in 1988, telkens met "dramatische" gevolgen: voor wie al
een tijdje op de wereld is en niet wereldvreemd, hoef ik enkel de namen Van
Looy/Beheyt en Criquielion te vermelden en... we zitten op dezelfde golflengte.
We doen nu vluchtig
de stad Ronse/Renaix aan, de mooie
Vlaamse stad, waar men u aan de kassa van elk grootwarenhuis vriendelijk
begroet met "Bonjour, goeiendag" of "Goeiendag, bonjour". En dan keren we terug
naar het dorp Kwaremont om er een bezoek te brengen aan het borstbeeld van
Karel Van Wijnendale. Aan het restaurant met de lieflijke naam "'t Konijntje" - er staat een reuzegroot glanzend rood porseleinen konijn voor de deur - nemen we
de afslag naar links: we bevinden ons in de straat met de alleszeggende naam "Ronde van Vlaanderenstraat". In deze straat bevindt zich de bekende
kunstgalerij "Beukenhof" van Piet Willequet en over de hele lengte van de
straat staan de namen van de winnaars van alle Ronde van Vlaanderens, in chronologische
volgorde. Maar het interessantste is het monument van Karel van Wijnendale, de
legendarische wielerjournalist, tevens pionier en boegbeeld van 's werelds
grootste wielerkoers.
Het monument van Karel Van Wijnendale in Kwaremont
Het hellend terras dat tot Karel leidt verzinnebeeldt ongetwijfeld de Oude Kwaremont: het is geplaveid met kasseien en iedere ex-winnaar van de Ronde heeft er zijn kassei met foto.
Aan de andere kant van de straat staan nog opgesteld de bijna levensgrote foto's van een dozijn legendarische winnaars. Wij pikken er vier uit: Paul Deman (winnaar van de eerste Ronde, in 1913), Briek Schotte ("ijzeren Briek", de laatste der Flandriens, won in 1942 en '48), Fiorenzo Magni (de enige die driemaal na elkaar de Ronde won: in 1949, '50 en '51), Tom Simpson (winnaar in 1961 en die zo jammerlijk sneuvelde op de flank van de Mont Ventoux, zes jaar later) en Edwig Van Hooydonck (bij wie het bleiten blijkbaar iets nader stond dan het lachen, in 1989).
Dit alles om aan te tonen, beste lezer, dat koers cultuur is van het zuiverste water en dat koers en kunst hand in hand gaan. En wie het hier niet mee eens is, hij steke nu gauw zijn hand op, of hij reagere anderszins. Mijn O.V. en ikzelf groeten u van harte.
Halloween,
Allerheiligen, Allerzielen... Met pijn in 't hart gedenken wij onze dierbaren:
onze ouders, tante Irma en tante Jenna, Raymond, Jack, Johan en Coen... en Bobby,
ons hondje aan wie ik mijn enige gedichtenbundel heb opgedragen in 2004, het
jaar van zijn overlijden.
Bobby zag het levenslicht op 6 januari 1990. Zijn moeder was een poedel, zijn vader vermoedelijk een soort dobermann. Daarom noemde ik hem ook wel eens "onze poederman". In zijn eerste levensmaanden heb ik hem eens van onder een kast gehaald, zeer tegen zijn zin. Hij heeft toen met zijn scherpe tandjes zo fel in mijn hand gebeten dat het bloed rijkelijk stroomde. Een "bijtertje" is hij gebleven. Zijn hele verdere leven heeft hij een heilige schrik gehad voor naderende handen. Enkel Moetsje, Peter en tante Annie konden hem zonder risico aanraken. Zelf ben ik zowat tien keer door Bobby gebeten. Zijn liefde voor Moetsje en zijn vriendschap voor Peter ontroerden mij en vervulden mij tezelfdertijd met afgunst. Als Moetsje thuiskwam liep hij als een razende rondjes rond de tafel, van pure blijdschap. In mij zag hij een rivaal tegenover Moetsje. Niettemin kwam hij bij mij bedelen, mooi rechtop gezeten, om lekkere hapjes en niet zelden nestelde hij zich op mijn schoot. Hem aanraken met de handen durfde ik nochtans niet. Ook de kleindochtertjes waren bang voor Bobby. Als ze op bezoek kwamen werd de hond weggebracht, meestal naar de slaapkamer. Maar als we met hem gingen wandelen gingen de meisjes gaarne mee. Er werd zelfs ruzie gemaakt voor wie hem aan de leiband mocht houden.
Op een mooie zomerdag in 't jaar 2002 zeeg Bobby bewusteloos neer, nadat hij zich mateloos had opgewonden vanwege een laag zwevende luchtballon. Van die dag af ging het met de gezondheid van Bobby stilaan achteruit. We moesten hem iedere dag een pilletje geven voor zijn hart. In 't begin van 't jaar 2004 begon zijn lichaam op te zwellen en later ook zijn hoofd. Tenslotte konden zijn zwakke gezwollen pootjes het gewicht van zijn lijf haast niet meer dragen. Zijn nieren werkten niet meer. Bobby leed. Moetsje kon het niet meer aanzien en ze maakte een afspraak met de dierenarts voor een "verlossend spuitje", op 24 maart om 18 uur 30. Maar die ochtend stierf Bobby een natuurlijke dood. Hij was haar vóór geweest. Hij had haar dat gruwelijk bezoek aan de dierenarts bespaard. Toen Bobby stierf was Moetsje niet thuis. Ik was blij dat het zo gelopen was. Ik knielde neer naast Bobby en teder streelde ik zijn koud gezwollen lichaam. Ik hoefde nu niet meer bang te zijn dat hij bijten zou... Mijn tranen maakten zijn pelsje nat.
's Anderendaags, vóór dag en dauw, heb ik hem begraven bij ons huis in Elsegem. Gewillig is hij met me meegegaan op zijn laatste reis naar de Broekstraat en even gewillig heeft hij zich in het graf laten leggen. Hij rust er, gewikkeld in het dekentje waarop hij zijn laatste levensdagen heeft doorgebracht, op zijn buik, zoals op de foto op de omslag van dit boek: het lijkt wel of het een jonge luie puppie is en dat de hele wereld hem kan gestolen worden. Zoveel pijnlijker dan de beetwonden die Bobby mij heeft toegebracht, is de wonde die zijn heengaan in mijn hart achterlaat
Er is geen God voor hondjes.
Als er een God voor hondjes was
-k heb voor jou gebeden -
had jij vast en zeker
niet zoveel geleden.
Als er een God voor hondjes was
had hij jou vast nog even
- een jaar, of twee misschien?-
in vrede laten leven.
Dan gaf jij nu nog pootjes
en liep jij nog je rondjes
Ach, 'k weet het nu wel zeker:
er ís geen God voor hondjes.
Maar 'k heb jou een graf gegeven
en 'k bid tot Onze Lieve Heer:
misschien kom jij zo in ónze hemel
en zien we elkander ooit nog weer.
Dán gaan wij weer spelen,
dán loop jij weer rondjes:
voor altijd sâam gelukkig zijn...
Er is geen God voor hondjes!
En is er een God voor mensen? Bestaat er een almachtige rechtvaardige liefdevolle God, die werkloos toekijkt op al het verdriet, ellende en onrecht in de wereld? 't Is te hopen, zegt mijn filosoof, dat hij niet bestaat. En zou hij tóch bestaan, hij kreeg een dikke onvoldoende!...
Het gaat nu
in dalende lijn naar het centrum van Anzegem: de kerk van Sint-Jan-den-doper,
of wat ervan overblijft... Een ruïne: vijf jaar geleden is de kerk afgebrand en
van een eventuele heropbouw is nog niets te merken. In deze kerk ben ik gedoopt
in de lente van 1940: de tweede wereldoorlog was pas uitgebroken, 't was in
volle Blitzkrieg. En dan verder bergaf naar de stationswijk. Vlak vóór de
spoorwegovergang wijken we even af van het parcours dat de Ronde-renners in
1919 gevolgd hebben: we slaan af naar links, naar het dorp "Gijzelbrechtegem",
dat ooit de (in oppervlakte) kleinste zelfstandige gemeente van het land was:
amper 78 hectare groot, zegge 0,78 vierkante kilometer! Nu is het een
deelgemeente van Anzegem en de officiële naam heeft plaats moeten maken voor de
oorspronkelijke geuzennaam "Grijsloke". 't Is amper een kilometer rijden tot de
kerk van Grijsloke, óók weer op een heuveltje. Mijn bedoeling is het om mijn
Onbekende Vlaming kennis te laten maken met het parcours van "Dwars door
Grijsloke", Vlaanderens mooiste stratenloopkoers en aldus de tegenhanger van de
Ronde van Vlaanderen, die andere "Vlaanderens mooiste".
Verschenen december 2018 (www.shopmybook.be)
Sinds 1981 wordt hier jaarlijks - telkens de laatste zaterdag van augustus - strijd geleverd door de beste afstandlopers op wellicht het zwaarste, maar tegelijk ook het mooiste parcours dat men zich kan indenken. In de jaren '80 stond de koers in het teken van Stijn Streuvels, in de jaren '90 van de Spelen in het oude Griekenland. Cultuur en sport gingen toen hand in hand. De laatste twintig jaar is dat minder het geval en ook het aantal deelnemers is wat achteruitgegaan, maar de koers is nog steeds alive and kicking en nog steeds Vlaanderens mooiste.
In de jaren '80 waren er medailles voor de deelnemers aan DDG: ze verzinnebeeldden 's mensen levensloop.
Ze droegen namen die pasten bij de stijl van Stijn Streuvels.
De medailles van de jaren '90 symboliseerden de mythologische oorsprong van de antieke Spelen.
We keren nu terug in het spoor van de Ronde en zetten koers naar Kwaremont, vijf- à zeshonderd inwoners, ooit het kunstdorp bij uitstek van de Vlaamse Ardennen. Het zijn in de eerste plaats kunstschilders die zich hier in de loop van de vorige eeuw gevestigd hebben. Het waren vooral landschapschilders: het glooiende landschap en de prachtige vergezichten van de Vlaamse Ardennen waren voor hen een onuitputtelijke bron van inspiratie. Ik zet ze even op een rij, op het gevaar af er een paar over 't hoofd te zien: Paul Boonaert, Frans Bruggeman, William Clevers, Freya Clevers, Gies Cosyns, Magda Devenyns, Daniël Devos, Jan Deweerdt, Henri Ernalsteen, Marcel Herreman, Patrick Heughe, Marcel Kekebos, Jean Oosterlynck, Roger Vercruysse, Piet Willequet.
Een winterlandschap in de Vlaamse Ardennen (Piet Willequet)
Deze laatste is, voor zover mij bekend, de enige nog actieve kunstenaar in Kwaremont. De meesten zijn overleden en een paar zijn er die andere oorden hebben opgezocht. Sic transit gloria... Van Daniël Devos dient overigens gezegd dat hij naast kunstschilder ook glazenier was. Maar wie "glazenier" zegt denkt hier in de eerste plaats aan de familie Leenknegt. Vader Michiel Leenknegt heeft prachtige monumentale glasramen voor o.a. kerken en kloosters voortgebracht in zijn indrukwekkend atelier dat gevestigd was in de oude pastorij op het hoogste punt van Kwaremont-berg. Zoon Jan Leenknegt en dochter Hilde Leenknegt zijn in zijn voetsporen getreden, maar zij hebben het dorp verlaten en... de oude pastorij staat er nu vervallen bij. Veronique De Groote en Dorothea Van De Winkel, twee textielkunstenaressen, mogen niet onvermeld blijven, evenmin als beeldend kunstenaar Eric Vercruysse, collagekunstenares Lydia Verplancken en, last but not least de bekende striptekenaar Eddy Ryssack. Maar de veelzijdigste van allen is ongetwijfeld Bertien Buyl. Ze was prozaïst, dichter, boetseerder, beeldhouwer, tekenaar. Ze schreef romans, novelles, kortverhalen en poëzie.
Skulpturen van Bertien Buyl.
Van vrijwel ál deze kunstenaars is werk te bewonderen in de kunstgalerie Malpertuis. Dit was eertijds het woonhuis plus atelier van kunstschilder Daniël Devos. De galerie wordt uitgebaat door Jules Demortier. Ze is maar één van een half dozijn galerieën die Kwaremont rijk is...
Lichtschakelaar kapot. Met een beetje handen aan zijn lijf vervangt een
mens dat toch zelf. Laat dat werk opknappen door een elektricien en het kost
algauw vijftig euro. Daarvoor moet ik een een hele dag pensioen trekken. In de
Brico kost zon schakelaar amper 4,29 euro (technische details: 5400107373680 SCHAK 1-POL. RUBY INT. UNIPOL. RUBY). Dát is dus
zuinigheid. Mijn zwager Karel noemt dat gierigheid, maar het is
overduidelijk dat hij de begrippen gierig en zuinig met elkaar verwart.
De nieuwe schakelaar vastklemmen geschiedt door het indraaien van de
schroefjes A (cf. foto). Maar dat indraaien was nu net iets wat bij mij,
onhandige Harry, niet lukte. Maar ook bij mijn handige zoon en mijn nog veel
handiger buurman Firmin lukte dat niet. Dan toch maar een echte elektricien
ingeschakeld. Die slaagde er evenmin in Op een nonchalante manier wrikte hij,
niet zonder enige moeite docht mij, en om een reden die mij onbekend is, het
plaatje B (cf. foto) los. Daar sprong tegelijkertijd een dun langwerpig veertje
(D op de foto) uit samen met een ander piepklein dingetje ter grootte van een
zandkorrel. Dat kleine dingetje wipte van de tafel op de grond en werd niet
meer teruggevonden. Lap! Meteen was de Brico-schakelaar niet meer volledig en
alvast niet meer inruilbaar. Wat nu, zei ik? Brol van de Brico, zei de elektricien.
Hij haalde uit zijn dokterstas een andere schakelaar en in geen tijd was de
klus geklaard.
- Ik ga toch mijn beklag doen bij de Brico, zei ik.
De elektricien vond het geen goed idee:
- Wat bereik je ermee? In het beste geval zullen ze die 4,29 euro
terugbetalen, maar de verplaatsingskosten naar het winkelcentrum zullen
zwaarder doorwegen.
- Ik wil geen terugbetaling. Ik wil die lui van Brico helpen door erop te
wijzen dat zij brol verkopen. En per slot van rekening ben ik blij met mijn
aankoop: stof voor een cursiefje, en dat is mij meer waard dan
4,29 euro.
Ik wacht de rekening van de elektricien af. Mijn les heb ik geleerd:
gierigheid bedriegt de wijsheid!
Hij was een jonge knaap nog toen zijn tekenleraar zei dat hij héél veel talent had. Hij zal er wellicht van gedroomd hebben om een wereldberoemd schilder of beeldhouwer te worden, laat staan een Bekende Vlaming. Maar diezelfde leraar vertelde hem later ook dat de geschiedenis leert dat o zo velen met héél veel talent onbekend zijn gebleven. Hij is dan maar chirurg geworden en reeds lang heeft hij zich verzoend met de status van Onbekende Vlaming. Al dient gezegd dat zijn grafisch werk heden ten dage maandelijks door zowat twee miljoen Vlamingen bewonderd wordt. Het verhaal dat nu volgt is het relaas van een uitstapje met mijn Onbekende Vlaming in de Vlaamse Ardennen op de grens tussen West- en Oostvlaanderen. Op 14/9. Het is een verhaal in afleveringen.
Aflevering 3:
Eenmaal terug
op de grote weg, gaan we ditmaal door tot de top van de berg. Die allereerste
berg die ooit beklommen werd in de Ronde van Vlaanderen, heeft zijn top op 82
meter boven de zeespiegel. Een berg, jawel. De coureur die hier in 1919 als
eerste boven kwam moet Ritten Van Lerberghe geweest zijn. Ik vind dat nergens
zwart op wit, maar alle "geschiedschrijvers" zijn het erover eens dat Ritten na
110 kilometer koers is ontsnapt, dat is op 120 kilometer van de finish, en dat
was nog vóór de Tiegemberg. Hij werd nooit meer bijgehaald en aan de finish had
hij een voorsprong bijeen gefietst van veertien minuten op de tweede. De "doodrijder van Lichtervelde", zoals hij genoemd werd, had zijn tegenstanders
die dag inderdaad allemaal doodgereden. Figuurlijk. En toch was niet alles van
een leien dakje gelopen. Hij had de wedstrijd moeten rijden op een geleende
fiets en aan een bepaalde spoorwegovergang werd hem de weg versperd door een
stilstaande trein. Ritten omzeilde het obstakel door met zijn fiets in de trein
te kruipen, en er aan de andere kant weer uit... Vooraleer hij de piste in Gentbrugge
(of was het Sint-Amandsberg?), waar de aankomst lag, binnenreed, zou hij eerst
nog een café zijn binnengetrokken en daar twee pinten hebben gedronken. Eenmaal
op de piste riep hij naar de toeschouwers dat ze beter konden naar huis gaan,
want dat hij... een halve dag voorsprong had.
Op de top van
de Tiegemberg staat een uitkijktoren en een windmolen die dateert van het eind
van de 19e eeuw. En waar de weg een bocht naar rechts maakt en
meteen de afdaling naar Anzegem begint, komen drie landelijke wegen erop uit. De
eerste, die de naam "Meuleberg" draagt en langs de noordelijke flank van de
berg kronkelt is met voorsprong de schilderachtigste en de interessantste, vanwege
vier kunstenaars die hier gewoond hebben
Eerst is er
het "Huis ten Berghe". Nu in verval, maar ooit de woning van VALERIUS DE SAEDELEER (1867 - 1941), lid
van de Latemse school en één van onze grootste Vlaamse kunstschilders. Dit
huis, hoog op de heuvelkam, met uitzicht op Schelde- en Leievallei en het golvend
heuvelland van de Vlaamse Ardennen, werd in 1908 gebouwd door kunstmecenas
Vital Moreels.
Huis ten Berghe
De Saedeleer woonde daar van 1908 tot 1914. Hier ontwierp hij zijn mooiste werken. Bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog vluchtte hij met zijn gezin en met Gustave Van de Woestijne naar Wales. Na de oorlog heeft de kunstenaar zich gevestigd in Etikhove, een dorp in het hartje van de Vlaamse Ardennen: Huis ten Berghe was onbewoonbaar geworden... Later werd het huis opgeknapt en bewoond door Staf Stientjes, vooraleer deze zich definitief in zijn Vossenhol ging vestigen. En nog later werd het huis bewoond door de dichter DIRK DENNEN.
Winterlandschap (V. De Saedeleer)
Op een steenworp van 't Huis ten Berghe - misschien is t maar een hálve steenworp - bevindt zich de molendam, nu bebost gebied, waar eens de Belzebubbergmolen stond, die gebouwd werd in de 13e eeuw en één van de eerste windmolens in Vlaanderen was. De molen werd omvergetrokken in 1937 voor de film "Het kwade Oog" die gebaseerd is op een toneelstuk van Herman Teirlynck. De laatste eigenaar van de molen was TORIE MULDERS (1883 - 1961), die niet alleen molenaar was maar ook landbouwer, auteur, toneelspeler en regisseur, en vooral... dorpsfilosoof. Hij was goed bevriend met Stijn Streuvels voor wie hij een onuitputtelijke inspiratiebron was. Hij werd begraven in een kist die gemaakt was van planken van zijn kerselaar die naar zijn gedacht veel te weinig kersen had gedragen. "Omdat gij geen kersen hebt willen dragen, zult ge mij dragen" had Torie gezegd en dat had hij testamentair laten vastleggen... [Toen mijn notelaar, geplant in mijn geboortejaar, minder vruchten begon te dragen, heb ik hem bedreigd met hetzelfde lot als de kerselaar van Torie Mulders. Ai mij, de boom was ziek, vermolmd aan de voet, en drie jaar geleden is hij omgewaaid en tot brandhout verkapt...]
Eens stond hier de Belzebubmolen
We begeven ons weer naar het punt waar zovele Flandriens, dwangarbeiders van de weg, zwoegend en zwetend de top bereikten, op hun stalen ros, dat honderd jaar geleden drie keer zoveel woog als de huidige koersfietsen. Het gaat nu in eerder licht dalende lijn richting Anzegem. Algauw zien we aan de linker kant van de weg de villa Maenemin, een bakstenen huis in art-decostijl, gebouwd in 1932, voor de Kortrijkse schilder Firmin Colardijn (1896 - 1977), die er gewoond en gewerkt heeft tot aan zijn dood. Hij heeft talrijke mooie kunstwerken afgeleverd: rustige winterlandschappen en sombere droefgeestige figuren die de toeschouwer beroeren.
Villa Maenemin
Werk van Firmin Colardijn
Firmin Colardijn ligt begraven op het kerkhof van Tiegem. Op zijn graf staat een sculptuur van zijn broer, de schilder-beeldhouwer Lieven Colardijn, die eveneens zijn vaste stek had gevonden in Tiegem, in de villa Zonnekracht, een zuiver kubistische woning met atelier, gelegen een paar honderd meter verderop aan de rechter kant van de weg. Lieven schreef ook gedichten die net als zijn grafische werken getuigen van een sociale en religieuze bewogenheid, met thema's over leven en dood, meestal met een pessimistische ondertoon.
Villa Zonnekracht
[Gisteren 16 oktober heb ik het graf van Firmin Colardijn opgezocht, op het kerkhof van Tiegem. Ik zou het niet gevonden hebben, ware het niet dat ik er geheel toevallig de grafmaker tegen het lijf ben gelopen. Een armoedig verwaarloosd graf, waarop geen naam te bekennen is. Alleen het beeld dat door broer Lieven werd gemaakt...]
Beeld op het graf van Firmin Colardijn, door zijn broer Lieven.
Er stond een mannetje te redetwisten met
de WC-madam, terwijl ik rustig mijn beurt stond af te wachten. Hij, een klein
oud ventje, wellicht nog ouder dan ik, en in een net pak. Zij, een indrukwekkende
matrone, achter een tafeltje waarop een schoteltje met centen. Ze deed mij
denken aan die Russische conductrice op de nachttrein van Sint-Petersburg naar
Moskou, waarmee ik eens in aanvaring ben gekomen: een kolos van een vrouw. Tot
op de dag van heden heb ik er nóg nachtmerries van en ik heb er een instinctieve
vrees voor grote struise dames aan overgehouden. Ik vond het dapper van het
oude baasje om met zo iemand in het strijdperk te treden, het mocht dan enkel
maar geredetwist wezen...
't Was in de Lunch Garden in Kortrijk.
Het restaurant biedt zijn klanten de mogelijkheid om te voldoen aan een "natuurlijke behoefte", een kleine of een grote. Mits betaling: veertig cent,
zowel voor de kleine als voor de grote behoefte. En die veertig cent, dáárom
draaide de hele discussie. Ik hoorde het mannetje zeggen:
- Moet ik nu alweer veertig cent? Een
half uur geleden héb ik hier al veertig cent betaald voor een kleine boodschap
en nu moet ik weer.
- 't Is veertig cent per keer en niet
per dag, zei de matrone. En daarenboven, wie gelooft dat: twee keer een kleine
boodschap, zo kort na elkaar? 't Zal ditmaal wel voor een gróte boodschap zijn.
- Ik lijd aan de prostaat, zei het
mannetje, en daar begrijpt gij niets van. En daarenboven: in andere restaurants
hoeft niet betaald te worden om naar de WC te gaan. Zelfs niet in de Lunch
Garden in Gent.
- Hier dus wél, replikeerde de matrone
en ze ging dreigend rechtop zitten.
Het leek erop of ze zou het mannetje met
één klap tegen de grond gemept hebben, mocht hij aanstalten gemaakt hebben om
zonder betalen binnen te glippen. Maar ons dapper baasje gaf zich niet
verloren:
- Veertig cent heb ik nu niet meer op
zak, alleen dít heb ik nog, kleiner niet.
Hij hield haar een briefje van vijftig
voor.
- Geen nood, zei ze bitsig. Ik kan het
best wisselen, maar 't zal in muntstukjes zijn.
Ze ritste het briefje van vijftig euro
uit 's mans handen en pakte van onder haar tafeltje een metalen doos met
muntstukjes.
- Wacht eens even, zei hij, nu vind ik
hier toch nog twee stukjes van twintig cent in mijn broekzak.
Hij gaf de muntjes, kreeg zijn vijftig
euro terug en haastte zich naar het plashokje. Mijn beurt.
- 't Is niet te geloven, deed ze haar
beklag - en haar toon was plots veel gemoedelijker - wat ik hier allemaal over
de vloer krijg. Meneertje wou mij doen geloven dat hij tweemaal moet plassen in
een half uur tijd.
- Toch is dat mogelijk, zei ik. Het
heeft te maken met de prostaat, met de leeftijd dus. Ik heb het ook soms voor,
soms na tien minuten al.
- Láát het nu nog zo zijn, daar kunnen
wij toch allemaal geen rekening mee houden. Ons werk is zó al stresserend
genoeg. We mogen ons niet laten doen, anders gaat niemand nog betalen. Hoor
maar wat ik gisteren heb meegemaakt. Een vrouw kwam met haar kleine die een
plasje moest doen. Ze betaalde veertig cent, maar ze bleef zó lang weg dat ik
ervan overtuigd ben dat ze ook "geweest" is, en ik durf wedden dat het voor
een "grote boodschap" was. Toen ik het haar zei durfde ze nog een brutale bek
opzetten ook. Wat een mens toch meemaakt, wat een mens toch meemaakt... En, à
propos, dat het in de Lunch Garden in Gent gratis is, daar geloof ik niets van.
- Toch is het zo, zei ik. Ik ga daar
zelf ook vaak, in de Lunch Garden, in de Krijgslaan aan de Sterre.
Dat was geen leugen van mijnentwege. Ze
leek mij te geloven en ze ging daar niet verder op in. En ze zei nog, op
zachtere toon - want er was weer een klant binnengekomen:
- Ge hebt er geen gedacht van wat voor
truken ze al niet uithalen om niet te moeten betalen! Maar ik heb ook zo mijn
truken. Dat wisselen van die vijftig euro, dat was er één. Ik zou het niet
gekund hebben, daarvoor heb ik geen muntjes genoeg. Ge moet weten: de zaken
gaan slecht, de laatste tijd...
Ik glimlachte begripvol en ik haastte mij
naar mijn plashok. Toen ik weer naar buiten ging, riep ze mij na:
- Helaba, gij hebt óók niet betaald!
- Ik heb enkel een briefje van
vijftig bij, zei ik...
Hij was een jonge knaap nog toen zijn tekenleraar zei dat hij héél veel talent had. Hij zal er wellicht van gedroomd hebben om een wereldberoemd schilder of beeldhouwer te worden, laat staan een Bekende Vlaming. Maar diezelfde leraar vertelde hem later ook dat de geschiedenis leert dat o zo velen met héél veel talent onbekend zijn gebleven. Hij is dan maar chirurg geworden en reeds lang heeft hij zich verzoend met de status van Onbekende Vlaming. Al dient gezegd dat zijn grafisch werk heden ten dage maandelijks door zowat twee miljoen Vlamingen bewonderd wordt. Het verhaal dat nu volgt is het relaas van een uitstapje met mijn Onbekende Vlaming in de Vlaamse Ardennen op de grens tussen West- en Oostvlaanderen. Op 14/9. Het is een verhaal in afleveringen.
Aflevering 2:
Tiegemberg, 't is eigenlijk een overdrijving.
Een "molshoop" zou een eufemisme zijn. De waarheid ligt in 't midden: een
heuveltje van zeven of achthonderd meter en een stijgingspercentage van acht
procent. Té veel, voor mij althans, om er nog met de fiets boven te geraken - ik
ben dan ook negenenzeventig... Halverwege de berg, aan de rechterkant, op de
hoek met een kleine zijweg - genaamd "Hollendries" - staat de herberg " 't Fonteintje".
Niets wijst erop dat het hier nog om een herberg gaat en de naam is op 't
eerste gezicht nergens meer te bespeuren, tenzij voor de zeer aandachtige
toeschouwer: op een klein plaatje hoog boven in een hoek van de
zijgevel staat te lezen " 't Fonteintjeanno 1850". Een belangrijke
kunstschilder uit het begin van de vorige eeuw verbleef hier rond 1910: MODEST HUYS (1874 - 1932). Hij was
geboren in de streek van Waregem en heeft daar ook het grootste deel van zijn
leven gewoond. Een drietal jaar, aan 't begin van zijn carrière, heeft de
kunstenaar in het Meetjesland gewoond, alwaar hij prachtige landschappen heeft
geschilderd. Een niet onbelangrijke bijzonderheid: mijn Onbekende Vlaming heeft zélf een groot deel van zijn leven - zijn jeugd - doorgebracht in het Meetjesland en er zijn eerste
kunstwerken geproduceerd. Maar dát dus helemaal terzijde... Later heeft Modest
Huys ook andere wegen bewandeld in de schilderkunst. Van Stijn Streuvels, met
wie hij goed bevriend was, heeft hij een portret geschilderd dat zich nog
steeds in "Het Lijsternest" bevindt en er door de bezoeker te bewonderen is. In de
jaren dat Huys in 't Fonteintje verbleef, logeerde daar ook een andere
kunstschilder, de geboren-en-getogen Tiegemnaar Staf Stientjes. Er wordt gezegd
dat beide schilders voor hun logies betaalden met het beschilderen van de
cafémuren. Het schijnt dat die muurschilderingen daar nog steeds te bezichtigen
zijn. Wat ik alleszins kan getuigen: ik heb ze daar met eigen ogen gezien,
jáááren geleden.
't Fonteintje
Vlasslijters (schilderij van Modest Huys)
Portret van Stijn Streuvels (door Modest Huys)
Een driehonderdtal meter verder naar de top van de berg toe en eveneens aan de rechterkant van de weg, bevindt zich de villa die kunstschilder STAF STIENTJES (1883 - 1974) in 1927 liet bouwen. Hij gaf zijn riante villa de welluidende naam " 't Vossenhol" en enkele jaren later werd het huis ingericht als drank- en spijshuis, wat het op heden nog steeds is. De Tiegemberg wordt overigens ook vaak "de Vossenholberg" genoemd. Staf vond zijn inspiratie in de mooie Vlaamse landschappen, maar hij schilderde ook portretten en hij durfde ook wel eens de weg van het surrealisme bewandelen. Hij schreef ook gedichten en ook als toneelacteur was hij actief. Eén van de regelmatige bezoekers van het Vossenhol was Stijn Streuvels. Op latere leeftijd liet de schilder in zijn tuin een nieuw woonhuis bouwen. Onder deze woning richtte hij een crypte in waar nog talrijke van zijn werken te bezichtigen zijn.
't Vossenhol
schilderij van Staf Stientjes
We bevinden ons nu op een honderdtal meter van de top, doch we maken eerst nog even rechtsomkeer, we dalen weer zo'n paar honderd meter af en slaan nu aan de andere kant van de berg een dreef in: de Warandedreef. Na honderd meter komen we aan "Villa Albert". Deze werd gebouwd rond 1890 door de Tiegemse mecenas Vital Moreels. Daar woonde van 1919 tot aan zijn dood in 1962 een bekende Vlaamse componist, taal- en letterkundige: ALFONS MOORTGAT (1881 - 1962). Deze prachtige villa (waar de naam "Albert" vandaan komt is mij onbekend) was in die tijd een ontmoetingsplaats van vooraanstaande Vlaamse kunstenaars: Ernest Claes, Modest Huys, Valerius de Saedeleer, Stijn Streuvels, Gustave Van de Woestijne, Hugo Verriest. Moortgat wijdde zich vol overgave aan de verspreiding van de religieuze muziek in Vlaanderen. Zijn muziekstukken, waarvoor hem verschillende onderscheidingen te beurt vielen, waren zeer in trek bij organisten en koren.
villa Albert
Een paar honderd meter verder in de Warandedreef komen we bij "d'Oude Melkerij" waar de beroemde kunstschilder GUSTAVE VAN DE WOESTIJNE (1881 - 1947) gewoond heeft van 1909 tot aan het begin van de eerste wereldoorlog. Hij vluchtte toen naar Wales, samen met zijn goede vriend Valerius de Saedeleer, die toen ook in Tiegem woonde. In zijn "Engelse periode" maakte hij naam in Londen. Gustave was de broer van de grote Vlaamse schrijver Karel Van de Woestijne. Tot 1909 woonde hij in Latem (hij behoorde tot de fameuze Latemse schildersschool) en bij zijn komst naar Tiegem was hij reeds een befaamd kunstenaar. Zijn volledig oeuvre bestaat uit een vierhonderdtal werken, stuk voor stuk meesterwerken, waarvan er een flink aantal dateren uit zijn Tiegemse periode.
d'Oude Melkerij
Boerinnetje (beroemd werk uit Van de Woestijnes Tiegemse periode)
Twee dagen geleden vond ik in mijn
mailbox het bericht dat prof. dr. Paul Vanhoutte op 23 augustus in Parijs
overleden is. De afzender: Marc Van Hoye. Marc en ik behoren samen met Paul
Vanhoutte tot de lichting 1965, zijnde de afgestudeerde doctoren in de genees-,
heel- en verloskunde aan de Gentse universiteit. Paul Vanhoutte: de primus van
dat jaar en grote onderscheiding. Marc en ik: op voldoende wijze. Dat Paul het
ver zou schoppen, daar twijfelde niemand aan. Niet één keer heb ik hem, na het
behalen van het diploma in 1965, nog ontmoet. In medische kringen kwam zijn
naam wel eens ter sprake. Soms met een eerbiedig gefluister: hoe belangrijk hij
wel was! Professor aan de prestigieuze Mayo-kliniek in Amerika, later ook professor
in Hong-Kong en in Parijs, een wetenschapper op het allerhoogste niveau, een
wereldster. De mail van Marc bevatte ook een link naar een "in memoriam" van de
hand van ene Jean-Christophe Sergère, een fransman wiens naam mij onbekend is,
doch ongetwijfeld geen onbekende in wetenschappelijke kringen. De tekst is in 't
Frans en in 't Engels. Ik maak hierbij van de gelegenheid gebruik om dit "in
memoriam" te vertalen in 't Nederlands (een beetje in 't kort en een beetje in 't "vrij"):
Hij was één
van de grootste genieën die ik gekend heb. Hij genoot internationale erkenning
en publiceerde meer dan duizend wetenschappelijke artikelen en is desondanks
een nederig man gebleven. Hij slaagde erin de moeilijkste concepten op een
eenvoudige manier uit te leggen.
In de
Nobelprijs 1998, die werd toegekend aan Furchgott, Ignarro en Murad, had hij
een groot aandeel. Hij ging vooral prat op zijn werk omtrent het belang van de
endoteliale cellen en hun rol in o.a. het cardiovasculair stelsel. Aan talrijke
universiteiten was Paul doctor honoris causa, in talrijke universiteiten in
alle uithoeken van de wereld heeft hij zijn kennis gedeeld en heeft hij een
blijvend spoor nagelaten.
Ook de
pharmaceutische industrie heeft veel aan hem te danken. Hij was raadgever van
grote namen als Pierre Fabre, Jacques Servier en Paul Janssen. Hij was bevoegd
op vele gebieden, in het bijzonder de cardiovasculaire ziekten, maar ook diabetes,
obesitas en cancerologie.
Hij had een
passie voor Azië. Dit bracht hem ertoe de universiteit van Hong-Kong te
vervoegen in 2003. Hij stichtte en leidde er het Biopharmaceutical Development
Center van de medische faculteit en hij had er ook de leiding van het
Department of Pharmacology and Pharmacy.
Maar wat
belangrijker is, hij was één en al menselijkheid en liefde, ofschoon zijn
professionele activiteiten hem daarin vaak gekortwiekt hebben. Hij sprak over
zijn familie met de grootste genegenheid. Over zijn geliefde vrouw Jacqueline
en over zijn kinderen en kleinkinderen, die zo ver van hem verwijderd waren,
maar zó dicht bij zijn hart. Het volstaat om zijn wenskaarten te bekijken die
hij ieder jaar stuurde tussen Kerst en Nieuwjaar...
Uw vriend JC
(JEAN-Christophe Sergère)
Prof. Vanhoutte was één van 's werelds grootste geleerden en meest geciteerde wetenschappers van de laatste 50 jaar.
Kan ik het helpen dat een gedicht van Guido Gezelle mij voor de geest komt? Een gedicht waarvan ik de eerste strofe nog uit het hoofd kan afdreunen:
Hoe zeere vallen ze af,
de zieke zomerblâren,
hoe zinken ze, altemaal,
die eer zo groene waren,
te grondewaart !
Hoevelen zouden er reeds afgevallen zijn van die veelbelovende lichting 1965. De helft? Wellicht méér... Met vierenvijftig waren we (drieënvijftig jonge mannen, één vrouw). Vier waren er met grote onderscheiding, met Paul Vanhoutte op kop. Marc en ikzelf behoorden tot de grootste groep, die het niet verder gebracht hadden dan "voldoening". Of we jaloers waren op de primussen? Neen, maakten we onszelf wijs. Maar dat wás niet zo. Als ik mijn memoires er op na lees heb ik zelfs de indruk dat ik éénenveertig jaar later, toen ik die memoires schreef, nóg jaloers was:
(Paul Vanhoutte behoorde tot... ) het groepje studenten die alle dagen trouw de lessen bijwoonden en de rest van hun tijd besteedden aan eten, slapen en studeren. Dat waren de modelstudenten, die zich gedroegen zoals iedere rechtgeaarde ouder dat van zijn kinderen verlangt. Ikzelf behoorde tot de tegenovergestelde groep: het hele jaar uitgaan, feestvieren, lessen brossen en op 't einde van 't jaar in ijltempo studeren en de leerstof toch nog in 't kopke krijgen op amper twee maanden tijd, waar de anderen een heel jaar over deden. De "ernstige" groep keek ongetwijfeld met enige minachting neer op de "losbandige" groep. Zij vonden ons opportunisten die met onvoldoende kennis door de brede mazen van het examennet wisten te glippen. Met lede ogen zagen ze hoe de meesten van ons telkenjare slaagden in 't examen en regelrecht op het diploma afstevenden. Of verbeeld ik mij dat alleen maar? Zeker is dat de losbandigen zelf - ik noem ze liever " de studentikozen" - smalend spraken over de "blokbeesten", van wie wij beweerden dat zij de smaak van het bier niet kenden. We waren er overigens heilig van overtuigd dat als wíj het hele jaar zouden blokken, wij veel betere resultaten zouden behalen dan zíj...
... en - zo schrijft Marc in zijn mail - toen waren er nog... WIJ.
Voor hoelang nog, Marc?
De lichting 1965: 1) Paul Vanhoutte 2) Marc Van Hoye 3) ikzelf
EPILOGO:
- Hadden wij het ook zo ver kunnen brengen, Marc, als we wat meer ambitie hadden gehad en wat meer studax waren geweest en wat minder student?
Hij was een jonge knaap nog toen zijn tekenleraar zei dat hij héél veel talent
had. Hij zal er wellicht van gedroomd hebben om een wereldberoemd schilder of
beeldhouwer te worden, laat staan een Bekende Vlaming. Maar diezelfde leraar
vertelde hem later ook dat de geschiedenis leert dat o zo velen met héél veel
talent onbekend zijn gebleven. Hij is dan maar chirurg geworden en reeds lang
heeft hij zich verzoend met de status van Onbekende Vlaming. Al dient gezegd
dat zijn grafisch werk heden ten dage maandelijks door zowat twee miljoen
Vlamingen bewonderd wordt. Het verhaal dat nu volgt is het relaas van een
uitstapje met mijn Onbekende Vlaming in de Vlaamse Ardennen op de grens tussen
West- en Oostvlaanderen. Op 14/9. Het is een verhaal in afleveringen.
Aflevering 1:
Denk de Schelde weg evenals de grens
tussen West- en Oostvlaanderen, en de in het Anzegems heuvelland gelegen
Tiegemberg behoort, net zo goed als de Kwaremontberg, tot de Vlaamse Ardennen.
Tiegem en Kwaremont, waar twee rode draden elkaar kruisen: de koers en de
kunst! Kleine dorpjes, allebei begiftigd met een berg, prachtige landschappen
en vergezichten en kunstenaars bij de vleet. Al die kunstenaars leven evenwel nog
slechts in de herinnering van de oudsten onder ons, van hen wier leven zich
hoofdzakelijk in de twintigste eeuw heeft afgespeeld. En dan is er de koers. In het voorjaar bestrijden stoere mannen elkaar op wat vroeger het stalen ros
heette, maar nu van een vederlichte kunststof is gemaakt: heuvel op, heuvel af,
en op bonkige kasseistroken, al meer dan honderd jaar. De ene koers al wat
mooier dan de andere, maar alle verzinken ze in het niet bij die ene grote
waarrond alles draait: de Ronde van Vlaanderen. De Ronde werd voor het eerst
gereden in 1913. Er dienden toen nog geen bergen overwonnen te worden. En dat
gold ook voor de tweede editie, in 1914. De eerste wereldoorlog kwam roet in
het eten gooien en zo geschiedde dat een derde editie er pas kwam in 1919, doch
ditmaal mét bergen. De allereerste beklimming was de Tiegemberg, de tweede de
Kwaremont. Honderd jaar geleden... Tot en met 1927 leverden onze heldhaftige
Flandriens telkenjare een strijd-op-leven-en-dood op de flanken van enkel die
twee Vlaamse heuvels, waar kunstenaars woonden bij de vleet: schilders,
beoefenaars van allerlei grafische kunsten, beeldhouwers, musici, dichters.
Eerst de Tiegemberg, daarna de Kwaremont. Later zijn er meerdere bergen
ingelast; op heden zijn het er weinig minder dan twintig. Alle Tiegemse en
Kwaremontse kunstenaars hebben het tijdelijke met het eeuwige verwisseld en
niemand die hun plaats heeft ingenomen, op een zeldzame uitzondering na... En die
dwangarbeiders van de weg op hun stalen ros, waren zij dan géén kunstenaars? Paul
Deman? Marcel Buysse? Rik Vansteenbergen? Briek Schotte? Ja, vooral den Briek... Ik denk het wel.
Onze tocht laten we beginnen ter hoogte
van het kruispunt te Kaster. Op één van de vier hoeken bevindt zich het
cultureel centrum van het dorp. Vroeger was het een school. Ik heb daar drie
jaar onderwijs genoten. In de klas hingen verscheidene foto's van Stijn
Streuvels.
Stijn Streuvels
Onze juf dweepte met de grote Vlaamse schrijver en ze deed haar best om ons waardering bij te brengen voor zijn werk, al waren wij daar allicht nog wat te jong voor. Later heb ik een foto van haar gezien in het Lijsternest, de woning van de schrijver die na zijn dood een museum is geworden. En er werd mij verteld dat zij één van de jonge meisjes was, met wie Streuvels vaak ging wandelen in de streek en bij wie hij als weinig anderen geleerd heeft de jongemeisjesziel te doorgronden. Juf Maria zou ook model gestaan hebben voor Lieveke Glabeke uit Levensbloesem.
We zijn op amper anderhalve kilometer van Tiegem. Het gaat hier in licht stijgende lijn. Hier werd in de nazomer van het jaar 1944 - precies driekwart eeuw geleden - een vreselijk gevecht geleverd tussen de Duitsers en de geallieerden. 's Anderendaags ging ik met vader het slagveld bezoeken - ik was vier jaar en enkele maanden oud. Langs beide kanten van de weg lagen dode paarden en tanks met verkoolde lijken daarbovenop. Twee gesneuvelde soldaten heb ik in het aangezicht gekeken. Bij de een was een doek om het voorhoofd gebonden en er kwam een bloedvlek doorheen. De ander lag met de ogen wijd open en hij grijnsde zijn tanden bloot. Vreemd toch dat het mij toen niet met afschuw vervulde.
Ons eerste doel is de Tiegemberg. Als we ter hoogte van de kerk de afslag naar rechts nemen - de Kapellestraat - zijn we er zo. Maar we rijden rechtdoor en na luttele kilometers komen we in het dorp van Streuvels, Ingooigem, dat hier gekend is onder de naam IJvegem. We maken nog een klein ommetje langs de ast, die model gestaan heeft voor één van Streuvels' meesterwerken: Het leven en de dood in den ast.
Hoevetje in het dorp Otegem, op enkele honderden meter van de woning van Streuvels. Het linker gedeelte van het hoofdgebouw is de ast die model gestaan heeft voor het boek "Het leven en de dood in den ast". Het huis is gedurende een aantal jaren bewoond geweest door dokter Jozef Dewitte, die er een huisartsenpraktijk had.
Het boek verscheen in 1926. In de ast (een gebouw dat ingericht is voor het drogen van cichoreiwortels) verrichten Blomme, Hutsebolle en Fliepo, zware slavenarbeid. Zij praten en dromen over al hun onvervulde wensen. Knorre, een landloper, komt in de ast terecht en overlijdt er in zijn slaap. Hij heeft tenminste zijn gang kunnen gaan, en van zijn vrijheid genoten, zo mijmeren de drie mannen...
We houden even halt bij de kerk van IJvegem. Tegen de gevel van de kerk bevindt zich een monument ter nagedachtenis van de grote schrijver die hier tot aan zijn dood in 1969 - hij was achtennegentig jaar oud - geleefd heeft. Naast het Streuvelsmonument is er ook nog het monument van de priester-dichter Hugo Verriest die hier pastoor was.
Het Lijsternest van Streuvels bevindt zich op een paar boogscheuten hiervandaan. Al zijn meesterwerken zijn hier ontstaan, achter het brede raam dat uitzicht bood (en nog biedt) op het schilderachtige boerenlandschap dat hem in al zijn werken geïnspireerd heeft, en ... Tiegem.
Het embleem in de voorgevel
Met de "Onbekende Vlaming" en zijn vrouw, bij het Lijsternest.
Het boek "Tieghem, het Vlaamsche lustoord" dateert van 1908.
De eerste editie (1908) bestond uit twee delen.
We beperken ons bezoek aan het Lijsternest tot een paar foto's van de buitenkant en tot de tuin. Het voornemen bestaat om in de toekomst 's schrijvers woning een grondig bezoek te brengen, samen met Marc en diens echtgenote. Méér dan de moeite waard. Maar daartoe ontbreekt nu de tijd: de Tiegemberg wenkt.
Terug naar de kerk van Tiegem en daar de Kapellestraat inrijden. Eerst gaat het nog een beetje in dalende lijn, maar aan de reuze(n?)grote padde(n?)stoel aan de rechterkant van de weg begint het: de beklimming van de Tiegemberg, de allereerste berg die ooit beklommen werd in de Ronde van Vlaanderen!...
Enkele dagen geleden hebt ge mij geconfronteerd met
een verontrustend artikel in de media, over onderbroekgewoontes in Amerika.
De helft van de Amerikanen wisselt niet elke dag van onderbroek
20/08/2019
Onze mama heeft ons geleerd om elke dag een schone
onderbroek aan te trekken, maar blijkbaar volgt niet iedereen die regel.
Onderbroekenfabrikant Tommy John heeft 2.000 Amerikaanse mannen en vrouwen
ondervraagd over hun onderbroekgewoontes. Hieruit blijkt dat maar liefst 45%
zijn of haar slip minstens twee dagen na elkaar draagt. https://nl.metrotime.be/2019/08/20/must-read/de-helft-van-de-amerikanen-wisselt-niet-elke-dag-van-onderbroek/
Ik heb beloofd dat ik de zaak zou onderzoeken. En, mijn woord getrouw, hier ben ik er al mee...
Laten we het eerst even hebben over de geschiedenis van de onderbroek. In de 16e eeuw vinden we een eerste spoor terug van dit soort ondergoed, maar het is pas vanaf de 17e eeuw dat de onderbroek gedragen werd in bepaalde landen van Europa (vnl. Italië en Frankrijk) en dát slechts in kringen van edeldames. Men moest wachten tot de 19e eeuw vooraleer de onderbroek begon door te breken tot alle sociale klassen. De onderbroek voor mannen had een gulp, die voor de vrouwen (de snelzeiker) had een open kruis. Deze laatste werd pas rond het begin van de 20e eeuw vervangen door de toebroek. En pas rond 1930 deed de slip, een onderbroek zonder pijpen, zijn intrede. Heel voorzichtig en zeker nog niet op de boerenbuiten. Wat ik er mij van herinner... Mijn moeder droeg een toebroek en mijn vader droeg in de winter een lange katoenen onderbroek tegen de koude. In de zomer droeg hij er geen. Ikzelf heb voor t eerst een onderbroek gedragen toen ik naar de kostschool moest: het moést van de school. Wie niet iedere week naar huis ging diende over één of meerdere reserveonderbroeken te beschikken! Een netjes gestreken hemd hoorde er ook bij. Nette manieren, dat heb ik wel geleerd in die kostschool: handen wassen na ieder toiletbezoek en aan tafel eten met mes en vork.
Toen ik vele jaren later, in 1971 - ik was toen éénendertig en in mijn laatste jaar opleiding tot keel-neus-oorarts - deelnam aan een vervolmakingscursus in de functionele en reconstructieve neuschirurgie in Leiden, heb ik vreemd opgekeken. De cursus duurde twee volle weken, tijd genoeg om de gebruiken en gewoontes van alle instructors te leren kennen. Een twintigtal geleerde professoren waren het, uit Amerika, het land waarvan ik mij voorstelde dat hygiëne hoog in hun stars-and-stripes-vaandel geschreven stond. Niet één keer heb ik er één zijn handen zien wassen na een toiletbezoek! Allen liepen rond in een gekreukeld hemd. Niet één die at met mes en vork. Hoe het met hun onderbroeken gesteld was weet is niet en dat zult u allicht begrijpen. Overigens, 't is achtenveertig jaar geleden en ondertussen kan er best een en ander gewijzigd zijn wat betreft de onderbroekenmode.
Maar nu ter zake. Wat blijkt uit mijn onderzoek? Dat de gemiddelde Amerikaan zijn/haar onderbroek meerdere dagen draagt zonder wasbeurt. Een week is geen uitzondering. Is dat in tegenstrijd met de conclusie waartoe onderbroekenfabrikant Tommy John komt, dat 55% hun onderbroek geen twee dagen na elkaar draagt? Geenszins! Amerikanen wisselen gaarne van onderbroek: de maandag een blauwe (zie foto), op dinsdag een rode, de woensdag weer die blauwe en de donderdag weer die rode, tot een wasbeurt zich opdringt. Witte onderbroeken zijn, volgens mijn doorgaans goed ingelichte bron, eerder zeldzaam in Amerika. En die zouden vaker gewassen worden: de reden laat zich raden.
Laat
honderd mensen de krant lezen en vraag hun vijf artikeltjes te noemen die hun
aandacht hebben getrokken. Wedden dat er geen twee zijn met dezelfde vijf. Neem mij nu en wat ik onthouden heb uit de krant van 't weekend...
Er is iets met de coach van de
Engelse voetbalploeg Tottenham. Wat er daar precies aan de knikker is, zal mij
worst wezen. 't Is de naam van de coach die indruk op mij heeft gemaakt: Pocchettino!
Italiaans en o zo lieflijk. In 't Nederlands vertaald: een héél klein beetje.
Afgeleid van pocco (beetje), met als afdalende trappen van vergelijking:
pocchetto (klein beetje), pocchettino (héél klein beetje) en
pocchettinello (héél héél klein beetje). Een beetje doet mij overigens
denken aan Jeroen Meus. Een beetje boter, een beetje zout is voor onze TV-kok
vaak een hele beet, tenminste als hij er niet "niet te véél" laat op volgen. "Een beetje, niet te véél" dus...
De overlijdensberichten hebben mij
ook nú weer geboeid. Een half dozijn zijn het er. En allemaal boven de tachtig.
En méér nog - u zult mij wellicht niet geloven - de gemiddelde leeftijd is 90
jaar en drie maanden! Dat geeft moed, dat schept perspectieven, voor iemand als
ik, die de tachtig nadert.
Elf pagina's voetbalnieuws! Ofschoon
er de dag ervoor maar één wedstrijd werd gespeeld: Genk-Anderlecht. Anderlecht
heeft de wedstrijd verloren en hun speler-trainer Vincent Company heeft een
spierverrekking opgelopen. Vandaar... Een bladvullende foto van Company met een
ijszak op zijn dij vult quasi de hele voorpagina van de krant en een vrijwel
identieke - en dus ook bladvullende - foto prijkt dan nog eens op de eerste pagina van de sportkatern. En
pagina's commentaar, over de nederlaag van Anderlecht en de spierverrekking van
Company.
Dan verkies ik de foto van Taylor
Swift. Een zangeres, als ik mij niet vergis. In 't Nederlands zou zij Cleermaker heten. Een leuke naam voor een meisje, vind ik. Maar nog niet helemaal doorgedrongen in het Nederlands taalgebied, naar ik vermoed.
En er staat ook nieuws in over de ontmoeting tussen de
G7. Ik heb het artikel niet gelezen. Maar de foto van Boris op bezoek bij Macron
is mij bijgebleven: Boris met zijn voet op de tafel! Van tafelmanieren
gesproken! De grootste drie van die G7 zijn onbetwistbaar Trump, Boris en Macron,
de presidenten van respectievelijk de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en
Frankrijk. Het lijkt erop dat ze vriendschapsbanden voor het leven aan 't
smeden zijn. Dít hebben ze alvast gemeen: ze verschillen alle drie exact
vierentwintig jaar met hun vrouwelijke levenspartner.
Het
stond in de sterren geschreven dat u, trouwe lezer, na de ontdekking van Het
Wiskundeboek (zie www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=3170773 d.d. 1/8/2019) nog meer wiskunde op uw bord
zou krijgen. Dat ik er al na precies twee weken mee voor de dag kom is in
hoofdzaak te wijten aan een studie door een wiskundige van de Amerikaanse Yale
universiteit en een psycholoog aan de Britse universiteit van Bath. Het is
namelijk mijn buurman Firmin die er mijn aandacht op getrokken heeft. U dient
te weten dat Firmin en ik school gelopen
hebben in het Koninklijk Atheneum van Oostende en dat wiskunde ons geliefkoosd
vak was. Wat toont de studie aan? Dat doorsnee
Amerikanen wiskundige bewijzen kunnen beoordelen op schoonheid, net zoals ze
dat kunnen met kunstwerken of muziekstukken. (En wat geldt voor Amerikanen zal
allicht ook wel gelden voor niet-Amerikanen, zeker?)
Haakt
u nu af, beste lezer, of wenst u toch een poging te doen om wiskunde te
beoordelen op schoonheid? Welaan dan. Ik neem u mee naar pagina 110 van Het
Wiskundeboek, waar de auteur het heeft over De ontdekking van een reeksformule
voor π. Voor de volkomen wisonkundigen onder u al hebben die
wellicht reeds afgehaakt geef ik gaarne een definitie van π (pi): de verhouding van de omtrek van
een cirkel tot de diameter van die cirkel. En om de ethymologen onder u
tegemoet te komen Die π is de beginletter van het Griekse
woord περιφέρεια(periphereia),
hetgeen omtrek betekent, of van περίμετρον(perimetron) wat eveneens
omtrek betekent, maar taalkundigen zullen mij hopelijk niet tegenspreken het eerste is te verkiezen omdat met
periphereia eerder de omtrek van een "rond" voorwerp bedoeld wordt.
Hoe groot is die π nu precies? Hoor ik
u al vragen. Maar dat zéi ik toch al: de verhouding van de omtrek van een
cirkel tot de diameter van die cirkel. Preciezer kan ik het écht niet zeggen.
Exact het aantal keer dat de diameter van een cirkel gaat in de omtrek van die
cirkel. Een voorbeeld? U hebt een cirkel met als diameter 1 meter, de omtrek
zal exact (!) π meter zijn. Maar u
wil geen Griekse letter, u wil een rationaal getal (*)? Ik wil het wel proberen, maar ik moet u dan toch enigszins
teleurstellen: het zal maar bij benadering zijn Het is een beetje meer dan
drie, met 3.14 zijn we er al wat dichter bij, met 3.1415 zijn we er weeral wat
dichter bij en 3.141592 is nog veel exacter, maar 3.14159265 en 3.1415926535
zijn toch weer reuzenstappen in de goede richting. De richting van wat? Van π dus. En komt er dan nog wel einde aan
die reeks cijfers? Tot mijn spijt: neen! Al zoudt u er honderdduizend schrijven
dan bent u er nog niet: π is π en daarmee uit. Een beetje fantasie
gebruiken, alstublieft, beste lezer. Maar gesteld dat uw voorstellingsvermogen
u deerlijk in de steek laat met 3.14 komt u al een heel eind en met 3.1416
bent u nog beter af (maar daar gáán we weer!) of als het u beter uitkomt, met
22/7 of met 223/71.
Hoe
mensen er toe komen om π als 3,.... te
onthouden en op te zeggen tot tientallen, honderden, ja duizenden cijfers na de
komma, is mij een raadsel. Het wereldrecord staat op naam van Akira Haraguchi,
een gepensioneerde Japanse ingenieur, met (schrik niet) honderdduizend cijfers
na de komma! Bovenaards natuurlijk, maar voor wie met beide voetjes op de grond
wenst te blijven, bestaan er wel kunstgrepen. Eén ervan is het van buiten leren
van gedichtjes: het aantal letters van elk woord staat voor een cijfer (een
woord van tien cijfers staat voor de nul). Zo bestaan er gedichtjes in allerlei
talen. Het meest bekende, maar zeker niet het langste, is dat van ene Maurice
Decerf: het bestaat uit 127 woorden/cijfers en het luidt als volgt:
Que jaime à faire apprendre un nombre utile aux sages!
Immortel Archimède, artiste ingénieur,
Qui de ton jugement peut priser la valeur?
Pour moi, ton problème eut de pareils avantages.
Jadis, mystérieux, un problème bloquait
Tout ladmirable procédé, luvre grandiose
Que Pythagore découvrit aux anciens Grecs.
Ô quadrature! vieux tourment du philosophe!
Insoluble rondeur, trop longtemps vous avez
Défié Pythagore et ses imitateurs.
Comment intégrer lespace plan circulaire?
Former un triangle auquel il équivaudra?
Nouvelle invention: Archimède inscrira
Dedans un hexagone; appréciera son aire,
Fonction du rayon. Pas trop ne sy tiendra:
Dédoublera chaque élément antérieur;
Toujours de lorbe calculée approchera;
Définira limite; enfin, larc, le limiteur
De cet inquiétant cercle, ennemi trop rebelle! Professeur, enseignez son problème
avec zèle!
Ik voel dat u al helemaal mee bent. Kunst, zegt
u! Maar misschien wilt u ook graag weten hoe die oneindig lange pi berekend
wordt. Ziehier Op pagina 110 van Het Wiskundeboek wordt een methode
voorgeschoteld: de oneindige alternerende reeksformule van Leibnitz ter
berekening van π (alternerend omdat de termen afwisselend positief en
negatief zijn). Twee wiskundigen hebben, onafhankelijk van elkaar, de formule
ontdekt, nl. de Duitser Gottfried Wilhelm Leibnitz (in 1673) en de Schot James
Gregory (in 1671), al lijkt het erop dat
ene Nilakantha Somayaji, een Indiase wiskundige, een paar eeuwen vroeger reeds bekend was met deze formule. De
formule luidt: π = 4 (1 - 1/3 + 1/5 - 1/7 + 1/9 - 1/11 + 1/13 - 1/15 .......). Zet u nu
maar aan het werk, geduldige lezer, vraag aan de Here God dat hij u een miljoen
jaartjes langer laat leven dan voorzien en wellicht komt u dan tot een triljoen
of zelfs een quadriljoen cijfers. Maar dan nóg bent u niet ter bestemming want
de reeks is oneindig en de oneindigheid is niet weggelegd voor ons, stervelingen.
Hou het dus gewoon bij de meetkundige voorstelling, waar geen speld tussen te
krijgen is. Teken een cirkel door middel van een passer O, u beschikt niet
over een passer? Geen nood. Allicht hebt u een stukje stevig hard papier bij de
hand, maak er twee gaatjes in (A en Z, op een afstand van elkaar die de straal van uw
cirkel zal blijken te zijn), pin het vast met bv. een tandenstokertje op een onderliggend tekenblad en teken uw cirkel (cf. onderstaande schets). Teken de
diameter van de cirkel: cirkelomtrek gedeeld door diameter is π,
en daar valt geen speld tussen te krijgen.
(*) Een rationaal getal is een getal dat kan geschreven worden als een breuk van twee gehele getallen, bv. 4,107 (te schrijven als 4107/1000), of 17/283
Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.