Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.
FLAUW EN PUBERAAL, MAAR GOED BEDOELD: dit soort verhaaltjes vindt u bij de vleet ('n 200-tal) op www.bloggen.be/kris .......... PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
08-10-2019
In de Lunch Garden.
Er stond een mannetje te redetwisten met
de WC-madam, terwijl ik rustig mijn beurt stond af te wachten. Hij, een klein
oud ventje, wellicht nog ouder dan ik, en in een net pak. Zij, een indrukwekkende
matrone, achter een tafeltje waarop een schoteltje met centen. Ze deed mij
denken aan die Russische conductrice op de nachttrein van Sint-Petersburg naar
Moskou, waarmee ik eens in aanvaring ben gekomen: een kolos van een vrouw. Tot
op de dag van heden heb ik er nóg nachtmerries van en ik heb er een instinctieve
vrees voor grote struise dames aan overgehouden. Ik vond het dapper van het
oude baasje om met zo iemand in het strijdperk te treden, het mocht dan enkel
maar geredetwist wezen...
't Was in de Lunch Garden in Kortrijk.
Het restaurant biedt zijn klanten de mogelijkheid om te voldoen aan een "natuurlijke behoefte", een kleine of een grote. Mits betaling: veertig cent,
zowel voor de kleine als voor de grote behoefte. En die veertig cent, dáárom
draaide de hele discussie. Ik hoorde het mannetje zeggen:
- Moet ik nu alweer veertig cent? Een
half uur geleden héb ik hier al veertig cent betaald voor een kleine boodschap
en nu moet ik weer.
- 't Is veertig cent per keer en niet
per dag, zei de matrone. En daarenboven, wie gelooft dat: twee keer een kleine
boodschap, zo kort na elkaar? 't Zal ditmaal wel voor een gróte boodschap zijn.
- Ik lijd aan de prostaat, zei het
mannetje, en daar begrijpt gij niets van. En daarenboven: in andere restaurants
hoeft niet betaald te worden om naar de WC te gaan. Zelfs niet in de Lunch
Garden in Gent.
- Hier dus wél, replikeerde de matrone
en ze ging dreigend rechtop zitten.
Het leek erop of ze zou het mannetje met
één klap tegen de grond gemept hebben, mocht hij aanstalten gemaakt hebben om
zonder betalen binnen te glippen. Maar ons dapper baasje gaf zich niet
verloren:
- Veertig cent heb ik nu niet meer op
zak, alleen dít heb ik nog, kleiner niet.
Hij hield haar een briefje van vijftig
voor.
- Geen nood, zei ze bitsig. Ik kan het
best wisselen, maar 't zal in muntstukjes zijn.
Ze ritste het briefje van vijftig euro
uit 's mans handen en pakte van onder haar tafeltje een metalen doos met
muntstukjes.
- Wacht eens even, zei hij, nu vind ik
hier toch nog twee stukjes van twintig cent in mijn broekzak.
Hij gaf de muntjes, kreeg zijn vijftig
euro terug en haastte zich naar het plashokje. Mijn beurt.
- 't Is niet te geloven, deed ze haar
beklag - en haar toon was plots veel gemoedelijker - wat ik hier allemaal over
de vloer krijg. Meneertje wou mij doen geloven dat hij tweemaal moet plassen in
een half uur tijd.
- Toch is dat mogelijk, zei ik. Het
heeft te maken met de prostaat, met de leeftijd dus. Ik heb het ook soms voor,
soms na tien minuten al.
- Láát het nu nog zo zijn, daar kunnen
wij toch allemaal geen rekening mee houden. Ons werk is zó al stresserend
genoeg. We mogen ons niet laten doen, anders gaat niemand nog betalen. Hoor
maar wat ik gisteren heb meegemaakt. Een vrouw kwam met haar kleine die een
plasje moest doen. Ze betaalde veertig cent, maar ze bleef zó lang weg dat ik
ervan overtuigd ben dat ze ook "geweest" is, en ik durf wedden dat het voor
een "grote boodschap" was. Toen ik het haar zei durfde ze nog een brutale bek
opzetten ook. Wat een mens toch meemaakt, wat een mens toch meemaakt... En, à
propos, dat het in de Lunch Garden in Gent gratis is, daar geloof ik niets van.
- Toch is het zo, zei ik. Ik ga daar
zelf ook vaak, in de Lunch Garden, in de Krijgslaan aan de Sterre.
Dat was geen leugen van mijnentwege. Ze
leek mij te geloven en ze ging daar niet verder op in. En ze zei nog, op
zachtere toon - want er was weer een klant binnengekomen:
- Ge hebt er geen gedacht van wat voor
truken ze al niet uithalen om niet te moeten betalen! Maar ik heb ook zo mijn
truken. Dat wisselen van die vijftig euro, dat was er één. Ik zou het niet
gekund hebben, daarvoor heb ik geen muntjes genoeg. Ge moet weten: de zaken
gaan slecht, de laatste tijd...
Ik glimlachte begripvol en ik haastte mij
naar mijn plashok. Toen ik weer naar buiten ging, riep ze mij na:
- Helaba, gij hebt óók niet betaald!
- Ik heb enkel een briefje van
vijftig bij, zei ik...
Hij was een jonge knaap nog toen zijn tekenleraar zei dat hij héél veel talent had. Hij zal er wellicht van gedroomd hebben om een wereldberoemd schilder of beeldhouwer te worden, laat staan een Bekende Vlaming. Maar diezelfde leraar vertelde hem later ook dat de geschiedenis leert dat o zo velen met héél veel talent onbekend zijn gebleven. Hij is dan maar chirurg geworden en reeds lang heeft hij zich verzoend met de status van Onbekende Vlaming. Al dient gezegd dat zijn grafisch werk heden ten dage maandelijks door zowat twee miljoen Vlamingen bewonderd wordt. Het verhaal dat nu volgt is het relaas van een uitstapje met mijn Onbekende Vlaming in de Vlaamse Ardennen op de grens tussen West- en Oostvlaanderen. Op 14/9. Het is een verhaal in afleveringen.
Aflevering 2:
Tiegemberg, 't is eigenlijk een overdrijving.
Een "molshoop" zou een eufemisme zijn. De waarheid ligt in 't midden: een
heuveltje van zeven of achthonderd meter en een stijgingspercentage van acht
procent. Té veel, voor mij althans, om er nog met de fiets boven te geraken - ik
ben dan ook negenenzeventig... Halverwege de berg, aan de rechterkant, op de
hoek met een kleine zijweg - genaamd "Hollendries" - staat de herberg " 't Fonteintje".
Niets wijst erop dat het hier nog om een herberg gaat en de naam is op 't
eerste gezicht nergens meer te bespeuren, tenzij voor de zeer aandachtige
toeschouwer: op een klein plaatje hoog boven in een hoek van de
zijgevel staat te lezen " 't Fonteintjeanno 1850". Een belangrijke
kunstschilder uit het begin van de vorige eeuw verbleef hier rond 1910: MODEST HUYS (1874 - 1932). Hij was
geboren in de streek van Waregem en heeft daar ook het grootste deel van zijn
leven gewoond. Een drietal jaar, aan 't begin van zijn carrière, heeft de
kunstenaar in het Meetjesland gewoond, alwaar hij prachtige landschappen heeft
geschilderd. Een niet onbelangrijke bijzonderheid: mijn Onbekende Vlaming heeft zélf een groot deel van zijn leven - zijn jeugd - doorgebracht in het Meetjesland en er zijn eerste
kunstwerken geproduceerd. Maar dát dus helemaal terzijde... Later heeft Modest
Huys ook andere wegen bewandeld in de schilderkunst. Van Stijn Streuvels, met
wie hij goed bevriend was, heeft hij een portret geschilderd dat zich nog
steeds in "Het Lijsternest" bevindt en er door de bezoeker te bewonderen is. In de
jaren dat Huys in 't Fonteintje verbleef, logeerde daar ook een andere
kunstschilder, de geboren-en-getogen Tiegemnaar Staf Stientjes. Er wordt gezegd
dat beide schilders voor hun logies betaalden met het beschilderen van de
cafémuren. Het schijnt dat die muurschilderingen daar nog steeds te bezichtigen
zijn. Wat ik alleszins kan getuigen: ik heb ze daar met eigen ogen gezien,
jáááren geleden.
't Fonteintje
Vlasslijters (schilderij van Modest Huys)
Portret van Stijn Streuvels (door Modest Huys)
Een driehonderdtal meter verder naar de top van de berg toe en eveneens aan de rechterkant van de weg, bevindt zich de villa die kunstschilder STAF STIENTJES (1883 - 1974) in 1927 liet bouwen. Hij gaf zijn riante villa de welluidende naam " 't Vossenhol" en enkele jaren later werd het huis ingericht als drank- en spijshuis, wat het op heden nog steeds is. De Tiegemberg wordt overigens ook vaak "de Vossenholberg" genoemd. Staf vond zijn inspiratie in de mooie Vlaamse landschappen, maar hij schilderde ook portretten en hij durfde ook wel eens de weg van het surrealisme bewandelen. Hij schreef ook gedichten en ook als toneelacteur was hij actief. Eén van de regelmatige bezoekers van het Vossenhol was Stijn Streuvels. Op latere leeftijd liet de schilder in zijn tuin een nieuw woonhuis bouwen. Onder deze woning richtte hij een crypte in waar nog talrijke van zijn werken te bezichtigen zijn.
't Vossenhol
schilderij van Staf Stientjes
We bevinden ons nu op een honderdtal meter van de top, doch we maken eerst nog even rechtsomkeer, we dalen weer zo'n paar honderd meter af en slaan nu aan de andere kant van de berg een dreef in: de Warandedreef. Na honderd meter komen we aan "Villa Albert". Deze werd gebouwd rond 1890 door de Tiegemse mecenas Vital Moreels. Daar woonde van 1919 tot aan zijn dood in 1962 een bekende Vlaamse componist, taal- en letterkundige: ALFONS MOORTGAT (1881 - 1962). Deze prachtige villa (waar de naam "Albert" vandaan komt is mij onbekend) was in die tijd een ontmoetingsplaats van vooraanstaande Vlaamse kunstenaars: Ernest Claes, Modest Huys, Valerius de Saedeleer, Stijn Streuvels, Gustave Van de Woestijne, Hugo Verriest. Moortgat wijdde zich vol overgave aan de verspreiding van de religieuze muziek in Vlaanderen. Zijn muziekstukken, waarvoor hem verschillende onderscheidingen te beurt vielen, waren zeer in trek bij organisten en koren.
villa Albert
Een paar honderd meter verder in de Warandedreef komen we bij "d'Oude Melkerij" waar de beroemde kunstschilder GUSTAVE VAN DE WOESTIJNE (1881 - 1947) gewoond heeft van 1909 tot aan het begin van de eerste wereldoorlog. Hij vluchtte toen naar Wales, samen met zijn goede vriend Valerius de Saedeleer, die toen ook in Tiegem woonde. In zijn "Engelse periode" maakte hij naam in Londen. Gustave was de broer van de grote Vlaamse schrijver Karel Van de Woestijne. Tot 1909 woonde hij in Latem (hij behoorde tot de fameuze Latemse schildersschool) en bij zijn komst naar Tiegem was hij reeds een befaamd kunstenaar. Zijn volledig oeuvre bestaat uit een vierhonderdtal werken, stuk voor stuk meesterwerken, waarvan er een flink aantal dateren uit zijn Tiegemse periode.
d'Oude Melkerij
Boerinnetje (beroemd werk uit Van de Woestijnes Tiegemse periode)
Twee dagen geleden vond ik in mijn
mailbox het bericht dat prof. dr. Paul Vanhoutte op 23 augustus in Parijs
overleden is. De afzender: Marc Van Hoye. Marc en ik behoren samen met Paul
Vanhoutte tot de lichting 1965, zijnde de afgestudeerde doctoren in de genees-,
heel- en verloskunde aan de Gentse universiteit. Paul Vanhoutte: de primus van
dat jaar en grote onderscheiding. Marc en ik: op voldoende wijze. Dat Paul het
ver zou schoppen, daar twijfelde niemand aan. Niet één keer heb ik hem, na het
behalen van het diploma in 1965, nog ontmoet. In medische kringen kwam zijn
naam wel eens ter sprake. Soms met een eerbiedig gefluister: hoe belangrijk hij
wel was! Professor aan de prestigieuze Mayo-kliniek in Amerika, later ook professor
in Hong-Kong en in Parijs, een wetenschapper op het allerhoogste niveau, een
wereldster. De mail van Marc bevatte ook een link naar een "in memoriam" van de
hand van ene Jean-Christophe Sergère, een fransman wiens naam mij onbekend is,
doch ongetwijfeld geen onbekende in wetenschappelijke kringen. De tekst is in 't
Frans en in 't Engels. Ik maak hierbij van de gelegenheid gebruik om dit "in
memoriam" te vertalen in 't Nederlands (een beetje in 't kort en een beetje in 't "vrij"):
Hij was één
van de grootste genieën die ik gekend heb. Hij genoot internationale erkenning
en publiceerde meer dan duizend wetenschappelijke artikelen en is desondanks
een nederig man gebleven. Hij slaagde erin de moeilijkste concepten op een
eenvoudige manier uit te leggen.
In de
Nobelprijs 1998, die werd toegekend aan Furchgott, Ignarro en Murad, had hij
een groot aandeel. Hij ging vooral prat op zijn werk omtrent het belang van de
endoteliale cellen en hun rol in o.a. het cardiovasculair stelsel. Aan talrijke
universiteiten was Paul doctor honoris causa, in talrijke universiteiten in
alle uithoeken van de wereld heeft hij zijn kennis gedeeld en heeft hij een
blijvend spoor nagelaten.
Ook de
pharmaceutische industrie heeft veel aan hem te danken. Hij was raadgever van
grote namen als Pierre Fabre, Jacques Servier en Paul Janssen. Hij was bevoegd
op vele gebieden, in het bijzonder de cardiovasculaire ziekten, maar ook diabetes,
obesitas en cancerologie.
Hij had een
passie voor Azië. Dit bracht hem ertoe de universiteit van Hong-Kong te
vervoegen in 2003. Hij stichtte en leidde er het Biopharmaceutical Development
Center van de medische faculteit en hij had er ook de leiding van het
Department of Pharmacology and Pharmacy.
Maar wat
belangrijker is, hij was één en al menselijkheid en liefde, ofschoon zijn
professionele activiteiten hem daarin vaak gekortwiekt hebben. Hij sprak over
zijn familie met de grootste genegenheid. Over zijn geliefde vrouw Jacqueline
en over zijn kinderen en kleinkinderen, die zo ver van hem verwijderd waren,
maar zó dicht bij zijn hart. Het volstaat om zijn wenskaarten te bekijken die
hij ieder jaar stuurde tussen Kerst en Nieuwjaar...
Uw vriend JC
(JEAN-Christophe Sergère)
Prof. Vanhoutte was één van 's werelds grootste geleerden en meest geciteerde wetenschappers van de laatste 50 jaar.
Kan ik het helpen dat een gedicht van Guido Gezelle mij voor de geest komt? Een gedicht waarvan ik de eerste strofe nog uit het hoofd kan afdreunen:
Hoe zeere vallen ze af,
de zieke zomerblâren,
hoe zinken ze, altemaal,
die eer zo groene waren,
te grondewaart !
Hoevelen zouden er reeds afgevallen zijn van die veelbelovende lichting 1965. De helft? Wellicht méér... Met vierenvijftig waren we (drieënvijftig jonge mannen, één vrouw). Vier waren er met grote onderscheiding, met Paul Vanhoutte op kop. Marc en ikzelf behoorden tot de grootste groep, die het niet verder gebracht hadden dan "voldoening". Of we jaloers waren op de primussen? Neen, maakten we onszelf wijs. Maar dat wás niet zo. Als ik mijn memoires er op na lees heb ik zelfs de indruk dat ik éénenveertig jaar later, toen ik die memoires schreef, nóg jaloers was:
(Paul Vanhoutte behoorde tot... ) het groepje studenten die alle dagen trouw de lessen bijwoonden en de rest van hun tijd besteedden aan eten, slapen en studeren. Dat waren de modelstudenten, die zich gedroegen zoals iedere rechtgeaarde ouder dat van zijn kinderen verlangt. Ikzelf behoorde tot de tegenovergestelde groep: het hele jaar uitgaan, feestvieren, lessen brossen en op 't einde van 't jaar in ijltempo studeren en de leerstof toch nog in 't kopke krijgen op amper twee maanden tijd, waar de anderen een heel jaar over deden. De "ernstige" groep keek ongetwijfeld met enige minachting neer op de "losbandige" groep. Zij vonden ons opportunisten die met onvoldoende kennis door de brede mazen van het examennet wisten te glippen. Met lede ogen zagen ze hoe de meesten van ons telkenjare slaagden in 't examen en regelrecht op het diploma afstevenden. Of verbeeld ik mij dat alleen maar? Zeker is dat de losbandigen zelf - ik noem ze liever " de studentikozen" - smalend spraken over de "blokbeesten", van wie wij beweerden dat zij de smaak van het bier niet kenden. We waren er overigens heilig van overtuigd dat als wíj het hele jaar zouden blokken, wij veel betere resultaten zouden behalen dan zíj...
... en - zo schrijft Marc in zijn mail - toen waren er nog... WIJ.
Voor hoelang nog, Marc?
De lichting 1965: 1) Paul Vanhoutte 2) Marc Van Hoye 3) ikzelf
EPILOGO:
- Hadden wij het ook zo ver kunnen brengen, Marc, als we wat meer ambitie hadden gehad en wat meer studax waren geweest en wat minder student?
Hij was een jonge knaap nog toen zijn tekenleraar zei dat hij héél veel talent
had. Hij zal er wellicht van gedroomd hebben om een wereldberoemd schilder of
beeldhouwer te worden, laat staan een Bekende Vlaming. Maar diezelfde leraar
vertelde hem later ook dat de geschiedenis leert dat o zo velen met héél veel
talent onbekend zijn gebleven. Hij is dan maar chirurg geworden en reeds lang
heeft hij zich verzoend met de status van Onbekende Vlaming. Al dient gezegd
dat zijn grafisch werk heden ten dage maandelijks door zowat twee miljoen
Vlamingen bewonderd wordt. Het verhaal dat nu volgt is het relaas van een
uitstapje met mijn Onbekende Vlaming in de Vlaamse Ardennen op de grens tussen
West- en Oostvlaanderen. Op 14/9. Het is een verhaal in afleveringen.
Aflevering 1:
Denk de Schelde weg evenals de grens
tussen West- en Oostvlaanderen, en de in het Anzegems heuvelland gelegen
Tiegemberg behoort, net zo goed als de Kwaremontberg, tot de Vlaamse Ardennen.
Tiegem en Kwaremont, waar twee rode draden elkaar kruisen: de koers en de
kunst! Kleine dorpjes, allebei begiftigd met een berg, prachtige landschappen
en vergezichten en kunstenaars bij de vleet. Al die kunstenaars leven evenwel nog
slechts in de herinnering van de oudsten onder ons, van hen wier leven zich
hoofdzakelijk in de twintigste eeuw heeft afgespeeld. En dan is er de koers. In het voorjaar bestrijden stoere mannen elkaar op wat vroeger het stalen ros
heette, maar nu van een vederlichte kunststof is gemaakt: heuvel op, heuvel af,
en op bonkige kasseistroken, al meer dan honderd jaar. De ene koers al wat
mooier dan de andere, maar alle verzinken ze in het niet bij die ene grote
waarrond alles draait: de Ronde van Vlaanderen. De Ronde werd voor het eerst
gereden in 1913. Er dienden toen nog geen bergen overwonnen te worden. En dat
gold ook voor de tweede editie, in 1914. De eerste wereldoorlog kwam roet in
het eten gooien en zo geschiedde dat een derde editie er pas kwam in 1919, doch
ditmaal mét bergen. De allereerste beklimming was de Tiegemberg, de tweede de
Kwaremont. Honderd jaar geleden... Tot en met 1927 leverden onze heldhaftige
Flandriens telkenjare een strijd-op-leven-en-dood op de flanken van enkel die
twee Vlaamse heuvels, waar kunstenaars woonden bij de vleet: schilders,
beoefenaars van allerlei grafische kunsten, beeldhouwers, musici, dichters.
Eerst de Tiegemberg, daarna de Kwaremont. Later zijn er meerdere bergen
ingelast; op heden zijn het er weinig minder dan twintig. Alle Tiegemse en
Kwaremontse kunstenaars hebben het tijdelijke met het eeuwige verwisseld en
niemand die hun plaats heeft ingenomen, op een zeldzame uitzondering na... En die
dwangarbeiders van de weg op hun stalen ros, waren zij dan géén kunstenaars? Paul
Deman? Marcel Buysse? Rik Vansteenbergen? Briek Schotte? Ja, vooral den Briek... Ik denk het wel.
Onze tocht laten we beginnen ter hoogte
van het kruispunt te Kaster. Op één van de vier hoeken bevindt zich het
cultureel centrum van het dorp. Vroeger was het een school. Ik heb daar drie
jaar onderwijs genoten. In de klas hingen verscheidene foto's van Stijn
Streuvels.
Stijn Streuvels
Onze juf dweepte met de grote Vlaamse schrijver en ze deed haar best om ons waardering bij te brengen voor zijn werk, al waren wij daar allicht nog wat te jong voor. Later heb ik een foto van haar gezien in het Lijsternest, de woning van de schrijver die na zijn dood een museum is geworden. En er werd mij verteld dat zij één van de jonge meisjes was, met wie Streuvels vaak ging wandelen in de streek en bij wie hij als weinig anderen geleerd heeft de jongemeisjesziel te doorgronden. Juf Maria zou ook model gestaan hebben voor Lieveke Glabeke uit Levensbloesem.
We zijn op amper anderhalve kilometer van Tiegem. Het gaat hier in licht stijgende lijn. Hier werd in de nazomer van het jaar 1944 - precies driekwart eeuw geleden - een vreselijk gevecht geleverd tussen de Duitsers en de geallieerden. 's Anderendaags ging ik met vader het slagveld bezoeken - ik was vier jaar en enkele maanden oud. Langs beide kanten van de weg lagen dode paarden en tanks met verkoolde lijken daarbovenop. Twee gesneuvelde soldaten heb ik in het aangezicht gekeken. Bij de een was een doek om het voorhoofd gebonden en er kwam een bloedvlek doorheen. De ander lag met de ogen wijd open en hij grijnsde zijn tanden bloot. Vreemd toch dat het mij toen niet met afschuw vervulde.
Ons eerste doel is de Tiegemberg. Als we ter hoogte van de kerk de afslag naar rechts nemen - de Kapellestraat - zijn we er zo. Maar we rijden rechtdoor en na luttele kilometers komen we in het dorp van Streuvels, Ingooigem, dat hier gekend is onder de naam IJvegem. We maken nog een klein ommetje langs de ast, die model gestaan heeft voor één van Streuvels' meesterwerken: Het leven en de dood in den ast.
Hoevetje in het dorp Otegem, op enkele honderden meter van de woning van Streuvels. Het linker gedeelte van het hoofdgebouw is de ast die model gestaan heeft voor het boek "Het leven en de dood in den ast". Het huis is gedurende een aantal jaren bewoond geweest door dokter Jozef Dewitte, die er een huisartsenpraktijk had.
Het boek verscheen in 1926. In de ast (een gebouw dat ingericht is voor het drogen van cichoreiwortels) verrichten Blomme, Hutsebolle en Fliepo, zware slavenarbeid. Zij praten en dromen over al hun onvervulde wensen. Knorre, een landloper, komt in de ast terecht en overlijdt er in zijn slaap. Hij heeft tenminste zijn gang kunnen gaan, en van zijn vrijheid genoten, zo mijmeren de drie mannen...
We houden even halt bij de kerk van IJvegem. Tegen de gevel van de kerk bevindt zich een monument ter nagedachtenis van de grote schrijver die hier tot aan zijn dood in 1969 - hij was achtennegentig jaar oud - geleefd heeft. Naast het Streuvelsmonument is er ook nog het monument van de priester-dichter Hugo Verriest die hier pastoor was.
Het Lijsternest van Streuvels bevindt zich op een paar boogscheuten hiervandaan. Al zijn meesterwerken zijn hier ontstaan, achter het brede raam dat uitzicht bood (en nog biedt) op het schilderachtige boerenlandschap dat hem in al zijn werken geïnspireerd heeft, en ... Tiegem.
Het embleem in de voorgevel
Met de "Onbekende Vlaming" en zijn vrouw, bij het Lijsternest.
Het boek "Tieghem, het Vlaamsche lustoord" dateert van 1908.
De eerste editie (1908) bestond uit twee delen.
We beperken ons bezoek aan het Lijsternest tot een paar foto's van de buitenkant en tot de tuin. Het voornemen bestaat om in de toekomst 's schrijvers woning een grondig bezoek te brengen, samen met Marc en diens echtgenote. Méér dan de moeite waard. Maar daartoe ontbreekt nu de tijd: de Tiegemberg wenkt.
Terug naar de kerk van Tiegem en daar de Kapellestraat inrijden. Eerst gaat het nog een beetje in dalende lijn, maar aan de reuze(n?)grote padde(n?)stoel aan de rechterkant van de weg begint het: de beklimming van de Tiegemberg, de allereerste berg die ooit beklommen werd in de Ronde van Vlaanderen!...
Enkele dagen geleden hebt ge mij geconfronteerd met
een verontrustend artikel in de media, over onderbroekgewoontes in Amerika.
De helft van de Amerikanen wisselt niet elke dag van onderbroek
20/08/2019
Onze mama heeft ons geleerd om elke dag een schone
onderbroek aan te trekken, maar blijkbaar volgt niet iedereen die regel.
Onderbroekenfabrikant Tommy John heeft 2.000 Amerikaanse mannen en vrouwen
ondervraagd over hun onderbroekgewoontes. Hieruit blijkt dat maar liefst 45%
zijn of haar slip minstens twee dagen na elkaar draagt. https://nl.metrotime.be/2019/08/20/must-read/de-helft-van-de-amerikanen-wisselt-niet-elke-dag-van-onderbroek/
Ik heb beloofd dat ik de zaak zou onderzoeken. En, mijn woord getrouw, hier ben ik er al mee...
Laten we het eerst even hebben over de geschiedenis van de onderbroek. In de 16e eeuw vinden we een eerste spoor terug van dit soort ondergoed, maar het is pas vanaf de 17e eeuw dat de onderbroek gedragen werd in bepaalde landen van Europa (vnl. Italië en Frankrijk) en dát slechts in kringen van edeldames. Men moest wachten tot de 19e eeuw vooraleer de onderbroek begon door te breken tot alle sociale klassen. De onderbroek voor mannen had een gulp, die voor de vrouwen (de snelzeiker) had een open kruis. Deze laatste werd pas rond het begin van de 20e eeuw vervangen door de toebroek. En pas rond 1930 deed de slip, een onderbroek zonder pijpen, zijn intrede. Heel voorzichtig en zeker nog niet op de boerenbuiten. Wat ik er mij van herinner... Mijn moeder droeg een toebroek en mijn vader droeg in de winter een lange katoenen onderbroek tegen de koude. In de zomer droeg hij er geen. Ikzelf heb voor t eerst een onderbroek gedragen toen ik naar de kostschool moest: het moést van de school. Wie niet iedere week naar huis ging diende over één of meerdere reserveonderbroeken te beschikken! Een netjes gestreken hemd hoorde er ook bij. Nette manieren, dat heb ik wel geleerd in die kostschool: handen wassen na ieder toiletbezoek en aan tafel eten met mes en vork.
Toen ik vele jaren later, in 1971 - ik was toen éénendertig en in mijn laatste jaar opleiding tot keel-neus-oorarts - deelnam aan een vervolmakingscursus in de functionele en reconstructieve neuschirurgie in Leiden, heb ik vreemd opgekeken. De cursus duurde twee volle weken, tijd genoeg om de gebruiken en gewoontes van alle instructors te leren kennen. Een twintigtal geleerde professoren waren het, uit Amerika, het land waarvan ik mij voorstelde dat hygiëne hoog in hun stars-and-stripes-vaandel geschreven stond. Niet één keer heb ik er één zijn handen zien wassen na een toiletbezoek! Allen liepen rond in een gekreukeld hemd. Niet één die at met mes en vork. Hoe het met hun onderbroeken gesteld was weet is niet en dat zult u allicht begrijpen. Overigens, 't is achtenveertig jaar geleden en ondertussen kan er best een en ander gewijzigd zijn wat betreft de onderbroekenmode.
Maar nu ter zake. Wat blijkt uit mijn onderzoek? Dat de gemiddelde Amerikaan zijn/haar onderbroek meerdere dagen draagt zonder wasbeurt. Een week is geen uitzondering. Is dat in tegenstrijd met de conclusie waartoe onderbroekenfabrikant Tommy John komt, dat 55% hun onderbroek geen twee dagen na elkaar draagt? Geenszins! Amerikanen wisselen gaarne van onderbroek: de maandag een blauwe (zie foto), op dinsdag een rode, de woensdag weer die blauwe en de donderdag weer die rode, tot een wasbeurt zich opdringt. Witte onderbroeken zijn, volgens mijn doorgaans goed ingelichte bron, eerder zeldzaam in Amerika. En die zouden vaker gewassen worden: de reden laat zich raden.
Laat
honderd mensen de krant lezen en vraag hun vijf artikeltjes te noemen die hun
aandacht hebben getrokken. Wedden dat er geen twee zijn met dezelfde vijf. Neem mij nu en wat ik onthouden heb uit de krant van 't weekend...
Er is iets met de coach van de
Engelse voetbalploeg Tottenham. Wat er daar precies aan de knikker is, zal mij
worst wezen. 't Is de naam van de coach die indruk op mij heeft gemaakt: Pocchettino!
Italiaans en o zo lieflijk. In 't Nederlands vertaald: een héél klein beetje.
Afgeleid van pocco (beetje), met als afdalende trappen van vergelijking:
pocchetto (klein beetje), pocchettino (héél klein beetje) en
pocchettinello (héél héél klein beetje). Een beetje doet mij overigens
denken aan Jeroen Meus. Een beetje boter, een beetje zout is voor onze TV-kok
vaak een hele beet, tenminste als hij er niet "niet te véél" laat op volgen. "Een beetje, niet te véél" dus...
De overlijdensberichten hebben mij
ook nú weer geboeid. Een half dozijn zijn het er. En allemaal boven de tachtig.
En méér nog - u zult mij wellicht niet geloven - de gemiddelde leeftijd is 90
jaar en drie maanden! Dat geeft moed, dat schept perspectieven, voor iemand als
ik, die de tachtig nadert.
Elf pagina's voetbalnieuws! Ofschoon
er de dag ervoor maar één wedstrijd werd gespeeld: Genk-Anderlecht. Anderlecht
heeft de wedstrijd verloren en hun speler-trainer Vincent Company heeft een
spierverrekking opgelopen. Vandaar... Een bladvullende foto van Company met een
ijszak op zijn dij vult quasi de hele voorpagina van de krant en een vrijwel
identieke - en dus ook bladvullende - foto prijkt dan nog eens op de eerste pagina van de sportkatern. En
pagina's commentaar, over de nederlaag van Anderlecht en de spierverrekking van
Company.
Dan verkies ik de foto van Taylor
Swift. Een zangeres, als ik mij niet vergis. In 't Nederlands zou zij Cleermaker heten. Een leuke naam voor een meisje, vind ik. Maar nog niet helemaal doorgedrongen in het Nederlands taalgebied, naar ik vermoed.
En er staat ook nieuws in over de ontmoeting tussen de
G7. Ik heb het artikel niet gelezen. Maar de foto van Boris op bezoek bij Macron
is mij bijgebleven: Boris met zijn voet op de tafel! Van tafelmanieren
gesproken! De grootste drie van die G7 zijn onbetwistbaar Trump, Boris en Macron,
de presidenten van respectievelijk de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en
Frankrijk. Het lijkt erop dat ze vriendschapsbanden voor het leven aan 't
smeden zijn. Dít hebben ze alvast gemeen: ze verschillen alle drie exact
vierentwintig jaar met hun vrouwelijke levenspartner.
Het
stond in de sterren geschreven dat u, trouwe lezer, na de ontdekking van Het
Wiskundeboek (zie www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=3170773 d.d. 1/8/2019) nog meer wiskunde op uw bord
zou krijgen. Dat ik er al na precies twee weken mee voor de dag kom is in
hoofdzaak te wijten aan een studie door een wiskundige van de Amerikaanse Yale
universiteit en een psycholoog aan de Britse universiteit van Bath. Het is
namelijk mijn buurman Firmin die er mijn aandacht op getrokken heeft. U dient
te weten dat Firmin en ik school gelopen
hebben in het Koninklijk Atheneum van Oostende en dat wiskunde ons geliefkoosd
vak was. Wat toont de studie aan? Dat doorsnee
Amerikanen wiskundige bewijzen kunnen beoordelen op schoonheid, net zoals ze
dat kunnen met kunstwerken of muziekstukken. (En wat geldt voor Amerikanen zal
allicht ook wel gelden voor niet-Amerikanen, zeker?)
Haakt
u nu af, beste lezer, of wenst u toch een poging te doen om wiskunde te
beoordelen op schoonheid? Welaan dan. Ik neem u mee naar pagina 110 van Het
Wiskundeboek, waar de auteur het heeft over De ontdekking van een reeksformule
voor π. Voor de volkomen wisonkundigen onder u al hebben die
wellicht reeds afgehaakt geef ik gaarne een definitie van π (pi): de verhouding van de omtrek van
een cirkel tot de diameter van die cirkel. En om de ethymologen onder u
tegemoet te komen Die π is de beginletter van het Griekse
woord περιφέρεια(periphereia),
hetgeen omtrek betekent, of van περίμετρον(perimetron) wat eveneens
omtrek betekent, maar taalkundigen zullen mij hopelijk niet tegenspreken het eerste is te verkiezen omdat met
periphereia eerder de omtrek van een "rond" voorwerp bedoeld wordt.
Hoe groot is die π nu precies? Hoor ik
u al vragen. Maar dat zéi ik toch al: de verhouding van de omtrek van een
cirkel tot de diameter van die cirkel. Preciezer kan ik het écht niet zeggen.
Exact het aantal keer dat de diameter van een cirkel gaat in de omtrek van die
cirkel. Een voorbeeld? U hebt een cirkel met als diameter 1 meter, de omtrek
zal exact (!) π meter zijn. Maar u
wil geen Griekse letter, u wil een rationaal getal (*)? Ik wil het wel proberen, maar ik moet u dan toch enigszins
teleurstellen: het zal maar bij benadering zijn Het is een beetje meer dan
drie, met 3.14 zijn we er al wat dichter bij, met 3.1415 zijn we er weeral wat
dichter bij en 3.141592 is nog veel exacter, maar 3.14159265 en 3.1415926535
zijn toch weer reuzenstappen in de goede richting. De richting van wat? Van π dus. En komt er dan nog wel einde aan
die reeks cijfers? Tot mijn spijt: neen! Al zoudt u er honderdduizend schrijven
dan bent u er nog niet: π is π en daarmee uit. Een beetje fantasie
gebruiken, alstublieft, beste lezer. Maar gesteld dat uw voorstellingsvermogen
u deerlijk in de steek laat met 3.14 komt u al een heel eind en met 3.1416
bent u nog beter af (maar daar gáán we weer!) of als het u beter uitkomt, met
22/7 of met 223/71.
Hoe
mensen er toe komen om π als 3,.... te
onthouden en op te zeggen tot tientallen, honderden, ja duizenden cijfers na de
komma, is mij een raadsel. Het wereldrecord staat op naam van Akira Haraguchi,
een gepensioneerde Japanse ingenieur, met (schrik niet) honderdduizend cijfers
na de komma! Bovenaards natuurlijk, maar voor wie met beide voetjes op de grond
wenst te blijven, bestaan er wel kunstgrepen. Eén ervan is het van buiten leren
van gedichtjes: het aantal letters van elk woord staat voor een cijfer (een
woord van tien cijfers staat voor de nul). Zo bestaan er gedichtjes in allerlei
talen. Het meest bekende, maar zeker niet het langste, is dat van ene Maurice
Decerf: het bestaat uit 127 woorden/cijfers en het luidt als volgt:
Que jaime à faire apprendre un nombre utile aux sages!
Immortel Archimède, artiste ingénieur,
Qui de ton jugement peut priser la valeur?
Pour moi, ton problème eut de pareils avantages.
Jadis, mystérieux, un problème bloquait
Tout ladmirable procédé, luvre grandiose
Que Pythagore découvrit aux anciens Grecs.
Ô quadrature! vieux tourment du philosophe!
Insoluble rondeur, trop longtemps vous avez
Défié Pythagore et ses imitateurs.
Comment intégrer lespace plan circulaire?
Former un triangle auquel il équivaudra?
Nouvelle invention: Archimède inscrira
Dedans un hexagone; appréciera son aire,
Fonction du rayon. Pas trop ne sy tiendra:
Dédoublera chaque élément antérieur;
Toujours de lorbe calculée approchera;
Définira limite; enfin, larc, le limiteur
De cet inquiétant cercle, ennemi trop rebelle! Professeur, enseignez son problème
avec zèle!
Ik voel dat u al helemaal mee bent. Kunst, zegt
u! Maar misschien wilt u ook graag weten hoe die oneindig lange pi berekend
wordt. Ziehier Op pagina 110 van Het Wiskundeboek wordt een methode
voorgeschoteld: de oneindige alternerende reeksformule van Leibnitz ter
berekening van π (alternerend omdat de termen afwisselend positief en
negatief zijn). Twee wiskundigen hebben, onafhankelijk van elkaar, de formule
ontdekt, nl. de Duitser Gottfried Wilhelm Leibnitz (in 1673) en de Schot James
Gregory (in 1671), al lijkt het erop dat
ene Nilakantha Somayaji, een Indiase wiskundige, een paar eeuwen vroeger reeds bekend was met deze formule. De
formule luidt: π = 4 (1 - 1/3 + 1/5 - 1/7 + 1/9 - 1/11 + 1/13 - 1/15 .......). Zet u nu
maar aan het werk, geduldige lezer, vraag aan de Here God dat hij u een miljoen
jaartjes langer laat leven dan voorzien en wellicht komt u dan tot een triljoen
of zelfs een quadriljoen cijfers. Maar dan nóg bent u niet ter bestemming want
de reeks is oneindig en de oneindigheid is niet weggelegd voor ons, stervelingen.
Hou het dus gewoon bij de meetkundige voorstelling, waar geen speld tussen te
krijgen is. Teken een cirkel door middel van een passer O, u beschikt niet
over een passer? Geen nood. Allicht hebt u een stukje stevig hard papier bij de
hand, maak er twee gaatjes in (A en Z, op een afstand van elkaar die de straal van uw
cirkel zal blijken te zijn), pin het vast met bv. een tandenstokertje op een onderliggend tekenblad en teken uw cirkel (cf. onderstaande schets). Teken de
diameter van de cirkel: cirkelomtrek gedeeld door diameter is π,
en daar valt geen speld tussen te krijgen.
(*) Een rationaal getal is een getal dat kan geschreven worden als een breuk van twee gehele getallen, bv. 4,107 (te schrijven als 4107/1000), of 17/283
1971. We
woonden al meer dan drie jaar in Nederland, in Capelle aan de IJssel, een
voorstad van Rotterdam: ikzelf, mijn vrouw en de twee kinderen. We woonden in
een comfortabel appartement op de eerste verdieping van een splinternieuw
flatgebouw van dertien verdiepingen, aan de Louis Couperusplaats, nummer 9. In
Capelle aan de IJssel stonden toen drie van die pas opgetrokken flatgebouwen. Eén van die drie was dus het onze en toen wij er eind 1967 onze intrek namen telde de gemeente
zevenduizend inwoners. Toen we vier jaar later terugkeerden naar Vlaanderen
waren het er al dertienduizend en heden ten dage zullen het er weinig minder
zijn dan honderdduizend. En het aantal flatgebouwen? Tientallen
De kinderen,
vier en vijf jaar oud, gingen naar de Montessori-kleuterschool die gelegen was
op een boogscheut van het appartement. Naast ons woonde een jongetje, waarmee
zij goede vriendjes waren. Peter en Fanny (zo heetten onze telgen) noemden het
vriendje Cremco en dat was, zo dachten wij toen, ook zijn echte naam. Pas na
ons vertrek uit Nederland hebben wij ons gerealiseerd dat het jongetje wellicht
Remco zal geheten hebben. Een naam die toen in Vlaanderen onbekend was en het
voor velen, in de eerste plaats diegenen die niet erg belezen zijn en niet
vertrouwd zijn met de auteur Remco Campert, ook is gebleven tot voor enkele
maanden, zegge tot de opkomst van Remco Evenepoel, een negentienjarige knaap
uit Dilbeek die goed op weg leek (*) om
Eddy Merckx naar de kroon te steken als de grootste sportman ooit in België.
Onze telgen
waren in die tijd verzot op de ijscrème van Albert Heyn en dat heeft wellicht
aanleiding gegeven tot de verbastering van de naam van Remco, alias Cremco. Op
een dag werden de ouders van Cremco uitgenodigd bij de directeur van de school.
Cremco gebruikte namelijk schunnige woorden, die gretig overgenomen werden door
de andere kinderen. De goede naam van de school kwam in het gedrang. Wat voor
opvoeding kreeg Cremco mee van thuis?! Die vieze woorden waren: pissen en
kakken. Véél erger nog dan zeiken en schijten! In Nederland hebben
beschaafde mensen het over plassen en poepen, termen die in Vlaanderen toen
ten enenmale onbekend waren. Maar
Vlamingen zijn volgzame mensen, bereid om te leren van hun Noorderburen en vijftig jaar later wordt er nu ook
bij ons lustig op los geplast . Met poepen hebben we het evenwel
nog wat moeilijk Cremcos ouders zeiden dat het allemaal kwam door die Vlaamse
vriendjes en dat zij nooit verwacht hadden dat Remco die vieze woorden zou
overnemen, maar u weet hoe het gaat één rotte appel tast de hele mand aan.
(*) Wat mij
dwars zit met onze Vlaamse Cremco: hij verhuist naar Monaco. Ik heb mijn
ongenoegen daarover uitgedrukt in een lezersbrief aan Het Nieuwsblad. Een
brief die de drukpers van de krant niet heeft gehaald. Weeral ongenoegen. En dat ongenoegen zal ik uiten door mijn abonnement op te zeggen en met hangende
pootjes terug te keren naar mijn oude liefde Het Laatste Nieuws. En mijn
lezersbrief, beste lezer, hij weze nu voor u gereserveerd:
Nu hádden we in ons land weer eens een topsporter, een wielrenner van
wie velen het erover eens zijn dat hij Merckx zal evenaren en misschien zelfs
nog beter doen, en we zijn hem alweer kwijt! Remco Evenepoel, 19 jaar, uit Dilbeek,
zal ons verlaten: hij verhuist naar het buitenland, naar Monaco. Hij wordt dus
Monegask. Ik weet het wel, die verhuis naar het buitenland heeft zo zijn redenen.
Er is in de allereerste plaats het feit dat de trainingsomstandigheden in
Monaco ideaal zijn. En verder is er de aangename leefsfeer die heerst in het ministaatje,
de vriendschappen die er kunnen opgebouwd worden, het zonnig klimaat. Minder
belangrijke, doch mijns inziens niet te verwaarlozen factor, waarover Remco en
zijn omgeving echter nooit gewag maken, is het fiscale aspect van de zaak: in
Monaco worden geen inkomstenbelastingen betaald. Inkomsten die onze staatskas
aan haar neus ziet voorbijgaan. Waarom stelt de staat die topsporters niet vrij
van belastingen? Vanuit Monaco dragen ze nu toch ook niets bij en de kans zou
groter worden dat ze hier blijven en dat we ze verder tot onze landgenoten
mogen rekenen, en dat we fier mogen zijn op hen. Alhoewel misschien verhuizen
ze alsnog naar Monaco, vanwege de trainingsmogelijkheden, de leuke sfeer, de te
smeden vriendschapsbanden, het klimaat
En Cremco
zelf, hij is niet eens superfanatiek bezig met zijn sport. Hij schuwt de
frietjes niet en wellicht ook niet de grietjes. Het Nieuwsblad lijkt te
suggereren dat hij Oumaïma ingeruild heeft voor Elena Lucchinelli
Het moet een
jaar of twee-en-half geleden zijn dat ik een paar duizend boeken naar het
containerpark gebracht heb. Het was enkele dagen vöör de definitieve verhuis
naar de heimat. In Elsegem was er geen plaats voor ál die boeken. De
kringloopwinkel wenste geen moeite te doen om ze te komen halen. Ik diende ze
zelf te brengen en dan zouden zij hun keuze maken van welke boeken zij wilden
houden en welke boeken ik alsnog naar het containerpark diende te doen. Ik vond
dat een onredelijk aanbod, ik raakte erdoor, mede door andere verhuisperikelen,
een beetje gestresseerd, en ik werd zelfs, iets wat ik zelden word: kwaad. Een
beetje. Als zij zich de moeite niet konden getroosten, dan maar ineens álles
naar t containerpark. Dat containerpark was overigens een eind minder ver
rijden dan de kringloopwinkel. Ik kan evenwel niet ontkennen, beste lezer, dat
ik nu spijt heb van die onbezonnen daad. Er waren prachtige ingebonden boeken
bij, sieraden, die in geen enkele boekenkast, het weze een koninklijke, zouden
misstaan hebben. Had ik niet zo onbesuisd gereageerd, dan zouden ze nu wellicht
nog bestaan hebben. Ergens. En niet door het vuur verteerd Enkele boeken zijn
evenwel aan de opruimwoede ontsnapt:
Het Wiskundeboek is er één van. Heb ik u al verteld dat ik altijd al wiskundeleraar heb willen worden. Als kind al was ik verzot op rekenen en meetkunde. In t zesde leerjaar maakte ik kennis met de stelling van Pythagoras. Ik was in de wolken: meetkunde, algebra, het was pure kunst. In de middelbare school in Oostende kreeg Pythagoras de bijnaam Pietje van t Hazegras. Dat heeft mij enkele jaren geleden geïnspireerd tot een sprookjesachtig verhaal over dat Pietje (www.bloggen.be/kris/archief.php?ID=170228). Het verhaal is met een klassiek Grieks sausje overtrokken). Of Pietje ooit écht bestaan heeft, daarvan ben ik tot op de dag van heden in t ongewisse gebleven. Maar t Hazegras, dát weet ik wel: het was de rosse buurt van de stad Oostende. Het bewijs van de stelling dat Pietje geeft in mijn verhaal is niet het enige, zo heb ik in later jaren geleerd. In werkelijkheid is er géén stelling wellicht die op meer manieren kan bewezen worden dan die van Pythagoras. Het Wiskundeboek gewaagt van - schrik niet - zomaar eventjes 367 bewijzen, dat is méér dan er dagen zijn in een jaar, zelfs in een schrikkeljaar.
Pyhagoras was voor mij, in mijn prille schooljaren, de grootste geleerde die ik mij kon voorstellen Einstein was toen nog niet helemaal doorgebroken. Iemand die zon stelling had uitgevonden! En die daarenboven een groot natuurkundige en filosoof bleek te zijn! Veel later heb ik zijn spoor gevolgd tot in Samos, het eiland waar de geleerde man geleefd heeft en waar ik kennis gemaakt heb met de beker van Pythagoras, een natuurkundig en filosofisch wonder dat bijna even groot is als de stelling. Ik heb gepoogd het geheim van de beker naar best vermogen uit de doeken te doen op 26.4.2013: www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=2451576 en scrollen tot De driehoek, deel 6 (einde).
Maar laten wij terugkeren tot het boek dat vorige week is opgedoken en dat ik als een verloren zoon aan t hart heb gedrukt. Denk maar niet dat het een gemakkelijk boek is. Jaren geleden, toen mijn grijze hersenstof nog fris was had ik er wellicht méér van begrepen. En toch Als er iets in staat dat mijn petje niet te boven gaat en dat daarenboven gelinkt is aan mijn jeugdvriend, Pietje van t Hazegras, maakt dat mij des te gelukkiger. Dat geluk valt mij ten deel op pagina 106 met de cosinusregel die in de 15e eeuw, zijnde zon tweeduizend jaar ná Pythagoras, beschreven werd door ene Ghiyat al-Din Jamshid Masud Al-Kashi. In het Frans is deze regel bekend als le théorème dAl-Kashi. Deze cosinusregel leert ons hoe in een willekeurige driehoek de overstaande zijde van een hoek kan berekend worden, als de grootte van die hoek en van de twee aanliggende zijden bekend is. De regel is c²= a² + b² - 2ab.cos (*), waarbij a, b en c de lengtes van de zijden van de driehoek zijn en de hoek tussen de zijden a en b. De zijde tegenover de hoek is dus gelijk aan de vierkantswortel uit a² + b² - 2ab.cos . Een beetje pientere knaap heeft algauw in de gaten dat hieruit volgt dat in t geval de hoek gelijk is aan 90 graden: c²= a² + b² (cos 90° is immers gelijk aan nul).
(*)
Voor al wie cosinus (cos) als Latijn in de oren klinkt
Teken een hoek (aOb). Teken vanuit een punt (A) op a, een loodlijn op b. Deze loodlijn snijdt b in het punt B. De cosinus van de hoek is gelijk aan OB gedeeld door OA. De aandachtige leerling heeft direct in de gaten dat de cosinus van een rechte hoek gelijk is aan nul en dat die van een stompe hoek een negatieve waarde aanneemt.
Correctie: cos = OB/OA. Had u 't gezien?
Heb ik dat naar behoren uitgelegd, lieve lezer? Ken mij dan een goed punt toe, want dat doet o zo goed.
Oef, wat
een verademing! Sedert het begin van de Tour is het niet langer koning Voetbal
die de sportpaginas domineert, maar koning Velo.
Niet dat
de voetballiefhebber nu op zijn honger blijft zitten. Het Nieuwsblad wijdt,
ondanks het feit dat er op deze tijd van het jaar niet gevoetbald wordt, op
heden nog steeds vijf paginas aan wat wel eens de belangrijkste bijzaak van de
wereld genoemd wordt. De Belgische ploegen zijn zich namelijk aan t versterken
met nieuwe spelers. Wij, Belgen, moeten weer de besten zijn, zoals ten tijde
van Julius Caesar: Belgae fortissimi sunt. Twee paginas zijn gewijd aan de
nieuwkomers Okereke, Vlap, Bongonda, Hrosovsky, Hjulsager, Castro-Montes, Osuwu
en de man met de voor Nederlands-onkundigen moeilijk uit te spreken naam
Vanheusden. En dan is er nog één die er boven uitsteekt en voor zich alleen
twee paginas krijgt: Samir Nasri. Toch nog altijd beter dan de anderhalve
pagina die de tennissport krijgt toegemeten, nu het grote toernooi van Wimbledon
volop aan de gang is. En, niet getreurd beste voetballiefhebbers, over enkele
weken zijn tachtig procent van de sportpaginas weer voorbehouden voor jullie.
Negen maanden lang.
Maar
laten we ondertussen volop genieten van de Tour en van de tekening van Buth
(alias Leo Debudt) met de wederwaardigheden van Thomas Pips tijdens de rit van
de dag, en het muisje dat in de tekening verborgen zit. Leo Debudt, één van onze
allergrootste cartoonisten en striptekenaars werd geboren in 1919, exact
honderd jaar geleden. Buth is in 2010 ter ziele gegaan.
Ik heb zijn begrafenisplechtigheid bijgewoond in de Sint-Jacobskerk te Gent en
ik heb een "in memoriam" geschreven voor die onvolprezen kunstenaar voor wie ik
een grote bewondering heb (cf. mijn Tweede Blogboek, 2014, pag.
250-251). Over onze kennismaking en de paar keren dat ik hem later nog ontmoet
heb kunt u lezen op www.bloggen.be/kris/archief.php?ID=259. De dagelijkse tekeningen in Het Nieuwsblad dateren uit de
periode 1947-1982 toen Buth telkenjare tijdens de Tour iedere dag een tekening
maakte voor de krant. De tekening in de krant van heden moet er één zijn uit
1953, 1955, 1960, 1966 of 1974, de jaren dat er een ritaankomst was in Dieppe.
Of Thomas Pips die dag Dieppe bereikt heeft? We hebben er het raden naar. Hij
lijkt alvast in hogere sferen te verkeren.
In Buths Tourtekeningen zit telkens minstens één muisje verborgen. Kunt u op deze tekening de muis vinden binnen de vijf minuten, laat het mij dan weten (in welk vakje?). Doe het via mail (kvansteenbrugge@gmail.com. Dan krijgt u een eervolle vermelding op deze blog.
De mooiste maand van 't jaar? Mei! zullen velen onder u antwoorden. Omdat het de maand is van de bloemetjes, de ontluikende natuur en de Moeder-Maagd Maria. Anderen zullen december verkiezen, vanwege de feesten: Sinterklaas, het Kerstekind, Oudejaarsavond en omdat weeral een jaar-vol-ellende voorbij is. Ik stem voor juli: de grote vakantie, de Ronde van Frankrijk, de Gentse Feesten, de warme zomerse dagen... En dit jaar staat juli in het teken van Orpheus, althans voor wie de scheurkalender "De Druivelaar" in huis heeft - maar wie heeft die niet? Verbijt uw ongeduld, beste lezer, en wacht tot dinsdagavond 16 juli: scheur het kalenderblaadje van de dag af en lees over Orpheus en Eurydike, één van de meest aangrijpende verhalen uit de Griekse mythologie. Zoals naar goede maandelijkse gewoonte is het verhaal mooi geïllustreerd door Marc Van Hoye. Omdat een "Druivelaar-verhaal" om voor de hand liggende redenen dient kort gehouden te worden, bied ik u de uitgebreide versie aan op mijn blog www.bloggen.be/dzeus, vanaf 17 juli. Op 31 juli zorgt Marc Van Hoye dan voor de kers op de taart op dezelfde blog.
En wat dat alles met Michiel Leenknegt te maken heeft? Luister maar...
Michiel werd geboren in 1912, in het Westvlaamse Rumbeke. Telg uit een zeer kroostrijk arbeidersgezin. Kunst zat hem blijkbaar in het bloed en hij slaagde erin lessen te volgen in verscheidene academiën in binnen- en buitenland. Hij werd docent in kunstgeschiedenis en esthetica en van 1952 tot 1977 was hij directeur van de Stedelijke Academie in Oudenaarde. Zijn grote faam verwierf hij als zelfstandig "glazenier" (hij was actief van 1947 tot 1984). Zijn atelier had hij gevestigd in de oude pastorie van Kwaremont, toentertijd een écht kunstenaarsdorp. Hij maakte er gebrandschilderde, vaak monumentale, glasramen voor kerken, kloosters en scholen: veelal godsdienstige taferelen waarin hij uiting gaf aan zijn diep religieus gevoel. Ook de Griekse mythologie boeide hem. Vooral het verhaal van Orpheus en Eurydike lag hem nauw aan het hart.Verscheidene van zijn werken zijn op die mythe geïnspireerd. Hij wás Orpheus en zijn kunstwerken waren een lofzang voor zijn vrouw Elvire die hij in de beginjaren van hun huwelijk aan een zware ziekte dreigde te verliezen. Maar in tegenstelling tot Orpheus heeft Michiel zich gedragen naar de wil van de goden - hij heeft niet omgekeken - en Elvire genas. Zij heeft haar man met verscheidene jaren overleefd. Michiel overleed in 1985, amper 73 jaar oud. Met recht en reden mag hij de grootste Vlaamse glas-in-lood-kunstenaar van de 20e eeuw genoemd worden.
Maar misschien had ik dit verhaal wel nooit geschreven als het lot niet had bepaald dat Michiel de vader is van mijn schoonzus Ireen die net als haar zuster Hilde, haar broer Jan en diens dochter Liesbeth de goede "kunstgenen" van haar vader heeft geërfd.
Gisteren, de dag
na mijn verjaardag en een paar weken na de verkiezingen, zat ik in De Vijzel.
Guido was er ook. De twee Jeffen waren er niet. Marc en Theodoor Koraalsteenslijper
evenmin. Guido zag er bijzonder goed gemutst uit en dat verwonderde mij
enigermate.
Had de partij
waarvoor hij gestemd had immers niet een klinkende nederlaag geleden, of was
die nederlaag reeds helemaal verteerd?
- Ik heb
helemaal niet voor CD&V gestemd, zei Guido. Waarom dacht je dat?
- Je zou toch stemmen
voor Isabelle Degezelle?
- Bijlange niet!
Ik maakte maar een grapje. Ik heb gestemd voor Vlaams Belang.
- Voor extreem
rechts dus
- Watsegjemenou?
Extreem rechts? Links, zal je bedoelen!
- Men noemt
Vlaams Belang toch rechts? Toegegeven, ik ken niets van politiek, maar nu
moet jij mij toch eens uitleggen wat links is, en wat rechts.
En voor t eerst
in mijn leven ik ben gisteren negenenzeventig geworden en onder het drinken
van nóg een Straffe Hendrik werd mij uitgelegd: de begrippen links en
rechts in de politiek. Door Guido V., himself
- Rechts is
voor de rijken, voor het kapitaal, voor het profitariaat, en dat staat haaks op
het programma van de Partij van de Arbeid en die van het Vlaams Belang.
Rechts zijn de conservatieven, links is voor verandering. Het Vlaams Belang
wil een drastische staatshervorming: confederalisme, wat moet leiden tot
volledige onafhankelijkheid van Vlaanderen. Als dát geen verandering is!
- Het Vlaams
Belang wil het land kapot, als ik het goed begrijp?
- Het Vlaams
Belang wil niets kapotmaken. Wel integendeel. Al tweehonderd jaar is alles hier
kapot. In 1830 hebben ze de brokstukken ineengeflanst tot de staat België,
een kapotte staat met vijf of zes regeringen. Stel je eens voor: Vlaanderen
bij Nederland, Wallonië bij Frankrijk. Wat zou er dan kapot zijn?
- Maar jullie
zijn racisten?
- Vertel mij
eerst wat jij verstaat onder racist.
- Iemand die
niet houdt van een ander ras, zeker.
- Precies. Als
Vlaams Belanger hou ik van mijn buurman Kongolo, die nochtans een rasechte Congolees
is. En ik ga minstens één keer per week eten bij Witi Teng, de Chinees, ook een
rasechte. En met de echtgenoot van mijn zus, een pikzwarte Ghanees leef ik in
de beste verstandhouding. Alleen op Kanikoforov, de illegaal die al twee jaar
in mijn straat woont, heb ik het niet zo begrepen. Kanikoforov is nochtans van
hetzelfde blanke ras als jij en ik Ben ik nu racist?
Ik had daar maar
weinig tegen in te brengen. Toch was ik er op belust om in dit debat nog te
scoren, om mijn eer te redden, laat staan, een hoekschop af te dwingen. U moet
weten, beste lezer, dat Guido ongehuwd is en bij mijn weten nooit een relatie
met een vrouw heeft gehad. En dan wordt een man nogal gauw versleten voor homo
Ik zei dus:
- En jullie zijn
homohaters?
Voor t eerst
leek Guido een beetje uit zijn lood gebracht.
- Wie zegt dat?
Daar heb ik absoluut geen weet van. Hoe zou zoiets te verantwoorden zijn?
Politiek die meent te moeten oordelen inzake de intieme gevoelens en de
geaardheid van mensen! Als het nu nog de CD&V was: die worden wellicht nog
steeds in zekere mate gestuurd door hierboven. Maar het Vlaams Belang? Daar
geloof ik niets van. En áls het zo was: in de toekomst stemde ik PvdA.
Ik was tevreden
met het antwoord. We hebben daarna nóg een Straffe Hendrik gedronken. Na van
gespreksonderwerp veranderd te zijn. Over het feit dat in onze kranten de
sportpaginas nog steeds voor driekwart gevuld zijn met voetbal, ofschoon het
voetbalseizoen al een paar weken voorbij is. Als het Vlaams Belang daar eens
iets zou kunnen aan doen
Voetbalclub Anderlecht zit in zak en as.
Of liever: zát in zak en as. En de reden? Ze zijn pas als zesde geëindigd in de
hoogste klasse van de nationale voetbalcompetitie. En omdat ze een betere
uitslag verwacht hadden voor hun club zijn de supporters triestig, kwaad, woedend,
in staat om ongelukken te doen. Kwaad op de spelers, op de trainer, op de voorzitter,
op de eigenaars, op de sponsors. In hun plaats nochtans zou ik mij verheugen in
die zesde plaats. Er zijn honderden voetbalploegen in het land en amper vijf
hebben een beter resultaat geboekt! Hoe immers moeten de supporters van F.C.
Klietbunte dan niet reageren op de uitslag van hun ploeg: alle wedstrijden verloren,
laatste in het klassement en dat in vierde provinciale, zijnde de allerlaagste
categorie. In t hele seizoen hebben de Klietbuntenaren amper vier doelpunten
gemaakt, waarvan dan nog twee tegen hun eigen ploeg En is er daar enige wrevel
bij de supporters? Bijlange niet, nooit een zweem van ontevredenheid. En zo
hoort het toch: sport hoort een bron van vreugde te zijn en nooit van ongenoegen.
Maar ik liet al verstaan dat het
ongenoegen wat aan t milderen is. Dat heeft te maken met het feit dat Vincent
Kompany, die in zijn prille jeugdjaren bij Anderlecht gespeeld heeft, maar
later in Engeland is gaan voetballen, naar de heimat terugkeert. Heimwee!
Vincent zou nochtans gemakkelijk aan de slag gekund hebben bij een ploeg in het
Oostblok, of in China, of Afrika, of het Middenoosten. Ze zouden daar
gemakkelijk honderd miljoen euro over hebben voor de prins van het Belgisch
voetbal, en dat is een mooie som geld, ongeveer wat een gepensioneerd koppel
ontvangt in vijfduizend jaar. Als men dan bedenkt dat het pensioen van dat
koppel ruimschoots volstaat om van te leven ik spreek als ervaringsdeskundige
dan kan men zich er een idee van vormen hoe goed onze voetbalprins zou kunnen
leven in die vreemde landen. Maar hij kiest dus duidelijk niet voor het grote
geld. Liever komt hij terug naar het mooie Brussels Hoofdstedelijk Gewest,
waarvoor zijn hart klopt, naar Anderlecht. Voor een habbekrats. Tot groot
genoegen van de supporters. Een flinke pleister op de wonde. De kranten staan
er vol van: de terugkeer van de verloren prins is hét nieuws van het jaar en
dan bedoel ik niet alleen het sportnieuws.
Iemand die dat alles met lede ogen en
met zéér gemengde gevoelens bekijkt is koning Albert. Lap, denkt hij, we zijn
wéér een prins rijker en ze zullen ongetwijfeld weer aan mijn DNA gaan peuteren
Ook de stad Oudenaarde heeft reden om zich te verheugen. Daar komt een nieuw standbeeld. Op de Scheldekop. Het is een kunstwerk van Kris Martin. Je moet al erg onbeslagen zijn op gebied van kunst, om niet bij een eerste oogopslag te zien dat het een zittende mens voorstelt die beschouwend kijkt. Mijn eerste reactie was in ieder geval: dit is een zittende mens, die beschouwend kijkt. En wat blijkt, na lezing van het artikel in de krant van heden? Het standbeeld draagt de naam Day 9 en hoe zou de ondertitel luiden, denkt ge? Precies! Een zittende mens die beschouwend kijkt!
Kris Martin, naast zijn kunstwerk
En dan krijg ik in mijn mailbox nog een bericht te verwerken van mijn buurman Firmin, all-round mediawatcher. In het VTM-nieuws werd medegedeeld dat deze nacht de Brandenburger Tor in Berlijn verlicht werd door een blauwe maan. Aangezien men onder blauwe maan de tweede volle maan in eenzelfde kalendermaand verstaat en het nu pas de twintigste van de maand is, is zoiets toch onmogelijk, beweert Firmin terecht. Ik heb het probleem voorgelegd aan mijn wetenschappelijke staf en wat ik al vermoedde hun unanieme verklaring luidt: die waarnemers in Berlijn moeten een kolossaal stuk in hun kraag gehad hebben toen ze dit bericht de wereld instuurden.
We zitten met zijn vijven aan
een tafel in café De Vijzel: Marc, Guido, de twee Jeffen en ik. De aanstaande
verkiezingen komen ter sprake. Of iedereen al weet voor wie hij zal kiezen op
26 mei? De twee Jeffen en Marc hebben nog niet beslist. Zij wachten nog af.
- Mijn stem gaat naar Isabelle
Degezelle, zegt Guido.
- Voor welke partij is dat?
Guido weet het niet. Wel weet
hij dat haar foto al twee weken prijkt op een grote affiche op de hoek van de Smeierstraat
en de Broeklindeweg. Hij komt er dagelijks langs.
- De partij doet in feite niet
ter zake, zegt Guido. Wat telt is dat Isabelle een vrouw is die mag gezien
worden. Wat we tegenwoordig aan politiek vrouwelijk schoon voorgeschoteld
krijgen op TV Amai! Isabelle mag gezien
worden en haar naam klinkt goed. Al de rest is van ondergeschikt belang. Eén
pot nat, die politiek!
En daar sta je dan, tussen
vier vrienden die óf geen snars verstand hebben van politiek óf geen kleur
willen bekennen. Zélf heb ik mijn mening al lang gevormd.
Als Vlaamse separatist voel ik
mij verplicht te stemmen voor het Vlaams Belang, maar vanwege het cordon
sanitaire zal het een stem worden voor de softies van de N-VA. Als
milieubewuste kiezer kan ik daarenboven niet anders dan een stem uitbrengen op Groen.
Dat wordt er dan één voor mijn buurman, Jeremie Van Eeckhout. En hoe vaak heb
ik niet gepredikt voor gelijkheid (égalité!) voor iedereen? Voor de Chileense
mijnwerker die recht heeft op evenveel welstand als de CEO van s werelds
grootste bedrijf. Omdat de PVDA de kiesdrempel wellicht niet haalt, zie ik mij
genoodzaakt nogmaals op softies te stemmen: de SP.a. En dan is er
de Open
VLD, de partij voor de vrijheid (liberté!). Omdat vrijheid s
mensen hoogste goed is kan ik moeilijk anders dan ook een stem uit te brengen
op de liberalen. Tenslotte is er de CD&V, de katholieken. Nu
ik eindelijk de ampersand gevonden heb op mijn toetsenbord, valt het mij makkelijker
om erover te schrijven. In mijn kinderjaren was het niet-stemmen voor de
katholieke partij een doodzonde en wellicht is dat op heden afgezwakt tot een
dagelijkse zonde al heeft nooit een geestelijke leider dat met zoveel woorden
gezegd maar een mens kan beter zeker spelen en daarom neem ik de tsjeeven er
dus ook maar bij.
Let wel, beste lezer, wat
hierboven staat geldt enkel voor de Vlaamse en voor de federale verkiezing.
Stemmen voor vijf verschillende partijen, zeggen mijn onbesliste vrienden, dat
is ongeldig. En die stem van Guido dan, die niet eens weet voor welke partij
hij stemt? Die wél. En dat beaamt ook Theodoor Koraalsteenslijper, een uit
Zeeuws-Vlaanderen overgewaaide duivenmelker, die aan ons tafeltje is komen
zitten.
Voor het Europees parlement
heb ik een andere strategie: het worden drie N-VA-ers. Eerst is er Lianna
MKRTCHYAN, vanwege haar mooie achternaam, een naam die niet uit te spreken is,
maar die makkelijk kan geniesd worden. En ook vanwege haar jeugd: amper
vierentwintig! En dan is er Zeger DEBYSER, omdat hij de zoon is van Willy Debyser
zaliger, die één van mijn beste vrienden was. Maar ook omdat Zeger één van de
briljantste geesten is die ik ooit gekend heb. Als student in de medicijnen
haalde hij telkens de grootste onderscheiding en op dit ogenblik is hij één van
onze grootste Vlaamse vorsers. Als zo iemand zich met politiek gaat bemoeien,
dan moet politiek toch wel héél belangrijk zijn. En dan is er nog de poezelige
Luba MINARIKOVA, een lachebekje, een snoesje, om in te bijten
En de slogan luidt:
Met Luba Minarikova,
en met de zegen van Zeger, naar een onafhankelijk Vlaanderen in een verenigd groen Europa. Mkrtchyan!
Hallo,
beste lezer. Vandaag wil ik u verblijden met de geschiedenis van Fier
Margrietje van Leuven. Bent u al járen trouwe lezer van mijn zwanzerij op deze
blog, dan herinnert u zich misschien vaag dat ik al eens verteld heb over
Margrietje t was op 25 oktober 2012. Ik had het verhaal toen opgepikt in de
universiteitsstad zelve, uit de mond van een toevallige voorbijganger. Het
verhaal dat ik u op heden voorschotel wijkt daar een beetje van af, het is meer
gedetailleerd en wellicht ook betrouwbaarder. Het verhaal is van Jozef Simons,
één van de belangrijkste, veelzijdigste en meest erudiete Vlaamse schrijvers
uit het interbellum. Het is waarachtig niet zo maar dat ik deze geschiedenis
oprakel. De aanleiding ertoe is meer dan boeiend en kan nog zeer interessante
gevolgen hebben voor onze verdere relatie. Meer daarover in een volgend
cursiefje. Geniet ondertussen alvast maar van dit boeiend verhaal
(1)
Achthonderd jaar geleden Margrietje was veertien jaar. Ze woonde met haar ouders in een armoedig huizeke aan de oevers van de Dijle, in Leuven. t Was de 12e maart van t jaar 1221, op de feestdag van de heilige Gregorius, dat de hemelsluizen zich openden boven Leuven. Nooit geziene massas hagel en regen overvielen de stad, de Dijle trad buiten haar oevers, er was hoge watersnood, tweeduizend woningen stonden onder water. Zo ook het huisje waar Margrietje woonde met haar ouders. Ze slaagden erin te vluchten naar een hoger gelegen gedeelte van de stad en alzo aan de verdrinkingsdood te ontsnappen. Ze kregen tijdelijk onderdak bij een oom en tante van Margrietje, die in een hogergelegen deel van de stad de deftige herberg Sint Joris uitbaatten. Enkele weken later keerden Margrietjes ouders terug naar hun woning die nu weer bewoonbaar was. Het viel oom en tante echter moeilijk om te scheiden van het lieve, levenslustige Margrietje, dat zij als hun oogappel hadden lief gekregen. En ze konden het meisje best gebruiken als dienster in de herberg. En Margrietje bleef. Ze was gedienstig en vriendelijk voor de klanten. Tegelijk was ze een toonbeeld van eerbaarheid. Ze had immers haar hart aan God geschonken en ze had belofte van eeuwige zuiverheid afgelegd. Wanneer de eene of de andere haar wat te ongepast durfde naderen, of haar wat al te vrijpostig in de oogen keek, richtte zij het hoofd op, met zulk een fierheid in gansch haar houding, dat de vermetele beschaamd afdroop. En om die reden stond ze al gauw in de hele stad bekend als de fiere Margriet. In de herberg was ze geliefd en tegelijkertijd werd ze gerespecteerd tot er op een kwade dag Margrietje was toen achttien jaar en een jaar of vier in dienst iets vreselijks gebeurde. Zeven booswichten dringen op een nacht de herberg binnen, vermoorden oom en tante en stelen al het geld en de kostbaarheden die ze in het huis kunnen vinden. Ze binden Margrietje vast en slepen haar mee naar hun rovershol aan de Dijle, alwaar de buit wordt verdeeld. En Margrietje? Ze staat onderwijl ademloos in een hoek te sidderen, vreezend niet den dood, maar een gevaar erger dan duizend dooden. Doch zij bidt tot God met betrouwen. En zie, de ellendelingen, na te hebben beraadslaagd, besluiten haar te vermoorden. Nu is Margrietje gerust, haar kleur keert weer, haar oogen schitteren van geluk, de martelkroon tegen.
Vooraleer verder te gaan met dit verhaal, moet het mij van het hart Wie heeft Margrietje zo geïndoctrineerd dat zij het gevaar dat zij vreest zij vreest verkracht te worden, voor wie dat nog niet mocht begrepen hebben erger acht dan duizend doden. En als er een God bestaat die zich zoiets laat welgevallen lijkt Hij mij, op zijn zachtst gezegd, rijp voor een psychiatrische behandeling De martelkroon: waar hebben wij dat de laatste tijd nóg gehoord?
Margrietje smeekt om gedood te worden, doch één van de rovers, bewogen door haar jeugd en haar schoonheid stelt haar voor met hem te trouwen en te beloven nooit iemand van hen te verraden, maar Fiere Margriet antwoordt onverschrokken: Nooit! Ellendige moordenaars! Mijn bruidegom is Jezus. Hem blijf ik tot den dood getrouw. Hiermee is haar doodvonnis getekend. Eén van de booswichten ploft een mes in het hart van de jonge martelares. Ze slepen haar lijk naar buiten, werpen het in de Dijle en vluchten daarna in alle richtingen, elk met zijn buit. Het is de nacht van 2 op 3 september van t jaar 1225 .
(2)
De volgende nacht begint in Leuven plots de stormklok te luiden: vier stadswachters hebben op het water van de Dijle het lijk van een meisje zien drijven. Het lichaam drijft tegen de stroom op, naar de stad toe, en een schitterend licht gaat ervan uit. Weldra begint ook de triomfklok van de hoofdkerk te luiden en dat brengt heel de stad op de been. Men herkent Fiere Margriet. Haar lichaam wordt door de priesters opgenomen en in triomf naar de Sint-Pieterskerk gedragen alwaar het ter verering neergelegd wordt in een kostbaar schrijn.
In 1982 kreeg Fiere Margriet een standbeeld in de Tiense straat, op de hoek met de Muntstraat, een liggend naakt in brons. Erg eerbiedig werd er door de studenten van de Alma Mater niet omgesprongen met de reine maagd: vaak werd de kuise Margriet besmeurd met mayonnaise en andere viezigheden, bij voorkeur op haar meest gevoelige delen. Er werd dan ook besloten haar daar weg te halen. In 2013 kreeg zij haar definitieve plaats aan de Dijleboorden. Waar ze in feite thuishoort
(1) en (2): de illustraties zijn van de Leuvense grafisch kunstenaar Leo Meurrens (1905-1966), uit het nummer 81 van de "Vlaamsche Filmkens".
Over Nandje
Poignié heb ik het nog niet gehad. Dat komt omdat ik hem maar zelden ontmoet en
zoals eenieder weet: uit het oog, uit het hart. Er zijn jaren geweest dat we
elkaar alle dagen zagen, maar dat is héél lang geleden, toen we samen naar
dezelfde school gingen in Oostende, het Koninklijk Atheneum. Hij heette voluit
Ferdinand, maar iedereen noemde hem Nand. Ik was de enige die hem Nandje noemde
en dat had niets met zijn gestalte te maken Nandje was beslist niet van de
kleinste maar met het feit dat ik hem sympathiek vond. Al sluit ik niet uit
dat zijn moeder en zijn tweelingzusters, die twintig jaar ouder waren dan hij,
hem ooit zó zullen genoemd hebben toen hij nog baby of peuter was. Nandje en ik
waren uitstekende leerlingen en vooral in wiskunde staken wij met kop en
schouders boven onze medeleerlingen uit. Het bewijs van de stelling van
Pythagoras leek voor ons stof voor de kleuterschool en het rekenen met
logarithmen, differentialen en integralen kende voor ons geen geheimen. De
lessen goniometrie en infinitesimaalanalyse, we snakten ernaar. We waren
nerds en dat zijn we, tot op zekere hoogte, gebleven. Met dien verstande dat
Nandje ook nog práktisch verstand heeft. Zo heeft hij niet de minste moeite met
het vervangen van een autobatterij, om maar één van zijn praktische vaardigheden
te noemen. Ik herinner mij dat Nandje in die jaren op regelmatige tijdstippen
last had van rode vlekken in de nek en op de benen. Het jeukte heel erg en hij
is er zelfs eens een dag voor thuisgebleven van school. En daar blijkt Nandje
nu, zestig jaar later, nog steeds niet van genezen.
Toen ik hem gisteren we
hadden elkaar in drie jaar niet gezien puur toevallig ontmoette, had hij pas
een bezoek gebracht aan de huidarts.
- k Heb er de laatste dagen
weer veel last van, dokter, had Nandje gezegd. k Heb nochtans mijn uiterste
best gedaan om de zon te vermijden.
- De zon speelt in uw geval
geen enkele rol.
- Maar u hebt mij een jaar of
vijf geleden toch aangeraden mijn huid te beschermen tegen de zonnestralen,
dokter.
- Zeer juist.
Maar de wetenschap verandert. Een halve eeuw geleden dacht men in de medische
wereld dat een gebrek aan zon de oorzaak was van een aandoening zoals de uwe.
Maar een kwarteeuw later geraakte men ervan overtuigd dat het precies de
zonnestralen waren die de ziekte veroorzaakten. Evenwel, de medische wetenschap
maakt steeds vorderingen en nu weet men wel zeker dat de oorzaak van uw ziekte
onbekend is. Ik zal u pilletjes voorschrijven, eentje per dag gedurende drie
weken. Kom daarna eens terug, en als er geen verbetering is, schrijf ik u dan
nog wel andere pilletjes voor.
Tot daar dus het
relaas van Nandjes doktersbezoek en hij voegde er nog aan toe dat hij niet
begreep waarom de dokter hem niet direct die andere pilletjes had
voorgeschreven. Nandje is een droogkomiek en het is moeilijk uit te maken of
hij iets grappig bedoelt of naar waarheid spreekt. Hoe anders dan de gewone
sterveling die een mop vertelt! Observeer de gewone moppenverteller aandachtig,
lieve lezer, en u zult zien dat het in negen van de tien gevallen de verteller
zelf is die het hardst lacht op t eind. Om dan nog niet eens te spreken over
mijn zwager Karel die zelf al in een deuk ligt vooraleer hij toe is aan de
pointe van zijn mop
Uit dit
verhaal moge blijken dat de geneeskunde een dynamische wetenschap is. Veel
minder statisch dan bijvoorbeeld de wiskunde. Nog een voorbeeld. Een halve eeuw
geleden was tegen maagzweren nog geen kruid gewassen. De enige doeltreffende
behandeling was vaak het chirurgisch verwijderen van de maag, de gastrectomie.
Toen was een maagzweer geen infectieziekte en antibiotica waren dan ook
allerminst aangewezen. De geneeskundestudent die daar op t examen een andere
mening op nahield was gebuisd. Ik heb er één gekend Jan Hoormachtig die
door zon domme fout een doktersdiploma aan zijn neus heeft zien voorbijgaan.
Jan heeft het roer moeten omgooien: hij is in zaken gegaan, is rijk geworden
en is enkele jaren geleden reeds ter ziele gegaan. Edoch, enkele jaren na dat
fatale examen, door Jan Hoormachtig afgelegd, hebben vorsers de Helicobacter
pylori ontdekt, een bacterie waarvan kon worden aangetoond dat zij verantwoordelijk
is voor de maagzweer. De behandeling: antibiotica! Was die ontdekking er jaren
vroeger gekomen, dan hadden vele duizenden maagoperaties kunnen vermeden worden
en was Jan wellicht een weliswaar niet rijke maar briljante huisarts geworden
U zag, lieve
lezer, twee voorbeelden van hoe de geneeskundige wetenschap voortdurend in
verandering is. Maar wat mij op heden overvalt doet mijn haren figuurlijk
ten berge rijzen, doet mijn bloed weer figuurlijk in mijn aderen stollen.
Wat lees ik namelijk in Folia Pharmacotherapeutica, het gezaghebbend
tijdschrift waarop in ons land alle artsen en apothekers geabonneerd zijn? Dat
drie grote studies bevestigen dat er geen plaats meer is voor acetylsalicylzuur
in de primaire cardiovasculaire preventie (zegge het voorkómen van
trombose van de kroonslagaders van het hart). En de drie studies worden met
name genoemd: de ARRIVE-studie, de ASCEND-studie en de ASPREE-studie. Dat betekent
dat het Asaflow-pilletje, het pilletje dat 80 milligram aspirine (*) ofte acetylsalicylzuur
bevat, hetwelk mij door tien hartspecialisten werd voorgeschreven en dat ik
hondstrouw en nauwgezet al vijfentwintig jaar lang inneem bij het avondmaal
tot niets heeft gediend! En wel integendeel, zo durft de studie bevestigen. En
wat met die duizenden wetenschappelijk verantwoorde studies die de laatste
zestig jaar zijn verricht en die alle het nut van dat pilletje hebben bewezen
in het voorkomen van verstopping van de kroonslagaders? Val nu dood met uw
beste kleren aan! zou mijn schoonvader zaliger gezegd hebben. Zal ik nu mijn pilletjes
weggooien? En zou dat geen zonde zijn: ik heb er nog twee doosjes staan, van
168 pilletjes elk. Weet u wát? Ik neem ze gewoon verder.
(*) En zeggen dat ik nóg zo fel de lof gezongen heb van het aspirientje, in
één van mijn vorige cursiefjes (www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=3129978)
In de krant van heden (Het
Nieuwsblad) trekken niet minder dan vier artikelen mijn bijzondere aandacht.
Het eerste is een portret van
onze pas overleden gewezen aartsbisschop, kardinaal Danneels. Rik Torfs noemt
Godfried Danneels een godsgeschenk en een bruggenbouwer tussen Rome en de
provincie. Hij was een gewaardeerd en wijs man, die de kerk in het midden
trachtte te houden, die de kool en de geit trachtte te sparen. Maar juist die
goede eigenschap werd hem op t einde van zijn leven kwalijk genomen en wel in
de zaak van de pedofiele bisschop Vangheluwe. Toen hem in een TV-programma
gevraagd werd hoe hijzelf zou reageren mocht zijn kind sexueel misbruikt zijn,
antwoordde hij: De enige taal om erover te spreken is de stilte. Val nu
omver! In 2010 kwam Danneels in nauwe schoentjes toen bleek dat hij al
jaren op de hoogte was van kindermisbruik in de Kerk, maar de strafbare feiten
toedekte. Doofpotoperatie? Geen sprake van, zegt mijn raadsman, Godfried was
niet op de hoogte van het kindermisbruik, Godfried wist nergens van, Godfried
kwam immers van Kanegem! Hoezo, Godfried kwam van Kanegem? Lees maar wat
wikipedia ons daarover leert:
"Ik kom van Kanegem en ik weet van niets." Men gebruikt deze zin om te zeggen dat iemand
van niets weet. De volkswijsheid komt van Jan Vleminck, een konijnenhandelaar
uitTielt, die in
1402 in Kanegem een hevige storm moest trotseren. Hij was zo vermoeid dat hij
zelfs spoken in het bos zag. Uiteindelijk viel hij in slaap. Diezelfde nacht
werd er in Kanegem een pastoor vermoord. s Morgens werd Vleminck met een
bebloed mes in zijn zak gevonden. Hij werd daarop beschuldigd van moord op de
pastoor. Maar hij antwoordde op de beschuldigingen dat hij van niets wist,
omdat hij van Kanegem kwam. Hij bedoelde daarmee dat Kanegem de laatste
gemeente was die hij gepasseerd was. Uiteindelijk werd Jan Vleminck ter dood
veroordeeld maar bleef zijn onschuld uitroepen. Net voor zijn executie zei hij
nogmaals dat hij van Kanegem was.
Kardinaal Godfried Danneels was
inderdaad geboren en getogen in het klein West-Vlaams dorp Kanegem, nu een
deelgemeente van Tielt. En als ik u vertel, beste lezer, dat de persoon die
verkozen werd tot grootste West-Vlaming van de 20e eeuw een geboren
en getogen Kanegemnaar is Wie denkt u? Danneels? Bijlange niet. Godfried is
gestrand op de tweede plaats, heeft de duimen moeten leggen voor Briek Schotte,
ijzeren Briek, de laatste der flandriens, die zijn standbeeld heeft op het
dorpsplein van Kanegem.
Het tweede artikel gaat over de
onverkwikkelijke zaak van de neurochirurg die haar veertienjarige dochter om
het leven heeft gebracht. En ook een beetje over advokaat Jef Vermassen, die de
daderes zal verdedigen. Hij heeft aangekondigd dat hij zo min mogelijk zal vertellen
over de feiten zelf omdat daar op enkele details na geen enkele discussie over
bestaat, maar dat hij zal peilen naar hoe het zover is kunnen komen. Een
andere strategie dus dan bij de parachutemoord van enkele jaren geleden - toen
was Jef de verdediger van het slachtoffer. Tijdens zijn pleidooi beschreef hij toen
tot in de griezeligste details hoe de (vermoedelijke!) daderes de touwen van de
parachute, en meteen ook de levensdraad van het slachtoffer had doorgeknipt.
Iemand die er met de neus bovenop had gestaan zou het niet nauwkeuriger kunnen
beschrijven hebben. De toehoorders, ook de juryleden, huiverden. De
(vermoedelijke) daderes werd dan ook zwaar gestraft. Tijdens het proces van de
neurochirurg zal meester Vermassen, zoals gezegd, de hier toegepaste techniek
niet uit de doeken doen. Het zou immers geen zoden aan de dijk brengen. We gaan
voor de vrijspraak!
Het derde artikel is ronduit
verontrustend. De titel ervan luidt: Géén genade voor de bedrijfswagen. De
Groenen willen de bedrijfswagens, met tankkaart, afschaffen. En dat nét nu er
mij één beloofd was. Ik had al uitstapjes gepland voor de komende zomer: Luxemburg,
Amsterdam, of misschien de streek van de Moezel. Niet verder, want het was allerminst
mijn bedoeling misbruik te maken. Helaas
Hartverwarmend is het vierde
artikel. Op de speelplaats van de Gemengde Basisschool in Peizegem heeft een
elfjarige jongen een schoolvriendje van de verstikkingsdood gered met het
Heimlich maneuver. Het vriendje had een wortel ingeslikt en die was in het
verkeerde keelgat geschoten. Waar de jongen het maneuver geleerd had? Vorige
week tijdens de recentste aflevering van de TV-serie Baywatch! Ik ben zelf ook
een enthousiaste kijker van die serie geweest, maar dat was toen Pamela
Anderson erin meespeelde. Ik schaam mij diep.
Gisteren werd
in Antwerpen, in de inkomhal van een flatgebouw, een pasgeboren jongetje
gevonden, in een papieren zak met een dekentje errond. Het kind was te
vondeling gelegd. Het te vondeling leggen van pasgeborenen is van alle tijden.
Reken maar!
Eén van de roemrijkste maar ook meest
dramatische helden uit de Griekse mythologie, Oidipous (van het
Oidipouscomplex!), was een vondeling, of toch zo goed als. Ziehier hoe de
vork in de steel zit. Koning Laios van Thebe wilde kinderloos blijven omdat het
orakel voorspeld had dat indien zijn vrouw een zoon zou baren, deze zijn vader
zou vermoorden. Toen zijn echtgenote Iokaste dan toch zwanger werd en het leven
schonk aan een zoon wilde Laios zich van het kind ontdoen. Hij gaf één van zijn
herders de opdracht het kind te knevelen en het in een bos te leggen, ten prooi
aan de wilde dieren. Maar de herder kon dit niet over zijn hart krijgen, hij
trok het bos in met het kind en overhandigde het daar aan een andere herder die
in dienst was van de koning van Korinthe. Deze laatste was kinderloos en zo
kwam het dat Oidipous opgroeide aan het koninklijk hof van Korinthe. Over zijn
roemrijk en dramatisch leven kunt u verder lezen in mijn boek De Griekse
mythologie in 136 verhalen dat rond het eind van de maand klaar zal zijn en
dat in feite de vierde en licht herwerkte uitgave is van het boek Uit het
schuim van de zee dat het licht zag in 2011.
In het boek kunt u ook het verhaal vinden van een tweeling die te vondeling werd gelegd. Hun namen? Amphion en Zethos. Hun moeder was een Thebaanse prinses. Hun vader? Niemand minder dan de oppergod Zeus...
Ontroerend is
het verhaal van een andere vondeling, Ion (naar wie de Ionische zee is genoemd).
En met een happy end. Hier volgt de onverkorte versie uit het boek:
Eén van de dochters van de Atheense koning Erechtheus was Kreousa. Ze
werd zwanger gemaakt door Apollo. Dit geschiedde in een grot, aan de
noordelijke flank van de Akropolisrots, niet ver van haar vaders paleis. In deze
gezegende toestand werd ze door Apollo aan haar lot overgelaten. Ze hield haar
zwangerschap voor iedereen verborgen en toen haar tijd gekomen was baarde zij
een zoon. Ze legde het kind in een mandje, in geborduurde luiers, samen met een
kostbare halsketting en een krans van olijven. Met pijn in het hart liet ze het
kind achter in genoemde grot: ze wilde te allen prijze vermijden dat haar misstap
de koning ter ore zou komen. Ze hoopte dat Apollo wel zorg zou dragen voor zijn
zoon. Hetgeen ook geschiedde: Apollo zond zijn halfbroer, de god Hermes, naar
de grot om het kind te halen en het naar zijn tempel in Delphi te brengen.
Hermes zette het kind in het mandje neer op de drempel vóór de tempel, waar de
tempelpriesteres het vond, het als een moeder verzorgde en inwijdde in de
tempelgeheimen. Alzo groeide het op tot een rijzige knaap, die Apollos
tempeldienaar werd in Delphi.
Kreousa was ondertussen gehuwd met Xouthos, een uit Thessalië verbannen
koning. Hun huwelijk bleef echter kinderloos. Om de oorzaak daarvan te kennen
gingen zij het orakel van Delphi raadplegen. Onderweg ging Xouthos eerst nog te
rade bij het orakel van Trophonios in Levadia. Het antwoord van dit orakel
luidde: gij zult niet zonder zoon huiswaarts keren! Deze uitspraak verheugde
Xouthos zeer. Kreousa echter voelde zich door angst bevangen, nu ze weldra vóór
het altaar van haar god zou komen te staan. Bij hun aankomst in Delphi werden
ze door de tempeldienaar verwelkomd. Toen deze de reden van hun komst vernam
was hij getroffen door de emotie en het verdriet van Kreousa en de jongeman
voelde plots behoefte om zelf zijn hart uit te storten. Evenzeer als u naar een
kind verlangt, zo sprak hij, verlang ik ernaar mijn ouders te kennen. Het kind
dat Apollo jaren geleden bij haar verwekt had, zou nu ongeveer even oud zijn
als deze knaap, dacht Kreousa. Niettemin vermoedde zij niet in het minst dat ze
oog in oog stond met haar bloedeigen zoon. Na al die jaren immers was ze ervan overtuigd
geraakt dat haar kind niet meer leefde, dat wilde dieren het wel zouden verslonden
hebben
Ondertussen had Xouthos het orakel geraadpleegd; hij kwam de tempel al
uit. De jonge tempeldienaar ging naar hem toe. Doch ziet: Xouthos strekte zijn
armen uit naar de jongeling, drukte hem krachtig tegen de borst en stamelde,
tot tranen toe bewogen: mijn zoon, mijn zoon. Niet begrijpend trachtte de knaap
zich uit de omarming los te maken. Ziehier, sprak Xouthos, wat het orakel mij
geopenbaard heeft: ga de tempel uit en de jongeman die u zal tegemoet komen is
uw zoon. En verder sprak Xouthos nog: laat je door mij omarmen mijn zoon, want
jij bent mij tegemoet gekomen en daarom noem ik jou Ion, dat is hij die komt.
Terwijl de jongeling zich nu gewillig liet omhelzen, keek Kreousa verbaasd en
achterdochtig toe. Niet zíj doch haar echtgenoot had een kind teruggevonden.
Hoe was dat te verklaren? Was deze Ion misschien de vrucht van Xouthos met een
andere vrouw? Hoe kon het anders? En haar echtgenoot had daar met haar nooit
met één woord over gerept! Valselijk had hij haar meegenomen naar Delphi om
alzo dit kind officieel tot zijn zoon en erfgenaam te kunnen maken
Xouthos wist met zijn vreugde geen blijf, nu hij een zoon gevonden had.
Terwijl hij voorbereidingen trof om die heuglijke gebeurtenis te vieren,
broedde Kreousa snode plannen: ze zou de knaap uit de weg ruimen! Xouthos liet
een grote feesttent oprichten en nodigde alle inwoners van Delphi uit op een
feest ter ere van Ion. Eén van de dienaars, die evenwel met Kreousa samenspande,
werd aangesteld om de wijn in de bekers te schenken. Niemand had gezien dat hij
in de beker die voor Ion bestemd was, een snel dodend gif had gedaan. Toen de
jongeling de beker aan de lippen bracht, klonk plotseling een vloek door de
zaal. Ion wist dat dit een slecht voorteken was. Daarom goot hij de beker, die
hij zopas had willen leegdrinken, uit op de grond, en hij nodigde de omstanders
uit te doen zoals hij. Een dozijn duiven kwamen de tent binnengevlogen en dronken
van de wijn op de grond. Tot ontsteltenis van allen die toekeken, ging de duif
die van Ions wijn had gedronken plots aan t wankelen en bleef weldra morsdood
liggen. Het was duidelijk dat iemand de gevierde had willen vergiftigen. De
wijnschenker werd erbij gehaald en deze verklaarde dat hij in opdracht van Kreousa
had gehandeld.
- Ter dood met haar, stenigt haar! Zo riep Ion en zo riep de verontwaardigde
menigte.
- Ja, doodt mij maar, maar doet het dan vóór het aanschijn van de god,
schreeuwde Kreousa, terwijl ze in de richting van Apollos tempel vluchtte. Stellig
hoopte zij dat de god, die haar eens had bemind, nu haar leven zou redden
Toen Kreousa, achtervolgd door Ion en de anderen, vóór de tempel kwam,
trad de tempelpriesteres naar buiten met in haar armen een mandje. Zij sprak:
- Ion, wat gij doen wilt is onrecht. Zie dit mandje! Zij die gij ter
dood wilt brengen is uw moeder. In dit mandje heeft zij u achtergelaten en zo
werd gij door de god Hermes bij mij gebracht. Ik heb u opgevoed en het mandje
zorgvuldig voor u verborgen gehouden.
- Hoe kan ik weten dat gij de waarheid spreekt? Voor het eerst durfde
Ion aan de woorden van de profetes te twijfelen.
Kreousa die het mandje herkende riep:
- Maak het mandje open en zie de dingen die ik er heb ingelegd: zelfgeborduurde
luiers met slangenmotieven en met de kop van Medusa, een kostbare halsketting,
een krans van olijven Apollo is je vader!
Ion kon nu niet meer twijfelen: Kreousa was zijn moeder, Xouthos was
zijn stiefvader en Apollo zelf, de god die hij al die jaren trouw had gediend,
niemand minder dan Apollo, was zijn
échte vader!
Met zijn vrouw en zijn stiefzoon keerde Xouthos verzoend naar Athene
terug. De tocht naar het orakel van Delphi kende dus tóch een gelukkig einde. Wat
had de god dit alles goed beredderd!
- Afgezien
van mijn maagbreuk, mijn hartklepletsel, mijn heupartrose en mijn hoge
bloeddruk, gaat het zeer goed met mij.
Dat was het
antwoord van Romain op mijn vraag hoe het gesteld was met zijn gezondheid. Hij
zei het in alle ernst en er was geen spoor van ironie in zijn stem. Romain is
wat men noemt een droogkomiek, iemand die komische dingen vertelt zonder uit
de gewone spreektoon te vallen. In tegenstelling tot de overgrote meerderheid
van de moppenvertellers die steeds zelf het hardst lachen om hun zelfvertelde
mop: als de pointe van het verhaal komt schateren ze het uit, zodat de
toehoorder precies weet wanneer hij zelf óók hoort te lachen. Niet zó met
Romain dus. Maar toen ik daarna informeerde naar de gezondheidstoestand van
zijn vrouw leek hij wel héél oprecht. Ik zag het aan het trillen van zijn
onderlip:
- Andrea
heeft de ziekte van Hiroshima en daar is niets tegen te doen, zeggen de dokters.
Hij keek mij
aan met een straaltje hoop, denk ik. De hoop dat ik zou zeggen dat het wel niet
zon vaart zal lopen met die ziekte van Hiroshima, in de wetenschap dat ik vele
jaren geleden het diploma behaald heb van houd u vast! doctor in de genees-,
heel- en verloskunde. Bitter was de teleurstelling toen ik bekende nog nooit
van die ziekte gehoord te hebben. Een ziekte die pas ontdekt was? een
bloedziekte? een soort leukemie? een laattijdig gevolg van de bom? Als doctor
in de je-weet-wel hoorde ik dat desalniettemin te weten.
- Nooit van
gehoord? zei Romain en ik had het gevoel dat hij op dat ogenblik twijfelde aan
mijn diploma van doctor in de je-weet-wel.
- Ben je wel
zeker van die naam? vroeg ik.
- Natuurlijk.
Mijn dokter heeft het opgeschreven op een briefje en dat briefje zit in mijn
portefeuille.
Hij diepte
het briefje op uit zijn portefeuille. Hij probeerde te lezen wat er op het
briefje stond maar onverrichter zake overhandigde hij het tenslotte aan mij:
- Lees jij
het maar. Ik heb mijn bril niet bij en t is doktersgeschrift.
Het
handschrift van zijn dokter bleek erg mee te vallen. Er stond één enkel woord
op het briefje: Hashimoto.
- Hashimoto,
las ik.
- Ja, iets in
die zin, zei Romain. Zie je wel!
- Maar de
ziekte van Hashimoto daar heb ik wél reeds van gehoord.
t Is waar.
We hadden het geleerd in de les en we moesten het kennen voor t examen. Maar
vraag mij niet waar die les toen gegeven werd en wie toen de prof was. Wel
herinner ik mij dat Yvan Coessens die dag naast mij zat, aan mijn linker kant
een mens herinnert zich soms niets ter zake doende dingen, terwijl de essentie
vergeten geraakt en wat is het geheugen toch een onpeilbaar iets! In mijn
artsenpraktijk heeft Hashimoto nimmer mijn pad gekruist en als ik eerlijk was
geweest had ik tegen Romain moeten zeggen dat ik de verste verte niet meer wist
wat de ziekte inhield. Maar ik zei:
- Tja, maak
je maar niet al té ongerust. Het zou best nog kunnen meevallen. De ziekte uit
zich nogal onder verschillende vormen. Ik zal het nog eens opzoeken en dan
vertel ik je daar morgen méér over.
Ik was blij
dat hij daar nu niet verder op inging en dat de droogkomiek in hem weer naar
boven kwam. Hij vroeg:
- Zou die
Hashi dinges familie zijn van Matsuoka?
Ik wist wie
Romain bedoelde. Niet de Matsuoka, die Japans minister van buitenlandse zaken
was tijdens de tweede wereldoorlog. Maar wel het titelpersonage uit het
stripverhaal van Marc Sleen ,Het geheim van Matsuoka. Romain en ik waren in
onze kinderjaren verslingerd op de stripverhalen van Marc Sleen
- Ik denk dat het een aangetrouwde achterneef is, zei ik.
Ik heb het opgezocht. Het gaat om een chronische ontsteking van de schildklier, wellicht een auto-immuunziekte. De symptomen zijn velerlei en pijn is er niet bij. De ziekte blijkt inderdaad ongeneeslijk, doch goed te behandelen. Vergelijk het met hooikoorts, bijvoorbeeld. Ik heb Romain en Andrea kunnen geruststellen, in zoverre dat ze beiden nu weer onbezorgd door het leven gaan. En dát is voor mij de grootste beloning.
Mocht u, beste lezer, een vriend of een vriendin hebben of een familielid die behept is met de ziekte van Hashimoto en niet weet wat ertegen te doen: ik hou mij sterk aanbevolen. Hij make een afspraak en hij brenge wat cash-geld mee (270 euro, in t zwart). Voor vrouwelijke patiënten bestaat, in bepaalde gevallen, de mogelijkheid van betaling in natura. Voor wie over internet beschikt is het misschien wel zo makkelijk om het zelf op te zoeken met google. Klik hier dan simpelweg op www.cyberpoli.nl/schildklier/faq/1100. Daar heb ik overigens zelf mijn kennis gehaald.
Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.