Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.
FLAUW EN PUBERAAL, MAAR GOED BEDOELD: dit soort verhaaltjes vindt u bij de vleet ('n 200-tal) op www.bloggen.be/kris .......... PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
25-04-2020
M. en corona.
Dat dit verhaal toch weer over Corona handelt is de schuld van talrijke mails - een half dozijn, als men dat "talrijk" kan noemen - die ik mocht ontvangen als reactie op mijn vorige Corona-verhalen. Die mails, ze wekken gemengde gevoelens op. Enerzijds is het een onomstootbaar bewijs dat mijn blog "gelezen" wordt. Anderzijds zit er bij de meeste een - weliswaar discrete - ondertoon in van... "Waar moeit gij u eigenlijk mee? gij zijt toch geen expert". Maar kom, niet één van die mails komt beledigend over en ik mag daar dus niet ongelukkig om zijn. Eén van die mails heeft mijn bijzondere aandacht getrokken, omdat hij een bijzondere positiviteit en blijheid uitstraalt in deze "donkere" dagen en ook omdat hij van M. komt. M. is een goede kennis, of misschien wel een vriend; laten we zeggen dat hij het midden houdt tussen een goede kennis en een vriend... Zijn volledige naam doet hier overigens niets ter zake. M. is doctor in de economie en/of aanverwante wetenschappen en gepensioneerd, komt uit een liberaal nest, is een levensgenieter en maakt zich de laatste tijd voornamelijk zorgen in de economische gevolgen van de lock down. En wat heeft hij tot zijn grote voldoening gelezen in een of andere krant? Dat er in Kortrijk een dokter is, een cardioloog nog wel, die niet enkel bekommerd is om het medisch aspect van de corona-impasse, maar ook om het economisch aspect. Want, zo ongeveer argumenteert de dokter, als de economie op zijn gat ligt, is er geen geld meer om de medici, etc., in stand te houden en gaan wij allemaal dood. Waarop ik geneigd ben te antwoorden dat als wij allemaal ten onder gaan aan het coronavirus, de economie ook op zijn gat ligt.
Ik vermoed dat M. gaarne wil weten wat mijn standpunt is wat betreft de versoepeling van de quarantainemaatregelen. En ik vermoed ook, of liever, ik ben er wel zeker van, dat hij geen "halfslachtig" antwoord verwacht, zoiets in de zin van "ik denk", "ik vermoed", "ik hoop", "misschien", "'t zou kunnen dat..." en zo meer. Welaan dan, ik zal duidelijk zijn en wellicht nog toegeeflijker voor de economie dan die Kortrijkse cardioloog die hij nu zozeer bewondert en bij wie hij binnen de kortste keren een consultatie wil aanvragen. Sta mij echter één veronderstelling toe: dat over enkele weken, ergens in de maand mei, het aantal nieuwe besmettingen met het nieuwe coronavirus plots, zegge binnen een tijdspanne van een paar dagen, tot nul zal herleid worden. Door veranderingen op klimatologisch gebied. Niet zo gek, als men bedenkt dat het influenzavirus (dat weliswaar niet tot de familie van de coronavirussen behoort) evenmin ons zomerklimaat verdraagt. We wachten dan nog veertien dagen en dan heffen we alle quarantainemaatregelen op. Het virus zal ondertussen verhuisd zijn naar de gematigde zone van het zuidelijk halfrond. De kans dat er dan in onze gewesten nog iemand besmet geraakt door een enkel achtergebleven virus is miniem en de kans dat hij er zwaar ziek door wordt mag dan als onbestaande beschouwd worden, tenzij het om een 65-plusser gaat. En houden we onze veteranen dan verplicht in quarantaine? Op straffe van boete? Bijlange niet. Maar ze moeten weten dat er nog een minieme kans op besmetting bestaat en dat enige voorzichtigheid geboden is. We geven toch ook geen boete aan een levercirrhoselijder omdat hij alkohol drinkt of aan iemand met evenwichtstoornissen omdat hij op een dak klimt. Laten we dus die verplichte lock down voor 65-plussers tijdens de zomermaanden vervangen door een vrijwillige lock down. Laat onze senioren zelf beslissen zodat ze een goed bedoelde maatregel niet als discriminatie kunnen beschouwen. En die ene besmette 65-plusser zal in de zomer heus geen gevaar zijn voor de samenleving.
Ik weet wat M. mij nú zal vragen, al ben ik geen helderziende: en wat ná de zomer? Het virus zal terugkeren (bij wijze van spreken) naar onze contreien. In de frisse droge atmosfeer zal het uit zijn schuilplaats komen en weer lustig overspringen van het ene menselijk wezen naar het andere. En dan? Weer quarantaine? Ja, zeker! Want er zal nog geen sprake zijn van voldoende immuniteit onder de bevolking, voor een degelijk vaccin zal het nog te vroeg zijn en een antiviraal medicijn als bleekwater, zoals professor dr. Donald Trump voorstelt, zal zijn collega Marc Van Ranst ál te drastisch vinden.
Maar, mijn beste M., het komt wel allemaal weer goed! Alles komt immers allemaal weer goed... Laten we nu alvast enkele maanden genieten van onze vrijheid, die we nu meer dan ooit zullen appreciëren. En laten we enkele slechte gewoontes die we nu stilaan afgeleerd hebben niet opnieuw opnemen en voor altijd achterwege laten: handen schudden, begroetings- en afscheidskusjes geven, neuze-neuze doen (geldt enkel voor eskimo's), dicht bij onze gesprekspartner staan en daarbij lustig onze mondinhoud in zijn gezicht spuwen, en zo meer. Zodat we aan 't end kunnen zeggen: dat nadeel hep weer se foordeel gehad.
En dan wil M. natuurlijk weten of hij op dit orakel een huis kan bouwen. Of ik wel zéker ben van alles wat ik hier kom uit te leggen. Overtuigd wel, maar niet zéker. Of is daar geen nuance? Natuurlijk ben ik niet zéker. Ik twijfel. Ongetwijfeld. Ik ben véél te wijs om niet te twijfelen. Maar dat kon ik aan 't begin van dit verhaal niet zeggen. M. zou niet eens verder hebben willen lezen. M. houdt niet van twijfel. M. wil zekerheid.
Sta mij toe, beste lezer, dat ik mij hierbij nogmaals verontschuldig voor
mijn opdringerig gedrag in verband met de coronacrisis. Dat ik het vandaag weer
eens niet kan laten komt door een artikel in mijn krant van heden 21 april.
Daar staat dat Anne-Mieke Vandamme de quarantainemaatregelen wil afbouwen, maar
niet voor de 65-plussers. Maar voor we daar verder op ingaan: wie is Anne-Mieke
Vandamme? Virologe! En nog wel professor aan de universiteit van Leuven! En we
hadden al een professor in de virologie van de Leuvense Alma mater, één die we
iedere dag zien op TV: Van Ranst... Maar dan denk je: ach kom, Anne-Mieke, een
jong professorinnetje erbij, jong bloed, kan nooit kwaad. Maar wat blijkt?
Anne-Mieke is helemaal niet meer zo jong. Geboren in 1960 en moet dus, net als
alle professoren en ook ziekenhuisartsen, op haar vijfenzestigste, over vijf
jaar dus, met pensioen! Niet dat ik iets tegen Anne-Mieke heb, maar ik had
stiekem gehoopt dat als er nog eens eentje de neus aan het venster zou steken,
het Zeger Debyser zou zijn, de zoon van mijn goede vriend Willy, zaliger. Ook
Zeger is professor in de virologie aan de Leuvense universiteit en precies even
oud als Van Ranst en heeft al verscheidene wetenschappelijke prijzen in de
wacht gesleept. En wellicht zijn er daar nog méér professoren in de virologie... Toen ik student geneeskunde was, hadden wij, in 't vierde jaar, één enkele professor
die ons moest inwijden in de kennis van de "kleine beestjes": de bacterieën, de
parasieten, de virussen. Dat vak heette "bacteriologie". In de plaats van die
ene professor zijn er heden ten dage wel tien of misschien wel twintig, want het
vak is ondertussen gesplitst in bacteriologie, parasitologie, virologie,
epidemiologie en misschien nog wel andere "logieën". En die éne professor - Emile Nihoul was zijn naam - hadden ze dan nog vér
moeten gaan zoeken: in Luik! Hij was al professor van toen hij pas
zevenentwintig was en na twaalf jaar les geven aan een Nederlandstalige universiteit
was zijn kennis van de Nederlandse taal... erbarmelijk. Maar goed, de tijden zijn
veranderd en met Anne-Mieke Vandamme ben ik het roerend eens op dít punt: de
quarantainemaatregelen behouden voor de 65-plussers. Voor het goed verloop van
dit betoog... Ik ben nóch viroloog, nóch econoom, nóch filosoof en wellicht ben
ik niet gerechtigd mij in die coronakwestie te mengen. Laat ik alvast mijn
excuses aanbieden voor een vrij crue uitspraak die ik in een vorig verhaal heb
gedaan: dat de coronasterfte onder de ouderen allesbehalve slecht is voor de
economie en de staat, vanwege "minder pensioenen uit te betalen en hogere
inkomsten door erfenisbelastingen". Door het feit dat ik over enkele weken
tachtig word zal die uitspraak mij ongetwijfeld minder zwaar aangerekend
worden. Ik blijf natuurlijk wel achter die uitspraak staan. Ik heb alleen spijt
dat ik dat gezegd heb. En nu ter zake...
Het aantal nieuwe besmettingen met covid-19 zal "vermoedelijk" in de loop
van de maand mei vrij plots tot nul herleid worden. Dat zal begrijpelijkerwijze
niet het resultaat zijn van het quarantainebeleid, maar eerder van een
verminderde agressiviteit van het virus onder invloed van veranderende
klimatologische omstandigheden. En dan maar de teugels vieren, doch voor alle
zekerheid niet voor de 65-plussers. En rond Allerheiligen weer de knip erop - want dan komt het virus geheid terug - tot er een geschikte virusremmer of,
beter nog, een werkzaam vaccin gevonden is. En dan maar hopen dat het virus
niet al te snel muteert, 't is te zeggen dat de immuniteit niet van al te korte
duur is. En dat er niet weldra een nog véél kwaadaardiger virus de kop
opsteekt. 't Wordt roeien met de riemen
die we hebben. De naar mijn mening dieperliggende oorzaak van al dat onheil - de wereldoverbevolking! - aanpakken, daarvoor is het (zoals ik eerder al geschreven heb) wellicht te laat...
Maar voor een goed begrip: 't kan zijn dat ik mij vergis, ik heb de
wijsheid niet in pacht, ik ben geen viroloog, geen econoom, geen filosoof...
Het virus waartegen wij allemaal strijden
heet officieel SARS-CoV-2 en de ziekte die het veroorzaakt heet COVID-19. In de
volksmond spreken we van hét coronavirus en dé coronaziekte. Er zijn evenwel
meerdere coronavirussen (*) bekend,
waarvan er een drietal zéér gevaarlijk zijn voor de mens (het onlangs
ontdekte SARS-CoV-2 is er één van). Die gevaarlijke coronavirussen kunnen
aanleiding geven tot hevige infectie van de luchtwegen die niet zelden tot de
dood door zware longaantasting kan leiden, zij het dan vooral bij personen
met verminderde weerstand (o.a. ouderdom). De andere coronavirussen veroorzaken
gewoonlijk slechts lichte "griepverschijnselen", áls er al verschijnselen zijn. Bij
jonge gezonde mensen wordt zelfs dat gevaarlijk SARS-CoV-2 vaak goed verdragen
en bij jonge kinderen gaat de besmetting meestal zelfs symptoomloos
voorbij. De infectie gebeurt van mens tot mens, via partikeltjes die door
niezen of hoesten rechtstreeks (of onrechtstreeks, via handen of allerlei
voorwerpen) worden overgedragen naar de luchtwegen (neusholte, sinussen,
keelholte, strottenhoofd, luchtpijp, luchtpijptakken, longweefsel) van "het
slachtoffer" via dezes neus of mond. Andere gevaarlijke luchtwegvirussen zijn
de griepvirussen waarvan enkele types bekend zijn, vnl. type A en type B die de "influenza" (de griep) veroorzaken, en die jaarlijks zorgen voor - schrik niet - zo 'n half miljoen overlijdens
wereldwijd. En dan zijn er nog de rhinovirussen, waarvan er zo'n honderdtal
soorten bekend zijn, en die verantwoordelijk zijn voor de "banale
verkoudheden".
En ondertussen zijn wij dus allemaal aan 't strijden tegen SARS-CoV-2. Maar... strijden we eigenlijk wel? Voorlopig doen we
niets anders dan ons verbergen voor de vijand: we zitten in quarantaine! In
afwachting dat we een wapen in handen hebben waarmee we de strijd kunnen
aangaan. Dat wapen is: een vaccin. En misschien slagen we er wel in een
degelijk bruikbaar vaccin te ontwikkelen tegen het voorjaar 2021. Nog een vol
jaar in quarantaine dus? Het zou kunnen dat we ondertussen een bondgenoot
krijgen die ons zal toelaten onze schuilplaats gedurende een vijftal maanden te
verlaten: de zomer. We hopen erop dat het virus net zoals het griepvirus vooral
gedijt in koude en droge lucht en de warmte en het vocht (warme lucht bevat
meer vocht dan koude) schuwt. Zodat we deze zomer eventjes uit onze schulp
kunnen komen om er na Allerheiligen weer in te kruipen voor een half jaar,
waarna we dan met ons vaccin keihard kunnen terugslaan. Het doet mij denken aan
de Tweede Wereldoorlog, toen het Duitse leger optrok naar het Oosten. De Russen
trokken zich achteruit, zolang tot het winter werd en de barre koude in hun
voordeel speelde en zij hun tegenstanders in de pan hakten. Maar zover zijn we
dus nog niet. En als het vaccin er eenmaal zal zijn en iedereen zal ingeënt zijn, zal
het nog te bezien vallen hoelang die immuniteit zal stand houden. Dat
vaccinatie tegen de griep vaak niet langer dan een paar maanden stand houdt en
soms niet eens zo lang, is genoegzaam bekend. En dat komt doordat de
influenzavirussen in staat zijn zich vrij snel te wapenen tegen de antistoffen
in ons lichaam: ze ondergaan veranderingen, ze muteren. De virologen
vertrouwen erop - onderzoek naar andere coronavirussen heeft hun dat geleerd - dat onze SARS-CoV-2 minder snel zal muteren dan het griepvirus, maar
ze zijn er evenzeer van overtuigd dat er van een jarenlange, laat staan een
levenslange immuniteit zoals bij de polio- of mazelenvaccinatie, geen sprake
zal zijn.
Het wordt dus een strijd die we misschien kúnnen
winnen. Op korte termijn althans... Maar wat is de inzet van die strijd
eigenlijk? Wat wil de vijand bekomen? Niets anders dan de wereldbevolking - die
de laatste honderd jaar verviervoudigd is - binnen de perken te houden, zoals
een jager die het wildbestand gezond wil houden door de overtollige exemplaren - in de eerste plaats de oudere dieren - af te schieten. Maar of we die strijd ook op lange termijn kunnen winnen? Wellicht gaan we uiteindelijk tóch het
onderspit delven: er komt beslist nog een nieuw virus, dat zich minder
gemakkelijk in de luren zal laten leggen.
En de weerslag van deze strijd op de
economie? Ach, vergeet de economie! En daarenboven, is het slecht voor de
economie als de senioren, de onproductieve pensioentrekkers, sneuvelen?
En of het allemaal zó zal lopen? Ik
twijfel. Niét twijfelen zou onwijs zijn. Wie weet kunnen we straks weer
genieten van de Tour de France. Over zes weken word ik tachtig...
(*) onder
de electronenmicroscoop lijkt het of ieder coronavirus omringd is door een kroon
(corona), vandaar de naam.
Kunt u zich voorstellen, beste lezer,
dat ik mij een hoedje schrok, toen ik een dag of vier geleden het volgende las
op een blog (www.bloggen.be/tisallemaiet, d.d. 5 april 2020
onder de titel "DE NIEUWE PEST, vervolg
28, De nieuwe kleren van de keizer", de laatste paragraaf) van niemand
minder dan onze grootste - na het
overlijden van Etienne Vermeersch - (moraal)filosoof-literator J.B.
Over de klimaatoorlog, die ook in China zijn oorsprong
vond, moet gezegd worden dat hij bedoeld was om de industriële productiviteit
in het Westen stokken in de wielen te steken - een opzet welke grandioos
mislukte nadat de Amerikaanse Al Gore de wereld rondreisde om te bepleiten dat
de boosdoener moest gezocht worden in de uitstoot van CO2 en derhalve in landen
zoals China. Maar de Chinezen sloegen kennelijk terug en hoe vernuftig hebben
ze dat gedaan! Gebruik makend van het sprookje van de nieuwe kleren van de keizer,
wisten zij een gewone griep uit te vergroten tot een ware pestepidemie die in
geen tijd de ganse wereld hypnotiseerde en verlamde. Hypnotiseerde: onze eigen
viroloog Marc Van Ranst vertelt ons dat het aantal slachtoffers van het
coronavirus gelijke tred houdt met het aantal doden gemaakt door een normale
seizoensgriep. Echter, de zieken liggen dit keer niet in hun bed, waar zij gebeurlijk
ook overlijden als zij hoogbejaard zijn, maar zij worden allen naar klinieken
gebracht om daar de bedden te bezetten en te functioneren als bij een dagelijks
dodental op te tellen entiteiten. Omdat bepaalde sectoren binnen de
gezondheidszorg daar uiteindelijk heel wel bij varen (en wij doelen hier allerminst
op de heldhaftige verpleging!), bestaat er weinig weerstand tegen deze
tenslotte bijzonder misleidende gang van zaken: waar een zieke met griep in
vroegere jaren enkele of zelfs geen enkel doktersbezoek kostte, brengt hij in
de huidige aanpak fortuinen in het laatje van het medisch bedrijf. Hebt u er
enig idee van, waarde lezer, wat een ziekenhuisbed per dag kost? Welnu,
ofschoon de gezondheidssector beter weet, blijft omwille van deze opportuniteit
de kritiek op deze aanpak achterwege, zodat de list van China om de westerse economie
te verlammen en er uiteindelijk geheel onderuit te halen, met veel brio lijkt
te zullen slagen. En de massapsychose doet de rest.
En dát amper
drie dagen na mijn telefonisch gesprek met Fernand Lepoint... En Lepoint beweerde
nog dat filosofie de meest exacte wetenschap is! Exacter dan wiskunde. Is het
dan te begrijpen dat filosofen zó van mening kunnen verschillen? Lepoint, een
malthusianist, die het coronaverhaal ernstig neemt en voor wie twijfel niettemin
de hoogste vorm van wijsheid is. Vermeersch, eveneens een overtuigd
malthusianist, maar die geen twijfel toeliet - over de corona-epidemie heeft
hij zich, helaas, niet meer kunnen uitspreken. En dan J.B.: anti-malthusianist-tot-en-met,
net zo min als Vermeersch een twijfelaar, en wat de coronahistorie betreft,
een... (ik zou haast schrijven "negationist" als dat niet zo'n beladen term was)
non believer. Fake news dus...
En wat mis ik
nu mijn goede wijze vriend Jack Vanlichtervelde die - nu al meer dan negen jaar
geleden! - is heengegaan. Ik zou hem gevraagd hebben:
- Fernand
Lepoint?
- Hij heeft
gelijk! zou Jack gezegd hebben...
- En Etienne
Vermeersch?
- Hij heeft ook
gelijk!
- En J.B.?
- Ook die heeft
gelijk!
En ik weer:
- Dat kan toch
niet: ze hebben alle drie verschillende meningen!
En Jack zou
geantwoord hebben:
- Ook gij hebt
gelijk! Iedereen heeft overigens gelijk in wat hij zegt of doet, of hij méént
althans gelijk te hebben: anders zou hij niet doen wat hij doet.
Jack was een
wijs man! Ik prijs mij gelukkig zo'n vriend gehad te hebben.
Dat ieder nadeel se foordeel hep en dat corona het beste in de mens naar boven haalt, wordt weer eens geïllustreerd door onderstaande tekening van mijn nichtje, Jadeke.
Ik krijg plots de behoefte om
een oude kennis op te bellen over de coronatoestanden: Fernand Lepoint, wiens
wijsheid en competentie terzake boven alle twijfel verheven zijn.
- Dat ik je opbel,
mijn beste Fernand, komt doordat ik mij wat onzeker voel in deze onrustige
coronatijd. Ik heb het gevoel dat ik nood heb aan filosofische bijstand.
- Je weet toch dat ik geen filosoof ben?
- Toch noemde iedereen
jou "de filosoof". Je had immers filosofie gestudeerd, een jaar of twee, als ik
mij niet vergis.
- Eén jaar slechts. Eerst had ik een jaar wiskunde
gestudeerd. Daarna ben ik overgestapt naar de filosofie. En ofschoon ik zowel
in de wiskunde als in de filosofie grote onderscheiding heb behaald, besloot ik
na die twee jaar geneeskunde te gaan studeren, waarna ik mij nog vier jaar
gespecialiseerd heb in de bacteriologie en de virologie.
- Je bent dus gestart
met twee totaal verschillende wetenschappen, een exacte en een niet-exacte, om
uiteindelijk te belanden in een half-exacte wetenschap?
- Met exacte en niet-exacte wetenschap bedoel je de
wiskunde en de filosofie. En als ik vragen mag: welke van beide is nu de exacte
en welke de niet-exacte?
- De wiskunde is de
exacte, natuurlijk.
- En als ik je nu vertel dat de filosofie exacter is
dan de wiskunde?
- Hoezo?
- Ik geef je een voorbeeld. Vraag aan een mathematicus
om een willekeurige hoek te verdelen in drie, en hij zal onmiddellijk
antwoorden dat zoiets onmogelijk is. Terwijl zelfs de meest nederige filosoof
zich zo'n "trisectie" heel goed kan voorstellen. Of neem nu de verdeling van
een ronde taart in zeven gelijke stukken, een probleem waar jij een paar jaar
geleden mee geworsteld hebt (ik lees je blogs hoor!). Géén wiskundige die dit
tot een goed einde kan brengen, zoals jij maar al te goed weet. De filosoof
daarentegen...
- Ben je daar nu echt
van overtuigd?
- Waarvan?
- Dat filosofie een
exactere wetenschap is dan wiskunde?
- Ik wél, ja. Maar ik kan mij vergissen. En dat ik
daarvan overtuigd ben, wil nog niet zeggen dat ik daar zéker van ben. Er is een
nuance...
- Je twijfelt dus.
- Ja, ik twijfel. En ik vind dat er altijd een zekere
vorm van twijfel moet zijn. Niets is
absoluut waar. Niets is altijd voor de
volle honderd procent waar en niets is altijd voor de volle honderd procent
onwaar. Wat iedereen voor waar aanvaardt is wellicht voor 99,99999999 % waar,
maar toch ook voor 0,00000001 % onwaar. En omgekeerd.
- Dat begrijp ik niet
goed. Dat één gelijk is aan twee keer een half, en dat de kortste weg tussen
twee punten een rechte lijn is, daar valt toch geen speld tussen te krijgen.
- Dat zou ik niet durven beweren. Neem nu een
sinaasappel: is die gelijk aan twee halve sinaasappels? Men is geneigd om "ja" te antwoorden, maar... houdt men dan wel rekening met het sap dat er verloren is
gegaan bij de verdeling in twee? En wat de kortste weg tussen twee punten
betreft... Dat geldt in de eerste plaats slechts in de euclidische meetkunde en
daar komt nog bij dat het zelfs dáár niet zeker is: het is een axioma en
dus nooit bewezen!
- Ja, ik begrijp dat het allemaal niet zo simpel is en dat twijfel aan de
basis ligt van alle wetenschap en alle waarheid - in dubio veritas, zoals de
Oude Romeinen zegden - maar mogen we het nu misschien even hebben over onze
strijd tegen het coronavirus?
- Je bedoelt natuurlijk het coronavirus
covid-19, de fameuze verwekker van de pandemie, waaronder wij allen gebukt
gaan. Dat virus is een onlangs opgedoken lid van de coronafamilie, waartoe ook
andere bekende boosdoeners als het MERS-virus en het SARS-virus behoren. En wat
je daar zegt over onze strijd tegen het virus: wij "strijden" niet! We kúnnen
niet, we hebben immers geen wapens tegen het virus en het enige wat we kunnen
doen is vluchten, ons verbergen in bunkers (zoals tijdens de oorlog), zijnde "ons kot", in de hoop dat het virus er weldra het bijltje bij neerlegt, rond
half mei misschien, onder invloed van klimatologische veranderingen
bijvoorbeeld. En dat behoort tot de mogelijkheden, maar één virusje zal ongetwijfeld
de dans ontspringen en dat zal dan wel zorgen voor een leger van triljoenen
nakomelingen die ons tegen het einde van dit jaar opnieuw bij de strot zullen
grijpen.
- Maar dat het virus vanzelf zal verdwijnen - op dat ene virusje na dan - is niet zeker?
- Het is absoluut niet zeker.
- En wat staat er ons dan te wachten?
- Afwachten tot tachtig procent van de
bevolking immuun is voor het virus. Die immuniteit kan voorlopig enkel bekomen
worden door de besmetting zelf, en met de huidige quarantaine-maatregelen kan
dat nog héél lang, zelfs jaren, duren. Als Johnson & Johnson erin slagen zo
snel mogelijk een degelijk vaccin te vinden zit de kans erin dat we na de
winter reeds weer uit ons kot mogen komen.
- Maar dan zullen er reeds velen gestorven zijn aan de "coronaziekte"?
- Niet, als wij ouderen, door ons streng
aan de maatregelen te houden de besmetting kunnen vermijden, zodat we tot de
twintig procent "onbesmetten" blijven behoren.
- De jongeren mogen dus de teugels wat laten vieren?
- Zeer zeker. Jongeren hebben meestal
niet of weinig te lijden onder de besmetting en zelden gaan ze eraan dood. Men
zou kunnen zeggen dat het virus het niet zozeer op de jongeren gemunt heeft.
- Wat zou daar de reden voor zijn?
- Ik meen te mogen veronderstellen dat
dit een retorische vraag is, tenminste als je om een medische verklaring
vraagt. De filosofische verklaring, en waarom dat virus - en in de zeer nabije
toekomst wellicht nog talrijke nog meer kwaadaardige virussen - op ons afkomt,
wil ik je hierbij geven.
- Ik luister geboeid.
- Welnu. De reden waarom de natuur - die
sommigen "god" noemen - dit op ons afzendt kan moeilijk een andere zijn, dan om
het aantal mensen dat de wereld bevolkt uit te dunnen. Er zijn voorbeelden
genoeg van diersoorten wier aantal door "natuurplagen" allerhande tot normale
proporties is teruggebracht, nadat het uit de hand dreigde te lopen. En heb je
al een jager aanhoord, die vurig pleit voor zijn geliefde job: om het
wildbestand op een gezond peil te houden, ervoor zorgend dat vooral de oudere
dieren afgeschoten worden.
- De wereld is dus overbevolkt en wij, jij en ik, moeten zo snel mogelijk
de plaats ruimen! Ben jij daarvan overtuigd?
- Daar ben ik van overtuigd.
- Twijfel je dan niet? Je vond toch dat twijfel als het ware het "enig zaligmakende" is?
- Maar natuurlijk twijfel ik. Dat ik van
iets overtuigd ben, betekent nog niet dat ik niet twijfel. Laat ik dat met een
voorbeeld verduidelijken. Jij zowel als ik zijn ervan overtuigd dat Kerstmis
dit jaar op 25 december valt, nietwaar? En toch twijfel ik daaraan... Is dat
duidelijk?
- Ja...
... heb ik toen maar gezegd.
Al was het me niet helemáál duidelijk. Maar nu ik erover nadenk, ik denk dat
hij gelijk heeft. Maar ik twijfel.
Het coronavirus (covid-19): is dát de catastrofe die zich vlgs Malthus
(eind 18e eeuw) rond deze tijd zou voordoen? Ik denk het niet. Malthus
baseerde zich op de vaststelling dat de wereldbevolking op geometrische wijze
toeneemt hetgeen onvermijdelijk een overbevolking met zich meebrengt. Massale
kindersterfte door ondervoeding, massavernietigingswapens, (ontoereikende) geboortebeperking,
e.a., hebben dit proces weliswaar vertraagd, maar misschien heeft de mensheid
met 7 à 8 miljard nu een kritiek punt bereikt. En hoezeer de mens ook tegenspartelt,
de natuur heeft voor alles een oplossing. Covid-19 dus?
Geleerde virologen verwachten dat het virus over een zestal weken vanzelf
verdwijnt. Maar dat is helemaal niet zeker. Het zou best kunnen dat het pas verdwijnt
als iedereen de besmetting heeft opgedaan, laten we zeggen over pakweg twee
jaar, en zó lang duurt het wellicht vóór er een vaccin is gevonden. Tegen die
tijd echter zal ongeveer drie procent van de wereldbevolking, zijnde zo'n 200
miljoen mensen, aan de "coronagriep" gestorven zijn, en zullen alle anderen door
de ziekte zelf immuun geworden zijn. Die 200 miljoen zullen vrijwel uitsluitend
ouderen en door chronische aandoening verzwakten zijn, "niet-productieven" en "steuntrekkers" dus. Een catastrofe weliswaar, maar óf dat slecht is voor de economie?...
De échte grote catastrofe die door Malthus werd voorspeld, moet dus nog komen.
Vermoedelijk door een véél kwaadaardiger virus dan covid-19, een virus dat méér
dan drie procent dodelijke slachtoffers zal eisen, dat de wereldbevolking zal
halveren of misschien wel decimeren. Voor de enige min of meer pijnloze maatregel
die we hadden kunnen nemen om de catastrofe te voorkomen is het nu wellicht
reeds te laat: drastische geboortebeperking...
Ik wens u een voorspoedig, gezond en gelukkig 2020. Van ganser harte hoop ik een beetje tot dat geluk te kunnen bijdragen door mijn maandelijks verhaaltje op De Druivelaar en door mijn blogs:
1° www.bloggen.be/dzeus: met duiding i.v.m. het Druivelaarverhaal van de maand;
2° www.bloggen.be/pierpont: met af en toe wat onnozel geschrijf;w.bloggen/dduid
3° www.bloggen.be/kris: met wonderbare verhalen over leven en werk van drie Onbekende Vlamingen;
4° www.bloggen.be/zerar, een blog die 12 jaar geleden (in 2008) gewijd was aan de lotgevallen van Zerar, maar datzelfde jaar nog, samen met Zerar, ter ziele is gegaan. Een jonge schrijfster komt nu, ter gelegenheid van Kerst 2019, op de proppen met een striproman De Avonturen van Zerar (cf.bijlage) waarmee onze veel te vroeg overleden held weer boven water komt. Het boek verdient onze volste aandacht en in het nieuwe jaar zal de blog (die de laatste jaren besteed werd aan pictaikus) er helemaal aan gewijd zijn.
Degelijke cursiefjesschrijvers horen
hun lezers tegen het jaareinde een overzicht te geven van het voorbije jaar en
hun verwachtingen en wensen te formuleren voor de toekomst, zegge het nieuwe
jaar dat voor de deur staat. Welnu, van deze degelijke cursiefjesschrijvers wil
ik mij niet distantiëren.
Hoe is het ons vergaan in 't jaar
2019? Voor sommigen onder u is het een vreugdevol of zelfs roemrijk jaar geweest,
voor anderen een jaar vol smart en verdriet. Voor velen onder ons en ook voor
mij is het een jaar geweest zoals een ander. Een jaar waarin brexit, impeachment en zelfs
regeringsloosheid onze kouwe kleren nauwelijks geraakt hebben. Een jaar zonder
regering? Het is voorbijgegleden, met koning Filip in de hoofdrol. Wat mij
betreft geen ziertje pijn. Laat het nog maar even duren: heerlijk, zo zonder
regering! Maar of dat een goeie zaak is voor de regeerders zelf? Laat ik hun
een goede raad geven: laat het niet nog jaren aanslepen, want mensen geraken
aan die regeringloosheid gauw gewend. Persoonlijk heb ik in 2019 meegeleefd en
getreurd om: 1° Gaston Durnez, één van onze grootste Vlaamse schrijvers, wiens
overlijden weinig inkt heeft laten vloeien; 2° Panamarenko, plastisch
kunstenaar van wereldniveau, aan wiens heengaan al heel wat meer aandacht werd
besteed; 3° Vincent Kompany tenslotte, onze voetbalster die voortdurend
geplaagd wordt door spier-, knie- en andere blessures. En wat deze laatste
betreft: iedere blessure is goed voor talloze volle paginas in de kranten en
paginagrote fotos. Dagen lang. En als het dan een beetje beter gaat met
Vincent komt het wéér in de krant, mét fotos. Ja, we worden verwend door de
media. Wat zouden wij zijn zonder de media? De regering daarentegen...
En hoe zal 't zijn in 2020, en
daarna? Kortom, de toekomst. Weeral een jaar ouder. Oud is niet leuk. Weeral
een jaar dichter bij het einde. En ook het einde is niet leuk. En dan is er de
opwarming van de aarde en het smelten van de ijskap met al die rampzalige
gevolgen, u wellicht bekend. Sta mij toe u een goede raad te geven: trek het u
niet aan, laat alles over u heen gaan, 't zal uw tijd wel duren. En als gij ,
zo doende, er niet in slagen kunt om op een vreedzame manier het einde te halen,
vanwege een ongesust geweten, dan heb ik nog wat raad... Maak uw ecologische
voetafdruk wat kleiner. U weet wel hoe dat moet. Laat uw auto aan de kant, en "dit" en "dat", de media leert het u. De media zegt dat de opwarming van de aarde een
halt kan toegeroepen worden. Ik denk dat er so wie so een einde komt aan die
opwarming. Het heeft te maken met de globale ecologische voetafdruk en die is
evenredig met de grootte van de wereldbevolking. En omdat niemand blijkbaar het
recht kan of mag ontzegd worden zich vrijelijk en in groten getale voort te
planten (vraag mij niet waarom?)*
zal die voetafdruk dermate groot worden dat de wereldbevolking op een gegeven
ogenblik in een mum van tijd zal gedecimeerd worden door allerlei rampen
(overstromingen, bosbranden, aardbevingen, vulkaanuitbarstingen, infectieziekten,
oorlogen, vernietigingswapens, hongerdood...) dewelke wij catastrofaal kunnen
noemen, maar die heilzaam zullen zijn voor het voortbestaan van de aarde. Onze
aardbol is een zelfregulerend
mechanisme. Geloof daar maar in.
En mag ik nog eindigen met de wens
dat er in 2020 eindelijk een happy end komt aan iets wat ons allen in hoge mate
bekommert: de knie van Kompany!
Een gelukkig Nieuwjaar!
* Ik herinner mij op dit
ogenblik amper drie personen die zich openlijk uitgesproken hebben tegen het
overdreven voortplantingsgedrag van de mens: 1° Malthus, die zo'n dikke
tweehonderd jaar geleden een wereldcatastrofe voorspelde door overbevolking, 2° professor Vermeersch, onze grote Vlaamse moraalfilosoof en 3° paus Franciscus in januari 2015, met de uitspraak "katholieken moeten niet
kweken als konijnen".
Na vierendertig jaar ervaring in de plastische - zeg maar "esthetische" - neuschirurgie, gevolgd door jarenlange studie en experimenteren, ben ik tot dit verbluffend resultaat gekomen.
Het kunstwerk is te koop en er kan nu reeds geboden worden (vanaf 12.000 euro).
Enkele dagen geleden werd op een kunstbeurs in Miami een werk tentoongesteld van de wereldberoemde kunstenaar Maurizio Cattelan. Een banaan met tape tegen een muur geplakt. Dat zal u, beste lezer, ongetwijfeld niet ontgaan zijn: de media staan er vol van. Kostprijs rond de honderdduizend euro. Het kunstwerk is dermate in de smaak gevallen van de kunstkenners dat het reeds werd aangekocht door verschillende musea en verzamelaars. Meerdere kopers dus. Vraag me niet hoe dat in zijn werk gaat...
De banaan van Cattelan
Jaren geleden heb ik ervan gedroomd een beroemd kunstenaar te zijn. Niet noodzakelijk wereldberoemd, maar dan toch beroemd in Vlaanderen: een BV. Het heeft helaas niet mogen zijn, maar het heeft mij niet weerhouden om ook eens zo'n banaan met een mooie tape aan de muur van mijn badkamer te plakken. Geen kale muur, zoals bij Maurizio, maar een oerklassiek Grieks tafereel. En op de tape een hartje, liefdevol getekend door de meester. En niemand die het wil kopen! Nog niet voor de prijs die ik betaald heb voor de banaan...
De banaan van schrijver dezes
Of ik nu aan de klaagmuur wil gaan staan? Bijlange niet! Of ik ontgoocheld ben? Geen sprake van. In deze wordt de logica allerminst geweld aangedaan. Mijn werk is je reinste plagiaat. Wat telt is ''het idee", en het idee is van Maurizio. En wat zo mogelijk nog méér telt is "de kunstenaar" zelf: Maurizio Cattelan is, zoals reeds gezegd, een wereldberoemd kunstenaar en ik ben... niets.
Geen vak dat beter de weg naar de roem effent dan het kunstenaarschap. Noem mij één trambestuurder, noem mij één business manager, noem mij één ortopedisch chirurg die de status van Bekende Vlaming verworven heeft. Gij vindt er geen, nietwaar? Kunstenaars daarentegen... Constant Permeke, Roger Raveel, Johan Tahon... Wereldberoemde grafische kunstenaars van bij ons. Zonder hen had de wereld nu niet kunnen genieten van "de liggende boer", "de moeder met kind", "de universus". Hoe terécht is het dat deze drie tópkunstenaars in de adelstand werden verheven: baron Permeke, ridder Raveel en baron Tahon! Eerlijkheidshalve moet ik bekennen dat ik van die laatste niet helemaal zeker ben, maar goed klinken doet het alleszins en verdienen doet hij het ook.
Permeke en zijn meesterwerk op bankbiljet
Moeder met kind: meesterwerk van één van onze allergrootsten
Universus (alias "snottebelle") in het centrum van Oudenaarde
En die trambestuurder, die business manager, die ortopedisch chirurg, hadden die dan géén talent? Wellicht wél, hoor ik u denken, maar geen kúnstenaarstalent, geen talent dat leidt tot adellijke titels en wereldfaam. Of beschikten mijn drie Onbekende Vlamingen wél over kunstenaarstalent, maar ontbrak het hun enkel aan een dosis lef om de weg naar de eeuwige roem in te slaan, het weze nu nog ónder die absolute top: Cattelan, Permeke, Raveel, Tahon?... Over die vraag zullen we ons buigen in 2020, het hele jaar lang. Misschien op een splinternieuwe blog. Wees gerust, waarde lezer, ik houd u op de hoogte. Langs deze weg...
Gaston Durnez is overleden, lees ik in Het Nieuwsblad van heden. Voor mij
was het niet echt "nieuws" want een paar uur na zijn overlijden had zijn
schoonzuster mij reeds op de hoogte gebracht. Ik heb hem gekend: een wijze en
minzame man. Hij is één van de grootste Vlaamse schrijvers van na de tweede
wereldoorlog. Talrijk zijn de literaire prijzen die hij behaald heeft en evenzeer
de onderscheidingen die hem te beurt zijn gevallen. Zijn literair oeuvre in
ontzaglijk groot, alleszins teveel om op te noemen. Geen enkel literair genre
was hem vreemd: gedichten (1), kinderboeken, novellen, verhalen, kronieken,
cursiefjes, biografieën, filmscenario's... Hij was ook journalist voor verscheidene
kranten en tijdschriften in Vlaanderen en in Nederland. Het langst was hij in
dienst bij De Standaard en Het Nieuwsblad. En dat zal wellicht de reden zijn waarom Het
Nieuwsblad een (weliswaar eerder klein) artikel wijdt aan zijn overlijden (2).
*Rust zacht Gaston, gij waart een
groot kunstenaar!
k
(1) Vier jaar geleden heb ik van Gaston één van zijn dichtbundels ten geschenke gekregen: "Lichtverzen". De opdracht die hij er toen in geschreven heeft: "Aan K., die wel weet dat er zonder humor geen ernst bestaat"! Dat jaar (hij was toen 87) zijn drie boeken van zijn hand verschenen. Zie www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=2756025.
(2) Op pagina 2 wel te verstaan, want voorpagina's zijn zoals bij de meeste kranten, voorbehouden voor de écht wereldschokkende gebeurtenissen zoals bijvoorbeeld het zoveelste knietrauma van Vincent Kompany: bladvullende kleurfoto op de voorpagina met nog drie pagina's commentaar binnenin...
De man die
aanbelde was Iloné, de vrijgezel die een maand geleden in het huis aan de
Broeklindeweg was komen wonen. Of het mij schikte die avond bij hem langs te
komen, ter kennismaking? Het schikte mij.
Er hing een
aangename geur in het huis en in de living zorgde het haardvuur voor een
gezellige sfeer. Twee gemakkelijke luxueuze fauteuils. Ik vroeg of hij ooit
getrouwd was geweest.
- Nooit! En als
ge wilt weten of ik ooit een relatie heb gehad: nooit!
Ik zei niets,
probeerde zo onbewogen mogelijk te kijken.
- Ha, gij
gelooft mij niet, zei hij, en ge hebt nog gelijk ook. Ik zat in 't vierde
Grieks-Latijn. Ik was zestien, zij amper vijftien. Ze heette Coline. Haar
schoonheid was met geen woorden te beschrijven. Ze was het mooiste wezen dat ik
ooit gezien heb. Ik durfde haar niet aanspreken maar in de klas kon ik mijn
blik niet van haar afhouden. Haar beeld stond op mijn netvliezen gebrand.
Thuis, op mijn kamertje, heb ik haar portret geschilderd. Op een visitekaartje
schreef ik: "Coline, ik bemin u, u alleen, voor altijd". Met een paper-clip
maakte ik het kaartje vast aan het schilderij. Ooit zou ik haar in mijn armen
kunnen sluiten. Zo dacht ik, maar op een dag - 't was op een maandag na de
Paasvakantie - verscheen Coline niet meer in de klas. Ze had de school
definitief verlaten: haar ouders waren verhuisd naar Zuid-Frankrijk. Ik zou
haar nooit meer terugzien... Ik had het gevoel dat ik alles kwijt was waarvoor
het waard was te leven. Gehuild heb ik niet want in die tijd huilden jongens
van mijn leeftijd niet, maar ik voelde mij ijskoud van binnen. Wat restte er
mij nog in het leven? Er was alleen dat schilderij. Ik had het veilig
opgeborgen in mijn nachtkast en ik bekeek het elke dag. Coline! Het was zó
griezelig mooi, zo bedwelmend, de manier waarop ze mij aankeek met haar
melkwitte pupillen. Het was mooier dan de realiteit. Wie had mij dit talent
geschonken? Was het Athena, de godin van de kunst, of was het de liefdesgodin
Aphrodite zelf? Of beiden? Telkens als ik haar aankeek was ze zo mogelijk nóg
mooier dan de vorige keer en dan bad ik tot mijn god: "laat haar altijd zo mooi
blijven, laat haar schoonheid nimmer verwelken, schenk haar de eeuwige jeugd"...
Hij had de hele
tijd aan één stuk door verteld, de blik neerwaarts gericht alsof zijn woorden
niet voor mij bestemd waren. Nu onderbrak hij zijn verhaal en keek mij aan. Ik
voelde dat ik nu óók iets zeggen moest...
- Uw studies,
zei ik, leden die daar niet onder?
- Allerminst. Op 't einde van 't schooljaar was ik de eerste van de klas en dat was tot dan toe nooit
het geval geweest. Ik had die laatste maanden gestudeerd als een gek, ofschoon
ik er de zin niet van inzag. Voor wie of voor wat studeerde ik immers, nu zij
er niet meer was, die ik nooit meer zou terugzien? Het enige wat mij nog aan
het leven bond - zo voelde ik het - was het portret dat ik van haar geschilderd
had. Ik bekeek het, zoals ik al zei, iedere dag, en uit dat samenzijn met mijn
geliefde putte ik alle kracht, al besefte ik dat toen nog niet ten volle. Dat
ik haar nooit meer zou terugzien werd pas een zekerheid de laatste dag van het
schooljaar. In ons klaslokaal hing tegen de muur, naast het schoolbord, een
overlijdensbericht van Coline, gestorven in een klein dorp in het zuiden van
Frankrijk, de zesentwintigste van de maand juni. De oorzaak van haar overlijden
is mij onbekend gebleven. Ik heb er nooit iemand naar gevraagd. Ik achtte
mijzelf verantwoordelijk. Had ik immers niet gebeden tot God dat hij haar de
eeuwige jeugd zou schenken? Ze zou nu voor altijd zestien blijven,
onveranderlijk mooi. Ik had de goden, naast de eeuwige jeugd, voor haar ook het
eeuwig leven moeten vragen. Ik had moeten weten dat ook de goden haar beminden
en dat zij, wie zij beminnen, vroeg tot zich roepen. Zo is het ook de jongeling
Trophonios vergaan...
Hij keek mij weer
aan, wellicht om zich ervan te vergewissen of het verhaal van Trophonios mij
bekend was.
- Ja, zei ik,
Trophonios van Levadia. En ook Kleobis en Biton, in Argolis.
Ik had verwacht
dat hij zich verwonderd zou hebben over mijn kennis van de klassieke cultuur,
maar hij leek allerminst onder de indruk.Hij glimlachte weemoedig:
- Dat
overlijdensbericht kwam bij mij over als een fait divers, het bracht geen nieuwe
shock teweeg, het deed mijn versteend hart niet breken. Integendeel. Ik voelde
mij in zekere zin opgelucht. Niemand zou Coline nu nog ooit kunnen bezitten.
Niemand, behalve ik. Die dag heb ik haar portret voor 't eerst gekust, op de
mond. Haar lippen voelden warm aan en er speelde een glimlach om haar mond. En
ik las haar voor wat er op het kaartje stond: "Coline, ik bemin u, u alleen,
voor altijd". 's Anderendaags ging het net zo, en ook de dagen die volgden,
iedere dag hetzelfde ritueel, tot op de dag van heden. Ik heb gestudeerd,
klassieke talen, heb les gegeven in dezelfde klas waar ik gezeten heb, samen
met Coline. Drie keer ben ik verhuisd. De nachtkast met het portret van Coline
is er nog steeds en mijn liefde voor Coline is nog onaangetast. Soms voel ik
iets als een warme gloed die van haar uitstraalt als ik haar kus. En de hoop
dat de goden haar het leven zullen inblazen en dat ze naar mij toe zal komen,
als een wezen van vlees en bloed, houdt mij op de been. Zo is het toch ook
Pygmalion vergaan die zo vurig verliefd was op het beeld dat hij had gemaakt,
dat Aphrodite het tot leven wekte? Dat verhaal kent ge toch?
Hij keek mij
vragend aan.
- En óf ik het
ken, zei ik, het verhaal van Pygmalion en Galatheia! Maar dat is een mythe.
Daar kunnen wij met ons verstand toch onmogelijk bij.
- Met ons
verstand niet, maar wel met ons hart: "le coeur a ses raisons, que la raison ne
connaît pas" heeft ooit een geleerde Franse filosoof gezegd.
- Pascal.
- Precies!
Zijn stem werd
nu milder, gemoedelijker, en hij vervolgde:
- En dat is dus
de verklaring waarom ik nooit getrouwd ben geweest. En mag ik u nu óók een
vraag stellen: kunt gij schaken?
- Mijn
geliefkoosde denksport, zei ik.
- Dat treft. Zin
in een partijtje?
Hij werd plots
zeer opgewekt en zonder mijn antwoord af te wachten haalde hij uit de la van
het salontafeltje een schaakbord en een doos met schaakstukken te voorschijn.
- Plaats de
stukken maar, zei hij. Ondertussen haal ik mijn beste fles Bordeaux uit de
kelder. Zin in een sigaar?
Neen, een sigaar
hoefde ik niet want met Nieuwjaar zal het precies vijftig jaar geleden zijn dat
ik voor 't laatst heb gerookt. En wijn is ook al niet zozeer aan mij besteed,
maar dat durfde ik niet zeggen. Ik zette de stukken op het bord, liet hem de fles
ontkurken en twee glazen volschenken.
- Bezwaar dat
ikzelf een sigaar rook?
Ik kon hem
bezwaarlijk in zijn eigen huis het genot van een sigaar ontzeggen.
- Ge moet weten,
verklaarde hij zich nader, dat ik in mijn jonge jaren 'n boek gelezen heb van
Anton Coolen - "Kinderen van ons volk", zo heette het boek - waarin een passage
voorkomt, die mij altijd is bijgebleven, waar een pastoor en een notaris een
partij schaak spelen op leven en dood. Ze zitten bij het haardvuur, ze drinken
Bordeaux-wijn en... ze roken een sigaar. Het genot kan in kleine dingen liggen,
nietwaar.
Ik mocht
beginnen. Met wit. We hadden erom geloot. Ik begon met e2-e4.
- En nu zal ik
mijn meest geliefde opening spelen, lachte Iloné fijntjes. Eén die ikzelf heb
uitgevonden: de "Iloné-opening".
Drie partijen
hebben we gespeeld. Ik laat in het midden hoe ze verlopen zijn. Dat doet
overigens niets ter zake.
Er is reactie
gekomen op het tweede gedeelte van dit verhaal. Er is vooreerst het feit dat de
roepnaam van Henri Van Lerberghe, de legendarische winnaar van de Ronde van
Vlaanderen anno 1919, "Ritte" was en niet "Ritten". En dat hij reeds vóór de
Tiegemberg iedereen uit zijn wiel zou geschud hebben zou evenmin kloppen. Dat
zou pas gebeurd zijn op de Kwaremont. Een kopgroep van een stuk of vijf renners
zouden zich op die bewuste dag aangeboden hebben aan de voet van de Kwaremont.
Op de top, twee kilometer verder, was er alleen nog... Ritte. Hij had zijn
metgezellen allen piepedood gereden. Ze hebben hem nooit meer ingehaald en aan
de eindmeet, die meer dan honderd kilometer verder lag, had hij veertien
minuten voorsprong. Daar is geen betwisting over, en ook de historie van de
trein en die van het cafébezoek worden door niemand in twijfel getrokken.
Dat
Kwaremont-slagveld bevindt zich op een boogscheut van huize Malpertuis, waar
mijn kunstminnende O.V. zijn hart heeft kunnen ophalen. Ik weet zeker dat datzelfde
hart nu popelt om die Kwaremont, die hij slechts kent uit de heldenverhalen van
de Ronde, eens in levenden lijve met eigen ogen te kunnen aanschouwen. We
vallen de Kwaremont op het lijf, halverwege, waar de dikste kasseien liggen en
de weg het meest onpetsjuistig (*)
is. Geen renners en geen toeschouwers vandaag en dat doet vreemd aan. De
kinderkopkes stellen de amortisseurs van ons Skodaatje danig op de proef, maar
we geraken zonder kleerscheuren boven. We voelen ons eventjes Ritte Van
Lerberghe, de "doodrijder van Lichtervelde".
(* onpetsjuistig:
hobbelig, oneffen...)
We dalen nu af
richting Ronse, maar vooraleer we deze "faciliteitenstad" bereiken slaan we nog
af naar de Hotond-berg. Op de top van deze berg rusten we even uit van de
emoties van de dag, met een pint bier en genietend van een onvergetelijk
vergezicht, in het heerlijk bewustzijn dat we ons hier bevinden op het hoogste
punt van de Vlaamse Ardennen. Niet de Tourmalet of de Aubisque, maar toch... 150
meter boven de zeespiegel. We hoeven maar onze weg verder te zetten en we komen
uit op de top van wéér een andere berg - in de Vlaamse Ardennen krioelt het van
de bergen - zijnde de Kruisberg. Deze berg past ook wel enigszins in ons
sportkraam: een jaar of tien na de "Ronde van Ritte Van Lerberghe" werd hij de
derde berg die werd ingelast. Hier werd overigens tweemaal het wereldkampioenschap
gereden, in 1963 en in 1988, telkens met "dramatische" gevolgen: voor wie al
een tijdje op de wereld is en niet wereldvreemd, hoef ik enkel de namen Van
Looy/Beheyt en Criquielion te vermelden en... we zitten op dezelfde golflengte.
We doen nu vluchtig
de stad Ronse/Renaix aan, de mooie
Vlaamse stad, waar men u aan de kassa van elk grootwarenhuis vriendelijk
begroet met "Bonjour, goeiendag" of "Goeiendag, bonjour". En dan keren we terug
naar het dorp Kwaremont om er een bezoek te brengen aan het borstbeeld van
Karel Van Wijnendale. Aan het restaurant met de lieflijke naam "'t Konijntje" - er staat een reuzegroot glanzend rood porseleinen konijn voor de deur - nemen we
de afslag naar links: we bevinden ons in de straat met de alleszeggende naam "Ronde van Vlaanderenstraat". In deze straat bevindt zich de bekende
kunstgalerij "Beukenhof" van Piet Willequet en over de hele lengte van de
straat staan de namen van de winnaars van alle Ronde van Vlaanderens, in chronologische
volgorde. Maar het interessantste is het monument van Karel van Wijnendale, de
legendarische wielerjournalist, tevens pionier en boegbeeld van 's werelds
grootste wielerkoers.
Het monument van Karel Van Wijnendale in Kwaremont
Het hellend terras dat tot Karel leidt verzinnebeeldt ongetwijfeld de Oude Kwaremont: het is geplaveid met kasseien en iedere ex-winnaar van de Ronde heeft er zijn kassei met foto.
Aan de andere kant van de straat staan nog opgesteld de bijna levensgrote foto's van een dozijn legendarische winnaars. Wij pikken er vier uit: Paul Deman (winnaar van de eerste Ronde, in 1913), Briek Schotte ("ijzeren Briek", de laatste der Flandriens, won in 1942 en '48), Fiorenzo Magni (de enige die driemaal na elkaar de Ronde won: in 1949, '50 en '51), Tom Simpson (winnaar in 1961 en die zo jammerlijk sneuvelde op de flank van de Mont Ventoux, zes jaar later) en Edwig Van Hooydonck (bij wie het bleiten blijkbaar iets nader stond dan het lachen, in 1989).
Dit alles om aan te tonen, beste lezer, dat koers cultuur is van het zuiverste water en dat koers en kunst hand in hand gaan. En wie het hier niet mee eens is, hij steke nu gauw zijn hand op, of hij reagere anderszins. Mijn O.V. en ikzelf groeten u van harte.
Halloween,
Allerheiligen, Allerzielen... Met pijn in 't hart gedenken wij onze dierbaren:
onze ouders, tante Irma en tante Jenna, Raymond, Jack, Johan en Coen... en Bobby,
ons hondje aan wie ik mijn enige gedichtenbundel heb opgedragen in 2004, het
jaar van zijn overlijden.
Bobby zag het levenslicht op 6 januari 1990. Zijn moeder was een poedel, zijn vader vermoedelijk een soort dobermann. Daarom noemde ik hem ook wel eens "onze poederman". In zijn eerste levensmaanden heb ik hem eens van onder een kast gehaald, zeer tegen zijn zin. Hij heeft toen met zijn scherpe tandjes zo fel in mijn hand gebeten dat het bloed rijkelijk stroomde. Een "bijtertje" is hij gebleven. Zijn hele verdere leven heeft hij een heilige schrik gehad voor naderende handen. Enkel Moetsje, Peter en tante Annie konden hem zonder risico aanraken. Zelf ben ik zowat tien keer door Bobby gebeten. Zijn liefde voor Moetsje en zijn vriendschap voor Peter ontroerden mij en vervulden mij tezelfdertijd met afgunst. Als Moetsje thuiskwam liep hij als een razende rondjes rond de tafel, van pure blijdschap. In mij zag hij een rivaal tegenover Moetsje. Niettemin kwam hij bij mij bedelen, mooi rechtop gezeten, om lekkere hapjes en niet zelden nestelde hij zich op mijn schoot. Hem aanraken met de handen durfde ik nochtans niet. Ook de kleindochtertjes waren bang voor Bobby. Als ze op bezoek kwamen werd de hond weggebracht, meestal naar de slaapkamer. Maar als we met hem gingen wandelen gingen de meisjes gaarne mee. Er werd zelfs ruzie gemaakt voor wie hem aan de leiband mocht houden.
Op een mooie zomerdag in 't jaar 2002 zeeg Bobby bewusteloos neer, nadat hij zich mateloos had opgewonden vanwege een laag zwevende luchtballon. Van die dag af ging het met de gezondheid van Bobby stilaan achteruit. We moesten hem iedere dag een pilletje geven voor zijn hart. In 't begin van 't jaar 2004 begon zijn lichaam op te zwellen en later ook zijn hoofd. Tenslotte konden zijn zwakke gezwollen pootjes het gewicht van zijn lijf haast niet meer dragen. Zijn nieren werkten niet meer. Bobby leed. Moetsje kon het niet meer aanzien en ze maakte een afspraak met de dierenarts voor een "verlossend spuitje", op 24 maart om 18 uur 30. Maar die ochtend stierf Bobby een natuurlijke dood. Hij was haar vóór geweest. Hij had haar dat gruwelijk bezoek aan de dierenarts bespaard. Toen Bobby stierf was Moetsje niet thuis. Ik was blij dat het zo gelopen was. Ik knielde neer naast Bobby en teder streelde ik zijn koud gezwollen lichaam. Ik hoefde nu niet meer bang te zijn dat hij bijten zou... Mijn tranen maakten zijn pelsje nat.
's Anderendaags, vóór dag en dauw, heb ik hem begraven bij ons huis in Elsegem. Gewillig is hij met me meegegaan op zijn laatste reis naar de Broekstraat en even gewillig heeft hij zich in het graf laten leggen. Hij rust er, gewikkeld in het dekentje waarop hij zijn laatste levensdagen heeft doorgebracht, op zijn buik, zoals op de foto op de omslag van dit boek: het lijkt wel of het een jonge luie puppie is en dat de hele wereld hem kan gestolen worden. Zoveel pijnlijker dan de beetwonden die Bobby mij heeft toegebracht, is de wonde die zijn heengaan in mijn hart achterlaat
Er is geen God voor hondjes.
Als er een God voor hondjes was
-k heb voor jou gebeden -
had jij vast en zeker
niet zoveel geleden.
Als er een God voor hondjes was
had hij jou vast nog even
- een jaar, of twee misschien?-
in vrede laten leven.
Dan gaf jij nu nog pootjes
en liep jij nog je rondjes
Ach, 'k weet het nu wel zeker:
er ís geen God voor hondjes.
Maar 'k heb jou een graf gegeven
en 'k bid tot Onze Lieve Heer:
misschien kom jij zo in ónze hemel
en zien we elkander ooit nog weer.
Dán gaan wij weer spelen,
dán loop jij weer rondjes:
voor altijd sâam gelukkig zijn...
Er is geen God voor hondjes!
En is er een God voor mensen? Bestaat er een almachtige rechtvaardige liefdevolle God, die werkloos toekijkt op al het verdriet, ellende en onrecht in de wereld? 't Is te hopen, zegt mijn filosoof, dat hij niet bestaat. En zou hij tóch bestaan, hij kreeg een dikke onvoldoende!...
Het gaat nu
in dalende lijn naar het centrum van Anzegem: de kerk van Sint-Jan-den-doper,
of wat ervan overblijft... Een ruïne: vijf jaar geleden is de kerk afgebrand en
van een eventuele heropbouw is nog niets te merken. In deze kerk ben ik gedoopt
in de lente van 1940: de tweede wereldoorlog was pas uitgebroken, 't was in
volle Blitzkrieg. En dan verder bergaf naar de stationswijk. Vlak vóór de
spoorwegovergang wijken we even af van het parcours dat de Ronde-renners in
1919 gevolgd hebben: we slaan af naar links, naar het dorp "Gijzelbrechtegem",
dat ooit de (in oppervlakte) kleinste zelfstandige gemeente van het land was:
amper 78 hectare groot, zegge 0,78 vierkante kilometer! Nu is het een
deelgemeente van Anzegem en de officiële naam heeft plaats moeten maken voor de
oorspronkelijke geuzennaam "Grijsloke". 't Is amper een kilometer rijden tot de
kerk van Grijsloke, óók weer op een heuveltje. Mijn bedoeling is het om mijn
Onbekende Vlaming kennis te laten maken met het parcours van "Dwars door
Grijsloke", Vlaanderens mooiste stratenloopkoers en aldus de tegenhanger van de
Ronde van Vlaanderen, die andere "Vlaanderens mooiste".
Verschenen december 2018 (www.shopmybook.be)
Sinds 1981 wordt hier jaarlijks - telkens de laatste zaterdag van augustus - strijd geleverd door de beste afstandlopers op wellicht het zwaarste, maar tegelijk ook het mooiste parcours dat men zich kan indenken. In de jaren '80 stond de koers in het teken van Stijn Streuvels, in de jaren '90 van de Spelen in het oude Griekenland. Cultuur en sport gingen toen hand in hand. De laatste twintig jaar is dat minder het geval en ook het aantal deelnemers is wat achteruitgegaan, maar de koers is nog steeds alive and kicking en nog steeds Vlaanderens mooiste.
In de jaren '80 waren er medailles voor de deelnemers aan DDG: ze verzinnebeeldden 's mensen levensloop.
Ze droegen namen die pasten bij de stijl van Stijn Streuvels.
De medailles van de jaren '90 symboliseerden de mythologische oorsprong van de antieke Spelen.
We keren nu terug in het spoor van de Ronde en zetten koers naar Kwaremont, vijf- à zeshonderd inwoners, ooit het kunstdorp bij uitstek van de Vlaamse Ardennen. Het zijn in de eerste plaats kunstschilders die zich hier in de loop van de vorige eeuw gevestigd hebben. Het waren vooral landschapschilders: het glooiende landschap en de prachtige vergezichten van de Vlaamse Ardennen waren voor hen een onuitputtelijke bron van inspiratie. Ik zet ze even op een rij, op het gevaar af er een paar over 't hoofd te zien: Paul Boonaert, Frans Bruggeman, William Clevers, Freya Clevers, Gies Cosyns, Magda Devenyns, Daniël Devos, Jan Deweerdt, Henri Ernalsteen, Marcel Herreman, Patrick Heughe, Marcel Kekebos, Jean Oosterlynck, Roger Vercruysse, Piet Willequet.
Een winterlandschap in de Vlaamse Ardennen (Piet Willequet)
Deze laatste is, voor zover mij bekend, de enige nog actieve kunstenaar in Kwaremont. De meesten zijn overleden en een paar zijn er die andere oorden hebben opgezocht. Sic transit gloria... Van Daniël Devos dient overigens gezegd dat hij naast kunstschilder ook glazenier was. Maar wie "glazenier" zegt denkt hier in de eerste plaats aan de familie Leenknegt. Vader Michiel Leenknegt heeft prachtige monumentale glasramen voor o.a. kerken en kloosters voortgebracht in zijn indrukwekkend atelier dat gevestigd was in de oude pastorij op het hoogste punt van Kwaremont-berg. Zoon Jan Leenknegt en dochter Hilde Leenknegt zijn in zijn voetsporen getreden, maar zij hebben het dorp verlaten en... de oude pastorij staat er nu vervallen bij. Veronique De Groote en Dorothea Van De Winkel, twee textielkunstenaressen, mogen niet onvermeld blijven, evenmin als beeldend kunstenaar Eric Vercruysse, collagekunstenares Lydia Verplancken en, last but not least de bekende striptekenaar Eddy Ryssack. Maar de veelzijdigste van allen is ongetwijfeld Bertien Buyl. Ze was prozaïst, dichter, boetseerder, beeldhouwer, tekenaar. Ze schreef romans, novelles, kortverhalen en poëzie.
Skulpturen van Bertien Buyl.
Van vrijwel ál deze kunstenaars is werk te bewonderen in de kunstgalerie Malpertuis. Dit was eertijds het woonhuis plus atelier van kunstschilder Daniël Devos. De galerie wordt uitgebaat door Jules Demortier. Ze is maar één van een half dozijn galerieën die Kwaremont rijk is...
Lichtschakelaar kapot. Met een beetje handen aan zijn lijf vervangt een
mens dat toch zelf. Laat dat werk opknappen door een elektricien en het kost
algauw vijftig euro. Daarvoor moet ik een een hele dag pensioen trekken. In de
Brico kost zon schakelaar amper 4,29 euro (technische details: 5400107373680 SCHAK 1-POL. RUBY INT. UNIPOL. RUBY). Dát is dus
zuinigheid. Mijn zwager Karel noemt dat gierigheid, maar het is
overduidelijk dat hij de begrippen gierig en zuinig met elkaar verwart.
De nieuwe schakelaar vastklemmen geschiedt door het indraaien van de
schroefjes A (cf. foto). Maar dat indraaien was nu net iets wat bij mij,
onhandige Harry, niet lukte. Maar ook bij mijn handige zoon en mijn nog veel
handiger buurman Firmin lukte dat niet. Dan toch maar een echte elektricien
ingeschakeld. Die slaagde er evenmin in Op een nonchalante manier wrikte hij,
niet zonder enige moeite docht mij, en om een reden die mij onbekend is, het
plaatje B (cf. foto) los. Daar sprong tegelijkertijd een dun langwerpig veertje
(D op de foto) uit samen met een ander piepklein dingetje ter grootte van een
zandkorrel. Dat kleine dingetje wipte van de tafel op de grond en werd niet
meer teruggevonden. Lap! Meteen was de Brico-schakelaar niet meer volledig en
alvast niet meer inruilbaar. Wat nu, zei ik? Brol van de Brico, zei de elektricien.
Hij haalde uit zijn dokterstas een andere schakelaar en in geen tijd was de
klus geklaard.
- Ik ga toch mijn beklag doen bij de Brico, zei ik.
De elektricien vond het geen goed idee:
- Wat bereik je ermee? In het beste geval zullen ze die 4,29 euro
terugbetalen, maar de verplaatsingskosten naar het winkelcentrum zullen
zwaarder doorwegen.
- Ik wil geen terugbetaling. Ik wil die lui van Brico helpen door erop te
wijzen dat zij brol verkopen. En per slot van rekening ben ik blij met mijn
aankoop: stof voor een cursiefje, en dat is mij meer waard dan
4,29 euro.
Ik wacht de rekening van de elektricien af. Mijn les heb ik geleerd:
gierigheid bedriegt de wijsheid!
Hij was een jonge knaap nog toen zijn tekenleraar zei dat hij héél veel talent had. Hij zal er wellicht van gedroomd hebben om een wereldberoemd schilder of beeldhouwer te worden, laat staan een Bekende Vlaming. Maar diezelfde leraar vertelde hem later ook dat de geschiedenis leert dat o zo velen met héél veel talent onbekend zijn gebleven. Hij is dan maar chirurg geworden en reeds lang heeft hij zich verzoend met de status van Onbekende Vlaming. Al dient gezegd dat zijn grafisch werk heden ten dage maandelijks door zowat twee miljoen Vlamingen bewonderd wordt. Het verhaal dat nu volgt is het relaas van een uitstapje met mijn Onbekende Vlaming in de Vlaamse Ardennen op de grens tussen West- en Oostvlaanderen. Op 14/9. Het is een verhaal in afleveringen.
Aflevering 3:
Eenmaal terug
op de grote weg, gaan we ditmaal door tot de top van de berg. Die allereerste
berg die ooit beklommen werd in de Ronde van Vlaanderen, heeft zijn top op 82
meter boven de zeespiegel. Een berg, jawel. De coureur die hier in 1919 als
eerste boven kwam moet Ritten Van Lerberghe geweest zijn. Ik vind dat nergens
zwart op wit, maar alle "geschiedschrijvers" zijn het erover eens dat Ritten na
110 kilometer koers is ontsnapt, dat is op 120 kilometer van de finish, en dat
was nog vóór de Tiegemberg. Hij werd nooit meer bijgehaald en aan de finish had
hij een voorsprong bijeen gefietst van veertien minuten op de tweede. De "doodrijder van Lichtervelde", zoals hij genoemd werd, had zijn tegenstanders
die dag inderdaad allemaal doodgereden. Figuurlijk. En toch was niet alles van
een leien dakje gelopen. Hij had de wedstrijd moeten rijden op een geleende
fiets en aan een bepaalde spoorwegovergang werd hem de weg versperd door een
stilstaande trein. Ritten omzeilde het obstakel door met zijn fiets in de trein
te kruipen, en er aan de andere kant weer uit... Vooraleer hij de piste in Gentbrugge
(of was het Sint-Amandsberg?), waar de aankomst lag, binnenreed, zou hij eerst
nog een café zijn binnengetrokken en daar twee pinten hebben gedronken. Eenmaal
op de piste riep hij naar de toeschouwers dat ze beter konden naar huis gaan,
want dat hij... een halve dag voorsprong had.
Op de top van
de Tiegemberg staat een uitkijktoren en een windmolen die dateert van het eind
van de 19e eeuw. En waar de weg een bocht naar rechts maakt en
meteen de afdaling naar Anzegem begint, komen drie landelijke wegen erop uit. De
eerste, die de naam "Meuleberg" draagt en langs de noordelijke flank van de
berg kronkelt is met voorsprong de schilderachtigste en de interessantste, vanwege
vier kunstenaars die hier gewoond hebben
Eerst is er
het "Huis ten Berghe". Nu in verval, maar ooit de woning van VALERIUS DE SAEDELEER (1867 - 1941), lid
van de Latemse school en één van onze grootste Vlaamse kunstschilders. Dit
huis, hoog op de heuvelkam, met uitzicht op Schelde- en Leievallei en het golvend
heuvelland van de Vlaamse Ardennen, werd in 1908 gebouwd door kunstmecenas
Vital Moreels.
Huis ten Berghe
De Saedeleer woonde daar van 1908 tot 1914. Hier ontwierp hij zijn mooiste werken. Bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog vluchtte hij met zijn gezin en met Gustave Van de Woestijne naar Wales. Na de oorlog heeft de kunstenaar zich gevestigd in Etikhove, een dorp in het hartje van de Vlaamse Ardennen: Huis ten Berghe was onbewoonbaar geworden... Later werd het huis opgeknapt en bewoond door Staf Stientjes, vooraleer deze zich definitief in zijn Vossenhol ging vestigen. En nog later werd het huis bewoond door de dichter DIRK DENNEN.
Winterlandschap (V. De Saedeleer)
Op een steenworp van 't Huis ten Berghe - misschien is t maar een hálve steenworp - bevindt zich de molendam, nu bebost gebied, waar eens de Belzebubbergmolen stond, die gebouwd werd in de 13e eeuw en één van de eerste windmolens in Vlaanderen was. De molen werd omvergetrokken in 1937 voor de film "Het kwade Oog" die gebaseerd is op een toneelstuk van Herman Teirlynck. De laatste eigenaar van de molen was TORIE MULDERS (1883 - 1961), die niet alleen molenaar was maar ook landbouwer, auteur, toneelspeler en regisseur, en vooral... dorpsfilosoof. Hij was goed bevriend met Stijn Streuvels voor wie hij een onuitputtelijke inspiratiebron was. Hij werd begraven in een kist die gemaakt was van planken van zijn kerselaar die naar zijn gedacht veel te weinig kersen had gedragen. "Omdat gij geen kersen hebt willen dragen, zult ge mij dragen" had Torie gezegd en dat had hij testamentair laten vastleggen... [Toen mijn notelaar, geplant in mijn geboortejaar, minder vruchten begon te dragen, heb ik hem bedreigd met hetzelfde lot als de kerselaar van Torie Mulders. Ai mij, de boom was ziek, vermolmd aan de voet, en drie jaar geleden is hij omgewaaid en tot brandhout verkapt...]
Eens stond hier de Belzebubmolen
We begeven ons weer naar het punt waar zovele Flandriens, dwangarbeiders van de weg, zwoegend en zwetend de top bereikten, op hun stalen ros, dat honderd jaar geleden drie keer zoveel woog als de huidige koersfietsen. Het gaat nu in eerder licht dalende lijn richting Anzegem. Algauw zien we aan de linker kant van de weg de villa Maenemin, een bakstenen huis in art-decostijl, gebouwd in 1932, voor de Kortrijkse schilder Firmin Colardijn (1896 - 1977), die er gewoond en gewerkt heeft tot aan zijn dood. Hij heeft talrijke mooie kunstwerken afgeleverd: rustige winterlandschappen en sombere droefgeestige figuren die de toeschouwer beroeren.
Villa Maenemin
Werk van Firmin Colardijn
Firmin Colardijn ligt begraven op het kerkhof van Tiegem. Op zijn graf staat een sculptuur van zijn broer, de schilder-beeldhouwer Lieven Colardijn, die eveneens zijn vaste stek had gevonden in Tiegem, in de villa Zonnekracht, een zuiver kubistische woning met atelier, gelegen een paar honderd meter verderop aan de rechter kant van de weg. Lieven schreef ook gedichten die net als zijn grafische werken getuigen van een sociale en religieuze bewogenheid, met thema's over leven en dood, meestal met een pessimistische ondertoon.
Villa Zonnekracht
[Gisteren 16 oktober heb ik het graf van Firmin Colardijn opgezocht, op het kerkhof van Tiegem. Ik zou het niet gevonden hebben, ware het niet dat ik er geheel toevallig de grafmaker tegen het lijf ben gelopen. Een armoedig verwaarloosd graf, waarop geen naam te bekennen is. Alleen het beeld dat door broer Lieven werd gemaakt...]
Beeld op het graf van Firmin Colardijn, door zijn broer Lieven.
Er stond een mannetje te redetwisten met
de WC-madam, terwijl ik rustig mijn beurt stond af te wachten. Hij, een klein
oud ventje, wellicht nog ouder dan ik, en in een net pak. Zij, een indrukwekkende
matrone, achter een tafeltje waarop een schoteltje met centen. Ze deed mij
denken aan die Russische conductrice op de nachttrein van Sint-Petersburg naar
Moskou, waarmee ik eens in aanvaring ben gekomen: een kolos van een vrouw. Tot
op de dag van heden heb ik er nóg nachtmerries van en ik heb er een instinctieve
vrees voor grote struise dames aan overgehouden. Ik vond het dapper van het
oude baasje om met zo iemand in het strijdperk te treden, het mocht dan enkel
maar geredetwist wezen...
't Was in de Lunch Garden in Kortrijk.
Het restaurant biedt zijn klanten de mogelijkheid om te voldoen aan een "natuurlijke behoefte", een kleine of een grote. Mits betaling: veertig cent,
zowel voor de kleine als voor de grote behoefte. En die veertig cent, dáárom
draaide de hele discussie. Ik hoorde het mannetje zeggen:
- Moet ik nu alweer veertig cent? Een
half uur geleden héb ik hier al veertig cent betaald voor een kleine boodschap
en nu moet ik weer.
- 't Is veertig cent per keer en niet
per dag, zei de matrone. En daarenboven, wie gelooft dat: twee keer een kleine
boodschap, zo kort na elkaar? 't Zal ditmaal wel voor een gróte boodschap zijn.
- Ik lijd aan de prostaat, zei het
mannetje, en daar begrijpt gij niets van. En daarenboven: in andere restaurants
hoeft niet betaald te worden om naar de WC te gaan. Zelfs niet in de Lunch
Garden in Gent.
- Hier dus wél, replikeerde de matrone
en ze ging dreigend rechtop zitten.
Het leek erop of ze zou het mannetje met
één klap tegen de grond gemept hebben, mocht hij aanstalten gemaakt hebben om
zonder betalen binnen te glippen. Maar ons dapper baasje gaf zich niet
verloren:
- Veertig cent heb ik nu niet meer op
zak, alleen dít heb ik nog, kleiner niet.
Hij hield haar een briefje van vijftig
voor.
- Geen nood, zei ze bitsig. Ik kan het
best wisselen, maar 't zal in muntstukjes zijn.
Ze ritste het briefje van vijftig euro
uit 's mans handen en pakte van onder haar tafeltje een metalen doos met
muntstukjes.
- Wacht eens even, zei hij, nu vind ik
hier toch nog twee stukjes van twintig cent in mijn broekzak.
Hij gaf de muntjes, kreeg zijn vijftig
euro terug en haastte zich naar het plashokje. Mijn beurt.
- 't Is niet te geloven, deed ze haar
beklag - en haar toon was plots veel gemoedelijker - wat ik hier allemaal over
de vloer krijg. Meneertje wou mij doen geloven dat hij tweemaal moet plassen in
een half uur tijd.
- Toch is dat mogelijk, zei ik. Het
heeft te maken met de prostaat, met de leeftijd dus. Ik heb het ook soms voor,
soms na tien minuten al.
- Láát het nu nog zo zijn, daar kunnen
wij toch allemaal geen rekening mee houden. Ons werk is zó al stresserend
genoeg. We mogen ons niet laten doen, anders gaat niemand nog betalen. Hoor
maar wat ik gisteren heb meegemaakt. Een vrouw kwam met haar kleine die een
plasje moest doen. Ze betaalde veertig cent, maar ze bleef zó lang weg dat ik
ervan overtuigd ben dat ze ook "geweest" is, en ik durf wedden dat het voor
een "grote boodschap" was. Toen ik het haar zei durfde ze nog een brutale bek
opzetten ook. Wat een mens toch meemaakt, wat een mens toch meemaakt... En, à
propos, dat het in de Lunch Garden in Gent gratis is, daar geloof ik niets van.
- Toch is het zo, zei ik. Ik ga daar
zelf ook vaak, in de Lunch Garden, in de Krijgslaan aan de Sterre.
Dat was geen leugen van mijnentwege. Ze
leek mij te geloven en ze ging daar niet verder op in. En ze zei nog, op
zachtere toon - want er was weer een klant binnengekomen:
- Ge hebt er geen gedacht van wat voor
truken ze al niet uithalen om niet te moeten betalen! Maar ik heb ook zo mijn
truken. Dat wisselen van die vijftig euro, dat was er één. Ik zou het niet
gekund hebben, daarvoor heb ik geen muntjes genoeg. Ge moet weten: de zaken
gaan slecht, de laatste tijd...
Ik glimlachte begripvol en ik haastte mij
naar mijn plashok. Toen ik weer naar buiten ging, riep ze mij na:
- Helaba, gij hebt óók niet betaald!
- Ik heb enkel een briefje van
vijftig bij, zei ik...
Hij was een jonge knaap nog toen zijn tekenleraar zei dat hij héél veel talent had. Hij zal er wellicht van gedroomd hebben om een wereldberoemd schilder of beeldhouwer te worden, laat staan een Bekende Vlaming. Maar diezelfde leraar vertelde hem later ook dat de geschiedenis leert dat o zo velen met héél veel talent onbekend zijn gebleven. Hij is dan maar chirurg geworden en reeds lang heeft hij zich verzoend met de status van Onbekende Vlaming. Al dient gezegd dat zijn grafisch werk heden ten dage maandelijks door zowat twee miljoen Vlamingen bewonderd wordt. Het verhaal dat nu volgt is het relaas van een uitstapje met mijn Onbekende Vlaming in de Vlaamse Ardennen op de grens tussen West- en Oostvlaanderen. Op 14/9. Het is een verhaal in afleveringen.
Aflevering 2:
Tiegemberg, 't is eigenlijk een overdrijving.
Een "molshoop" zou een eufemisme zijn. De waarheid ligt in 't midden: een
heuveltje van zeven of achthonderd meter en een stijgingspercentage van acht
procent. Té veel, voor mij althans, om er nog met de fiets boven te geraken - ik
ben dan ook negenenzeventig... Halverwege de berg, aan de rechterkant, op de
hoek met een kleine zijweg - genaamd "Hollendries" - staat de herberg " 't Fonteintje".
Niets wijst erop dat het hier nog om een herberg gaat en de naam is op 't
eerste gezicht nergens meer te bespeuren, tenzij voor de zeer aandachtige
toeschouwer: op een klein plaatje hoog boven in een hoek van de
zijgevel staat te lezen " 't Fonteintjeanno 1850". Een belangrijke
kunstschilder uit het begin van de vorige eeuw verbleef hier rond 1910: MODEST HUYS (1874 - 1932). Hij was
geboren in de streek van Waregem en heeft daar ook het grootste deel van zijn
leven gewoond. Een drietal jaar, aan 't begin van zijn carrière, heeft de
kunstenaar in het Meetjesland gewoond, alwaar hij prachtige landschappen heeft
geschilderd. Een niet onbelangrijke bijzonderheid: mijn Onbekende Vlaming heeft zélf een groot deel van zijn leven - zijn jeugd - doorgebracht in het Meetjesland en er zijn eerste
kunstwerken geproduceerd. Maar dát dus helemaal terzijde... Later heeft Modest
Huys ook andere wegen bewandeld in de schilderkunst. Van Stijn Streuvels, met
wie hij goed bevriend was, heeft hij een portret geschilderd dat zich nog
steeds in "Het Lijsternest" bevindt en er door de bezoeker te bewonderen is. In de
jaren dat Huys in 't Fonteintje verbleef, logeerde daar ook een andere
kunstschilder, de geboren-en-getogen Tiegemnaar Staf Stientjes. Er wordt gezegd
dat beide schilders voor hun logies betaalden met het beschilderen van de
cafémuren. Het schijnt dat die muurschilderingen daar nog steeds te bezichtigen
zijn. Wat ik alleszins kan getuigen: ik heb ze daar met eigen ogen gezien,
jáááren geleden.
't Fonteintje
Vlasslijters (schilderij van Modest Huys)
Portret van Stijn Streuvels (door Modest Huys)
Een driehonderdtal meter verder naar de top van de berg toe en eveneens aan de rechterkant van de weg, bevindt zich de villa die kunstschilder STAF STIENTJES (1883 - 1974) in 1927 liet bouwen. Hij gaf zijn riante villa de welluidende naam " 't Vossenhol" en enkele jaren later werd het huis ingericht als drank- en spijshuis, wat het op heden nog steeds is. De Tiegemberg wordt overigens ook vaak "de Vossenholberg" genoemd. Staf vond zijn inspiratie in de mooie Vlaamse landschappen, maar hij schilderde ook portretten en hij durfde ook wel eens de weg van het surrealisme bewandelen. Hij schreef ook gedichten en ook als toneelacteur was hij actief. Eén van de regelmatige bezoekers van het Vossenhol was Stijn Streuvels. Op latere leeftijd liet de schilder in zijn tuin een nieuw woonhuis bouwen. Onder deze woning richtte hij een crypte in waar nog talrijke van zijn werken te bezichtigen zijn.
't Vossenhol
schilderij van Staf Stientjes
We bevinden ons nu op een honderdtal meter van de top, doch we maken eerst nog even rechtsomkeer, we dalen weer zo'n paar honderd meter af en slaan nu aan de andere kant van de berg een dreef in: de Warandedreef. Na honderd meter komen we aan "Villa Albert". Deze werd gebouwd rond 1890 door de Tiegemse mecenas Vital Moreels. Daar woonde van 1919 tot aan zijn dood in 1962 een bekende Vlaamse componist, taal- en letterkundige: ALFONS MOORTGAT (1881 - 1962). Deze prachtige villa (waar de naam "Albert" vandaan komt is mij onbekend) was in die tijd een ontmoetingsplaats van vooraanstaande Vlaamse kunstenaars: Ernest Claes, Modest Huys, Valerius de Saedeleer, Stijn Streuvels, Gustave Van de Woestijne, Hugo Verriest. Moortgat wijdde zich vol overgave aan de verspreiding van de religieuze muziek in Vlaanderen. Zijn muziekstukken, waarvoor hem verschillende onderscheidingen te beurt vielen, waren zeer in trek bij organisten en koren.
villa Albert
Een paar honderd meter verder in de Warandedreef komen we bij "d'Oude Melkerij" waar de beroemde kunstschilder GUSTAVE VAN DE WOESTIJNE (1881 - 1947) gewoond heeft van 1909 tot aan het begin van de eerste wereldoorlog. Hij vluchtte toen naar Wales, samen met zijn goede vriend Valerius de Saedeleer, die toen ook in Tiegem woonde. In zijn "Engelse periode" maakte hij naam in Londen. Gustave was de broer van de grote Vlaamse schrijver Karel Van de Woestijne. Tot 1909 woonde hij in Latem (hij behoorde tot de fameuze Latemse schildersschool) en bij zijn komst naar Tiegem was hij reeds een befaamd kunstenaar. Zijn volledig oeuvre bestaat uit een vierhonderdtal werken, stuk voor stuk meesterwerken, waarvan er een flink aantal dateren uit zijn Tiegemse periode.
d'Oude Melkerij
Boerinnetje (beroemd werk uit Van de Woestijnes Tiegemse periode)
Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.