Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.
FLAUW EN PUBERAAL, MAAR GOED BEDOELD: dit soort verhaaltjes vindt u bij de vleet ('n 200-tal) op www.bloggen.be/kris .......... PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
30-11-2018
Aspirine
De oude Grieken waren reeds vertrouwd met de pijnstillende werking van
een stof die zich bevond in de bladeren en de bast van de wilgenboom. Ze
kauwden de bladeren en maakten extracten van de bast die werkzaam waren tegen
koorts en pijn. De beroemde arts Hippocrates, die leefde op het eiland Kos (van
460 tot 370 v.C.), schreef erover. Het is zelfs waarschijnlijk dat die heilzame
werking reeds in vroegere beschavingen bekend was, nl. bij de Assyriërs en de
Egyptenaren. In de middeleeuwen vond men een stof met dezelfde werking in de
moerasspirea (*) een ½ tot 2 meter hoge plant die groeit in bossen, langs
sloten en op moerassige gronden (*van deze plant is de naam aspirine afgeleid).
Vanaf het begin van de 19e eeuw probeerde men het extract van de wilgenboom
te zuiveren. Henri Leroux isoleerde in 1829 uit wilgenbast de stof salicine,
een verbinding van salicylzuur en glucose. De Italiaanse onderzoeker Raffaele
Piria slaagde er in 1838 in het glucosegedeelte af te splitsen en alzo werd
salicylzuur bekomen. Enkele jaren later slaagden Duitse en Franse chemici (o.a.
Kolbe en Gerhardt) erin de scheikundige structuur van salicylzuur te
achterhalen en het ook te synthetiseren. Omdat salicylzuur een zeer bittere
smaak heeft en schadelijk is voor de maag werd op zoek gegaan naar chemische
varianten en men vond die door acetylering (=behandeling met azijnzuur) van de
fenolring: acetylsalicylzuur!
Uitgaande van fenol (1) en natriumhydroxyde (2) bekomt men natriumfenolaat, hetwelk na verhitting onder druk met koolstofdioxyde (3) ontstaan geeft aan natriumsalicylaat (4) waaruit na behandeling met zwavelzuur (5) het salicylzuur (6) wordt afgesplitst, dat na behandeling met azijnzuur (7) ontstaan geeft aan acetylsalicylzuur (8).
Tot een echt bruikbaar medicijn kwam het echter pas naar het einde toe van de eeuw nadat de in 1863 gestichte firma Bayer het onderzoek had overgenomen. Felix Hoffmann, chemicus verbonden aan de firma, beschrijft in 1897 hoe hij er in geslaagd is een stabiele synthetische variant van acetylsalicylzuur te maken, in een chemisch zuivere en bewaarbare vorm.
Felix Hoffmann, uitvinder van de aspirine
In 1899 bracht Bayer dit op de markt als pijnstillend poeder en nog een jaar later verscheen de tablet, de aspirine die weldra de wereld zou veroveren. Men heeft geschat dat indien wij alle tabletjes die over de toonbank zijn gegaan, netjes op elkaar zouden stapelen, een torentje zou bekomen worden dat reikt tot de maan. In de eerste helft van de twintigste eeuw ontbrak aspirine in welhaast geen enkele huisapotheek: de werkzaamheid van het product was bewezen en de bijwerkingen waren eerder gering. Alhoewel Aspirine heeft een duidelijke negatieve invloed op de bloedstolling (door remming van de bloedplaatjesaggregatie) en het veroorzaakt beschadigingen van de maagwand. Maagbloedingen waren dan ook een klassieke verwikkeling van te grote inname van het acetylsalicylzuur. Dat kon nochtans niet beletten dat het in het begin van de 20e eeuw uitgroeide tot dé panacee bij uitstek: het werd niet alleen voorgeschreven bij haast alle ziekten, maar het werd ook gepropageerd als preventivum. Getuige hiervan de Engelse one-liner: one aspirine a day can keep the doctor away.
Hoe werkt aspirine? De vraag heft de onderzoekers beziggehouden. Vanzelfsprekend. Men vond dat aspirine een remmende werking heeft op de vorming van bepaalde stoffen (prostaglandines) die zich voordoet bij weefselletsels. Die prostaglandines stimuleren de ontstekingsreactie en er ontstaat pijn en koorts. Ze zijn tevens nodig voor de opbouw van het maagslijmvlies. Is dat duidelijk? Pijnstilling, jawel, maar de maagbloeding moest men er bij nemen. Niet te verwonderen dat men tijdens de laatste decennia op zoek is gegaan naar andere AIDs (anti-inflammatory drugs) en dan liefst de niet-steroïdale (NSAIDs dus), t.t.z. zonder corticoïden. Heden ten dage zijn NSAIDs legio. De meest bekende zijn diclofenac (Voltaren) en ibuprofen (Brufen): ze hebben een groter ontstekingsremmend vermogen, ze zijn minder schadelijk voor de maag, ze hebben nauwelijks invloed op de bloedstolling, maar ze kunnen schadelijk zijn voor de lever en de nieren De slotsom is dat de rol van aspirine bij pijnklachten, in de eerste plaats bij gewrichts- en spieraandoeningen, op heden fel verminderd is. Rol uitgespeeld? Dat dacht u maar!...
Wie slim is kan van de nood een deugd maken en wie handig is moet compromissen sluiten. Het verminderen van de stolbaarheid van het bloed was een bijwerking van aspirine. Dat kon aanleiding geven tot ongewenste bloedingen. Anderzijds vermindert het de kans op stolselvormingen in de bloedbaan (trombus-vorming) en dus op hartinfarcten en beroertes. Een klassieke aspirine bevat 500 milligram acetylsalicylzuur. En als men de dosis nu eens zou verminderen zodat de kans op spontane bloedingen tot zo goed als nihil wordt herleid, terwijl het antistolvermogen in de bloedbaan nog groot genoeg blijft om een significante vermindering van de kans op trombusvorming te bewerkstelligen? Het compromis! Welnu, die dosis werd bepaald op 80 à 100 milligram daags, een mini-aspirientje dus. Aanbevolen aan eenieder boven de vijftig. Handig, nietwaar.
En de prostaglandines wier aanmaak geremd wordt door aspirine. Men heeft aangetoond dat ze niet alleen de ontsteking in de hand werken, maar tevens de tumorgroei. Aspirine dus als (voorbehoed)middel tegen kanker? Voor wat betreft darmkanker is dat reeds bewezen.
En kom me nu niet vertellen dat het ook werkt bij diabetes, zegt u? Toch wel, bij diabetes 2 lijkt aspirine alvast een gunstig effect te hebben Er staat het aspirientje nog een grote toekomst te wachten: de panacee van de twintigste eeuw wordt wellicht ook de panacee van de eenentwintigste.
Om dit verhaal te beëindigen moet ik het hebben over ene Arthur Eichengrün, die leefde van 1867 tot 1949. Niet om dit saai verhaal op te smukken, maar omdat ik anders de heer Eichengrün zwaar onrecht zou aandoen. Hij was in 1897, het jaar waarin de aspirine vorm kreeg, hoofd van het Bayer-labo, waar Felix Hoffmann werkte als assistent
Arthur Eichengrün
Tijdens zijn laatste levensjaar Hoffmann was toen reeds een paar jaar overleden verklaarde Eichengrün dat niet Hoffmann maar hijzelf de echte uitvinder van de aspirine was. Wat was geschied? Eichengrün was joods en werd om die reden, tijdens het interbellum, verbannen uit zijn land door de nazis en uit de dagboeken geschrapt, waardoor hij helemaal in de vergeethoek geraakte. Gedeeltelijk eerherstel kwam er toen een Brits onderzoeker (of was het een Ier?) na de claim van 1949 aantoonde dat de eer inderdaad toekwam aan Eichengrün. Bayer weigerde echter de geschiedenis van hun paradepaardje dat Aspirin heet drastisch te laten herschrijven en zo komt het dat Hoffmann nog steeds genoemd wordt als de uitvinder van wellicht het meest succesrijke medicament aller tijden. Ten onrechte?
Jürgen is een knappe jonge veertiger, lid van onze loopclub en allicht
de meest begeerde vrijgezel van de club. Hydraulieker van beroep en thuis in
de meeste wetenschappen, ook in de medische. En als er al eens een woord zijn
pad kruist in dit geval het woord panacee waarmee hij niet bekend is, dan
steekt hij zijn licht op bij diegene van wie hij denkt dat ie met de term
vertrouwd is. In dit geval: mezelf
Het woord stamt uit de medische wereld en zestig jaar geleden kende ik
het al. De meesten van mijn trouwe lezers zullen zich herinneren dat ik toen
reeds student in de medicijnen was en woorden die reeds zó lang in t geheugen
zitten vergeet men niet gauw. Op mijn leeftijd iemand nog iets te kunnen
bijleren geeft een goed gevoel. En er is méér. Het woord heeft zijn oorsprong
in de Griekse mythologie en zodoende krijgt Jürgen er meteen de etymologische
verklaring van het woord bij. Met die Griekse goden ben ik immers vertrouwd en
ik laat geen gelegenheid voorbijgaan om die kennis te etaleren. IJdelheid, weet
je wel. En dat is nu ook de reden waarom ik u, lieve lezer, wil laten
meegenieten van mijn deskundige uitleg omtrent panacee.
Het betekent: medicijn dat werkt tegen alle ziekten. Het moge duidelijk
wezen dat zoiets niet echt bestaat en dat we onze definitie een beetje dienen
aan te passen in de zin van: waarvan men hoopt, veronderstelt, wil laten
voorkomen dat En het wordt ook in figuurlijke zin gebruikt, zoals in,
bijvoorbeeld: sporten is een panacee tegen alle ziekten of een huisdier is
een panacee tegen alle vormen van depressie. Het woord is afgeleid van
Panakeia, de godin van de medicijnen, die een dochter was van Asklepios(*), de god van de geneeskunde, en
Epione, die beschouwd wordt als de godin van de pijnstilling. (*Over Asklepios en in t bijzonder het
wonderlijk verhaal van zijn geboorte kunt u lezen in mijn boek Uit het schuim
van de zee, hoofdstuk 47). Andere kinderen van Asklepios en Epione waren de
artsen Machaon en Podaleirios, beroemd vanwege hun optreden tijdens de oorlog
van Troje. En dan waren er nog twee dochters: Hygieia (van wie het woord
hygiëne is afgeleid), die de godin was van de gezondheid, en Iaso die de godin
was van de genezing. De namen van Panakeia en Hygieia komen voor in de aanhef
van de oorspronkelijke eed van Hippocrates (**): Ik zweer bij Apollo de
genezer, bij Asklepios, Hygieia en Panakeia, en neem alle goden en godinnen tot
getuige, om naar mijn beste oordeel en vermogen de volgende eed te houden:
(** Hippocrates: de vader van de
geneeskunde, leefde van 460 tot 370 v.C., zou een verre afstammeling zijn van
de god Asklepios).
Maar ter zake. Een panacee is wel degelijk een echt medicijn, maar dan
één waaraan veel meer eigenschappen toegedacht worden dan het eigenlijk
verdient. Een voorbeeld is aspirine. Of beter gezegd: dat was het in het begin
van de vorige eeuw. Het werd op de markt gebracht in 1899 als een zeer
effectief middel tegen pijn en koorts, maar algauw werd het door onze
overgrootouders, al of niet op voorschrift van de huisarts, aangewend bij haast alle denkbare
lichamelijke kwalen. Panacee! Rond het midden van de eeuw werd het gebruik van
aspirine rationeler en beperkt tot de aandoeningen waarvoor het oorspronkelijk
bedoeld was: pijn (o.a. tandpijn, hoofdpijn, gewrichtspijn) al of niet gepaard
met koorts. Aspirine was niet langer een panacee Maar wat bleek algauw? Dat aspirine
een uitstekend medicijn is in de preventie van verstopping van de bloedvaten in
het hart en de hersenen, zeg maar in het voorkomen van hartinfarct en beroerte,
zijnde twee van de voornaamste doodsoorzaken. Naast kanker En, jawel hoor! De
laatste jaren werd wetenschappelijk aangetoond dat aspirine een belangrijke rol
speelt bij de preventie en de genezing van kanker, en alleszins darmkanker.
Weer panacee dus?
Jürgen vraagt of panacee iets te maken heeft met het beter bekende
placebo. Laten we dat even onder de loep nemen. Om te beginnen is placebo
niet afgeleid van één of andere godheid. Het is Latijn, afkomstig van
placere, wat behagen betekent, of bevallen. Letterlijk dus: ik zal
behagen. In tegenstelling tot de panacee bevat het placebo geen werkzame
bestanddelen. De verhoopte werking ervan berust louter en alleen op een
verwacht psychisch effect. Het resultaat hangt dus af van het vertrouwen dat de
patiënt stelt in het middel. Dat vertrouwen hangt af van verscheidene
factoren: 1° de autoriteit van de voorschrijvende arts, 2° de goedgelovigheid
van de patiënt, 3° de kostprijs (hoe duurder het product hoe groter de
verwachting), 4° de grootte en de vorm van het placebo. Wat dit laatste punt
betreft, een anekdote uit de huisartsenpraktijk van een collega zaliger uit de
Westhoek Een bejaarde dame kon al dagen de slaap niet vatten, allerlei
slaappillen ten spijt. Ten einde raad nam de huisarts zijn toevlucht tot het
ultiem middel: een placebo in de vorm van een inspuiting met een fysiologische
vloeistof doch zonder werkzaam bestanddeel. De injectienaald was nauwelijks
teruggetrokken of de vrouw viel als een blok in slaap
Genezers die alle ziektes behandelen met voetmassage of met acupunctuur:
das panacee-geneeskunde . Gebedsgenezers en dokters die ziekten behandelen met
gekleurde lichtbundels: das placebo-geneeskunde.
Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.