Hoe zeere vallen ze af.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Hoe zeere vallen ze af,
de zieke zomerblaren;
hoe zinken ze altemaal,
die eer zoo groene waren,
te grondewaart!
Hoe deerlijk zijt gij ook
nu, boomen al, bedegen;
hoe schamel, die weleer
des aardrijks, allerwegen,
de schoonste waart!
Dit is de eerste van zes strofen waarin de onovertroffen Guido Gezelle zijn virtuositeit loslaat op de herfst, het vallen van de bladeren, november. Het is zijn manier om te verwoorden dat november een beetje zeer doet, hetgeen ik eergisteren heb willen beduiden met mijn collage van dode bladeren. Niemand van mijn trouwe lezers heeft de collage écht mooi gevonden en evenmin heeft iemand het walgelijk lelijk gevonden
te oordelen naar het aantal reacties. En zo is t goed.
In de kerk van Elsegem hing eertijds boven het hoofdaltaar een klok, met daaronder de tekst: Gedenk, o mens, dat elke tik u nodigt tot de dood. De klok is nu weg, al vele jaren. Alleen de ouderen herinneren zich nog de tekst. De ouderen, die weldra te grondewaart zullen zinken. Een jaar of zes geleden heeft ons dorp, met zijn amper twaalfhonderd inwoners, de pers gehaald: zevenentwintig parochianen hadden dat jaar het tijdelijke met het eeuwige verwisseld. Zevenentwintig zieke zomerblaren! Mijn schoonmoeder was één van hen. Wijze mensen hebben erover nagedacht, over het fenomeen Elsegem, het dodendorp. Maar alles is gelukkig ten goede gekeerd: dit jaar van de ene Allerheiligen tot de andere zijn er amper vijf ter ziele gegaan. Toeval? Ongetwijfeld
Met Allerheiligen gaan de gedachten naar de dierbare overledenen, naar onze eigen sterfelijkheid en naar die laatste tik. Op de kerkhoven treuren wij om de afgestorvenen en tegelijkertijd zijn we blij dat al die medemensen, net zo min als wij, het eeuwig leven hebben. Het tegenovergestelde zou, onze eigen sterfelijkheid een gegeven zijnde, een onuitstaanbare kwelling betekenen, voor u en voor mij. Mort de voisin réconforte!
En net als ik op het punt sta deze beschouwing af te sluiten, krijg ik een mail van O. van Togenbirger de Waelekens, de grote filosoof. De mail is ter gelegenheid van Halloween. Waarom wij ons met zijn allen verlustigen in de gruwel en griezel van Halloween? Omdat wij wéten dat het fictie is en omdat het de nog veel grotere gruwel en griezel van de werkelijkheid doet vergeten. Voor even maar, want de rauwe realiteit krijgt ons altijd weer in haar greep.
|