Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.
FLAUW EN PUBERAAL, MAAR GOED BEDOELD: dit soort verhaaltjes vindt u bij de vleet ('n 200-tal) op www.bloggen.be/kris .......... PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
17-08-2022
Ode aan Johan
Samen met in ´t bijzonder zijn dierbare echtgenote Rosette, die één van onze trouwste clubleden is, herdenkt Loopclub Grijsloke dit
jaar Johan Dhaene ...
Dwars door Grijsloke is terug, na een onderbreking van twee jaar (corona!): op 27 augustus, de 40e Dwars door Grijsloke. Exact vijf jaar geleden, op 27 augustus 2017, overleed één van
de voortreffelijkste leden van de Loopclub: Johan Dhaene. In het sept/okt nummer van dat jaar (nr 5, jg 36) heb ik toen een in memoriam geschreven voor mijn goede vriend onder de titel Vaarwel Daantje.
Het staat nog steeds te lezen op mijn blog: www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=3016377.
Op haar facebookpagina brengt zus Trees een ode aan haar geliefde broer, naar wie haar gedachten nog iedere dag uitgaan (cf., www.bloggen.be/pierpont/archief/php?ID=3297465). Mijn broer mag niet vergeten worden, zegt Trees. Het was zijn grote vrees: vergeten worden...
Zijn foto prijkt op pag. 1 van mijn boek Vlaanderens mooiste, de geschiedenis van Dwars door Grijsloke vanaf het prilste begin tot het jaar 2016 (cf. www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=3296028)
En ik heb nog een idee, Trees, dat er moet toe bijdragen om Johan nooit te vergeten: in de loopclub heb ik het weliswaar al meer dan twintig jaar niet meer voor het zeggen, maar ik kan wel nog een voorstel doen...
In de zomer van 1979 trok een huis in het Gentse Patershol de aandacht van Stefan Hertmans. De blauweregen hing bestoft neer, maar de geur trof hem diep en bracht hem terug naar
zijn kinderjaren. Hij kocht het pand in een opwelling. Verbijsterend was de ontdekking dat de vroegere bewoner een sser was geweest. Pas nadat Hertmans het huis twintig jaar later had verkocht ging hij op zoek naar
wat er zich tijdens de oorlog had afgespeeld. Het is onbegrijpelijk, schrijft hij, dat alles wat ik toen al had kunnen weten of tenminste toch vermoeden, zo gedachteloos aan mij voorbij had kunnen gaan"
Deze tekst staat achteraan op de cover van het boek De Opgang van Stefan Hertmans, één van onze meest geprezen eigentijdse Vlaamse schrijvers. Ik kreeg het boek voor mijn tweeëntachtigste verjaardag op 4 juni. De hoofdrol is weggelegd voor Willem Verhulst (de sser), maar een zeer grote rol speelt ook de plááts waar het verhaal zich afspeelt, in het noord-oostelijk gedeelte van het Patershol, waar de schrijver twintig jaar lang, zonder enig vermoeden, gewoond heeft: Drongenhof nummer 24. Ik moet bekennen dat dát stukje Gent mij helemaal onbekend was. Het belendend Sluizeken en Oudburg kende ik slechts van naam...
Ik kan niet wachten tot 18 augustus, de dag waarop ik na mijn stroke weer mag beginnen autorijden, om dit deel van Gent te verkennen. Gelukkig is er de trein en op 30 juni is er in de aula van de universiteit de viering van het emeritaat van professor Anne Depaepe, gewezen rector van de UGent. Ik behoor tot de genodigden en er valt best iets te combineren: Patershol in de vóórmiddag, Anne Depaepe in de námiddag.
Op de trein stapt een man mijn coupé binnen en stopt mij haastig een kaart in de handen. Op de kaart staat dat hij een arme sukkelaar is, die dakloos is, honger en dorst lijdt en kou in de winter, en dat hij straks weer langs komt en o zo dankbaar zal zijn als ik hem een centje zal toestoppen en dat God het mij zal lonen. Ook de andere reizigers krijgen zon kaart toegestopt. Geen vijf minuten later - ik ben met mezelf aan ´t overleggen of ik zal pogen de beloning van de Allerhoogste in de wacht te slepen - komt een corpulente maar vooral stevig uit de kluiten gewassen treinconductrice het coupé binnengestormd. Ze heeft de man bij de kraag met haar stevige knuisten. Met haar knieën bewerkt ze zijn onderrug en ze laat een krachtige Franse vocabulaire op haar prooi neerkomen: défendu, ramasser, quitter le train... Ze laat het slachtoffer haastig enkele van de uitgedeelde kaarten terugnemen, vooraleer de trein halt houdt in De Pinte. Als de trein weer vertrekt zie ik de sukkel op het perron staan, alsof er niets gebeurd is. Misschien waagt hij straks opnieuw zijn kans...
En dan komt dat beeld mij nog eens voor de geest van die conductrice van de nachttrein van Moskou naar Sint-Petersburg, anno 1985: een fort, ter grootte van een olifant. Ze maakte mij erop attent dat mijn valies de doorgang in de trein versperde en thuishoorde in het bagagerek. Maar het valies was te zwaar en ik kreeg het niet voor elkaar. Toen heeft ze zelf de klus voor mij geklaard. Met één hand...
Vanaf het Sint-Pietersstation is ´t Patershol vlot te bereiken met tram één. Afstappen aan ´t Gravensteen en dan de Kraanlei. Waar we gewoonlijk rechts afslaan om ons via de brug over de Leie naar het plein van de Dulle Griet te begeven en zo verder naar de Vrijdagmarkt waar Jacob van Artevelde nog steeds heer en meester lijkt te zijn, stappen we nu rechtdoor. We zijn in Oudburg. Hier zou eeuwen geleden een oude burg hebben gestaan, vooraleer de nieuwe gebouwd werd wat verderop: het Gravensteen. Wat een feestelijke omgeving: cafeetjes, snackbars, restaurants...! De Oudburg eindigt aan ´t Sluizeken en de Krommewal, die alle een rol toebedeeld krijgen in het boek van Hertmans, maar de belangrijkste rol is weggelegd voor het Drongenhof, de laatste zijstraat van den Oudburg, waar Willem Verhulst, de collaborateur heeft gewoond, in het nummer 24, met zijn vrouw Mientje, die hij niet trouw is gebleven en zijn drie kinderen Adriaan, Letta en Suzy. En waar later de schrijver Stefan Hertmans twintig jaar lang heeft gewoond, zonder te weten welke beruchte Vlaming hem daar was voorgegaan. En zonder te weten dat één van zijn professoren aan de Gentse universiteit - Adriaan Verhulst - de zoon was van Willem Verhulst, de flamingant wiens idealisme zo dramatisch uit de hand is gelopen.
Ook nu hangt aan het huis nummer 26 de blauweregen (bestoft) neer.
Een kwartiertje lopen is het van hier tot aan de aula. Maar ondertussen heb ik nog ruim de tijd voor een etentje in de Donkersteeg en voor een bezoek aan de Wapy, op de hoek van de Heilige Geeststraat en de Bennesteeg, op een steenworp van mijn eerste studentenkot. De Wapy was toen een huis van lichte zeden en recht ertegenover was nog een dergelijk huis, De Lantaarn - er waren er toen meerdere in die buurt. In de Wapy zat Mireille, vóór het raam, met blote borsten. Op een nacht werd ze vermoord, samen met haar collega uit de Lantaarn: De dubbele moord in de Bennesteeg, die voor zover mij bekend onopgelost is gebleven, en waarover ik schrijf in mijn boek Commilitones (pag. 180-182). De Wapy heeft sindsdien talrijke bestemmingen van andere aard gekregen en wellicht zullen maar weinigen zich herinneren dat het ooit De Wapy is geweest. Op de foto zit een man met zijn rug naar de vitrine gekeerd, waarachter sexy Mireille zat, met aan de muur boven haar hoofd een kruislieveheer...
In de aula is veel schoon volk aanwezig, ter ere van Anne Depaepe. En er staan voordrachten op het programma. Drie uur hebben de voordrachten geduurd. Als één van de laatste sprekers was Herman Decroo aan de beurt, gewezen kamervoorzitter en vice-premier, tevens papa van onze huidige eerste minister. Hij heeft de vader van de gevierde goed gekend: Placide Depaepe. Placide is nog burgemeester van Gent geweest en ook nog minister van Sociale Voorzorg. En even was die lieftallige Anne Depaepe mij iets minder sympathiek voorgekomen. Fille à papa? Volkomen onterecht overigens. De beloning voor die drie uur gedwee luisteren en minuten handgeklap was een puike receptie in het perystilium van de aula: een hapje en een drankje. Ik raakte in gesprek met een bescheiden dametje, dat daar net als ik, ook alléén was. Ik schatte haar vooraan in de veertig, maar achteraf gezien moet ze een flink stuk ouder geweest zijn. Ik had heel vaag de indruk dat ik haar al eerder ontmoet had. Ik vroeg of ze ook in de medische branche zat. Had ze maar gezegd dat ze de vrouw was van Paul Van Cauwenberghe die van 2005 tot 2013 rector is geweest van de universiteit, twee volle ambtstermijnen... Daar kwam Paul al opdagen. Is hij braaf geweest? vroeg hij, op mij doelend. En, ´t is zo´n deugniet, voegde hij er nog aan toe. We kennen elkaar al heel lang, Paul en ik, en ik denk dat we elkaar erg sympathiek vinden. En dan was er nog Denis Clement, professor emeritus in de cardiologie en gewezen deken van de medische faculteit. Hij was in het gezelschap van twee vriendelijke dames die mij allebei schenen te kennen. Eén van hen moet zijn echtgenote geweest zijn - waarom toch ben ik zo slecht in het herkennen van namen en gezichten? Denis en ik zijn allebei van de lichting 1965. Hij was één van de allerknapsten van dat jaar. Ieder jaar grote onderscheiding. Ik daarentegen ben nooit verder geraakt dan voldoening, zij het telkens in de eerste zittijd. Hij heeft het ver geschopt in de academische wereld, ik slechts tot bescheiden keel-neus-oorarts. En wie soms mocht denken dat Denis een droge wetenschapper is, heeft het verkeerd voor. Zijn muzikaal talent is onvolprezen. Hij is de stichter en de leider van het befaamde Denis Clement Quintet. Net als ik tweeëntachtig, maar met het einde nog lang niet in zicht.
De terugreis. Op de trein naar Oudenaarde komt in De Pinte een jongeman mijn coupé binnen. Hij kan vijftien geweest zijn, of twintig, of iets daartussenin. Hij neemt plaats schuin tegenover mij, zijn zwaar geschoeide voeten, de voetzolen met ijzers beslagen, op de met velours beklede zetels. Ik kijk hem vluchtig aan, zonder de minste zweem van afkeuring. Hij schijnt te willen zeggen: zeg daar nu eens wat van. Ik durf niet, zit de hele tijd mijn Metro-krantje te lezen, zonder hem aan te kijken, hoe hard hij ook zijn best doet om mijn aandacht te trekken. Hoe immers kijk je zo iemand aan: met een afkeurende blik of met een blik van verstandhouding? En alles wat daartussen ligt is vatbaar voor verschillende interpretaties en ik heb geen zin in een stuk staal tussen mijn ribben. De trein rijdt blijkbaar door tot Ronse, als ik uitstap in Oudenaarde blijft hij zitten, niet na eerst zijn been van de bank tot in de middengang te laten afglijden, waardoor ik lichtjes struikel. Ik zeg pardon...
Een fles wijn en een overheerlijke mokkataart, dat is wat mijn lieve attente vrouw had klaargezet op de salontafel. Voor mijn verjaardag, de tweeëntachtigste al !
- Dokter Bourgeois heeft mij de alkohol verboden, zei ik.
- Kom nou, één enkel glaasje op je verjaardag zal toch zeker geen kwaad kunnen. En daarenboven - dat weet ik wel zeker - heeft hij alleen maar het bier verboden.
- Omdat hij weet dat ik geen wijn lust. Zo goed kent hij me wel: we zijn jaren lang collegas geweest.
Paul Bougeois en ik, we hebben elkaar menigmaal ontmoet op recepties, waar ik dan de enige was die vroeg of ik in de plaats van een glas wijn misschien ook een biertje kon krijgen. Verzoek
dat altijd ingewilligd werd. Mijn ingewanden verdroegen geen wijn, ik kon de smaak niet appreciëren en het brandde in mijn maag als azijn. Uitzondering gemaakt voor een zoet Rijn- of Moezelwijntje. En ja, een glaasje
Liebfraumilch, dat ging er nog wel in. En toch, in mijn kelder staan behoorlijk wat wijnflessen, de meeste minstens tien jaar oud. Allemaal gekregen, gratis. Nu ja, gratis... U moet weten dat ik tijdens mijn actieve
jaren tientallen voordrachten heb gegeven voor verenigingen allerhande, het meest service-clubs. Ik heb er nooit een cent voor gekregen, en ook niet gevraagd, al zou ik nooit een attentie in de vorm van een geschenk
in natura geweigerd hebben, als vergoeding voor de uren voorbereidend werk en de verplaatsingskosten. Ik herinner mij niet dat het geschenk in natura ooit iets anders is geweest dan... een fles wijn. Ik heb nooit durven zeggen
dat ik geen wijn lusttte. Tact...
- Toch zal ik deze fles nu openmaken, zei ze.
Ik bekeek het etiket op de fles: een vin de Bourgogne van 2007. Was de houdbaarheidsdatum niet overschreden?
- Geen sprake van, zei ze. ´t Is een klassewijn, een premier cru, en die wordt alleen maar béter met ouder worden.
Ze schonk twee glaasjes uit. En ik... ik zette er één aan de lippen. ZUUUR ! Dit was erger dan pure azijn! Mijn mond stond in brand, mijn lippen ook. Gelukkig had ik maar
een heel klein slokje genomen, anders was het met mij wellicht nooit meer goed gekomen. Mijn vrouw nam ook een slokje. Ook zij vond de wijn wel erg zuur. Aan de wijn kon het niet liggen maar wel aan onze kelder die niet geschikt
was om een premier cru te bewaren. De godendrank werd doorgespoeld in het toilet. Even was ik bang dat de zure wijn het email van de WC-pot zou aanvreten. De lege fles werd in de wachtrij geplaatst voor de glascontainer.
In de wachtrij voor de glascontainer
Ik bekeek nogmaals het etiket: Nuits-Saint-Georges, 1er cru. Er begon mij iets duidelijk te worden. Had ik niet ooit een verhaaltje geschreven waarvan de titel luidde Nuits-Saint-Georges? Jazeker! Het is gedateerd 3 oktober 2012 en het prijkt op de pagina´s 83 t/m 86 van mijn Derde Blogboek (ondertitel: Zwanzerij) - kijk dat maar even na, u hebt het wellicht in uw boekenkast staan. Die fles was mijn beloning voor een voordracht voor de leden van een club die zich inzet voor het goede doel. Ik schroomde mij om die fles aan te nemen en ik beloofde, na bedankt te hebben, dat ik de fles zou schenken aan... het goede doel.
Op ´t einde van mijn verhaal schrijf ik: Ik zal de fles schenken aan een goed doel, das beloofd. En ´t komend jaar mogen ze mij zeker wéér vragen. Helaas, ik ben mijn belofte niet nagekomen. Tot mijn scha en schande. En, voor zover ik mij kan herinneren, ´t jaar erna hebben ze mij niet gevraagd.
Is het u, waarde lezer, ooit overkomen - wellicht wel - dat u niet op de naam kon komen van iets of iemand waarmee u nochtans goed vertrouwd bent? U zou het duizend keer zeggen
maar, hoe hard u ook uw best doet, het wil u maar niet te binnen schieten. En dat dit verschijnsel zich merkwaardigerwijze haarhaaldelijk voordoet bij één en dezelfde persoon of zaak? Wat u nodig hebt is een
geheugensteun, in de vorm van een mnemotechnisch middel. Ziehier... U maakt een associatie tussen de persoon (of het ding) waarvan de naam u bij herhaling niet te binnen schiet, en iets of iemand anders met een
gelijkluidende naam... Ik geef een voorbeeld... Stel dat ik de naam van de pastoor van ons dorp - pastoor Schollaert - bij herhaling moeilijk kan oproepen uit mijn geheugen. Heeft de pastoor een rode neus? Of heeft hij een
dikke buik? Of kan ik mij voorstellen dat hij met meer dan normale gretigheid aan zijn miswijn slurpt? De associatie is snel gemaakt. Zie ik onze pastoor, dan denk ik schol en dan komt ´s pastoors achternaam
er, binnen de seconde. Het mnemotechnisch middel heeft zijn werk gedaan. En hier past misschien een ethymologisch intermezzo...
Mneme is Grieks voor herinnering. Boeiend wordt het als ik u vertel dat Mnemosyne in de Griekse mythologie de godin was van het
geheugen, van de herinnering. Zij was één van de twaalf titanen-kinderen van het oergodenpaar Gaia (de aarde) en Ouranos (de hemel). Haar broer Kronos en haar zuster Rhea waren de ouders van de oppergod Zeus, met wie zij eens negen nachten achtereen het bed deelde. Uit die vereniging van Zeus met zijn tante Mnemosyne zijn de negen Muzen gesproten.
Ziedaar...
Maar waar het mij écht om te doen is: ik wil u mededeling doen van de vijf mnemotechnische middelen die mij in mijn leven van veel nut zijn geweest, of nog steeds zijn. Zij
zijn ten getale van vijf:
Toen ik, jaren geleden, nog niet écht oud was en nog iedere zondagmorgen ging joggen met de club, had ik een alleraangenaamst trainingsmaatje: Nathalie. En ofschoon ik
haar goed kende, ik slaagde er maar niet in haar naam te onthouden. En toen ik haar dat op een dag bekende zei ze dat Nathalie toch niet zo´n moeilijke naam is en dat Gilbert Bécaud een bekend liedje
over haar had gemaakt: mon guide Nathalie. Sinds die dag is het niet meer voorgekomen dat ik op haar naam niet kon komen, al duurde het soms wel een volle seconde, de tijd die nodig was om de omweg te maken via
Gilbert Bécaud en mon guide. De laatste jaren zien we elkaar helaas niet meer, maar haar naam vergeet ik nimmermeer: mon guide Nathalie.
Pampérigouste. In deze résidence (dorp?) woonde ten tijde van Alphonse Daudet ene notaris Honorat Grapazi. Hij was het die de verkoop geregeld heeft van de beroemde
molen van Daudet: de Gaspard Mitifio au sieur Alphonse Daudet. Pampérigouste, het dorp in de Provence, hoe idyllisch vond ik dát! Maar het was jammer genoeg één van de woorden waar
mijn brein geen affiniteit mee had. Met Honorat Grapazi en Gaspard Mitifio was er geen vuiltje aan de lucht, maar de residentie Pampérigouste wilde er maar niet in. Tot ik het mnemotechnisch middel gevonden had: pamper! Ik stelde mij Honorat Grapazi voor als een stokoude en lichtjes incontinente notaris. En zo kwam ik telkens uit bij pampers en ... Pampérigouste. Groot
was mijn teleurstelling toen ik vernam dat Pampérigouste niet echt bestaan heeft, dat het een résidence imaginaire was. Ik ben mij daarna zelfs gaan afvragen of die hele molen niet verzonnen was.
Ware het niet dat ik hem drie keer bezocht heb - met eigen ogen gezien - en dat er een foto van de molen hangt in mijn slaapkamer...
De pincode van mijn eerste bankkaart was 3824. Ik had die geleend van het telefoonnummer van mijn moeder zaliger. Ik belde haar bijna dagelijks en het nummer zat in mijn hersenen
gebeiteld: 293824. Telkens als ik mijn pincode ergens diende in te geven moest ik in mijn hoofd het telefoonnummer opdreunen. Anders zou het niet gelukt zijn. Mijn mnemotechnisch middel was hier dus29....
Firmin en Lieven Colardijn waren twee kunstschilders, afkomstig uit Kortrijk, die in het midden van de vorige eeuw naar Tiegem (een deelgemeente van Anzegem) zijn komen wonen.
Ze lieten er allebei een villa bouwen, bovenop de Tiegemberg: villa Maenemin (Firmin) en villa Zonnekracht (Lieven). Firmin ligt begraven op het kerkhof van Tiegem; op zijn graf staat een standbeeld door zijn broer gemaakt.
Over hen en over een tiental andere grote kunstenaars die Tiegem in die glorietijd bevolkt hebben, heb ik twee cursiefjes geschreven (www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=3179936 en www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=3180129). Ik kon hun namen zo voor de vuist opdreunen: Huys, Stientjes, Vandewoestijne, Desaedeleer, Mulders, Moortgat... . De naam Colardijn wilde echter nooit lukken. Tot de berg waarop ze beiden woonden
te hulp kwam. De bergen in de Tour de France worden col genoemd. Mijn geheugensteuntje wás er: van col naar Colardijn was een poepsimpele stap.
En dan is er nog die Griekse boekhandel in Athene, niet ver van het Syntagmaplein. De grootste boekhandel van Griekenland, naar men zegt. De naam: Eleftheroudakis. Niet onoverkomelijk
moeilijk te onthouden. Zeker niet voor wie een beetje Grieks kent en weet dat eleftheria vrijheid betekent. Voor mij evenwel een onmogelijke opdracht. Tot ik enkele jaren na mijn eerste bezoek aan Athene en zijn
befaamde boekhandel een groep schoolkinderen zag ronddartelen in de Eleftheroudakis. Des élèves zei een Waalse vriend die mij vergezelde. Elève-Elefteroudakis: de associatie is mij altijd
bijgebleven...
Op 5.12.2018 werd een student door zijn medestudenten, clubleden van Reuzegom de dood ingejaagd. Op een gruwelijke manier. Een studentendoop! Laat de straf voor
de moordenaars eveneens gruwelijk wezen... Maar wie zijn die moordenaars? Alle Reuzegommers, achttien in getal, staan terecht.
FAMILIE WIL ALLE REUZEGOMMERS GESTRAFT ZIEN blokletterde Het Laatste Nieuws op 30/4 op de voorpagina. Mag ik hier pleiten voor enige voorzichtigheid? Zouden
er onder die achttien niet enkele rechtvaardigen geweest zijn, die niet meegewerkt hebben aan die moord en het er niet mee eens waren? Het weze er maar één...
Mijn kostschooltijd van vijfenzestig jaar geleden komt mij voor de geest: de smeerkaasaffaire en de chocoladeverkoop. Neem, waarde lezer, rustig de tijd om mijn verhaal te lezen
op www.bloggen.be/kris/archief.php?ID=123515 op datum van 8.12.2008. De titel luidt Oostende.
In die tijd had men geen vier à vijf jaar nodig om de schuldige te straffen. En wat ik later aan de universiteit heb meegemaakt! Mij werd gevraagd, als preses van het Seniorenkonvent
(de overkoepelende vereniging van alle regionale studentenclubs) de inname van de stad Damme op te luisteren met een studentikoze speech, op de pui van het stadhuis. De bezetting van de stad Damme, het was een groot succes:
op de voorpaginas van de kranten. Mijn speech werd uitgezonden op de nationale radiozender. Ik wist toen niet eens wat de bedoeling was van dat groots evenement: een protestactie tegen het rectoraat van de universiteit,
een eis voor betere huisvesting voor de studenten - kort daarvoor was een studente overleden door een gasuitwaseming op haar kot...
´s Anderendaags werd de presides van de vier studentenkonventen de toegang tot de universiteit ontzegd. Voor mij, die toen in het laatste jaar geneeskunde zat, een ramp!
Zoals ik al zei, in die tijd waren er geen vier à vijf jaar nodig om een vonnis te vellen. Gelukkig is de rector één dag later op zijn beslissing teruggekomen...
Wat ik met dit betoog wil bepleiten? Dat de schuldigen streng gestraft worden in deze zaak, de zaak Sanda. Alléén de schuldigen! Geen sinecure... Vier
à vijf jaar zouden moeten volstaan...
Oekraïne. O, grote gruwel! Here God, ik moet er niet aan denken. Maak daar een einde aan, ik weet dat Gij dat kunt. En geef mij één dag terug uit de jaren 1957-63.
Laat mij nog éénmaal binnenstappen in de friture van Njora Nikiforova, al weze het in een vizioen, een droom. Over de mooiste uren van mijn aards bestaan heb ik geschreven in mijn boek „O jerum jerum jerum...“
in 2006, later verschenen als „Commilitones“:
De "frituur Njora" aan de Sint-Kwintensberg. Njora was een blonde Oekraïense. Met haar achternaam heette ze Nikiforova en ze was afkomstig uit Apostolona, een dorp op zo'n honderd kilometer van Dnjepropetrovsk. Ze heeft mij enkele woordjes Russisch geleerd en ze had de beste frieten met stoverij van het heelal. Tot diep in de nacht bleef ik er plakken: we speelden er kaart, of dammen of schaken, of we filosofeerden over het leven. Ik heb er waarschijnlijk meer uren gesleten dan op de banken van de auditoria.
Reeds vele tientallen jaren ben ik verslaafd aan 2 voor 12, de onovertroffen quiz op de Nederlandse TV. Ook een beetje verslaafd aan de even onovertroffen presentatrice:
jij dus... Noem het gerust verliefdheid: je lieve glimlach, je aanlokkelijke stem, je stielkennis. En toch ben ik bang dat er na al die jaren een beetje sleet begint te komen op mijn verliefdheid. Sta mij toe
dat ik het uitleg...
In den beginne vond ik geen graten in het feit dat jij srijven zei omdat je de schr niet kon of niet wilde uitspreken. Integendeel. Ik vergaf je
veel, zoals dat gaat onder jonge verliefden, die elkaars fouten met de mantel der liefde bedekken, ja, er zelfs door opgewonden raken. Er was overigens een goede verklaring voor dat spraakgebrek van jou: niemand
zal immers ontkennen dat srijven gemakkelijker uit te spreken is dan schrijven. Een ander spraakgebrek waar ik opgewonden door raakte was de manier waarop jij vier uitsprak: fieë!
Al vind ikzelf fieë moeilijker uitspreekbaar dan vier. Tot hier niets aan de hand dus. Edoch...
Laten we even teruggaan in de tijd, toen de Nederlander Joop Zoetemelk één van de beste wielrenners ter wereld was. De Nederlanders spraken zijn naam uit als
Soetemelk en daar kon ik nog wel enig begrip voor opbrengen. Als naam en voornaam in één adem uitgesproken worden, is Joop Soetemelk de enige correcte uitspraak en zelfs de enige technisch
mogelijke uitspraak, d.i. zonder gevaar de tong te breken. Of je zou er Joob Zoetemelk moeten van maken, maar dat is taalkundig niet toegelaten. Toch is dàt hetgeen een vrijgevochten sportjournalist
er jaren geleden van maakte: Zoetemelk met z, alleen als er Joob vóór kwam, in alle andere gevallen bleef het Soetemelk. Ik wond er mij mateloos over op. Onlangs
hoorde ik jou, lieve Astrid, tijdens een 2 voor 12 iets vertellen over een grood zwaard. Vroeger zou ik het je niet kwalijk genomen hebben. Maar onze liefde begint te tanen, vrees ik...
Zopas verneem ik dat de warenhuisketen Colruyt, tot niet nader genoemde datum, een korting van 3% verleent aan mensen die vluchtelingen uit Oekraïne in huis nemen. Een mooie
daad van menslievendheid. Gaarne zet ik hier dan ook iets tegenover...
Voor al wie vóór 1 mei a.s. mijn boek COMMILITONES (uitg. begin 2022) bestelt, via www.shopmybook.be (prijs 17,05 ), zal ik 51 cent (*) overschrijven naar de instanties die instaan voor het heil van de vluchtelingen. Medeleven met de gruwel in Oekraïne en tezelfdertijd ter nagedachtenis van Njora Nikiforova,
een Oekraïnse (uit Apostolona in de buurt van Ndjepropetrovsk) die tijdens mijn studentenjaren in Gent een friture uitbaatte op de Sint-Kwintensberg, alwaar ik meer uren heb doorgebracht dan op de banken van de auditoria
- in mijn boek wijd ik daar een paar paginas aan.
(*) 51 cent, zijnde 3% van de kostprijs van het boek; dit gaat niet af van mijn schrijversloon (royalties), want dat bedraagt ... 0,00 euro.
Op een ijskoude ochtend lag Brownie stokstijf in ´t midden van de schapenweide, waar ze dertien jaar rondgedarteld had, samen met Blanche, het andere Ouessantschaapje. Brownie was al enkele dagen ziek en nu was ze er plots niet meer. ´s Anderendaags zijn ze haar komen halen van het vilbeluik. Ondertussen was Blanche rustig verder blijven grazen alsof er niets aan de hand was: ze moet gedacht hebben dat haar levensgezellin sliep. Toen Brownie weg was werd Blanche onrustig, gejaagd liep ze rondjes in de weide, ze ging op een heuveltje staan en speurde daar de horizon af, ze at niet meer. Een dag later lag Blanche dood in haar hok. Van verdriet. Ik had een voorgevoel gehad: een on geluk komt nooit alleen, en... geen twee zonder drie?
De dag vóór de aangekondigde februari-storm lieten we onze dode appelboom omhakken: de kans op omwaaien en eventuele stormschade was te groot geworden. En tóch kwam het onheil. Nummer drie.
Ik was de gevelde boom aan ´t opruimen toen plots honderd bellen en cimbalen in mijn hoofd weerklonken. Ik wou mij afvragen wat er gaande was, maar ik slaagde er niet in ook maar één zinnig woord uit te brengen. Ik wilde met mijn rechter hand naar mijn neus grijpen maar ik belandde in mijn linker oor. Hier was iets ernstigs aan de hand...
Dank zij het snelle ingrijpen van mijn dierbaren arriveerde ik in geen tijd op de spoedafdeling van het AZ-Groeninge Kortrijk. De equipe van de stroke-unit stond mij al op te wachten. Was ik pakweg een uur later ter plaatse geweest dan was het slecht afgelopen met mij: men heeft het mij daar meerdere keren op het hart gedrukt.
Mag ik nu, lieve lezer, een rauw realistisch intermezzo inlassen, en mag ik mijn lieve lezeressen, althans zij die het echt goed met mij menen, verzoeken de nu volgende cursief gedrukte regels over te slaan, omdat ze té ontluisterend zijn:
Je wordt meteen vastgeklonken aan een bed in de stroke-dienst (de dienst van de beroertes). Een vijftal slangetjes in de linkerarm, waarmee je verbonden bent met toestellen die je leven in handen hebben. Je leven hangt hier dus aan meer dan één slangetje. Enkel de rechter hand is vrij: om op de alarmknop te drukken en... de bedpan te bedienen. Tracht u, beste seksegenoot, in te leven in de toestand:
1° linkerhand geïmmobiliseerd vanwege de talrijke slangetjes;
2° je beschikt enkel over de rechterhand om de bedpan te bedienen; het lukt niet om de plas in de hals van de fles te deponeren; maar er zijn verzachtende omstandigheden want nooit eerder heb je met zon bedfles gewerkt, je bent je coördinatievermogen in de rechterhand kwijt en je bent angstig;
3 de lakens zijn nat, de verpleegster is niet vrolijk, lakens verversen is een zware karwei;
4° een half uur later moet ik weer, want liggend op mijn rug heb ik mijn blaas niet kunnen leegplassen; het lukt nu beter; alles in de fles; ik neem de fles van tussen de lakens, maar ik ben onzeker, ik beef, en daar gaat mijn fles; alles is weer op het bed; de verpleegster is nu ronduit kwaad; als het nog eens gebeurt zal ze mij laten liggen in het geplas; het is mijn eigen schuld, ik moet maar om hulp vragen bij het plassen...
5° weer een half tot één uur later doe ik het nogmaals zelf; het begint immers te lukken en mijn getormenteerde penis met moederlijke zorg in een plasfles laten stoppen door een zuster, die, wie weet, ooit nog bij mij geassisteerd heeft toen ik hier arts was, vind ik té ontluisterend, zoals ik al zei; ik zou haar willen zeggen dat ik haar rijkelijk zal vergoeden, als ze mij haar coördinaten maar wil geven, maar... mijn spraak is weg; ik druk dus niet op de alarmknop, het plassen lukt en de fles is nu behoorlijk vol; ik ben daar fier op; tot de fles weer uit mijn krakkemikkige hand glijdt;
6° de maat is nu vol; nog éénmaal zal de zuster verse lakens leggen en als ´t nog één keer gebeurt krijg ik een pamper om; de ultieme vernedering;
7° ik besef dat mijn volgende kans mijn allerlaatste is; en ondanks mijn gedeeltelijk verlamde rechterhand en mijn geïmmobiliseerde linker, komt de gevulde bedfles feilloos op het nachttafeltje terecht; daar moet een slok op gedronken worden; maar het glas water valt uit mijn hand, op het bed, op de plaats waar... u weet wel; de zuster is in alle staten; help! het is niet wat ze denkt; droge lakens legt ze niet meer; mijn spraakverlamming belet mij te vertellen wat er gebeurd is; ik krijg een pamper aan; help!!!
Ik krijg een slaappil en ik slaap nu tot de ochtend. Bij het wakker worden slaag ik er in voorzichtig enkele woordjes te spreken. Kleine woordjes als brood en niets lukken niet, terwijl arrondissementscommissaris en volksvertegenwoordiger er vrij vlot uitkomen. Hoe ondoorgrondbaar toch is het menselijk brein! Maar hoera! ik kan mij nu weer verstaanbaar maken. Tegen de middag spreek ik al bijna helemaal normaal. Het is nu zo goed als zeker: het bloedstolsel in mijn hersenen is verdwenen, opgelost, dank zij het snelle ingrijpen met antistol. De hersenschade zal beperkt zijn. Ik kan wellicht nog een tijdje mee...
Nog vijf dagen ben ik in het AZ-Groeninge gebleven, en in die vijf dagen heeft men allesbehalve stilgezeten: electrocardiogrammen, electroëncefalogrammen, electromyogrammen, computertomografieën, medische-resonantie-onderzoek, bloeddrukmetingen, labotesten, logotherapie, kinesitherapie, ergotherapie... En na ieder onderzoek heb ik dank u gezegd, uit de grond van mijn hart, en dank u ook aan mijn ziekenfonds, dat al die onderzoeken betaalt, met de glimlach. Ik praat nu weer normaal en de vinger-neus proef lukt al aardig. Dat die witte sluier uit mijn linker hersenhelft nu maar gauw verdwijne...
Zo ziet een embolie in de linker hersenhelft er uit (MR, UZ-Groeninge)
Hoera, ik ben weer thuis. Genezen verklaard na amper zes dagen hospitalisatie. Bij mijn ontslag komt de hoofdverpleger mij nogmaals op het hart drukken dat ik door het oog van de naald ben gekropen, dank zij het snelle ingrijpen en de know how van het beste niet-universitair ziekenhuis van het land (*de zes die vóór staan in de ranking blijken inderdaad universitair te zijn). Ik heb er geen moeite mee om mij dankbaar te tonen. En ik ben ook fier dat ik hier, jaren geleden, mijn brood heb mogen verdienen. En dat ze hier nu mijn leven gered hebben. Alhoewel, helemaal genezen ben ik wellicht nog niet, want de komende zes maanden mag ik geen auto rijden. Zal ik het daarna nog wel kunnen? Bij mijn thuiskomst vind ik een Pro Justitia in mijn brievenbus: in de Bevrijdingslaan binnen de bebouwde kom, een paar kilometer te snel gereden, waar niet meer dan 50 km per uur mag gereden worden (een inbreuk tegen artikel 11.1), vastgesteld door politie-inspecteur Annelies Desmet en haar assistente Laurence Van der Biest. De meisjes hebben ongetwijfeld goed werk verricht, maar waar die bebouwde kom zich zou kunnen bevinden in de Bevrijdingslaan is mij een raadsel. Ik ben op tijd thuis, want over twee dagen wordt de boete al flink verhoogd. Ik neem mij voor nooit nog sneller dan 45 per uur te rijden...
En dat een ongeluk nooit alleen komt... Soms komen ze per twee, soms per drie of per vier. Of per vijf! Door de storm die tijdens mijn ziekenhuisverblijf gewoed heeft, is de façade van mijn schapenkot zón twintig centimeter ingedeukt, naar binnen. Van op een zekere afstand lijkt er niet veel aan de hand, maar de schrijnwerker die dit kunstwerk afgeleverd heeft, zegt dat het om een perte totale gaat: balken zijn gespleten en het dak is ontwricht. Vita dura est, sed vita!
Is het u al overkomen, beste lezer dat u goedendag wilt zeggen, en u zegt boekentas? U hoort uzelf boekentas zeggen en u probeert nogmaals
goedendag te zeggen, maar weer zegt u boekentas of iets anders, maar geen goedendag. Of u wilt luidop tot tien tellen en u telt: nof, fer, klom, dee... Of u probeert een tekst uit
een boek luidop te lezen en u brengt er niets van terecht. In stilte kunt u alles lezen en begrijpen, aan uw verstand lijkt er niets te schorten maar u kan niets gezegd krijgen zoals het hoort. Die toestand duurt ongeveer
een kwartier en dan begint het te beteren. Na nog een kwartier is alles over. U hebt een tia doorgemaakt, een Transient Ischemic Attack, ofte een voorbijgaande doorbloedingsstoornis in de hersenen. Ik weet waarover ik spreek:
ik heb het driemaal meegemaakt. Hoogtijd om de hulp van bevoegde medici in te roepen. Het belangrijkste onderzoek is een computertomografisch onderzoek van de hersenen, een hersenscan...
Het verdict: geen tumor en het verstand onaangetast. Maar de hersenen zijn gekrompen, zoals dat past bij de leeftijd en dat zal dus de reden zijn waarom het geheugen zo fel achteruitgegaan
is en iets bijleren zo hondsmoeilijk gaat. En de letsels die er zijn, ze zijn de handtekening van de tias. Gekrompen en verschrompelde hersenen, nog enigszins passend bij de leeftijd. Hoor ik niet bijna dagelijks ge
ziet er nog goed uit... voor uw leeftijd? Hoe zeer zou ik het op prijs stellen als men zijn bewondering voor mijn persoon zou beperken tot ge ziet er goed uit, met weglating van de nog dus,
en van de leeftijd.
Van dat onaangetast verstand, ik geloof er geen snars van. Gisteren heb ik voor ´t eerst in mijn leven een pandoering gekregen in het damspel, van Chris Tack een telg uit
een oud Gents geslacht dat ooit de cyclobalsport in ons land domineerde, een geslacht ook van denksporters, in ´t bijzonder de schaaksport. In het dammen is Chris evenwel nooit erg bedreven geweest, maar in het schaken
kon ik maar moeilijk van hem winnen, al dient gezegd dat ik mij zelden kansloos liet overtroeven. Ik had nog zo gehoopt mijn nederlaag in het dammen uit te wissen met een overwinning in het schaken. Geen sprake van! Gewurgd
door twee Dames! Een vernedering als deze wens je niemand toe.
Zwart (Tack): Kg7, Dd4, Dg4, f6 Wit aan zet: MAT !
Wit (ik): Kf5
En hoe moet het nu verder? Pillen! Bloedverdunners! Het gevaar voor hersentrombose is anders te groot. Maar de bloedverdunners brengen gevaar mee voor een hersenbloeding. Aan mij om te beslissen: trombose of bloeding? Wat zou ú mij adviseren, beste lezer?
In Mont-Saint-Aignan, nabij Rouen, werd op 8.1.1934 Jacques Anquetil geboren, als zoon van een metselaar uit Boisguillaume. Omdat vader Anquetil niet voor de Duitsers wilde werken
veranderde hij tijdens de 2e wereldoorlog van beroep: hij werd aardbeienkweker en vestigde zich in Bouguet, in de buurt van Quicampoix. De kleine Jacques was een intelligent kind: hij was de eerste van de klas en wiskunde
was zijn lievelingsvak. Na het lager onderwijs trok hij naar de ambachtsschool in Sotteville, afdeling bankwerker-draaier. Na het behalen van zijn brevet van bankwerker vond hij werk in een fabriek. Na zesentwintig dagen echter
hield hij het daar voor bekeken en ging werken in het bedrijf van zijn vader als aardbeiplukker. De reden? Hij kreeg er een maandagmiddag vrij, hetgeen hem toeliet om serieus te trainen met de vrienden van een wielerclubje
waarbij hij zich ondertussen had aangesloten. Aanvankelijk had Jacques meer gevoeld voor de hardloopsport maar omdat in de jeugdcategorieën de loopafstanden te kort waren - hij bleek het al op zeer jeugdige leeftijd te
moeten hebben van zijn uithoudingsvermogen - ging zijn voorkeur nu algauw naar de wielersport. Hij wilde renner worden, een kampioen. Hij was zeer ambitieus, wilde altijd en overal de eerste zijn, en aan talent bleek het hem
niet te ontbreken. Als achttienjarige behaalde hij reeds belangrijke overwinningen waardoor hij al op jonge leeftijd een grote bekendheid verwierf. Hij was een uitstekend klimmer en hij zou uitgroeien tot ´s werelds allergrootste
tijdrijder en ronderenner. Op 23-jarige leeftijd won hij zijn eerste Tour de France en later zou hij de Tour nog 4x op zijn naam schrijven, aldus het record van drie Tourzeges (Filip Thijs en Louison Bobet) met twee eenheden
verbeterend. Hij is ook de eerste renner op wiens palmares de drie grote rondes prijken: Tour, Giro en Vuelta. Hij schreef ook het werelduurrecord op zijn naam.
Spectaculair is ook het liefdesleven van maître Jacques, zoals hij in Frankrijk veelal genoemd werd. Zijn eerste vrouw was de mooie blonde Jeannine, die hij
afgesnoept had van zijn huisdokter. Jeannine was zes jaar ouder en ze bleek geen kinderen te kunnen krijgen. Jacques zocht een andere vrouw. Ver ging hij het niet zoeken: hij nam Annie, Jeannines dochter uit haar eerste huwelijk
tot vrouw. Jeannine bleef bij hen inwonen. Annie schonk hem een dochter, Sophie. Maar ook dát huwelijk liep op de klippen: Annie verliet met Sophie het echtelijk dak. Ook zijn derde vrouw ging Jacques dicht bij huis
zoeken: Dominique, die de ex was van Alain, een zoon van Jeannine!... Dat vond Jeannine al te kras en ook zij vertrok. Dominique is bij Jacques gebleven tot aan zijn dood. Uit dat huwelijk is een zoon geboren: Christophe.
Jacques Anquetil is overleden op 16.11.1987, amper drieënvijftig jaar oud. Hij was terminaal ziek toen hij het bezoek kreeg van Raymond Poulidor, de populairste renner die
Frankrijk heeft gekend. Poulidor staat bekend als de eeuwige tweede, die meestal de duimen moest leggen voor Anquetil. De woorden die Anquetil toen sprak tot Poupou zijn bekend:
- Ik was meestal eerste, jij tweede. Ook nu zal je tweede zijn. Ik ga eerst.
Poulidor overleed op 13.11.2019, tweeëndertig jaar na Anquetil (op drie dagen na). Zijn achterstand op maître Jacques was nog nooit zo groot geweest...
Ik had u, lieve lezer, beloofd dat ik zou doorbomen over de uitkomst van 6 gedeeld door 7, eenrepetitief getal zonder einde. Ach, u zit er wellicht niet op te wachten,
maar voor mij is het een reden om een nieuw woord - quox! - te promoten. Quox (q) is een getal dat dit gemeen heeft met het 6:7-getal dat het evenzeer geen einde heeft, maar evenwel niets repetitiefs
in zich heeft. Zonder een mnemotechnisch middel zie ik geen normaal redelijk schepsel ooit verder komen dan tien, laat staan twintig cijfers.
Ik geef u het getal q even mee (ik beperk mij tot tien cijfers): 1,618033989...
En ik leer u meteen hoe ge er toe komt:
Schrijf op: 1, 2
Tel de 1 op bij de 2, maakt 3
Schrijf op: 1, 2, 3
Maak nu de som van de 2 en de 3, maakt 5
Schrijf nu: 1, 2, 3, 5
Maak nogmaals de som van de laatste 2 getallen, maakt 8
Ge krijgt nu: 1, 2, 3, 5, 8
En nogmaals de som van de laatste twee getallen (13), en zo verder...
Neem nu een willekeurig getal uit dit rijtje en deel het door het getal dat er juist vóór staat. U zal zien dat de uitkomst weinig afwijkt van de quox en dat naarmate
we onze getallen groter kiezen de uitkomst meer en meer de quox benadert...
Het getal pi (3,1415926535...) vertoont wel erg veel overeenkomsten met q: er komt geen end aan en enige repetitiviteit zit er evenmin in. Zelfs de grootste wiskundige genieën ter wereld behelpen zich met een Frans gedichtje als ze meer
dan vijf cijfers na de komma nodig hebben. Het begint als volgt: Que jaime à faire connaître un nombre utile aux sages. Schrijf voor ieder woord het aantal letters op waaruit het bestaat en ziet, daar hebt ge pi, tot tien cijfers na de komma. Met het gedicht kom je echter nog véél verder, ja tot ver boven de duizend
cijfers: het is paginas lang. Voor mij volstaan de tien cijfers na de komma. En als u mij vraagt hoe pi berekend wordt moet ik het antwoord schuldig blijven. Van q weet ik het dus wel, en als u daarnet goed opgelet
hebt weet u het nu dus ook...
Alles goed en wel, zei mijn buurman Firmin, maar zeg mij nu wat de zin is van uw q. Van pi kan je nog zeggen dat het ´t quotiënt is van de cirkelomtrek en de diameter
van die cirkel: exact, tot in het oneindige. Pi kan je tekenen, concreet maken als het ware. Toen heb ik hem verteld dat je precies hetzelfde kunt met quox. Hij stond versteld van mijn uitleg: als
men in een gelijkzijdige vijfhoek een diagonaal (er zijn er zes, identieke) deelt door een zijde bekomt men een quox.
Dus: AC : AB = q
En er is méér: AE : ED = q !
Firmin kon het allemaal nauwelijks geloven.
- Waar hebt gij dat vandaan? vroeg hij.
- Uit een boekje, zei ik.
Hij nam er vrede mee.
Ik liet u al verstaan dat quox een nieuw woord is. Ge zult het tevergeefs zoeken in de Dikke Van Dale. Een paar weken geleden heb ik een partijtje scrabble verloren omdat het woord niet in de Dikke stond. Wacht maar, heb ik toen gezegd, over vijf jaar staat het er wél in! Maar daarvoor, lieve lezers, heb ik uw aller stem nodig. Als u allen, via een mail aan mij gericht, de wens te kennen geeft dat quox opgenomen wordt in ons geliefd woordenboek van de Nederlandse taal, dan lukt het ongetwijfeld wel. Honderdduizend stemmen zijn er nodig.
We zaten met zijn zevenen aan een tafel in de feestzaal Ladeuze, in het hart van de Vlaamse Ardennen. Zo hadden we daar vier jaar geleden gezeten: Erik, Lucien en ikzelf, met
onze respectievelijke echtgenotes, plus Gaby die de plaats had ingenomen van Bea.
Want Bea was er niet meer. Wij waren er om afscheid te nemen van Bea: een rouwmaaltijd... Wie had ooit gedacht dat Bea ons zou verlaten dertig dagen vóór haar vierentachtigste
verjaardag. Haar beide ouders waren diep in de negentig geworden. Zijzelf was ongetwijfeld geprogrammeerd voor honderd! En toch...
Vier jaar geleden in deze zelfde zaal hadden wij dus ook samen gezeten, op uitnodiging van Bea, ter gelegenheid van haar tachtigste verjaardag. Er was een taart te verdelen onder
zeven personen, een taart die in feite maar bedoeld was voor zes. Waarmee ik allesbehalve wil suggereren dat Bea krenterig was, want als er iets is wat ze absoluut niet was, dan is het krenterigheid: ze had nóg een
taart achter de hand. De moeilijkheid was toen de verdeling van de taart. In zeven gelijke stukken. Er is toen heel wat over gepalaberd en het zou mij al erg verwonderen als ik daar toen geen cursiefje aan gewijd heb. Heb
ik u al verteld, trouwe lezer, dat Eric en Lucien burgerlijke ingenieurs zijn. Wiskundeknobbels! Maar wiskundeknobbel of niet, delen in zeven gelijke delen is een onmogelijkheid, veel groter dan honderdduizend Eiffeltorens
op elkaar gestapeld.
- Waar het op neerkomt, zei Lucien, is de eerlijke verdeling in identieke delen, zodat niemand zich benadeeld mag voelen.
- Interessant, zei Erik, is te weten hoeveel kleiner het stuk taart is dat elkeen toekomt als we moeten delen door zeven, in plaats van door zes.
- Daartoe, zei ik, moeten we zes delen door zeven, dan krijgen we een getal dat bij benadering de grootte van het stuk aangeeft als we het zesde deel van de taart de waarde één
geven.
- Die deling gaat niet op, opperde Lucien.
- Maar stel dat we die deling uitrekenen tot zeven cijfers na de komma.
Ik sloot de ogen, deed alsof ik het snel uitrekende uit het hoofd:
- 0,8571428.
De vrienden slaagden er niet in een kreet van bewondering te onderdrukken, voor zoveel hoofdrekenvaardigheid. Niet één die er aan dacht dat ik dat getal al van te
voren in mijn hoofd had. Lucien controleerde mijn uitkomst met zijn zakrekenmachientje en moest bekennen dat het klopte. Toch waren ze het erover eens dat het maar bij benadering was.
- En als ik het nu eens uitrekende niet tot zeven, maar tot zeventien cijfers na de komma?
- Nog steeds bij benadering, zeiden ze.
- En tot honderd cijfers na de komma?
- Maak er duizend van, en ge kunt uw gang gaan, zei Erik. Maar dat zal nogal wat tijd en vellen papier kosten. Want uit het hoofd kunt ge dat nooit berekenen.
- Geen probleem zei ik, ik ken het zó uit het hoofd, tot duizend cijfers na de komma.
- Onmogelijk!
- Wedden voor een bak triple van Steenbrugge?
We hebben gewed en geen twintig minuten later stond de uitkomst van de deling op een A4-blad: 6 : 7 = 0,857142857142857142857142857142857142857142857142857142... tot duizend
cijfers na de komma.
Het kon niet anders of hun nikkel zou snel vallen: ik zat tegenover twee burgerlijke ingenieurs. U hebt het toch ook door, beste lezer?
Ik heb met één bakje triple vrede genomen. Erik en Lucien hebben elk een half bakje betaald.
Morgen of overmorgen gaan we hier nog even over doorbomen...
Laat mij dit verhaal beginnen, waarde lezer, met de bewering dat ik bewondering en sympathie heb voor de wetenschap en haar beoefenaars, dat ik hou van de wetenschap. Ja, ik ben er
van overtuigd dat wij héél veel, ofschoon niet alles, te danken hebben aan de wetenschap. Hetgeen evenwel niet betekent dat ik niet zou openstaan voor een mop over de wetenschap en meer bepaald de geneeskundige
wetenschap. Hier gaat er een:
De professor gaf een les over de ziekten van de lever. Honderd jaar geleden, sprak hij, waren de wetenschappers ervan overtuigd dat het nuttigen van eieren slecht is voor de lever.
Maar de wetenschap maakt vorderingen, en vijftig jaar later en na veel onderzoek was de medische wereld tot de conclusie gekomen dat eieren nét goed zijn voor de lever. En heden ten dage, dames en heren, en na nog veel
meer en beter onderzoek - ik zei het reeds: de wetenschap staat niet stil - heerst de overtuiging dat er nog helemaal geen zekerheid is betreffende de invloed van het eten van eieren op de lever.
Maar nu geen gezwans meer. De rest van mijn verhaal is realiteit.
Tijdens het academiejaar 1961-62 (`t is waarachtig zestig jaar geleden!) kreeg ik les van professor Corneel Heymans, de enige Vlaming die ooit een Nobelprijs Geneeskunde in de wacht
heeft gesleept: een les over aspirine, een pijnstillend en koortswerend medicijn, maar waarvan de werking op de bloedstolling toen nog niet bekend was. Een paar jaar later sijpelde stilletjesaan door dat aan aspirine nog een
andere en zeer belangrijke werking kon toegeschreven worden: remming van de aggregatie van de bloedplaatjes, waardoor het een uitstekend middel zou zijn bij het voorkómen van trombosevorming in de slagaders van het
hart en de hersenen, zeg maar hartinfarct en beroerte. Tijdens de jaren die volgden werd de medische literatuur overstelpt door honderden, wellicht duizenden, verslagen van studies wereldwijd, die middels statistieken, het
bewijs leverden dat aspirine in lichte dosis (80 à 100 mg daags) hét middel bij uitstek was ter voorkoming van cardiovasculaire aandoeningen. Bijwerkingen van het medicijn? Gevaar voor bloedingen, in het bijzonder
hersenbloedingen? Te verwaarlozen! Kostprijs? Ongeveer een halve cent per dag! Te mooi om waar te zijn? Wat er ook van zij, het mini-aspirientje (de meest bekende merknaam is Asaflow) werd het best verkochte
medicijn, wereldwijd. Een jaar of tien geleden - ´t kunnen er twintig zijn - kwam men daarenboven aandraven met een nieuwe indicatie voor het aspirientje: preventivum voor colo-rectale kanker, zijnde kanker van de dikdarm
en de endeldarm. Mét de bewijzen erbij, via opgezette studies alom. Is het dan te verwonderen dat ik al zo´n dertig jaar trouw ben aan mijn Asaflowke, iedere avond eentje. Mij werd vijftien jaar geleden een by-pass
operatie van de kroonslagaders geadviseerd, alsook het plaatsen van een pace-maker. Ik heb ervoor bedankt, omdat ik bang ben van ingrepen, vooral sinds de dag dat de jonge gezonde burgemeester van ons dorp na een routine ambulant
hartonderzoek ter plekke dood bleef, in nochtans één van de meest geroemde hartklinieken des lands. Ik heb voortgedaan met mijn o zo vertrouwd aspirientje, en alles was weer peis en vree, tot vorige week... Wat
lees ik in De medische referentie (maandelijks geneeskundig tijdschrift, januari 2022)? Een (wereld?)beroemde Ierse cardioloog, dr. Frank Moriarty, komt middels uitgebreide klinische studies, tot de volgende
conclusie:
1) aspirine voorkomt géén trombusvorming in de bloedvaten;
2) behandeling met aspirine houdt wél een ernstig gevaar in voor bloedingen;
3) aspirine behoedt niet voor darmkanker (integendeel!)
Val nu dood!
Zeker, de wetenschap staat niet stil, de wetenschap maakt vorderingen, er is voortschrijdend inzicht...
Dr. Moriarty, die zó vakkundig het aspirientje de grond inboort.
En mocht u meer willen weten over de geschiedenis van het aspirientje, surf naar:
Ik ben erachter gekomen, waarde lezer, welke weg u dient te volgen om mijn laatste nieuw vers-van-de-pers boek in uw bezit te krijgen. Zoals u wellicht weet worden boeken meer
en meer online gekocht en zijn niet meer te koop in de boekenwinkel. Een moderne trend waar wij ons niet van distantiëren.
Ga naar www.shopmybook.be en geef daar de titel van het boek in: commilitones (*). Hetgeen dan verder te doen staat mag geen probleem zijn, zeker als u de pensioengerechtigde leeftijd nog niet bereikt hebt. Of anders roept
u maar de hulp in van een van uw nakomelingen: het heet poepeenvoudig te zijn.
De exacte prijs is mij nu ook bekend: 21,53 . Als volgt samengesteld:
1° de kosten voor het maken van het boek, d.i. wat de drukker/uitgever vraagt, zijnde 15,64 ;
2° het graantje dat de fiscus wil meepikken (de BTW), zijnde 0,94 ;
3° de verzendkosten: 4,95 .
Stel dat ik daarenboven de uren werk die ik aan het schrijven van het boek besteed heb, in rekening zou brengen: het zou onbetaalbaar zijn. Maar, zoals reeds eerder
gezegd, dat doe ik niet, want schrijven is mijn hobby, schrijven doe ik voor mijn plezier. Zodoende is de prijs van het boek voor menigeen niet onoverkomelijk...
(*) Als u i.p.v. commilitones mijn naam ingeeft (vansteenbrugge), dan krijgt u een overzicht
van al de boeken van mijn hand die sedert 2006 bij shopmybook van de drukpersen zijn gerold.
Zit de corona-pandemie er voor iets tussen? De laatste maanden krijg ik nogal eens de vraag waar mijn boek "o jerum jerum jerum" te koop is. Het antwoord is teleurstellend: het boek is overal uitverkocht en van een herdruk kan geen sprake zijn aangezien de uitgever (Free Musketeers) van het toneel verdwenen is. Het kan wel nog ontleend worden in een aantal gemeentelijke bibliotheken en ook in de universiteitsbibliotheek van Gent.
Cover van het boek "O jerum jerum jerum..." (2006): voor- en achterflap.
Met fierheid evenwel kondig ik u, bij het begin van het nieuwe jaar, mijn zopas verschenen boek aan. Het heet "COMMILITONES" en het handelt over het studentenleven in het begin en het midden van de 20e eeuw, zijnde de studentenjaren van onze grote Vlaamse schrijver Ernest Claes en die van mijzelf. Het boek zal wellicht niet in boekenwinkels te koop zijn en zal voorlopig ook nog niet in bibliotheken uitgeleend worden. Het zal enkel te bestellen zijn bij de uitgever via mail en hoe dát precies in zijn werk moet gaan is mij nog onbekend; ik vertel het u later. Mij eveneens nog onbekend is de exacte kostprijs: kosten van de drukker/uitgever + verzendkosten + royalties. Enkel wat de royalties betreft (d.i. het loon van de auteur) kan ik u verklappen dat die 0,00 euro bedragen. Ik schrijf immers voor mijn plezier. Een hobby dus...
Cover van het boek "Commilitones" (2022): voor- en achterflap.
U hebt het goed gelezen, beste lezer, in mijn nieuwjaarsgedichtje staat te lezen dat 2021 een kutjaar was, en daar trek ik geen letter van terug. Niet alleen vanwege het coronavirus, waarmee we ons stilaan gaan moeten leren verzoenen, maar ook vanwege de misdaad die de laatste tijd welig getierd heeft in ons dierbaar Vlaanderland. Een greep?
Laten we het eerst hebben over een geval van financieel gesjoemel, een geval waar niet met mensenlevens werd gesold, zoals bij de twee volgende wél het geval is. Het betreft
een knappe jongedame - Kouwekaki is haar naam - die het tot parlementslid heeft gebracht. Wedde: zesduizend euro. Ontoereikend naar ik vermoed, want ze heeft het aangevuld met subsidies - geld van de burger - die niet voor
haar persoonlijk bedoeld waren. Ze is, onervaren wellicht in financiële en fiscale optimalisatietechnieken, lelijk tegen de lamp gelopen en voortaan zal ze nu moeten rondkomen met niet meer dan drieduizendvijfhonderd
in de maand. Dat moet lukken, hoor ik sommigen onder u al opperen en daarenboven hoeft ze voor die wedde helemaal niets te doen. Ze zou het ook niet kúnnen, want psychisch zit ze helemaal aan de grond. Begrijpelijk
toch als je het plots met drieduizendvijfhonderd moet doen, terwijl je zesduizend gewend bent. Maar ik zeg: verdiende straf! En dan voeg ik er nog aan toe: eigen schuld, dikke bult!
Kouwekaki getekend voor "Dag Allemaal" door Marec, geïnspireerd door Marilyn Monroe's "Diamonds are a girl's best friend".
Heden is het precies acht jaar geleden dat ik op deze blog een verhaaltje geschreven heb over V.H. onder de titel Onze Lieve Heeren. Zij was toen minister. Later werd
zij burgemeester van een middelgrote Vlaamse stad. Ik was overdonderd door haar lief snoetje. Dat zo een snoesje zich tot de misdaad heeft laten verleiden doet mijn hart bloeden. Wat zij heeft misdreven is genoegzaam bekend:
ze heeft zich vóór haar beurt laten vaccineren met het covid-19 vaccin. En nu mag ze nóg zo hard beweren dat het om een overschotje ging, een spuitje dat misschien wel in de vuilnisemmer zou beland zijn,
dat zij als burgemeester daarmee een voorbeeld heeft willen stellen en wellicht een aantal antivaxers over de streep heeft getrokken, dat ze het gedaan heeft voor het welzijn van haar medeburgers omdat een zieke burgemeester
de stad allerminst ten goede zou komen... ze heeft haar gerechte straf niet ontlopen: sjerp kwijt en, in tegenstelling tot Kouwekaki, ook haar wedde kwijt. En ook haar politieke loopbaan naar de vaantjes? Want, wie zal haar
nu nog vertrouwen en wie zal haar nu nog lief vinden? Zelfs ík heb het er moeilijk mee.
V.H.: dan toch niet de lieve onschuld zelve?
Maar erger nog dan wat de twee vorige misdadigsters mispeuterd hebben is hetgeen BDP, een van Vlaanderens meest illustere mediafiguren, een half dozijn vrouwen heeft aangedaan: gestalkt en zodoende hun leven totaal verwoest! En dan durft de man nog beweren dat ze het fijn vonden door hem gestalkt te worden. Als dát niet getuigt van een totaal gebrek aan schuldinzicht! Zijn de feiten gruwelijk, de straf is navenant. Ontslagen bij de Vlaamse TV-maatschappij en zes maanden bak. Dat laatste weliswaar voorwaardelijk, hetgeen betekent dat hij er zich in de toekomst tenminste gedurende zes maanden zal moeten van onthouden nog levens te verwoesten, hetgeen ongetwijfeld een moeilijke opdracht zal zijn voor BDP. Dat betekent nog niet dat hij dan zal moeten zitten als de straf dan toch effectief wordt. Daar zijn immers enkelbanden voor. Maar ook dát is geen lachertje...
En dat, waarde lezer is dus nog maar een greep uit wat zich op het vlak van de misdaad in ons mooi Vlaanderland heeft afgespeeld. Er blijft o zoveel onder de radar!
Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.