t Is weeral enkele weken geleden dat ik de weekendkrant becommentarieerd heb. Dan wordt het maar weer eens tijd, dacht ik zo. Laten we beginnen met het regionaal niveau, om dan verder via het nationaal niveau op te stijgen naar het mondiaal niveau.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
In mijn geboortedorp is er een jongen van amper zestien jaar die met goed gevolg deelgenomen heeft aan een wedstrijd tot het bekomen van een studiebeurs om klassieke filologie te gaan studeren in Engeland, aan de universiteit van Cambridge. De studie neemt een aanvang na de grote vakantie en waarheidshalve dient vermeld dat de knaap dan reeds zeventien zal geworden zijn. Waarom het artikel mij getroffen heeft? Het heeft te maken met een gevoel van lotsverbondenheid. Ook ik was zestien jaar toen ik met goed gevolg deelnam aan een wedstrijd tot het bekomen van een studiebeurs. Die studiebeurs had ik broodnodig want ons gezin had moeite om de eindjes aan elkaar te knopen, met dat armzalig loon van vader. Ook ik was net zeventien toen ik, meer dan een halve eeuw geleden, mijn studies aanvatte aan de universiteit, niet van Cambridge, maar van Gent. Dat vond ik al behoorlijk ver van huis. Klassieke filologie was toen evenwel het laatste waar mijn gedachten naar uitgingen. Ik vond die dode talen nutteloos en tijdverspilling en de verhalen uit de klassieke mythologie vond ik je reinste onzin. Mijn vader vond dat ik geneesheer moest worden in Vlaanderen was het woord arts toen alleen nog bekend in de samenstellingen tandarts en veearts. Het waren lange en moeilijke studies. Als ik u, beste lezer, hierbij vertel dat ik ieder jaar slaagde in de eerste zittijd, dan doe ik dat niet zonder enig gevoel van fierheid. Want naast de studies was er ook mijn studentikoze carrière, waaraan ik meer dan gewone zorg besteedde. Maar toch houdt de vergelijking met de jonge classicus-in-spe uit mijn geboortedorp hier niet helemaal op: toen ik drieënveertig was ben ik mij voor de klassieke cultuur die onzin! beginnen interesseren en tot op de dag van heden is het mijn grote hobby gebleven. Overigens moet het mij van het hart dat ik te doen heb met de jonge knaap. Niet omdat hij te jong zou zijn voor de studie, wel integendeel. Toen ikzelf zeventien was kon ik al niet meer zo goed leren als op mijn veertiende en daarna ging het steeds moeizamer, jaar na jaar. Daar staat natuurlijk tegenover dat geen twee personen dezelfde zijn, of t zouden eeneiige tweelingen moeten zijn. Ten bewijze daarvan: Joost van den Vondel leerde Latijn toen hij reeds hoogbejaard was. Zal de jongen wel aarden in Engeland? En Latijn leren in t Engels is toch nog anders dan in je eigen moedertaal! Maar misschien kan hij geen studiebeurs krijgen om aan een Vlaamse universiteit te gaan studeren, omdat zijn ouders net iets te veel verdienen? Ik moet bij deze gelegenheid denken aan een jongen die samen met mij in Gent studeerde. Hij had rijke ouders ze hadden thuis een zeepziederij en hij was de enige, bij mijn weten, die toentertijd met de auto naar de les kwam, een chique sportwagen nog wel. Hij had een studiebeurs die groter was dan de mijne, want zijn vader verdiende officieel
niets. Dit natuurlijk helemaal terzijde.
Ik blijf het spijtig vinden dat de ongetwijfeld begaafde jongeling niet zal genieten van ons Vlaams universitair onderwijs, dat alleszins op een zéér hoog niveau staat. Ten bewijze daarvan de tweeëntwintig studenten die het gebouw naast mijn huis in Kortrijk betrekken. Ze spreken stuk voor stuk Engels en het merendeel is, naar ik vermoed, de Nederlandse taal niet machtig. Allemaal buitenlanders die zich aangetrokken voelen door ons degelijk universitair onderwijs. Enkelen onder hen zijn Polen en er zijn ook Portugezen bij. Mogelijkerwijze misschien ook Engelsen, wie weet
uit Cambridge? Het moge de begaafde jongen uit mijn geboortedorp evenwel een troost wezen dat hij dank zij zijn Engelse studiebeurs ruimschoots de regionale pers heeft gehaald en nu reeds een halve BV is. En, hij kan toch nog altijd terugkrabbelen, nietwaar?
Laten we opstijgen tot het nationale niveau. Met gegevens die nu eens niet uit Het Laatste Nieuws komen, net zo min als het verhaal over de toekomstige Cambridge-student. En, laat ik het nu maar bekennen: sedert de tegenvallende politieke enquête van 06.06 l.l. (zie deze blog d.d. 09.06.2009) begin ik te twijfelen aan de krant die ik sedert mijn kinderjaren trouw ben gebleven op drie weken na, gedurende enkele jaren, tijdens de Ronde van Frankrijk, vanwege de tekeningen van Buth in Het Volk. Twijfelen, of ik het niet eens over een andere boei moet gooien, of ik mijn horizon niet moet verruimen. En had ik ook niet gezworen mij niet meer met politiek in te laten? Maar dat betekent dan toch niet dat ik de samenstelling van de nieuwe Vlaamse regering niet mag betreuren, zeker? Welnu, ik treur om het feit dat Frank Vandenbroucke, in veler ogen s lands meest bekwame politicus, er niet meer bij is. Zijn vader was auteur van een lijvig boek, Klinische Fysiologie, dat jarenlang een standaardwerk is geweest voor de studenten in de geneeskunde, zowel in Leuven als in Gent. En de brave Frank, de sukkel, spreekt dan nog zijn dank uit wie dankt hij eigenlijk? omdat hij vijf jaar minister heeft mogen zijn. Zou hij dat echt menen? En zo mogelijk nog meer treur ik om Veerle Heeren. Wat zal ik haar lief snoetje missen op het televisiescherm: een lust voor het oog, een verademing in barre tijden, een van de dingen die nog een beetje zin gaven aan het leven...
Wat het hoogste niveau betreft, het mondiale dus, laat ik enkel de beelden spreken. Duizend maal dank, Chris Snick en Dirk Draulans, dat gij honderdduizenden Vlaamse mannen verlost hebt van een beangstigend schuldgevoel. Onze neiging om gefascineerd te staren naar het welgevormde achterwerk van leden van de andere sexe het weze nu voor eens en voor altijd duidelijk is niet abnormaal. Wel integendeel. Onze wereldleiders, in dit geval Obama en Sarkozy, hebben dat ook. Het is een reflex, dat wij mannen echt niet kunnen beheersen, zelfs niet tijdens een G8-wereldtop: zoiets als het terugtrekken van je hand bij het aanraken van een hete plaat. Oef, dat dàt nu eindelijk eens wetenschappelijk bewezen is door Dirk Draulans en wereldkundig gemaakt door Chris Snick. In de krant van 11 juli, waarvan ik de naam voor één keer onvermeld laat.
|