xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Gisteren naar Brussel geweest en één van de vele grote kerken bezocht die de stad rijk is: Sint-Jacob-op-Coudenberg. Zes vooraanstaande leden van ons koningshuis hebben in deze kerk het heilig doopsel ontvangen: de koningen Leopold de tweede, Leopold de derde, Boudewijn en Albert de tweede, alsook prins Filip en prinses Astrid. Er hangen bijgevolg zes lijsten. Vijf ervan bevatten fotos en akten van het betreffende doopgebeuren. Enkel de lijst van Filip is leeg. Vandalenwerk? Geplunderd door souvenirjagers?
Mijn aandacht werd vooral getrokken door een merkwaardige gedenksteen in de kerk, waarop enkele tientallen namen staan van soldaten, gevallen voor het vaderland tijdens de eerste wereldoorlog, ofte de Grote Oorlog. Zouden die daar allen in de kerk begraven liggen? Mijn oog viel op ene Baron Etienne PYCKE de PETEGHEM, gesneuveld te Calais op 7 mei 1918. Deze baron Etienne moet ongetwijfeld familie geweest zijn van de baron Pycke die burgemeester was in Petegem, in de eerste helft van de vorige eeuw, toen mijn schoonvader daar in de dorpsfanfare speelde. Als ik mij niet vergis moet er in Petegem een hele resem burgemeesters Pycke geweest zijn, die elkaar van vader op zoon opgevolgd hebben. Zoals het echte blauwbloedigen past, spraken de Pyckes met moeite de taal van hun volk. Mijn schoonvader vertelde in dat verband wel eens een anekdote over baron Pycke.
Zo gebeurde het dat de fanfare gehuldigd werd vanwege haar vijfentwintigjarig bestaan al ben ik van dat getal niet geheel zeker. Baron Pycke hield te dier gelegenheid een toespraak waarin hij zijn waardering en zijn bewondering uitsprak voor de muzikanten. Naar zijn oordeel waren zij de best fanfaar van de lande. Toen er echter hier en daar wat spottend gelach opsteeg uit de aanwezige menigte, begreep de baron dat hij overdreef en hij voegde er al gauw aan toe
tis ik wil zek, van de lande van hier, de lande van Péteguème. Ik hoef u natuurlijk niet te vertellen, beste lezer, dat er in dat kleine dorp maar één fanfare was
Het gebeurde ook dat baron Pycke op bezoek was bij een boer die een stier had, waar andere boeren uit de omgeving naartoe kwamen om hun koe te laten dekken. Toen op een keer de stier in een impotente bui de Viagra was toen nog niet uitgevonden geen enkele toenaderingspoging deed, liet de baron-burgemeester, die het schouwspel stond gade te slaan, zich ontvallen: hij en wil nie, tis ne slekte
koeibok.
En zo zijn er in onze streek twee uitdrukkingen ontstaan die hun oorsprong vinden bij baron Pycke. Ik weet niet eens of ze op grote schaal gebruikt werden, maar voor mijn schoonvader zaliger en mijzelf waren ze gemeengoed. De eerste wordt gebruikt wanneer iemand dient geprezen te worden. Dan zeggen wij: hij is de best van de lande. Maar we relativeren dat dan ook door er aan toe te voegen: tis te zek, van de lande van hier, de lande van
En dan blijkt vaak dat de geprezene zich slechts de beste kan noemen van een zeer klein gebied. Een tweede uitdrukking is voorbehouden voor een koppigaard, iemand die niet wil. Dat is dan steevast ne slekte koeibok!
Wie zeker geen slechte koeibok is, is onze Kortrijkse Kwikkelbornee, minister van vereenvoudiging. Zijn ministerie bevindt zich op een steenworp van de kerk van Sint-Jakob-op-Coudenberg, namelijk in de Brederostraat, nummer 9. Een nogal sombere straat maar zo zijn er wel meer in Brussel aan de achterkant van het koninklijk paleis. Daar werkt Kwikkie zich al jaar en dag uit de naad om alles eenvoudig te maken. En geloof me gerust: er is nog veel werk aan de winkel, in dit ingewikkeld landje.
Maar de echte reden waarom ik mij gisteren naar de grootstad begeven heb, was de tentoonstelling van het werk van Magritte, in één van de musea in de buurt van het Koningsplein. Meer daarover komende week.
|