Foto
Blog als favoriet !

O jerum jerum jerum…

Mijn memoires

(2006, 206 p., 17,95 €)

Te bestellen via mail:

kvansteenbrugge@gmail.com

(geen verzendkosten)

Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden. 
Foto

Voor véél meer interessante verhalen: www.bloggen.be/kris

Voor talloze verhalen uit de Griekse mythologie:
www.bloggen.be/dzeus

Het toneelstuk "DE TWISTAPPEL" is een dolle klucht die gaat over de oorsprong van de Trojaanse oorlog. Voor inlichtingen: www.bloggen.be/kris/archief.php?ID=855455  of mail kris.vansteenbrugge@skynet.be .

Inhoud blog
  • Blauwblomme
  • Gelukwensen aan Joe Biden
  • Kom op tegen teelbalkanker
  • Waarde lezer van mijn blog...
  • Speechen en rode wijn
  • Jerco, B.B. en politiek
  • Nieuwjaar 2024
  • Toneel
  • In memoriam: Roger Tack
  • Lieve Astrid
  • Jumbo
  • Ontdopen.
  • Nostalgie
  • Luchtgitaar
  • Jeroentje
  • Grensoverschrijdend.
  • Kwaliteitskrant
  • De geitenbok van Firmin.
  • Culturele normen.
  • LGBTQIA+
  • Nieuwe mensen.
  • Kop op, Herman!
  • Lange wachttijden
  • Vlaanderens mooiste.
  • Hond kijkt koers.
  • Pief-paf-poef in Amerika.
  • Graaicultuur?
  • Pat, godverdomme.
  • Voor het vaderland...
  • Vermenigvuldigen.
  • Nieuwjaarswens
  • De Griekse goden en de geneeskunde (deel 1)
  • De Griekse goden en de geneeskunde (deel 2)
  • De Griekse goden en de geneeskunde (deel3)
  • Een sesquizygotische tweeling
  • Het jaar van Herakles
  • Daar zijn we weer!
  • Oude liefde roest niet, zegt men...
  • Ode aan Johan
  • Ode aan aan mijn broer
  • Hoera!
  • Met de trein naar Anne en Patershol.
  • Verzuurd
  • Een mnemotechnisch middel.
  • De zaak Sanda
  • Oekraïne, Njora, nostalgie
  • Astrid Joosten
  • Drie procent voor Oekraïne.
  • Een ongeluk komt nooit alleen...
  • Trombose of bloeding?
  • De Anquetil-kamer
  • Quox
  • Delen door zeven voor een bak triple.
  • De vorderingen van de wetenschap.
  • De prijs van het boek
  • Een nieuw boek
  • Een kutjaar.
  • Bij de start van het nieuwe jaar
  • Het plotje
  • De Bobet-kamer
  • Het blauw oog
  • Schaakgrootmeesters
  • Lukske
  • Een somber verhaal.
  • Waarde lezer
  • De Robic-kamer
  • Schaalverstorend
  • Bed en breakfast
  • Middenoorbeluchting.
  • Taalvereenvoudiging
  • Kawakaki en de Overpoort
  • Lezersreacties
  • Acumen
  • Acht frontstrepen.
  • Lodewijk Thuysbaert
  • Actuele kunst en witwas
  • Germaine
  • Fierheid
  • Un raciste qui s'ignore.
  • Discriminerende uitspraak.
  • Een gek idee.
  • Panta rhei
  • Een formidabel tussendoortje
  • Knee Active Plus
  • Songfestival
  • Wij, Heeren van Elsegem...
  • Is er leven na de dood?
  • Taalvernieuwing
  • De oude man.
  • Octavia (2)
  • Octavia (1)
  • Gesprek met P.V. over het geval K.K.
  • Hersenkronkels
  • Goede buren.
  • De Nieuwe Lente
  • Brief aan Firmin over poëzie (3)
  • Brief aan Firmin over poëzie (2)
  • Brief aan Firmin over poëzie (1)
  • Limerick !
  • Ter gelegenheid van de jaarwisseling...
  • Een vloek of een zegen?
  • Rosa Mores overleden.
  • Brief aan Karel over de economie
  • Togenbirger en het virus, P = p.f
  • Vervolg...
  • Hallucinatie.
  • De bezorgdheid van Firmin.
  • Joseph-Louis.
  • Het doemscenario.
  • Rik Vansteenbergen.
  • Eindelijk erkenning voor Kompany
  • Muggenneukerij en mierenzifterij.
  • De doodsmak
  • O tempora!...
  • Waarop kunnen wij hopen?
  • Vaarwel aan de politiek (brief aan Karel)
  • Een medicijn tegen covid-19?
  • Richtlijn
  • Filosofen!...
  • Staat er echt onheil voor de deur?
  • Welbedankt Firmin
  • De wereld in verandering
  • Coronompany.
  • Symphorosa van Puyvelde de Merlevede
  • Doemdenken.
  • De peerdepaternoster
  • Kunst in coronatijd.
  • M. en corona.
  • Anne-Mieke Vandamme.
  • De strijd tegen SARS-CoV-2.
  • Filosofen over corona
  • Creativiteit in coronatijden
  • Coronagesprek met F. Lepoint
  • Het coronavirus.
  • Gelukkig Nieuwjaar!
  • Van oud naar nieuw.
  • Plastische chirurgie.
  • 3 OV's
  • Een groot schrijver is heengegaan.
  • Le coeur a ses raisons...
  • Met een OV op stap (5)
  • Er is geen god...
  • Met een OV op stap (4)
  • Gierigheid bedriegt de wijsheid.
  • Met een OV op stap (3)
  • In de Lunch Garden.
  • Met een OV op stap (2)
  • Professor Paul Vanhoutte
  • Met een OV op stap (1).
  • Onderbroeken.
  • Artikels die beklijven.
  • Pi
  • Addendum
  • Cremco.
  • Het Wiskundeboek
  • Daar is de Tour.
  • Michiel Leenknegt.
  • Na de verkiezingen.
  • Kompany, Day 9 en blauwe maan
  • De verkiezingen van 26 mei.
  • Fiere Margriet
  • De wetenschap staat niet stil
  • Vandaag in 't Nieuwsblad
  • Vondelingen
  • Hashimoto.
  • Staken voor koopkracht.
  • Iljo Keisse.
  • Vermeersch
  • Geen standaardtaal.
  • Q-ratio
  • 2019: wensen en illusies.
  • Politieperikelen.
  • Jozefientje.
  • Over quizzen, mondharpen en trompetviolen.
  • Aspirine
  • Panacee en placebo.
  • De nieuwe krant.
  • Optimalisatie.
  • Het (laatste) Laatste Nieuws: est modus in rebus...
  • Het loopt de spuigaten uit.
  • Toen waren ze met negen.
  • Verkiezingen deel 4: samen één.
  • Verkiezingen deel 3: Verantwoord Vlaams
  • Verkiezingen deel 2: Amandine.
  • Gemeenteraadsverkiezing 2018 (deel 1).
  • Emeriti 2018
  • Vakantieuitstap naar de Gironde.
  • Kallie
  • Gentse Fieste, Rik De Saedeleer en de veiligheidsgordel.
  • Picasso
  • Kunst en filosofie.
  • Over penissen en zo...
  • Dietjes en datjes en Buffalo's.
  • Pasen
  • Kostschool: nostalgie.
  • Twee maten en evenveel gewichten.
  • De drie dilemma's.
  • De laatste loodjes ( V )
  • Deus ex machina ( I V )
  • Verder zoeken op Campo Santo ( I I I )
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    ZEVERARIJ

    FLAUW EN PUBERAAL, MAAR GOED BEDOELD: dit soort verhaaltjes vindt u bij de vleet ('n 200-tal) op www.bloggen.be/kris .......... PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
    26-12-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ARBA

    Tussen de talrijke kerstkaarten die uitgestald staan op ons dressoir prijkt ook de foto van een duizelingwekkende schoonheid, en eenieder die er zijn oog laat op vallen vraagt mij wie dat mooi schepsel wel mag wezen. Welnu, het is niemand minder dan de dochter van mijn “putjesschepper”. Ziehier hoe het verhaal gaat…

    Een week geleden belde ik, op aandringen van mijn zorgzame echtgenote, naar ARBA (“ruimen van Afval-, Regen-, Beer- en Andere putten”) met de vraag: onze regenput te komen ruimen.

    - Ik zal er zijn over een uur, zei de man aan de telefoon.

    Dat was snel! Ik had verwacht dat hij over een maand of zo wel eens zou langskomen…

    - Maar het is helemaal niet dringend, zei ik met een stem die wel een beetje verbauwereerd zal geklonken hebben.

    - Geeft niet, stelde de man van ARBA mij gerust, ik moet toch in de buurt zijn.

    Om vier uur dus. Hij was precies op tijd.

    - Ge hebt mij niet eens gevraagd wat het gaat kosten, zei hij.

    - Ach nee, ik reken op uw eerlijkheid.

    - Ja, eerlijk ben ik wel, maar toch kunt ge beter vooraf de prijs kennen om achteraf voor geen verrassingen te komen staan. Normaal vraag ik negentig euro voor het ruimen van een regenput, voor een héél kleine is het zeventig euro en voor een grote kan dat soms oplopen tot honderdtwintig euro.

    - Da’s oké. Een héél kleine zal het wel niet zijn, denk ik, en ook geen héél grote.

    - Dat denk ik ook niet…

    Het deksel van de regenput bevindt zich in onze veranda. Het duurde een twintigtal minuutjes vooraleer de man erin slaagde het los te wrikken. Onder het deksel bleek zich een dikke isolerende laag metselwerk te bevinden. ’t Zou zonde geweest zijn om die weg te nemen. Moeite en een hoop kosten…

    - Waarom, vroeg de man, wilt ge die put eigenlijk gereinigd hebben?

    - Omdat mijn vrouw denkt dat het nodig is. Daar zeurt ze al wel een jaar of tien over.

    - Hebt ge misschien geurhinder?

    - Bijlange niet.

    - Dan zoudt ge daar beter niet aan beginnen. Laten we dat maar zó laten.

    - Ik dank u zeer, mijnheer. Wat moet ik u betalen?

    - Helemaal niets. Ik heb de put toch niet gereinigd.

    - Maar ge zijt er al bij al toch een uurtje zoet mee geweest! Als ik u niet mag betalen, dan wil ik u toch wel een wederdienst bewijzen. Is er iets wat ik kan doen voor u?

    - Nee hoor, gij hoeft echt niets te doen… of toch…

    Hij haalde uit zijn zak een folder te voorschijn waarop de foto van de duizelingwekkende schoonheid, waarmee dit verhaal begint.

    - Mijn dochter, zei hij. Op de achterkant staat ze in bikini. Stuur een SMS met vermelding MB25 naar 6665. Daarmee verhoogt ge haar kansen op de titel van Miss België. Meerdere SMS-en kan ook. De verkiezing is op 13 januari. Het kost u maar één euro per SMS en ge maakt nog kans op een mooie reis naar Egypte ook.

    Ik heb drie keer gestemd…

    Epiloog… Naast de regenput beschik ik over nóg een aantal putten, die ooit wel degelijk een beurt zullen nodig hebben. Hierbij beloof ik plechtig – ik roep al mijn trouwe lezers ten getuige – dat ruimwerk nimmer aan een ander dan ARBA te zullen toevertrouwen. En bij al mijn vrienden en kennissen – en dat zijn er vele – zal ik ARBA aanbevelen. Mijn putjesschepper is dus allesbehalve een poenschepper. Vergelijk dit maar even met de man bij wie mijn vrouw een wasmachine kocht ten jare 1972. Drie weken na de aankoop gaf de machine taal noch teken meer bij het induwen van de power-knop. De verkoper, die amper drie of vier huizen verder woonde, liet drie dagen op zich wachten vooraleer langs te komen. Er bleek niets aan de hand te zijn: mijn vrouw had de deur van de wasmachine niet goed dichtgedaan alvorens op de knop te duwen. Wij dienden 250 frank te betalen: 150 frank voor werk en verplaatsing plus 100 frank voor… het verwerken van de oproep. Als iemand een dokter raadpleegt en er blijkt niets aan de hand te zijn, dan moet er toch ook betaald worden, zei de verkoper. En nu realiseer ik mij plots dat drie stemmen voor mijn miss België onbehoorlijk weinig is. Op 13 januari – de verkiezing wordt rechtstreeks op TV uitgezonden – zal ik er nog wel enkele stemmen bijdoen… als zij tenminste even ad rem blijkt te zijn als haar foto laat vermoeden. 

    26-12-2017 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    25-11-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rafaël Liefooghe

    Rafaël Liefooghe, de Raf. Ik herinnerde mij hem nog van in de tijd dat we allebei in ’t eerste jaar geneeskunde zaten, bijna zestig jaar geleden. Hij was een enigszins teruggetrokken figuur, niet iemand waar men het predicaat “studentikoos” zou op plakken. Een goede student, dat wel, want geslaagd in de eerste zittijd. Maar de studies konden hem maar matig boeien. Hij was het vaak niet eens met wat in de les gedoceerd werd. Hij kon moeilijk stellingen aanvaarden die hem zomaar opgedrongen werden. De meest vanzelfsprekende dingen trok hij in twijfel. Dat het alleen maar “lijkt” dat de tijd sneller gaat naarmate men ouder wordt en dat de kortste afstand tussen twee punten de rechte lijn is waren zaken die hij niet voor waarheid aannam en met wie het met hem niet eens was kon hij uren lang in de clinch gaan tot diens oren ervan tuitten. Zelden voelde hij zich tijdens een discussie in het nauw gedreven en als het dan toch eens gebeurde kon hij niet nalaten te vragen of zijn opponent er misschien alleen maar op uit was om “gelijk te krijgen”; bij hemzelf was het er alleen maar om te doen om “de waarheid te achterhalen”. Hij ondervroeg mensen over alledaagse dingen en via vraag en antwoord liet hij mensen conclusies trekken waar zij uit zichzelf nooit zouden opgekomen zijn. Ook de Griekse wijsgeer Socrates ging op die wijze tewerk. En wat zijn uiterlijk betreft: Raf léék ook een beetje op Socrates. Een en ander had tot gevolg dat hij zijn studies in de geneeskunde opzegde en de richting van de filosofie insloeg. Vier jaar later haalde hij het diploma van filosoof en nog twee jaar later was hij doctor in de filosofie.

    En nu stond ik, meer dan een halve eeuw later, oog in oog met Raf - professor Liefooghe, zoals ik even later vernam. Na meer dan een halve eeuw. Ik herkende hem bijna dadelijk en hij mij blijkbaar ook, zij het toch na enige aarzeling. Hij stond met een glas spuitwater in de hand, ik met een Blonde Leffe. ’t Was in de ontvangsthal van één van de gebouwen van het UZ Gent. We hadden een voordracht bijgewoond van professor Vermeersch over “Geboortebeperking en Euthanasie”. Er werd wat gepraat over vroeger, maar algauw kwam het gesprek uit op het verhaal van professor Vermeersch. Ik laat u meegenieten van het verder verloop van het gesprek… 

    Raf - Wat die Vermeersch daar uitgekraamd heeft, tart toch wel alle verbeelding. Hebt gij ooit vanzeleven zoveel onzin horen spuien?

    Ik - Ik weet het niet. Ik vond zijn argumentatie voor het invoeren van een geboortebeperking nochtans niet zo onredelijk.

    Raf – Wat zegt ge mij nu? Als we Vermeersch laten doen sterft het mensenras uit!

    Ik – Hoezo?

    Raf – Hij wil toch dat er géén meer geboren worden. Over honderd jaar zijn er dan geen mensen meer op de wereld, met zijn geboortestop.

    Ik – Hij had het over geboortebeperking, geen geboortestop. En daarenboven, geboortebeperking enkel in de derde wereld, waar voedseltekort is.

    Raf – En waarom die geboortebeperking in die derde wereld?

    Ik – Omdat daar het geboortecijfer zeer hoog is en omdat precies dáár groot voedselgebrek is, waardoor vijf van de tien kinderen de hongerdood sterven.

    Raf – Ha, nu begrijp ik waar gij heen wilt. Gij wilt dat minder kinderen sterven van de honger. Wat dat betreft hebt gij een punt. Logisch: als er pakweg maar vier geboren worden kunnen er geen vijf sterven. Maar hoeveel mogen er dan wel sterven? Het beste is “nul”, en dat is toch wat wij moeten nastreven. En de grootste zekerheid kunnen we enkel bekomen door het geboortecijfer tot nul te doen dalen. En dat niet alleen in de derde wereld!

    Ik – Ook in ons land?

    Raf – Vanzelfsprekend. Overal ter wereld sterven kinderen van de honger. Zij het in sommige gebieden maar héél weinig. Maar één hongerdode is er één teveel. Vandaar…

    Ik – Tja, als gij zó drastisch wilt ingrijpen…

    Raf – Wat zegt gij nú? IK, drastisch ingrijpen? VERMEERSCH!

    Ik – Vermeersch bedoelt toch niet dat er nergens ter wereld nog kinderen mogen geboren worden.

    Raf – Maar Vermeersch moet consequent zijn. Wil hij nog hongerdoden of wil hij er geen? In het laatste geval is er maar één oplossing: totale geboortestop, en niet alleen in de derde wereld maar ook in de eerste, én de tweede.

    Ik – Neem mij niet kwalijk, Raf, maar uw filosofische redenering kan ik moeilijk volgen.

    Raf – Leg mij eerst eens uit wat gij bedoelt met “filosofische redenering”. Een redenering is juist of onjuist. Bij mijn weten bestaat er niet zoiets als “filosofische redenering”.

    Ik – Ik bedoel de tactiek die filosofen soms gebruiken. Veralgemening bijvoorbeeld, of overdrijving…

    Raf – Ten eerste wil ik reageren op het woord “tactiek” dat gij in de mond neemt. Dat wijst er toch op dat gij er in de discussie op uit zijt om “gelijk” te halen. En dat staat haaks op de bedoeling van de filosoof, die enkel op zoek is naar de waarheid. En ten tweede: wat bedoelt gij met “veralgemening” en “overdrijving”? Verklaar u toch nader.

    Ik – Ziehier. Iemand stelt dat in bepaalde delen van de wereld het aantal geboorten naar omlaag zou moeten. U concludeert: die wil natuurlijk dat geboortecijfer naar nul brengen en dat niet enkel in bepaalde delen van de wereld, maar in de hele wereld. Het doet mij denken aan mijn buren, de heer en mevrouw Debersaques, toen we nog in de stad woonden. Hun living stond volgestouwd met heiligenbeelden, Chinese vazen, etalagekastjes en meer van dat fraais. Al jaren klaagde mijnheer Debersaques over het gebrek aan bewegingsruimte in de living en er ging geen dag voorbij dat hij er niet op aandrong om een aantal spullen te verwijderen. Mevrouw werd gek van zijn gezeur en in een bui van ik-weet-niet-welke “neuropsychotische” stoornis liet zij een verhuiswagen komen en alles opladen, meubelen incluis. Nu hebben we ineens veel ruimte, zei ze, en hoeft gij niet meer te klagen.

    Raf – Val nu achterover. Nu gaat gij waarachtig mensen vergelijken met die levenloze spullen van uw buren. Zoiets gaat niet op. Zoiets getuigt niet van veel fatsoen.

    Ik – Pardon, het zijn redeneringen die ik vergelijk.

    Raf – Hoe dan ook, uw redenering is fout. U redeneert als een gek. Of misschien wilt ge mij zelf  voor de gek houden, mij op stang jagen, mij op mijn paard zetten. Ja, dat zal het zijn, op mijn paard…

    Ik – De conclusie is dus...

    Raf – ...dat er geen sprake is van wereldoverbevolking, omdat er absoluut geen voedseltekort is op de wereld, omdat de wereld genoeg voedsel kan voortbrengen voor zelfs een veelvoud van de huidige wereldbevolking.

    Ik – En dat er dus geen nood is aan anticonceptie?

    Raf – Precies.

    Ik – Ook niet in Centraal-Afrika bijvoorbeeld, waar er wél voedseltekort is?

    Raf – Ook dáár niet, want de hongersnood in die streken heeft niets te maken met overbevolking, maar met kapitalistische potentaten die de volkeren daar uitbuiten.

    Ik – Ik begrijp het.

    Wat kon ik anders? Een kleine stilte.

    Raf – En dan hebben wij het nog niet gehad over dat ander onderwerp: euthanasie, de goede dood. Alsof de dood iets goeds kan zijn. Euthanasie? Doodslag is het. Doodslag met voorbedachten rade. Moord dus.

    Ik – Ja, maar als het gaat om ondraaglijk lijden en met toestemming van de patiënt…

    Raf – Ondraaglijk lijden, wat is dat? Een dode kan niet klagen over ondraaglijk lijden. Alleen een levende kan dat. Welnu, zolang die persoon in leven is draagt hij toch zijn lijden? En als hij dat lijden draagt dan is het toch niet “ondraaglijk”?

    Ik – Ik denk  dat gij gelijk hebt.

    Raf – Natuurlijk heb ik gelijk. Al is het mij dáár niet om te doen. Waar het mij om te doen is, is het streven naar de waarheid. Mij hoort ge niet spreken over “tactiek”, mij is het er niet om te doen om gelijk te halen of mijn gesprekspartner op zijn paard te jagen.

    Ik – Ik kom al tot inzicht. Neem mij alstublieft niet kwalijk…

    Wat kon ik anders? We zijn als vrienden uit elkaar gegaan.


    25-11-2017 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-11-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De ast van Streuvels

    Ik heb de rotonde van Kerkhove al een minuut of tien achter mij en nog ben ik mij aan ’t ergeren over de uitspraak van mijn GPS-dame:  “bij de brotonde, neem de tweede afsjlag”. Op de weg van Tiegem naar Ingooigem, enkele honderden meters voor de plaats waar aan de rechterkant van de weg het Lijsternest van Stijn Streuvels zich bevindt, is ze daar weer: “hier afsjlaan naar links”. Waarom gebruiken ze daarvoor toch altijd mensen met een spraakgebrek? Ik weet het wel, bij onze Noorderburen nemen ze geen aanstoot aan het doorelkaarkletsen van s-z-sj. Vaak integendeel. Boven de Moerdijk lijkt dat te wijzen op een zekere nonchalance die staat voor een perfecte taalbeheersing. Maar hoeveel honderdduizenden Vlamingen hebben zich daaraan al niet geërgerd! Zouden ze in Nederland de kinderen leren dat “slaan” ook als “sjlaan” mag uitgesproken worden, “vice-premier” als “vieze premier”, “recherche” als “recherge” en "schrijven" als "srijven"?

    Ik sjla dus af naar links. De weg kronkelt hier behoorlijk, alsof hij gekraakt is. Daarom noemt men hem hier “de gekraakte nek”. Ik zit in een grensgebied tussen drie dorpen: Tiegem, Otegem, Ingooigem. Volop de streek van Stijn Streuvels. Géén literatuurliefhebber (de jongsten niet te na gesproken) wiens wieg in deze contreien heeft gestaan, die op deze plek zijn gedachten niet laat gaan naar Vlaanderens grootste schrijver, al is die dan ook welhaast een halve eeuw geleden overleden. De Oogst, Langs de Wegen, Minnehandel, De Vlaschaard, De Teleurgang van den Waterhoek, Levensbloesem, en nog vele andere: ze hoeven niet onder te doen voor de beste werken van de grote Russische en Skandinaafse schrijvers die wél de Nobelprijs hebben gekregen. Al is het niet uit te sluiten dat Streuvels die prijs zou geweigerd hebben, zoals hij dat ooit gedaan heeft met een adellijke titel die hem werd aangeboden. Onze Stijn kon wel eens als een nukkige dweers-in-den-zak voor den dag komen…

    Vorige week nog heb ik “Alma met de vlassen haren” gelezen, van ’t begin tot het einde, een inspanning waartoe ik in mijn jonge jaren nooit bereid ben geweest. Alma is een jong meisje dat smoorverliefd is op “de Heer”. Ze zou willen lijden, pijn hebben om haar liefde voor God te bewijzen. Ze zou willen sterven om bij Hem te zijn. Ze zou non willen worden om dichter bij haar God te zijn, maar de allerhoogste zelf raadt haar dat af, en in alles volgt ze Zijn raad. Al haar daden zijn ingegeven door de Heer. Tot alles is zij bereid. Vér boven de tweehonderd pagina’s. Streuvels had zich die moeite kunnen besparen. Wat mij betreft althans. Saai…

    De “gekraakte nek” is achter de rug en de kerk van Otegem komt in zicht. Ik neem de eerste “afsjlag” naar rechts: een landweg die leidt naar een ast. Jawel, lieve lezer, dé ast, uit “Het Leven en de Dood in den Ast”. Vanuit zijn Lijsternest had de schrijver uitzicht op de ast. Nadat alle bedrijvigheid in de ast was stilgevallen werd deze omgebouwd tot woning, waar een aantal jaren een dokter heeft gewoond en er een huisartsenpraktijk heeft gehad: mijn goede collega Jef Dewitte. 


       
      de ast

    Zelf vind ik “Het Leven en de Dood in den Ast” niet één van Streuvels betere werken, in tegenstelling tot Dr Theo Hoogbergen. Reden waarom ik deze laatste hier aan het woord laat over het boek:

    Beroemde novelle van de Vlaamse schrijver (1871-1969) over vijf mannen, die in een suikerdrogerij hun eenzaam, eentonig en zwaar werk doen. Het dorp is buiten deze schuur, maar dringt erin binnen door de aanwezigheid van jongens en meisjes, de boer-eigenaar en vooral door de zwerver Knorre, die er sterft. Dat feit geeft deze landlieden alle aanleiding het leven te overzien in een droom, in fantasieën en in begeerten. Schitterend van sfeer-tekening met een machtig gevoel voor het ritme van het leven, dat zelfs deze eentonigheid en deze simpelheid ruimschoots overstijgt.

    Toegegeven, het boek staat boordevol rijke beeldende taal en Streuveliaanse neologismen. Een paar voorbeelden:

    “Hij wordt angstig; ’t zweet leekt hem de slapen af, en hij ziet verlegen gelijk een schijtende hond” (Brusselmans avant la lettre?)

    “Nadat ieder zijn bekomste heeft en de nooddruft voldaan is, begint de leute en de zottemarterije, het buitelen en dansen, kachaaien en ginnegabben, piokken, takelen, tjokken, tinsen en titsen, trijkelen, kullebukken, hossebrokken, zeerden, pierlen, kokeren en dertelen…” (alstublieft!)

    Via deze landweg en dank zij mijn GPS kom ik een klein half uurtje later, en na ettelijke “afsjlagen” en een paar “brotondes”, op de plaats van mijn bestemming, AZ Groeninge, een van ’s lands grootste ziekenhuizen, de universitaire ziekenhuizen niet te na gesproken. Ooit ben ik daar, tot aan mijn pensionering, zelf ziekenhuisarts geweest, zij het op een andere locatie, in één van de vier campussen die toen samen het AZ Groeninge waren. Nu dwaal ik daar rond in een heel andere hoedanigheid: als patiënt, op zoek naar mijn cardioloog, die mij zal onderzoeken en mij daarna zal vertellen of dat hart van mij nog even meekan. Gelukkig ben ik ruim op tijd: voor wie niet goed bekend is met het ziekenhuis is het hier een echt(e) doolhof en de afstanden zijn groot. Een enkele verpleegster op leeftijd die mij nog kent, van toen ik hier zelf “meneer doktoor” was.

    Mijn hartonderzoek valt gelukkig mee. Wat dat betreft kan ik op beide oren slapen. Over een jaar terugkomen voor een nieuwe controle. Ondertussen hoef ik enkel nog te laten gebeuren: een coloscopie, een gastroscpie, een onderzoek van de prostaat, een echografie van de buikorganen, een longonderzoek, een hersenscan, een uitgebreid bloedonderzoek, een inenting tegen griep en twee tegen pneumonie, een preventief oogonderzoek en een controle bij de tandarts. Ik ben er de rest van ’t jaar mee zoet. Maar dan kan er mij niets meer gebeuren – of toch? – en … ’t ziekenfonds betaalt zo goed als alle kosten terug. Oók laten doen, beste lezer, tenminste als u een zekere leeftijd hebt. Maar wie heeft dat niet?

    09-11-2017 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-10-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vier miljoen lezers.

    Verhalen schrijven die door vier miljoen mensen gelezen worden. Weinig schrijvers hebben het meegemaakt, zelfs niet in hun stoutste dromen. Wie dan wel? Uw dienaar. Als auteur van verhaaltjes uit de Griekse mythologie op “De Druivelaar”.

    Hier volgt hetgeen Wikipedia ons daaromtrent leert, ten behoeve van  diegenen die minder vertrouwd zijn met ’s werelds meest beroemde scheurkalender, of die “De Druivelaar” zelfs enkel van naam zouden kennen:

    Voor elke dag is er een blaadje waarop aan de voorzijde traditioneel de maand, de dag van de maand, de weekdag, het jaar en ook de heiligen die op die dag gevierd worden, staan. Bij de heiligen staan enkele afgeleide namen, die op die dag hun naamfeest vieren, vermeld. Vaak staan in het klein ook volkse namen van de maanden vermeld, de dag en de week van het jaar, de uren van zonsop- en ondergang en de maanstanden.

    Op de achterzijde van het afgescheurde blaadje staat traditioneel een mop, waar deze kalender haar grootste bekendheid aan dankt. Soms staat er ook een kort overzicht van reistips, met enkele bekende feesten of stoeten, oude Vlaamse (weer)spreuken (Sint Jozef helder en klaar, geeft licht een vruchtbaar jaar), een oude volkswijsheid (Jong geleerd is oud gedaan, De gierigheid beschijt de wijsheid), een oude mop uit 't Manneke uit de mane, info omtrent beurtelings parkeren, een prent bij het begin van een nieuwe maand of seizoen, uitleg omtrent een feestdag, een gezondheidsrubriek, etc. In sommige jaaredities verschenen ook extra statistieken zoals neerslagwaarden en temperatuurrecords voor die dag.

    De Druivelaar is in 2018 aan zijn 103de jaargang: in 1944, in volle wereldoorlog moest de wereld het stellen zonder Druivelaar.


    In 2010 viel mij de eer te beurt verhaaltjes te mogen schrijven voor de populaire scheurkalender met de miljoenen lezers: om de veertien dagen een verhaaltje uit de Griekse mythologie. Een bijdrage tot cultuurverheffing van de Vlaamse medemens. Het Wikipedia-verhaal dateert ongetwijfeld van vóór 2010, want ik kan mij moeilijk voorstellen dat ze mijn verhaaltjes bij de “etc.” zouden geklasseerd hebben. Twee jaar later verscheen er van mijn hand maandelijks  een verhaal in De Druivelaar over één van de twaalf beelden van de dierenriem met telkens een link naar de Griekse mythologie. Iedere maand was een extra blaadje ingelast met op de ene kant de tekst en op de andere kant de tekening die het verhaal illustreerde. De tekenaar was Kurt Vangheluwe een jonge grafisch kunstenaar uit Ieper, de illustrator van mijn boek “Uit het schuim van de zee” dat toen pas verschenen was en dat handelde over – u raadt het – de Griekse mythologie. En na vijf jaar stilzwijgen maak ik dus weer een come-back, met een “contract” voor twee jaar, nl.  2018 en 2019: weer verhalen uit de mythologie, slechts één per maand maar ditmaal mét illustratie door een tekenaar. En wat voor één. Marc Van Hoye, een oude commillito uit de Ghendtse studentenstede. Van 1957 tot 1965 hebben wij lief en leed gedeeld op de banken van de auditoria en in de studentenclubs. Hij was lid van Moeder Meetjesland, ik van Moeder Laetitia (club van de Vlaamse Ardennen), clubs waarvan wij allebei preses zijn geweest.  We zijn beiden afgestudeerd in 1965 als doctor in de genees-, heel- en verloskunde. Marc is orthopedisch chirurg geworden, ik keel-neus-oorarts. Ik herinner we nog levendig dat we vaak naast elkaar zaten in de anatomieles van professor Fautrez zaliger. Marc  was linkshandig en toch nam hij notities met de rechter hand. Maar telkens als er een tekening diende gemaakt van een bot, een spier of een gewricht nam de linkerhand het over. Niemand van onze lichting kon zo snel en zo mooi tekenen als Marc. En… nu ja, u begrijpt hoe het verder verlopen is: Marc is het tekenen nog niet verleerd en heel hard heb ik niet moeten aandringen. Oordeel zelf. U herkent ongetwijfeld de vaste hand van de chirurg.  

    Zo enthousiast schrijft De Druivelaar op pagina één van de kalender over onze Griekse mythen

    En nu allen snel naar de boekhandelaar (misschien is De Druivelaar nog niet uitverkocht): de prijs is amper 3,79 euro. En opdat u alvast de smaak zoudt te pakken krijgen, hier de eerste twee verhaaltjes:

     

    23 januari: over de geboorte van de beroemde held Perseus.

     

    26 februari: over Hephaistos, de god van de smeden

    28-10-2017 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    24-10-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De trommel van Bárány (1).
                                                                                                                                      

    Dit is het verhaal van een jong knaapje dat héél veel hield van zijn opa. Het verhaal speelt zich af rond het eind van de negentiende eeuw in een ver land dat toen Oostenrijk-Hongarije heette. De bollebozen onder jullie zullen zoiets al verwacht hebben, vanwege de accentjes op de a’s van zijn naam. Bárány moet een jaar of zeven geweest zijn en hij zat in het tweede leerjaar. Vader en moeder hadden drukke bezigheden en zo kwam het dat Bárány in de week logeerde bij zijn opa en oma. Oma Zsófia was ziekelijk en opa András zorgde goed voor haar. Opa kookte voor haar en voor Bárány en hij deed ook de was en nog zoveel meer. Iedere ochtend om zeven uur maakte hij zijn kleinzoon wakker en hij maakte voor hem een versterkend ontbijt klaar en altijd liep hij een eindje mee naar school, tenzij die ene keer toen hijzelf zwaar verkouden was. En iedere dag, na het avondmaal en als Bárány klaar was met zijn huiswerk, trakteerde opa hem op een verhaal  over waargebeurde heldendaden en fratsen uit zijn eigen jeugd en over oma die ooit het mooiste meisje van het dorp was geweest. De jongen hing aan opa’s lippen en ’s nachts sliep hij met een gelukzalige glimlach om de mond. Niets liet vermoeden dat er aan Bárány’s gelukkig leven ooit een einde zou kunnen komen. Kon men zich iets mooiers indenken dan te mogen snuisteren op opa’s zolder? Wat een weelde! Gezelschapsspelen, oude legerkostuums, opgezette vogels, allerlei gekke hoofddeksels, prentenboeken, waar geen mens ooit op uitgekeken kon raken, dozen met tinnen soldaatjes… en bovenal, op de hoge kast, waar Bárány niet bijkon, ook niet als hij op een stoel ging staan: een trommel. Zo ’n mooie had hij nog nooit eerder gezien. De trommelstokken lagen ernaast. Hij had het er al eens over gehad met opa, hoe hij ernaar verlangde om op die trommel te mogen tokkelen. En opa had geantwoord: als jij die trommel wil kan je hem van mij krijgen op voorwaarde dat je goed je best doet op school en als je dit jaar de eerste van de klas bent krijg je hem al meteen. Bárány’s hartje popelde. Hij beloofde razend goed zijn best te zullen doen. En dat deed hij. En toen de proefwerken voor de deur stonden voelde hij er zich helemaal klaar voor. Hij en niemand anders zou de eerste van de klas zijn. De trommel lag in zijn bereik.

    En toen, op een dag, de proefwerken waren net niet begonnen, stond zijn vader aan de schoolpoort. Opa was plots overleden! Liever was de hemel ingestort…

    ’s Anderendaags reeds gebeurde er van alles. Oma werd naar een rusthuis gebracht, waar ze – zo zei men – goed zou verzorgd worden. Met een grote wagen was men de zolder komen leeghalen terwijl Bárány op school zat. Of was hij die dag niet op school geweest? Hij wist het niet eens meer. Hij voelde zich verdwaasd en verlamd  en toch droegen zijn benen hem nog. Ze droegen hem naar de zolder van opa om te zien of de trommel – zijn trommel! – er nog was. De trommel was weg, en de stokken, en de hoge kast. Bárány was ontroostbaar. Hij at niet meer en hij weigerde nog naar school te gaan. Nu opa er niet meer was had het toch allemaal geen zin meer. De trommel die hem beloofd was had misschien het leed van opa’s dood kunnen verzachten…

    Was de trommel nog ergens? Waar hadden de opkopers de trommel heen gebracht? Hadden ze hem misschien vernietigd? Of was hij nu van een andere jongen? Vader nam contact met de firma die de zolder was komen leeghalen, maar het antwoord op de brandende vragen bleef uit.

    De veerkracht van een kind is soms onvoorstelbaar groot. Bárány zwoer dat hij op zoek zou gaan naar de trommel. Desnoods op gevaar voor zijn leven. De dood boezemde hem immers geen vrees meer in. Zonder opa had niets nog zin, tenzij… hij de trommel zou terugvinden.

    Dit zou het begin moeten zijn van een heroïsch verhaal van de zoektocht van een jongen naar de trommel van zijn opa. Of niet? Of wordt dit eerder het verhaal van een bedrieglijke, laag-bij-de-grondse zucht naar geldgewin van gespecialiseerde genees- en heelmeesters op de kap van de onwetende en onmondige patiënt? U verneemt het in deel 2. Komende week misschien…                                                                                                                                  

     .

    24-10-2017 om 11:19 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (8 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-10-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Platteberg

    In een vorig verhaal heb ik het reeds aangekondigd, een droevig verhaal uit mijn prille studententijd. Het staat hieronder en het is letterlijk (met de lapsus calami "Lamstraat" i.p.v. "Lammerstraat") overgenomen uit het boek “O jerum jerum jerum…”, 2006, uitg. Free Musketeers, pag. 90-91. Mocht het hele verhaal (mijn memoires) u interesseren: het is te koop bij de uitgever, of u kunt het lenen in iedere openbare bibliotheek en sedert kort ook in de bibliotheek van de Gentse universiteit (de boekentoren).

    't Was op het einde van een rolling en aan de voet van het standbeeld van Edward Anseele, dat Tony van pure baldadigheid lag te roepen van "vuile flikken". Wij van de club stonden het schouwspel te bekijken, in spanning voor wat nog komen moest. Want de flikken, ze waren werkelijk in de buurt en ze kwamen dreigend nader. Nog maar enkele meters en ze hadden Tony te pakken en nog lag hij, en al maar driester, met zijn benen in de lucht te stampen en verwijten te uiten aan het adres van de vuile flikken. Ze hadden hem zó voor 't grijpen. En toen sprong Tony recht, hij rende de Lamstraat in en dan als een schicht de trapjes van de Platteberg naar beneden. De Gentse politie stond perplex. Ze grepen de eerste de beste enthousiaste supporter bij de kraag en zetten hem op de bon. Die enthousiasteling was ikzelf, heilaas. Het doet denken aan de smeerkaas-historie van de kostschool in Oostende. Eens te meer had ik niets mispeuterd en toch werd ik weer gestraft. Het sterkte mij in de overtuiging dat ik beter af zou zijn als ik in 't vervolg wél eens wat ging doen…Ik kreeg een proces-verbaal voor nachtlawaai. Het kwam terecht bij de gemeentepolitie van mijn dorp. Mijn oom, de gemeentesecretaris, onderschepte de "pro justitia" - gerechtigheid? mijn voeten, ja! - zodat mijn vader niet in kennis gesteld werd van mijn misdaad. Eén keer, zei oom Richard, kon ik op zijn "discretie" rekenen, maar geen tweede keer. Dat heb ik goed in mijn oren geknoopt en ik heb mij later nooit meer door de flikken laten pakken.


    Wandel van het Wilsonplein in de richting van de Vooruit via de Lammerstraat. Na een paar tientallen meters ziet u aan uw rechterkant de trappen naar de Platteberg. Naar beneden? Inderdaad. Dit wijst erop dat men in Gent indertijd moeite heeft moeten doen om, zoals de meeste grote wereldsteden,  zeven heuvelen bij elkaar te krijgen om hun stad op te bouwen: de Blandijnberg, de Sint-Kwintensberg, de Kantienberg, de Kattenberg, de Kalandenberg, de Hoveniersberg… en de Platteberg.




    15-10-2017 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-10-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Iedereen UGent

    ‘k Voel mij opperbest vandaag. Wat dat voor een 77-jarige ook moge betekenen… Telkens als ik zo’n dag heb, als ik in mijn nopjes ben, met het goede been uit bed ben gestapt, moet ik denken aan de woorden die Rik Van Steenbergen ooit gesproken heeft na een overwinning in de Gentse Zesdagen: “Een jonge coureur kan al eens een slechte dag hebben; een oude coureur kan al eens een goede dag hebben”. Rik was toen al een eind in de veertig en dus al een héél oude coureur.  Die dag was ik aanwezig in ’t Kuipke en ik heb hem die historische woorden horen zeggen. Hoe zeldzaam moeten de “goede dagen” dan niet zijn op mijn leeftijd? En jawel, vandaag heb ik er één. En omdat alles altijd een oorzaak heeft: ik heb weer eens mijn portie Gent gehad….

    De laatste veertien dagen al drie keer naar Gent geweest. De eerste keer om de “promotie” van acht professoren uit de faculteit geneeskunde bij te wonen. Tot professor emeritus! En te bedenken dat die gepensioneerde professoren pas in ’t eerste middelbaar zaten toen ik het diploma van “doctor in de genees-, heel- en verloskunde” al op zak had. Die dag moest ik ook een sweatshirt voor Amy ophalen aan de balie van het rectoraat. Helaas, ik had mijn  Bancontact-kaart niet bij en betalen met contant geld kon onder geen beding…  Twee dagen later ben ik dan weer naar Gent getrokken, mét kaart, want dat shirt was dringend.

    En gisteren was ik dus ten derde male in Gent. De hele stad was in feest, ter gelegenheid van “Iedereen UGent”, de viering van het 200-jarig bestaan van de Gentse universiteit. Mét partner. We waren uitgenodigd door Radio 1, voor een  drie uur durende live uitzending, in de grote zaal van de universitaire bibliotheek. Er waren interviews met een pleiade aan BV’s – wat zeg ik? zeker wel twéé pleiaden – , er was een live band “School is cool”, een mooi en waardevol verrassingspakket voor alle aanwezigen en last but not least een copieus en gevarieerd ontbijt. Eén van de interviews gold het rectors-duo Van de Walle-De Paepe. Een sympathiek duo, en dat vinden ze van zichzelf ook, denk ik. Allebei een en al glimlach. De één al wat sympathieker dan de andere. De één is dan Van de Walle, Rik Van de Walle. “Zeg maar gerust Rik, ik ben weliswaar rector, maar ik blijf Rik voor iedereen”. Zoiets heb ik pro-rector De Paepe nooit horen zeggen: “Zeg maar gerust Anne, ik blijf Anne voor iedereen”. Even een vergelijking tussen dit duo en de rector vóór hen, Paul Van Cauwenberghe. De pro-pro-rector dus. Van Cauwenberghe lachte maar zelden en ik weet niet of iedereen "Paul" mocht zeggen. Ik mocht het wel, omdat ik hem kende, beroepshalve. Maar toen hij, rector zijnde, door onze studentenclub Laetitia uitgenodigd werd op de cantus ter gelegenheid van de viering van ons tachtigjarig bestaan, is hij daar met veel enthousiasme op ingegaan. Hij was toen al heel dicht bij de pensioenleeftijd, maar aan studentikoziteit had hij niets ingeboet. Tijdens die cantus is mij de eer te beurt gevallen om samen met hem een “ave confrater” op te voeren. Eén van mijn aangenaamste herinneringen, één die ik eeuwig blijf koesteren. Vijf jaar later was er weer een lustrumcantus ter gelegenheid van het vijfentachtigjarig bestaan van de club. Anne De Paepe die Paul Van Cauwenberghe had opgevolgd als rector, werd uitgenodigd. Dat ze niet is opgedaagd verraste niemand en we waren al opgetogen over het feit dat ze onze uitnodiging had beantwoord. Ze liet zelfs weten waarom ze verstek moest geven en ze verontschuldigde zich daarenboven ook nog. En komend jaar bestaat Laetitia  negentig jaar: weer een lustrum. Wedden dat Rik niet komt?! Hij is tijdens zijn studentenleven nooit of te nimmer – niet één keer! – naar een fuif geweest, heeft hij gisteren eigenmondig verklaard voor Radio 1. ’t Zou dus zijn eerste keer zijn. En… waarom niét eigenlijk? Maar laten we realistisch zijn: als Rik, net als Anne, een lieve brief schrijft om zijn afwezigheid te rechtvaardigen, zullen de Laetitianen al meer dan blij zijn. Denk ik.

    Na de middag  zijn er 327 (of is het 237?) evenementen. Veel te veel om ze alle mee te maken.  We hebben ons bezoek beperkt tot een gebied waarvan de uiterste punten zijn: in ’t Zuiden de Boekentoren en in ’t noorden de nieuwe stadsbibliotheek  De Krook. Vóór de middag is er nog weinig volk in de stad: ideaal om rustig een foto te nemen van het Studentenplein in de Sint-Pietersnieuwstraat, alwaar pas na 17 uur het geweld zal losbarsten, en van de Krook waarvan de deuren pas rond 12 uur opengaan en waar men na de middag  op de koppen zal kunnen lopen.



    Het studentenplein in de ochtend

    Op het Miriam Makebaplein (aan de Krook)

    De nieuwe indrukwekkende (!) stadsbibliotheek is genoemd naar de oude, sombere, verloederde stadswijk: de Krook, ook wel Waalse Krook genoemd. Deze wijk ligt in een (haakse) bocht van de Schelde (of is het de Leie?). Vele vele jaren geleden meerden hier schepen aan en was er bedrijvigheid op de Krook. Namen van straten die de Krook in het Oosten en in het Westen begren­zen, respectievelijk de Kuiperskaai en de Grote Huidevettershoek verwijzen naar die bedrijvigheid. “De Krook” is afgeleid van die bocht in de rivier: een knik of een kraak, hetgeen door de meeste Oost-Vlamingen als “krok” wordt uitge­sproken en door de meeste West-Vlamingen als “krak”, maar in het Gents luidt als “krook”. De Krook was tot voor kort toegankelijk langs de Grote Huidevet­tershoek en de Korianderstraat, allebei zijstraten van de Walpoortstraat. Op de hoek van Koriander- en Walpoortstraat ga ik een Blonde Leffe van ’t vat drinken in het café Marimain. M neemt, zoals gewoonlijk, een koffie. Het café bevindt zich naast de Minardschouwburg, zeer bekend bij de oude Gentenaars van­wege de volkse toneelstukken van Romain Deconinck die er gespeeld werden. Romain zit daar nog steeds aan de ingang van zijn geliefde schouwburg. In brons weliswaar. De patron van het café vertrouwt ons toe dat er in de Minard nog zeer intensief stukken worden gespeeld. De Marimain is echter niet langer het stamcafé van de spelers. Een derde toegangsweg tot de Krook is via de Lammerstraat: de trapjes van de Platteberg. Die trapjes brengen mij mijn eerste en pijnlijk contact met de Gentse flikken in herinnering. Stof voor een nieuw cursiefje in de zeer nabije toekomst. Maar dé toegangsweg tot de Krook is op heden via de Kuiperskaai en de nieuw gebouwde brug. Via die brug bereiken we het Miriam Makebaplein, dat speciaal voor de nieuwe stadsbibliotheek werd aangelegd op de plaats waar een groot deel van de oude stadswijk met de grond werd gelijkgemaakt. Het plein is genoemd naar een Zuid-Afrikaanse zan­geres, tevens anti-apartheidsstrijdster, waarvan de naam mij – ik moet het tot mijn scha en schande bekennen – onbekend was. Op het plein staat een beeld: 4 personen, meer dan levensgroot, die de koppen bij elkaar steken. Van de meest rechtse persoon ontbreekt een arm, maar dat zie je niet op de foto. Dat het zo bedoeld was en dat daar een diepere betekenis aan gegeven wordt? Het zal wel, maar weet je wat ík ervan denk? Dat de arm  per ongeluk afgebroken is en dat de breuk moeilijk te herstellen was…  Het roze huis tussen mij en het beeld is “De Zolder”van weleer, maar het is al lang geen café meer. De café’s van vroeger, ze zijn allemaal weg. De café’s van de Kuiperskaai. Gevoelens die mijn hart doen breken.     

    We zijn een les gaan bijwonen in het UFO-gebouw, in het grootste auditorium van ’t land. Voor mij was het pure nostalgie naar de lessen van vroeger, waarvan ik er veel te weinig heb bijgewoond. Het was een les van professor Eva Brems, bekend in gans Vlaanderen van haar tongkus met Bart Peeters. Het was een voordracht over internationaal recht, als ik mij niet vergis. Ik heb er alvast niets van begrepen. M evenmin. De rest van het  gebouw bulkte van de wetenschap dewelke vaak op een speelse manier werd bijgebracht. Er was ook een band van violisten: drie jongeheren en één jongedame, keurig uitgedost. Ik meen te weten dat er ook lessen werden gegeven door oude professoren, professoren emeriti. Echter géén die ik nog gekend heb. Dié zijn allemaal dood en zo er nog één in leven mocht zijn… het les geven zou niet meer lukken. Denk ik.


    Vioolkwartet in het UFO

    Ons laatste bezoek gold Rozier 44. Exact zestig jaar geleden, dag op dag, op dinsdag 8 oktober 1957, woonde ik in dit gebouw mijn eerste les aan de universiteit bij. Toen werd hier scheikunde en natuurkunde gedoceerd. Nu is het hier allemaal literatuur wat de klok slaat. O jerum jerum jerum… Dit  immense rechthoekig gebouw, begrensd door vier straten, nl. de Rozier, de Gezusters Lovelingstraat, de Plateaustraat en de Sint-Pietersnieuwstraat, had eertijds het nummer 6, maar het is nog precies hetzelfde gebouw met dezelfde zware ingangsdeur als toentertijd. Hier is ook van alles te doen: tentoonstelling van oude boeken en tijdschriften, in ’t bijzonder studententijdschriften van een eeuw geleden, interviews met bekende Vlaamse auteurs, filosofen en psychologen bij wie iedere bezoeker terecht kan die met een prangende vraag zit. Is er nog iemand met een vraag? vraagt de hostess die aan de deur van het lokaal staat. Niemand. En dan durf ik het vragen, omdat ik al een tijdje de behoefte voel om te plassen en nog nergens een toilet heb gevonden: waar de W.C. is, alstublieft? Tja, op mijn leeftijd moet een mens al eens wat vaker… Hilariteit. En zo eindigt onze “Iedereen UGent” met een vrolijke noot.

    Wat we bijgewoond hebben is een fractie van het aanbod. Het Pand, het stadhuis, de stadshal, de aula, de Emile Braunschool, de filmzaal Paddenhoek, de Vooruit, het technicum, de Plateau, de volkssterrenwacht Armand Pien,  de Blandijnberg, de therminal, de campus Tweekerken, de home Canterbury, de campus Ledeganck en de plantentuin, het stadsmuseum STAM, het museum dr. Guislain, de Sint-Pietersabdij, de Sint-Baafskathedraal, het design museum... we hebben het allemaal links laten liggen…




    09-10-2017 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-10-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Over de zwangere man e.a. (brief aan Firmin).

    Beste Firmin,

     

    Wat ik u te vertellen heb had ik best ook onder vier ogen kunnen doen of via de telefoon, maar teneinde beter de gedachten te kunnen ordenen doe ik het liever langs deze weg. Ik wil het met u hebben over “de zwangere man”. Onmogelijk of verre-toekomstmuziek? Geen van beide. De zwangere man behoort nú al tot de mogelijkheden. Dat beweert niet alleen Petra Desutter, professor gynecologie aan de Gentse universiteit en wereldautoriteit op het gebied van de reproductieve geneeskunde, maar ook uw dienaar is al vele jaren die mening toegedaan. Nergens voor nodig, hoor ik u al zeggen, en misschien hebt ge wel gelijk. Maar misschien laat gij u ook in bewonderende termen uit over hetgeen waartoe de geneeskunst op de dag van heden allemaal in staat is. ’t Is natuurlijk allemaal relatief, mijn beste Firmin. Amper een week geleden overleefde een gezonde achtenveertigjarige man een kleine ingreep aan het hart niet in het nochtans meest gerenommeerde hartziekenhuis van het land. En niet minder dan drie patiënten bleven in die zelfde week, na een routine-ingreep aan het oog, achter met een totaal blind oog. In een universitair ziekenhuis! En om in mijn eigen specialiteit te blijven… Hoevele duizenden patiënten zijn na een “gehoorsverbeterende operatie” niet het slachtoffer geworden van oorsuizen, al of niet gepaard met volledige doofheid aan de geopereerde kant? Ik zeg u dit alles om uw gebeurlijke bewondering voor de geneeskunde een beetje te temperen. Artsen – de “geneesheren” van vroeger – zijn geen goden. Waren ze dat wel, dan was “de zwangere man” nu wellicht nog slechts een routine-ingreep. De Griekse mythologie leert ons hoe de oppergod Zeus met de hulp van de god Hermes, zwanger werd van een kind dat niemand minder bleek te zijn dan Dionysos, de god van de wijn. Dit verhaal staat te lezen in mijn boek “Uit het schuim van de zee”, hoofdstuk 14 De geboorte van Dionysos. Desgewenst wil ik u het boek wel eens uitlenen, maar ge kunt het ook lenen bij de gemeentelijke bibliotheek. Hier alvast een uittreksel uit hoofdstuk 14:  

     

    Semele was een dochter van koning Kadmos van Thebe. Niemand minder dan de oppergod Zeus liet zijn oog vallen op deze mooie maagd. Hij benaderde haar in de gedaante van een knappe jonge man en hij had geslachtelijke omgang met haar. In alle oprechtheid vertelde hij haar dat hij niemand minder was dan Zeus, in menselijke gedaante. Semele dacht dat haar geliefde slechts een grapje maakte, maar diep in haar binnenste knaagde toch de twijfel. Ze vertelde alles aan haar zusters, die het verhaal belachelijk vonden. Ze zeiden: als hij werkelijk Zeus is, dat hij zich dan eens vertone in zijn goddelijke gedaante, al is het maar één enkele keer. En toen de jongeman haar weer benaderde en haar volop zijn liefde betuigde, zwoer hij haar in een onbezonnen ogenblik, dat hij haar, als bewijs van zijn liefde, alles zou geven wat zij maar wilde. Zij wenste maar één ding: dat hij zich, al was het maar één enkele keer, aan haar zou vertonen in zijn goddelijke gedaante, in zijn schitterend gewaad, met staf en bliksem en al. Zeus was niet weinig geschrokken door die wens. Hij wist immers dat geen enkele sterveling de aanblik van de oppergod in zijn ware gedaante kon doorstaan. Hij smeekte haar een andere wens te doen. Maar Semele bleef vastbesloten en wat Zeus plechtig beloofd had, daaraan moest hij nu voldoen. Hij deed nog zo zijn best om zijn geliefde een vreselijk lot te besparen: hij haalde zijn minst schitterende kleed uit de kast en uit de kist waarin hij zijn bliksems bewaarde, diepte hij zijn allerkleinste bliksempje op... Alles tevergeefs. Toen Semele de oppergod in al zijn glorie aanschouwde, vatten haar lijf en leden vuur en smeulend ging zij ten onder. Zeus realiseerde zich nu dat zij zijn kind droeg. Hij riep zijn trouwe zoon Hermes ter hulp en gebood hem de ongeboren vrucht via een keizersnede uit de buik van de moeder te halen. Daarna liet Zeus de foetus bij zichzelf inplanten in het losmazig weefsel aan de binnenkant van de dij, om hem daar verder te laten groeien. Toen de tijd van voldragenheid gekomen was, verloste Hermes zijn vader Zeus van een zoon, Dionysos, die aldus ten tweede male werd geboren.


    De door Hermes toegepaste techniek laat zich raden. De bevruchte baarmoeder werd uit het dode lichaam van de moeder gehaald en de arteriën en venen van de baarmoeder werden verbonden met de dijslagader resp. de dijader van de oppergod. Pas op het ogenblik van de voldragenheid werd de baarmoeder ingesneden. Een keizersnede in twee tijden dus. Overigens hebben wij kennis van nog een andere keizersnede die op meesterlijke wijze door Hermes werd uitgevoerd, en hierbij verwijs ik naar hoofdstuk 47 van mijn hogergenoemd boek. Alvast een kort uittreksel:

     

    De god Apollo raakte verliefd op de nimf Koronis en maakte haar zwanger. Desondanks begon Koronis een verhouding met een sterveling, Ischys genaamd. Apollo werd echter op de hoogte gebracht van die ontrouw door één van zijn lievelingsvogels, de raaf, die toen nog een witte vogel was. In blinde woede deed Apollo beroep op zijn zuster Artemis en gaf haar de opdracht Koronis met haar pijlen te doorboren. Toen de dode Koronis reeds op de brandstapel lag, waaraan men doden toevertrouwt, zag Apollo het zinloze van zijn daad in en hij vervloekte nu de raaf, die vanaf dat ogenblik zwart werd. Apollo realiseerde zich nu ook dat Koronis zíjn kind droeg en hij ontbood Hermes om hem te helpen het kind alsnog te redden. Hermes paste een keizersnede toe op het dode lichaam. Het kind was Asklepios, de god van de geneeskunde.

     

    Maar keren we terug tot de zwangere man. Het zal wellicht de bedoeling zijn vooraf een baarmoeder in te planten bij de man en later – in een tweede tijd, zoals dat luidt – een “in vitro” bevruchte eicel in die baarmoeder in te brengen. Wat de plaats van de baarmoederimplantatie betreft is de dij wellicht een mogelijkheid, maar uit oogpunt van comfort voor de draagvader lijkt de buikholte ongetwijfeld te verkiezen. Na negen maanden een keizersnede en ’t is zó gepiept. Wist gij overigens waar de naam “keizersnede” ofte “sectio caesarea” vandaan komt? Van Julius Caesar die volgens de legende met een keizersnede ter wereld zou gekomen zijn.

    Gaarne wil ik mij tot slot ook nog even buigen over uw gezondheidstoestand. Ge hebt het over spanning, rusteloosheid, overspanning en ge wijt het zelf aan de prangende onzekerheid over de toekomst van Hein Vanhaezebrouck, ex-trainer van AA Gent, en van Nicolas Frutos, interim-trainer bij RSC Anderlecht. De grote verantwoordelijke voor uw klachten blijkt de krant te zijn waarop gij geabonneerd zijt: de Morgen. Uw krant besteedt inderdaad véél te weinig aandacht – amper twee pagina’s – aan het probleem waardoor gij al te zeer in het ongewisse blijft. Die onzekerheid, daardoor raakt een mens overspannen. Ga nu toch eindelijk eens inzien dat ge veel beter af zijt met Het Laatste Nieuws, dat niet twee, maar reeds ettelijke tientallen pagina’s heeft gewijd aan wat iedere Vlaming zo pijnlijk bezighoudt en naar de keel grijpt. 


    Moge het snel weer goed gaan met u,


    Kris.   

     


    01-10-2017 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    21-09-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.HLN 21/9

    Er gaat geen dag voorbij zonder dat ik Het Laatste Nieuws lees. Zelden spui ik nog commentaar. Ik maak een uitzondering voor de krant van heden 21 september 2017. Bij gebrek aan inspiratie voor een beter verhaal om de herfst in te luiden? Misschien…

    Pagina 9. In de linker benedenhoek van de pagina staat dat de 48-jarige burgemeester Claude Van Marcke van Anzegem is overleden, ten gevolge van een kleine ingreep om hartritmestoornissen tegen te gaan. Ik heb de man goed gekend. Het was een zeer innemende man, lid van onze loopclub, sportief en fit, advocaat, aan het hoofd van een advocatenkantoor van twaalf man en geliefd door allen. Dat dit zich heeft voorgedaan in uitgerekend het bekendste en vermaardste ziekenhuis van het land – qua hartchirurgie – maakt van dit dramatisch gebeuren iets heel bijzonders. Naar mijn gevoel althans. Voor HLN goed voor één vijfentwintigste van een pagina. Te verwaarlozen tegenover de talloze pagina’s die de krant reeds besteed heeft aan de vraag of Nicolas Frutos nu definitief trainer wordt bij Anderlecht. Tja, wat het zwaarst is moet het zwaarst wegen, nietwaar…

    Pagina 11. Discriminatie aan de Vrije Universiteit Brussel. Discriminatie op grond van geslacht. In de toekomst zal minstens één derde van de professoren van het vrouwelijk geslacht moeten zijn. Die garantie hebben ze dus, onze vrouwen. Op grond van hun geslacht. En de mannen? Krijgen die geen garantie? Foei, VUB: rekening houden met het geslacht bij een benoeming! Bekwaamheid hoort de enige norm zijn. Met het geslacht van de persoon zou niet méér rekening moeten gehouden worden dan met bijvoorbeeld de kleur van de ogen. ’t Zou me nogal wat moois zijn als de universiteit voor de dag zou komen met bijvoorbeeld: vijftig procent van de mensen hebben blauwe ogen en daarom moeten één op de drie professoren van het blauwogige type zijn. Onzin dus.

    Pagina 16. Hier staat wel héél slecht nieuws. In Oudenaarde zijn alle politieke partijen het erover eens dat er een verbod moet komen op verkiezingsborden op pleinen, straten en voortuinen. Eén uitzondering: de liberale partij (Open VLD) steunt het voorstel (nog) niet. Ik ben bang dat ook de liberalen gaan bijdraaien en, erger nog, dat dit kwalijk idee van ene Wim Merchie (van CDampersantV) heel Vlaanderen gaat besmetten. Dat zou dan het einde betekenen van één van de zaken die mij in het verleden steeds verlangend hebben doen uitkijken naar weer eens verkiezingen. Een zwaar nostalgisch gevoel bekruipt mij. Eén van de drie pijlers - de borden, het stemhokje, het in spanning wachten op de verkiezingsuitslag -  dreigt weggemaaid te worden. Zal ik nu voor de liberalen stemmen? Niet onmogelijk, als de borden blijven tenminste. Voor de communisten stemmen doe ik al lang niet meer. Niet omdat het gedachtegoed van die ultralinkse rakkers mij niet meer kan bekoren, maar omdat de geschiedenis mij geleerd heeft dat het communisme niet werkt. En dat is een jammerlijke zaak: gelijkheid voor alle mensen, hoe mooi zou dat niet zijn! En niemand die er tot op heden in geslaagd om mij met enig argument ervan te overtuigen waarom een bouwvakker – mijn vader was bouwvakker – niet evenveel zou mogen verdienen als pakweg een Europees parlementslid.

    Pagina 36. In een “ingezonden stukje” schrijft ene Marc Bernard: “Er zijn gewoon heel veel mensen die geen flauw benul hebben van politiek en gaan stemmen omdat ze anders een boete krijgen”. Het zou kunnen, mijn beste Marc, maar ik behoor alleszins niet tot hen. Niet dat ik benul heb van politiek, maar een boete schrikt mij niet af. De romantiek van het in de rij staan voor het stemhokje, de sfeer rond het stemhokje, het stemhokje zelf… Dáár doe ik het voor!


     


    21-09-2017 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-09-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Texel

    Deze zomer ging de reis naar Texel, Nederlands grootste Waddeneiland. En spreek het daar alstublieft uit als Tessel en niet als Teksel, anders beschouwen ze u daar als een analfabeet, net zo analfabeet als zou je Enschede uitspreken als Enschede en niet als Enschedee, of Deventer als Devénter en niet als Deeventer. Ik heb een vriend die Willy Deventer heet en die wil geen Deeventer genoemd worden. Bij onze Engelstalige buren kennen ze er overigens ook wat van: geen leek die de namen van Worcestershire, Leicestershire, Gloucestershire, en vermoedelijk nog een aantal shires ook maar bij benadering perfect kan uitspreken. Het is evenwel niet ongepast te dezer gelegenheid, en in navolging van Alice Nahon, een keer in ’t eigen hart te kijken: hoe, denkt ge, plegen de inwoners van Koningshooikt de onuitspreekbare naam  van hun gemeente uit te spreken? Jut!

    Maar hemeltje lief, wat dwalen wij af! Ik wou het dus hebben over mijn reis naar Texel.  Amper vierhonderd kilometer ver. Een hele degradatie als we dat vergelijken met vorig jaar toen ik de Provence heb afgereisd in de voetsporen van Alphonse Daudet en waarvan u als fanatieke lezer van mijn blog natuurlijk uitgebreid hebt meegenoten. En toen was ik ook al zesenzeventig…

    Texel bereik je met de veerboot – geen kleintje! –  vanuit Den Helder. Alle vroegere gemeentes van het eiland, een stuk of zeven, zijn nu gedegradeerd tot de status van dorpen die gefusioneerd zijn tot één enkele gemeente: Texel, met als hoofdplaats Den Burg. Daar resideert, naar mijn vermoeden, de burgemeester, daar zullen de administratieve diensten van de gemeente Texel zich bevinden alsook de enige middelbare school die het eiland rijk is. Den Burg is ook de meest centrale plaats van het eiland, een leuk stadje eigenlijk met mogelijkheden tot vertier die men misschien niet op zo’n Waddeneiland zou verwachten. Dat er officieel amper zevenduizend inwoners zijn, ongeveer de helft van de totale eilandbevolking, wekt ook mijn verwondering. Hotels bij de vleet. Het toerisme is hier een belangrijke bron van inkomsten. Wij logeren evenwel zuidelijker in het plaatsje Den Hoorn, niet ver van ’t Horntje, het haventje waar we met de veerboot het eiland zijn binnengevaren. In hotel “Huus op Diek”. Dat betekent: “Huis op de dijk”. Ik denk dat we hier met ons West-Vlaams een heel eind zouden komen. Maar we doen ons best om met de “inheemse” bevolking bekakt Nederlands te praten, de taal die zij geleerd hebben op school. De tweede taal zal hier ongetwijfeld Duits zijn: alles is hier in twee talen, Nederlands en Duits. Het lijkt wel of we in Zeeuws-Vlaanderen zijn. In de tweede wereldoorlog werd hier lelijk huis gehouden. Tussen Den Hoorn en het kustdorp Oudeschild, aan de Zuid-Oostkust, staat een monument dat herinnert aan een bloedige strijd die zich hier aan ’t einde van de tweede wereldoorlog heeft afgespeeld tussen een Georgisch legioen en de Duitsers. Vijfhonderdvijfenzestig Georgiërs, honderdtwintig Tesselaars en rond de achthonderd Duitsers lieten hier het leven. Er staat een monument voor de gesneuvelden. Een jong koppel staat commentaar te geven, in de taal van Goethe. Iemand van mijn gezelschap die blijkbaar geen hoge pet opheeft van de Duitsers, zegt halfluid: “Ja, Sie haben etwas angerichtet im Krieg”. Ze zullen het wel niet gehoord hebben en daarenboven loopt de zin taalkundig mank, denk ik. Hebben de Tesselaars alles al lang vergeven of heerst er hier een soort haat-liefde verhouding?

    Oudeschild heeft alles wat men verwacht van een lieflijk toeristisch vakantiedorp: leuke huisjes oude stijl, een mooi kerkje, een molen en… een jachthaven. Halverwege tussen Oudeschild en Den Burg is de Hoge Berg. Die moeten we over en daar zetten we de motor van onze e-bike eventjes in zijn hoogste stand. Dit is wat Texel gemeen heeft met de Kanarische eilanden: een hoge berg, in ’t midden. Eén verschil, deze hoge berg is amper vijftien meter hoog. Zo zie je maar dat alles relatief is.

    De schapenboerderij die gelegen is aan de rand van de Hoge Berg is een bezoek overwaard. Wat een weelde! Wat een schapenrassen! Ze hebben hier zelfs Ouessantjes, dwergschaapjes, zoals mijn eigen Blanche en Brownie. Er zijn heel dure schapen bij. Ik ben benieuwd naar de kostprijs van de Ouessant-schaapjes. O, die? Die kosten eigenlijk niets. D’r is weinig vlees aan, geven weinig melk en hun wol wordt niet gegeerd. Worden gratis meegegeven met de kooplui. En als ik er nu één zou willen kopen? Voor 15 euro kan ik er stante pede eentje krijgen. Dat valt mij bitter tegen: mijn teergeliefde gezelschapsdiertjes Blanche en Brownie, zo goed als niks waard! Hoe durven ze?! Het eerste wat ik doe als ik thuis kom is hun allebei een heerlijk stukje volkorenbrood geven: ze lusten het zo graag. Plus een dikke knuffel. Van knuffelen gesproken: in deze boerderij is een authentieke “knuffelhoek”. Je kan hier naar hartelust een schattig lief lammetje knuffelen. Volwassen mannen die de middelbare leeftijd al voorbij zijn, staan ervoor in de rij. Het bezoek aan de schapenboerderij is allesbehalve gratis (5 euro) en in acht genomen het groot aantal bezoekers, lijkt me dit wel een mooie bijverdienste voor het bedrijf. Ach, zegt de bazin, dat denkt u maar, “schapengeld is gauw geteld”. Zo zie je maar dat niet alleen in Vlaanderen de boeren klagen. En gelukkig maar, want er is ook een spreekwoord dat zegt: “als de boeren niet langer klagen zal de wereld vergaan”.

    Aan de westkust van het eiland ligt het stranddorp – badstadje, zo u wil – De Koog. Dat betekent zoveel als “De Polder”. Van lopen in het zand heb ik een afkeer en dat heeft te maken met mijn drie ellendige kostschooljaren in Oostende. Zand overal, tussen de tenen, in de haren, in de oren: ik mag er niet aan denken. Er is ook een naaktstrand, maar dat kan mij evenmin bekoren: als ik nog dat mooi gespierd lichtjes gebrozeerd Adonis-lijf had gehad van een halve eeuw geleden en als er niet zo’n koude zeebries woei, dan misschien…

    Een fietstocht, langs fraaie fietspaden waarop de Nederlanders zo fier mogen zijn, van onze residentie “Op Diek” in den Hoorn, alover Den Burg en de kleinere dorpjes De Waal en Oosterend tot het meest Noordelijk punt van het eiland, bedraagt algauw veertig kilometer. Maar ons traject is zo vlak als een biljarttafel – we gaan niet over de Hoge Berg – en daarenboven is onze fiets electrisch aangedreven. Zodus… Het meest Noordelijk gelegen dorp van Texel is De Cocksdorp. Van hieruit vertrekt de veerpont naar Vlieland en er staat een vuurtoren. Amper een driehonderdtal inwoners telt het dorp. Het is genoemd naar ene meneer De Cock en de schrijfwijze van ’s mans naam doet vermoeden dat hij van Vlaamse afkomst was. Enig opzoekingswerk leert ons dat het een Antwerpenaar betreft, Nicolas Joseph De Cock. Een gelegenheid om even te grasduinen in de ontstaansgeschiedenis van ons eiland. Het begon allemaal 847 jaar geleden op een Allerheiligennacht…

    Op 1 november van ’t jaar 1170 is het allemaal geschied. Vóór die datum bestond het eiland Texel niet. Althans het was geen eiland, maar een deel van het vasteland. Een immense vloedgolf, waarbij duizenden mensen omkwamen, de  beruchte Allerheiligenvloed van 1170, heeft ervoor gezorgd dat een Noordelijk stuk van de provincie Noord-Holland werd afgescheiden. Zo is dus Texel ontstaan. Of toch niet helemaal…  Ten Noorden van Texel lag nóg een eilandje, Eierland. Een voortvarende Antwerpenaar is erin geslaagd het eilandje bij Texel te voegen door “inpoldering”. Die Antwerpenaar was de al eerder genoemde Nicolas Joseph De Cock en dat het dorpje in het Noorden  van het eiland naar hem is genoemd komt hem dus zeker toe. En mocht er enige historische of geografische onjuistheid schuilgaan in mijn verhaal, beste lezer, dan vraag ik u nederig mij hiervoor te willen verontschuldigen.

    Doch laten wij nu even terugkeren naar Den Hoorn, alwaar wij gehuisvest zijn in “het huis op den dijk”. Niet het meest toeristisch dorp, maar voor mij zeker niet de minst aantrekkelijke plaats op het eiland. Vanwege de Herenstraat, bulkend van historiek en nostalgie, en vanwege het kerkje annex kerkhof. Voor het kerkje gebruik ik het verkleinwoord omdat het maar een halve kerk lijkt, althans het schip van de kerk is maar een half schip. Oordeel zelf maar beste lezer. Geldgebrek zal naar mijn gevoel aan de basis gelegen hebben. Niettemin vind ik het een bijzonder aardig ding. En ongetwijfeld velen met mij. En of het nu al dan niet Rooms is kan mij geen fluit schelen.


    Een vakantiereis is, wat mij betreft, niet écht geslaagd zonder een uitgebreid bezoek aan een kerkhof. Ik weet het wel, ik hoor u al denken: senilitas? dementia? Verkeerde diagnose, mijn beste lezer, ik hád dat al, vijftig jaar geleden! Al wil ik toegeven dat het in de loop der jaren mogelijks misschien een heel klein beetje “erger” is geworden. Hier is wel een héél “leuk” kerkhof, met niets dan leuke namen van wie ongetwijfeld leuke mensen moeten geweest zijn – nomen est omen, toch?

    Neeltje Lap ligt hier begraven, samen met haar man Jan Bruin, haar zoon Cornelis en diens echtgenote Engelina Trooster, de troostende engel…


    Ook vrouwtje Cupido-Hutjes ligt hier begraven, alleen in het gezelschap van haar zoon Jan. Meneertje Cupido ligt er niet bij. Had die zijn pijltjes misschien op een ander verschoten? We hebben er het raden naar.


    En Klaas Heerschap dan en Pietertje Hoep. Pietertje heeft haar man tweeëntwintig jaar overleefd; ze was dan ook twaalf jaar jonger. Een raar heerschap die Klaas? En een vrouwtje van lichte zeden met een mannetjesnaam? Nomen est omen? Ik denk dat de Latijnen het voor één keer niet bij het rechte eind hadden. Klaas en Pietertje zullen best een trouw en vroom koppel geweest zijn, met kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen.


    Het graf van Simon Zijm en zijn vrouw Martje Lap was al onderwerp van een pictaiku (www.bloggen.be/zerar/archief.php?ID=3011440).. Maar… bis repetita placent  (en dit komt van Horatius en niet van Cicero zoals mijn buurman Firmin misschien meent te weten). Overigens lijkt Zijm mij een nogal typisch Texelse naam te zijn. Hier lopen ze nogal hoog op met een gewezen ster-voetballer Zijm, die ooit hoge ogen zou gegooid hebben of, zo ge wilt, de pannen van het dak heeft gespeeld. Evenwel: nooit van die dekselse Zijm gehoord. Een Texelse hand is blijkbaar gauw gevuld.

    Niet alle grafzerken zijn hier volgens het klassiek model. Soms is het een eenvoudig rotsblok. Neem nu het graf van Margriet Lap (lap! weer een Lap). Wél zo treffend.


    Op dezelfde leest geschoeid is het graf van Beer. Het is niet eens twee jaar oud. En wie mag dan die beer wel zijn?


    Opvallend: op zowat de helft van de grafstenen komt de naam Lap voor. Het doet mij denken aan de tijd toen wij – ikzelf met vrouw en de kinderen – in Nederland woonden, in Capelle aan de IJssel, bij Rotterdam. We woonden er amper enkele weken en omdat ik een nieuwe broek nodig had en er in het winkelcentrum van Capelle een mooie grote kleerwinkel was, ging ik daar de broek kopen. De naam van de winkel was “Piet Lap”. Ik zei dus tegen de jonge winkeljuffrouw: “ik wil een broek kopen”. Ze werd rood, als de vuurtoren van De Cocksdorp, tot achter de oren, en ze riep een oudere winkeldame ter hulp: “ik denk dat mijnheer een pantalon wil kopen”. Ja, zoals ik al zei, ik woonde er pas en ik wist toen nog niet dat “broek” in Holland een heel vies woord is, althans in zekere omstandigheden… Piet Lap vond ik overigens een passende naam voor een kleerwinkel, maar ik had nooit gedacht dat “Lap” een echte persoonsnaam was. Tot nu dus…

    Meer kom ik te weten tijdens mijn wandeling in de Herenstraat. Op de voorgevel van een huis staat een plaat met als opschrift: Geboorteplaats Cornelis Lap (°1869), oprichter herenkledingzaken te Rotterdam. Omgekomen bij het bombardement op de marinierskazerne op 12-5-1940. 


    Overigens zijn er in die Herenstraat tientallen huizen met zo’n mooie plaat op de voorgevel en met al even interessante gegevens over de geschiedenis van het huis en zijn bewoners. Oók in de Herenstraat: hotel Het Spookhuis. Brr… Dan maar liever hotel Op Diek. 




    Tegenover het hotel is een uitermate interessant  museum, het “Texels instituut ter bevordering van de flessenpost op zee”. De entree is vrij.  Ook dit is al het onderwerp geweest van een pictaiku (www.bloggen.be/zerar/archief.php?ID=3012598). Er staat ook bij: dagelijks geopend tenzij gesloten…

    05-09-2017 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (8 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-09-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vaarwel Daantje.




    Beweren dat Johan één van Grijslokes beste clubleden was is hem schromelijk tekort doen: hij was DE beste. In zijn jeugd was hij een beloftevolle loper geweest, maar dat was lang voorbij toen DDG boven de doopvont werd gehouden. Hij was toen 37 jaar en meteen is hij op de kar gesprongen, voor nog eens 37 jaar. Tot de laatste snik heeft hij volgehouden. Geen zondagse training wilde hij aan zich laten voorbijgaan, ook niet toen op ’t einde die twintig meter te voet van zijn auto tot aan zijn tafel in de Kleine Kluis te veel waren voor zijn door ziekte ondermijnd lichaam. Quasi iedere zondagmorgen om 9 uur waren we present voor de looptraining: in de winter alover de Vaamse wegen in ’t land van Streuvels en van zodra de lente voorgoed in ’t land kwam op het parcours van de echte Dwars door Grijsloke. Bij het begin van de training ging het er rustig aan toe en er werd gebabbeld, meestal over de natuur om ons heen, maar toen de laatste helling in zicht kwam begon het competitiebeest in ons naar boven te komen en we pijnigden ons lichaam om de ander op de top van de berg de loef af te steken. Ach, als pijn ooit als een genot ervaren werd, dan dit wel.

    Na de inspanning komt de cooling down. Onontbeerlijk voor het behoud van een A(nima) S(ana) I(n) C(orpore) S(ano). Johan heeft de cooling down nooit verwaarloosd. In de cantine van de club tot 12 uur en als de afkoeling nog niet helemaal naar wens was verlopen werd die al eens verder gezet in een andere gespecialiseerde instelling in de buurt. Maar altijd met inachtneming van de deadline, door moeder thuis gesteld: één uur. Die cooling down periode was zonder meer de interessantste. Alle registers werden opengetrokken. Op pagina één kwam de eigen conditie aan bod, de forme van de dag, de pijntjes aan knieën en heupen. Op pagina twee kwamen de lopers van de club aan bod, hoe wij hun conditie inschatten en hun mogelijkheden en daarbij ging onze aandacht evenzeer uit naar de vrouwelijke leden van de club. Op pagina drie kwam de politiek, op pagina vier de grote wereldproblemen zoals de milieuvervuiling, het terrorisme, de godsdienst, de hongersnood, de wereldoverbevolking, de oorlogen. Pagina vijf was voorbehouden aan de liefde…

    Maar er is een tijd van komen en een tijd van… inbinden. De laatste jaren stelde ons lichaam zijn veto. Het werd anderhalf uurtje wandelen op zondagmorgen, in plaats van lopen. En dat had zo zijn voordelen. Wandelen is óók sport en tijdens het wandelen kon er al eens wat beter gepraat worden: een inleiding op wat tijdens de après-run aan bod moest komen. Ja, er werd wat afgepraat in de kantine van de Kleine Kluis. Wijze woorden, die de wereld moesten verbeteren. We durfden onszelf wel eens “de macho’s” van Grijsloke noemen en we hadden een club in de club willen stichten, met Johan als voorzitter, omdat hij de wijste was. Maar Johan was daarvoor te bescheiden en daardoor is die club er nooit gekomen.

    En plots. Hoe lang is ’t geleden? Niet lang. Als een donderslag bij klaarlichte dag. Johan was ongeneeslijk ziek. Ten dode opgeschreven. Wij waanden ons nog op de pagina van de liefde en we waren al op de pagina van de dood. Tot het echt niet meer ging bleef Johan naar Grijsloke komen. Het wandelen was er niet meer bij. Alleen nog de après-run. Zijn geest bleef onaangetast. Geen klacht liet hij zich ontvallen. Teneinde onze gevoelens te sparen. Tien dagen voor zijn dood zei hij: “’t is jammer dat ik mijn geliefden moet verlaten…”. De laatste woorden die ik hem heb horen zeggen. Hij zou niet eerder sterven dan dat de 37e Dwars door Grijsloke achter de rug was…

    Een mens is een lichaam en een geest. Johans lichaam is dood, maar iedere zondagmorgen zal er in de kantine van de club over hem gepraat worden – daar wil ikzelf borg voor staan – en als er over iemand gepraat wordt leeft zijn geest voort  in de gedachten van de mensen en dan is hij niet echt dood…

    Onze gedachten en ons medeleven in hun onmetelijk verdriet gaan naar Rosette, zijn lieve echtgenote, naar de drie dochters, de kleinkinderen en alle familieleden die zoveel van Johan hielden als wij van hem.

    Vaarwel, Daantje. Wat hadden we je toch gaarne terug in ons midden!...

    03-09-2017 om 14:39 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (8 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.O. VTDW slaat wild om zich heen.

    In mijn brief aan Jan Bauwens van een paar weken geleden had ik het over professor Van Togenbirger (voluit prof. Omsk van Togenbirger de Waelekens), met wie J.B. een zéér uitvoerig gesprek heeft gehad, hetwelk hij heeft neergeschreven op zijn blog www.bloggen.be/tisallemaiet. Het is uiteindelijk een verhaal in zeven delen geworden en ik kan het aan al mijn lezers ten zeerste aanbevelen.

    In deel 5 wijst Jan Bauwens de professor op zijn “nogal sombere” levensvisie. Het antwoord van Van Togenbirger:

    Het is opvallend: telkens iemand wijst op de ernst van de toestand, wordt hij beschuldigd van zwartgalligheid, alsof de waarschuwingen helemaal niet ter zake waren. Maar uitgerekend die onverschilligheid is rampzalig! Het gemak waarmee de wandaden van deze tijd onder de mat worden geveegd tart elke beschrijving. Heb ik u dan niet al eens verteld over de fameuze zeven uitvindingen die als vooruitgang geboekstaafd staan maar die in wezen een grote ramp zijn voor de wereld?

    En dan somt hij ze nog een keer op: 1° de auto, die luchtverontreiniger die hart- en vaatziekten in de hand werkt en daarenboven als voertuig contraproductief is; 2° het geld dat het onrecht in de wereld brengt, de hebzucht voedt en het rampzalige tijdperk van het kapitalisme heeft ingeluid; 3° de massamedia die de mens vereenzamen; 4° de democratie die de meerderheid het recht geeft om te beslissen wat waar is en niet waar; 5° de plastics; 6° het kernafval; 7° de vergiften die dodelijk zijn voor levende wezens: insecticiden, herbiciden, antibiotica…

    Van zwartgalligheid gesproken… In deel 4 legt Van Togenbirger het artsenkorps en de “pillenindustrie” op de rooster:

    Vandaag zijn artsen helaas verworden tot winkeliers, tot handlangers van de meest rendabele industrie ooit: de industrie die teert op de angst voor pijn en de dood. En is deze industrie niet sterk verwant met haar voorgangster welke eeuwenlang munt sloeg uit de angst voor de folteringen van het hellevuur?

    Dit laatste is ongetwijfeld een veeg uit de pan naar onze moeder, de Heilige Kerk, van wie Van Togenbirger dus geen al te hoge pet schijnt op te hebben. En als Bauwens wat verder aandringt met “het alternatief, professor, het alternatief?”:

    Artsen zouden aan hun patiënten kunnen zeggen: eet wat minder en beweeg wat meer, onthoud u van alcohol en tabak, laat geen haat toe in uw hart, draag zorg voor de vrede maar maak u geen zorgen over dingen die geen mens veranderen kan, wees tevreden met weinig en bied hulp waar gij kunt, behandel anderen zoals ook gij wilt dat zij u behandelen.

    Amen. In deel 7 gaat het over Malthus en zijn leer over de dreigende wereldoverbevolking en de catastrofe die daarmee gepaard gaat. De familieleden van mijn moeders kant waren de theorie van Malthus toegedaan. ’t Is te zeggen, ze waren het er met Malthus over eens dat het met de wereld de verkeerde kant opging indien er niets gedaan werd om de stijging van de wereldbevolking af te remmen. Mijn grootouders, Aloïs Vantieghem en Leonie Vancraeynest hadden drie zonen en drie dochters. Vijf ervan zijn gehuwd en één is vrijgezel gebleven. Eén kleinkind slechts. Dat was ík. Geboren in ’t begin van de tweede wereldoorlog, in volle blitzkrieg. Toen nonkel Roger vernam dat mijn moeder een kind verwachtte kon hij het niet laten er op te wijzen dat zij voor “kanonnenvlees” aan ’t zorgen was. Dat blijkt uit een brief die hij schreef aan zijn ouders, waarvan ik melding maak in mijn memoires (“O jerum jerum jerum…”, 2006) op pagina 12. Nonkel Roger noemde zichzelf een malthusianist en die term heb ik van hem overgenomen. Malthus was voor ons een soort profeet, een heilbrenger met zijn theorie over de overbevolking. Hoe weinig bevroedden wij welke oplossingen Malthus voorstelde om het probleem op te lossen. Abortus: moord op het ongeboren kind. De allerarmsten laten uithongeren: moord op pasgeborenen en kinderen. “Euthanaseren” van gebrekkigen: moord op de minst weerbare medemensen. En dus niet enkel door “voorbehoedsmiddelen”… Mijn ooms en tantes  hebben zich nooit verdiept – ik evenmin – in de wijze waarmee Malthus het probleem wenste aan te pakken. Zij waren geen belezen mensen. Waren ze dat wel geweest dan hadden ze nooit zo hoog opgelopen met hun “profeet” Malthus en hadden ze zich nooit “malthusianist” genoemd. Zij waren geen moordenaars. Vruchtafdrijving vonden ze verwerpelijk en als een vrouw weer eens zwanger was zeiden ze enkel: waarom laten ze het toch altijd zover komen? Waar een hongerlijdend kind was trachtten ze te helpen in de mate van het mogelijke. Tante Jenna, die een kruidenierswinkeltje had, schold niet zelden schulden kwijt aan moeders van arme kroostrijke gezinnen. Hoe bewonderenswaardig is hun inzet geweest voor een buurjongen die zowel geestelijk als lichamelijk zwaar gehandicapt was. Ze zeiden: die jongen moet geholpen worden, het is niet zijn schuld dat hij op de wereld gezet werd. En ze zeiden ook: hij was er beter nooit geweest. Maar euthanasie kwam nooit in hun gedachten. Neen, mijn ooms en tantes waren geen moordenaars. En nu professor Omsk van Togenbirger de Waelekens, aan wiens kennis en waarachtigheid niet hoort getwijfeld te worden, de ogen geopend heeft zweer ik hierbij het woord “malthusianist” niet meer te zullen gebruiken voor de leden van mijn familie, in ’t bijzonder voor de kinderen van Aloïs Vantieghem en Leonie Vancraeynest, allemaal zaliger. Het waren simpelweg eenvoudige mensen die bekommerd waren om de toekomst van de mensheid en het goede voorbeeld wensten te geven.

    En ja, beste lezer, hoe zit het nu met die wereldoverbevolking en met de catastrofe die door Malthus voorspeld was? De wereldbevolking is sterk toegenomen, doch niet exponentieel zoals door Malthus voorspeld. In een deel van de wereld werd een rem op die toename gezet door in hoofdzaak voorbehoedsmiddelen. In een ander deel door in hoofdzaak moorddadige – zegge hitleriaanse en, na Van Togenbirger gehoord te hebben, ook malthusiaanse –  middelen, zijnde uithongering…  


    11-08-2017 om 22:35 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    28-07-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Brief aan Jan (over Van Togenbirger)

    Beste Jan,

    Uit uw interview met professor Van Togenbirger hebben een paar uitspraken van de geleerde mij getroffen.

    Ten eerste is er de bewering dat het begrip “niet-exacte wetenschap” een contradictio in terminis inhoudt. Ik kan het met de professor eens zijn maar dan slechts op voorwaarde dat we wetenschap vereenzelvigen met absolute zekerheid wat betreft de stellingen en de uitkomst van onderzoeken. Met “absoluut” bedoel ik 100 percent en niet bijvoorbeeld 99,999999999% .  Mag ik opmerken dat honderd percent het absolute maximum is en dat ik een uitspraak als “hij zet zich voor tweehonderd percent in voor zijn vak” belachelijk vind – en wat dan met iemand die zich voor driehonderd percent inzet? Maar dit terzijde… Toch hecht ik eraan, alvorens echt helemáál ter zake te komen, nog even te wijzen op het “absolute” van die honderd percent en van zijn tegenhanger de nul procent. Een voorbeeld. Enige tijd geleden stelde ik iemand de vraag hoe groot hij de kans achtte dat ik op mijn achtenzeventigste, of later, nog de “Tour de France” zou kunnen winnen. Hij aarzelde geen seconde: nul procent! En daarna vroeg ik hoeveel kansen hij mij gaf om ooit eerste minister te worden. Het antwoord was even kordaat: nul procent! En dan volgde een derde en cruciale vraag: wat van de twee zal ik met de meeste zekerheid nooit worden, eerste minister of winnaar van de Tour? Het antwoord kwam na enige aarzeling maar uiteindelijk toch beslist: winnaar van de Tour! Laten we aannemen dat de kans dat ik ooit in Parijs op een podium sta te pronken met de gele trui nul percent is – minder kan niet. Hieruit en uit het antwoord op de derde vraag valt af te leiden dat mijn kansen om ooit eerste minister te worden toch niet helemaal nul zijn, zij het dan slechts bijvoorbeeld 0,000000001%.

    Hanteren we het begrip “absolute zekerheid” bij het bepalen van de norm om toegelaten te worden tot de groep van de “exacte wetenschappen” dan blijft er uiteindelijk maar één over: de wiskunde. Zo is bv. 2+2 = 4 en dat is absoluut zeker en nooit bij benadering. Dat één geheel gelijk is aan acht achtsten, daar twijfelt niemand aan, maar of die vlieger ook opgaat bij een sinaasappel? We moeten hier namelijk rekening houden met een niet onaanzienlijk sapverlies bij de verdeling in acht parten. En dat we er in geen duizend jaar zullen in slagen  om te delen door nul en de wortel te trekken uit, of de logaritme te nemen van een negatief getal, ook dat lijkt een zekerheid… tot superieure geesten  op de proppen komen met hun “irreële getallen”. Dat een willekeurige hoek in drieën verdelen wiskundig onmogelijk is, tot daar aan toe, maar dat de kortste afstand tussen twee punten A en B niet de rechte AB zou zijn? En toch…

    En de fysica (natuurkunde stricto sensu)? Laten we het alleen nog maar hebben over het vriespunt van water. Nul graden Celsius, zegt u? En u zegt erbij dat dit exact, onveranderlijk en absoluut is, althans wanneer er niet geknoeid wordt met luchtdruk en zo? Hoe deerlijk vergist u zich! In de eerste kandidatuur al leerde ons professor Roger (sic!) Moens, befaamd natuurkundige, dat water bij afkoeling onder bepaalde omstandigheden pas ijs wordt bij twee of drie graden onder nul. De verklaring die de geleerde professor Moens gaf leek mij eerder filosofisch: als dat water zich bevindt in trillings- en stofvrije geluidloze omgeving, vervalt het in een soort slaaptoestand, waarbij het de thermometer uit het oog verliest! En zo is de overgang naar de filosofie maar een klein sprongetje. En is de filosofie niet de moeder van alle wetenschappen, het weze dan nog een alfa-wetenschap, zijnde één van de minst exacte onder de wetenschappen? Qua “exactheid” zit de geneeskunst als wetenschap ergens tussen de wiskunde en de filosofie. Mijns inziens. Een “half-exacte wetenschap” dus, een term waar de geleerde heer Van Togenbirger zich hopelijk mee kan verzoenen.

    Verder komt hier en daar, soms in omfloerste uitspraken, de anti-malthusianistische houding van de professor naar boven. Het feit dat de grote wereldcatastrofe die Malthus voorspeld had indien de bevolkingsaangroei niet door geboortebeperking werd geremd, er op heden nog niet is, of althans niet in dié mate, is koren op de molen van Van Togenbirger. Er IS op heden geen overbevolking, meent hij te weten. Méér zelfs: hij suggereert dat het met de wereldbevolking de andere kant zou kunnen opgaan. Tenminste als dat de reden is waarom hij een mediabericht citeert waarin beweerd wordt dat in de Westerse wereld de mannelijke vruchtbaarheid de laatste tientallen jaren fel achteruitgegaan is, vanwege het feit dat het aantal zaadcellen in het sperma met zowat de helft verminderd is. Oorzaak: de luchtvervuiling. Het fenomeen doet zich overigens niet voor in de “derde wereld”. Een foutje van de natuur, wellicht? Diezelfde natuur die ervoor zorgt dat er veel meer stuifmeel (pollen) in de lucht hangt dan jaren geleden toen de lucht nog zuiverder was en de kwaliteit van het stuifmeel – wat bevruchting betreft – groter. Je zou enige consequentie vanwege de natuur mogen verwachten: een toéname van het aantal spermacellen. Maar hun aantal dáált. Uitgerekend in dat deel van de wereld waar al geruime tijd kunstmatige geboortebeperking van toepassing is…

    Ach, mijn beste Jan, ik weet het allemaal niet zo goed. Ik ben alleen nog in staat tot wat onsamenhangend gezwets en alleszins véél te oud om de wereld te veranderen. Maar jij, misschien…?

    Mijn allerbeste groeten,

    Kris.   


    28-07-2017 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (8 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    19-07-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Pruymelaer

    Al jaar en dag schrijven Jürgen Froidmont en ikzelf wetenschappelijke artikels voor de almanak “De Pruymelaer”, onder een schuilnaam weliswaar.  Ten einde onder de radar van de fiscus te blijven, zegt mijn buurman Firmin, al betwijfel ik of hij dat echt meent. Ons ereloon bestaat uit welgeteld vijf gewone Pruymelaertjes plus twee luxe-edities. Dit jaar, ter gelegenheid van het ik-weet-niet-meer-hoeveel-jarig bestaan van ”De Pruymelaer”, waren wij beiden uitgenodigd op een etentje door de CEO van de almanak. Ter kennismaking, want hoe onwaarschijnlijk het ook moge klinken, ondanks de vele jaren van vruchtbare samenwerking hadden noch die CEO, noch Jürgen, noch ikzelf elkaar ooit “in levenden lijve” ontmoet. ’t Is te zeggen dat het tussen ons drieën nooit  tot intiemer contact dan telefonisch en via e-mail was gekomen. De kennismaking is zeer gemoedelijk verlopen.  Toen de CEO ons vertelde dat hij aan het hoofd staat van een zeer kroostrijk gezin maakten Jürgen en ik daar grapjes over, hetgeen de CEO zich maar al te zeer liet welgevallen. Toen we erop zinspeelden dat hij flink had bijgedragen tot de wereldoverbevolking die volgens de Britse demograaf en hoogleraar Malthus onvermijdelijk tot een catastrofale wereldwijde hongersnood zal leiden, kregen we een uiteenzetting over de ongegrondheid van de leer van Malthus. Hoofdfiguur in het betoog was de ecologische voetafdruk, die in de rijke wereld zowat tien keer groter is dan in de arme wereld. Die voetafdruk moet  naar beneden, tot het niveau van de derde wereld en dan zal onze planeet tien keer meer mensen kunnen voeden dan op heden het geval is. Misschien wel twintig keer. En hoe we dat voor elkaar gaan krijgen? Als iedereen vegetariër zou worden is er al een grote stap gezet in de goede richting. Wie hoor ik dan nog zeuren over overbevolking en de nood aan anticonceptie? Daar was geen speld tussen te krijgen natuurlijk. Na de heerlijke maaltijd  - de CEO een vegetarische schotel, Jürgen en ik een “cocq au vin” - en nog wat bijpraten over de Pruymelaer, namen wij afscheid van de CEO. In opperbeste stemming vanwege de kennismaking en in het besef dat de wereld  gered was van de ondergang en we nu onze voorraad condooms en anticonceptiepillen naar het containerpark konden brengen.

    We zijn nu drie dagen verder. Naar ’t containerpark ben ik nog niet geweest. Aangezien ik deze morgen toch niets om handen had heb ik een kleine berekening gemaakt. De berekening gaat uit van de veronderstelling dat een hetero-koppel, zonder voorbehoedsmiddelen gemiddeld tien nakomelingen baart, en dat een eeuw drie generaties voortbrengt, dat de gemiddelde levensduur 75 jaar is en dat de wereldbevolking op heden 7,5 miljard (7.500.000.000) bewoners telt. De vraag: hoeveel zullen het er zijn over honderd, tweehonderd en driehonderd jaar? En nu de berekening… Over honderd jaar zullen er 3.840.000.000.000 mensen op aarde zijn, over tweehonderd jaar zullen het er  1.966.080.000.000.000 zijn en over driehonderd jaar zomaar eventjes 1.006.632.960.000.000.000. Ik ben bang dat het op dees aard voor onze achterkleinkinderen niet meer leefbaar zal zijn, laat staan voor onze achter-achter-achter-achterkleinkinderen en a fortiori voor onze achter-achter-achter-achter-achter-achter-achterkleinkinderen.  De uitslag van mijn berekening moet ik dringend melden aan Jürgen.  De condooms en de anticonceptiepillen blijven in ieder geval en tot nader order nog even in het nachtkastje liggen…

    Het doet nu wel niets ter zake, maar een leuk weetje wil ik u niet onthouden – ik zou het niet fijn vinden als u ’t van een ander hoort: na een proefabonnement van een half jaar op een andere krant ben ik weer abonnee geworden van “Het Laatste Nieuws”! Oude liefde roest immers niet en meer dan ooit ben ik ervan overtuigd dat géén andere krant aan HLN kan tippen qua interessante artikels. Neem nu de krant van het voorbije weekend:

    In lyrische bewoordingen beschrijft Herman Brusselmans, Vlaanderens populairste en succesrijkste schrijver de gretigheid waarmee hij iedere dag de TV-reportage van de rit in de Tour de France volgt. Niet zozeer om de sportieve prestaties van de renners, maar vooral vanwege de prachtige natuurlandschappen. Telkenmale bekruipt hem dan de lust om in een vliegtuig of helikopter te stappen en zich onmiddellijk naar dat landschap te begeven om daar achter een struik te schijten…

    En Willy Naessens dan, Vlaanderens populairste en succesrijkste zakenman… Is maar tot zijn veertiende jaar naar school geweest, nooit enig diploma behaald. Hoe hij het dan zo ver heeft kunnen brengen? Door hard werken natuurlijk. En hard werken, dat doet hij nu nog steeds: iedere morgen opstaan om 5u30, alle dagen tot tien uur werken. Op zijn achtenzeventigste… De titel van het artikel in HLN luidt overigens: “Het wat rustiger aan doen? Ik leef te graag”. Waarin zijn werk dan wel bestaat? We laten Willy aan ’t woord in HLN op pagina 40: “Mijn taak in het bedrijf? Ik ben voorzitter van de Raad van Bestuur. Ik kijk er vooral op toe dat ze niet met mijn geld gaan lopen”. Wat zegt u? Dat u dat óók doet, erop toekijken dat ze niet met uw geld gaan lopen? Laat mij niet lachen, lieve lezer… Met dat lilliputterinkomentje van u…     


    19-07-2017 om 21:43 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-06-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De neuker

    Remi Deneuker, een verre buurman, is een zestal weken geleden ter ziele gegaan. Een naamgenoot van Remi, met name Edgard Deneuker, heeft vorige week Remi’s weduwe, Alma, opgebeld met het vriendelijk verzoek hem een doodsprentje van Remi te laten geworden. Edgard is woonachtig in Z., Melchiorstraat 51. Iedereen, of toch bijna iedereen, in W. weet dat ik mij één keer in de week naar Z. begeef, voor zaken. Zo ook Alma. En daar ze toevallig noch over een enveloppe noch over een postzegel beschikte, heb ik dus die taak op mij genomen.

    Melchiorstraat 51 te Z. Er stond een klein meisje op de oprit toen ik de enveloppe met het doodsprentje in de brievenbus wilde stoppen.

    - Ik heb een brief voor je papa, zei ik.

    - Die woont hier niet, meneer. Mijn oma, dié woont hier.

    - En Edgard?

    - O ja, mijn opa, dié woont hier ook.

    Het meisje rende naar achter. Ik hoorde haar roepen:

    - Pépé, er is iemand voor u.

    Een bejaarde gezette man kwam opdagen, sigaar in de mond.

    - Ik heb een doodsprentje voor u, van Remi Deneuker. U hebt zijn weduwe opgebeld…

    - O ja, kom binnen.

    Hij bracht mij naar een kamer die vol stond met beeldschermen, computers, printers…

    - Mijn werkkamer.

    - U bent nog zeer actief, liet ik mij ontvallen.

    - Nóg? reageerde hij, gemaakt verontwaardigd.

    - Nu ja, u bent geen drie maal zeven meer…

    - Da’s waar. Hoe oud schat u mij?

    - Zesenzeventig, zei ik zonder aarzelen.

    - Doe er maar nog dertien bij.

    Hij vertelde mij dat hij al sinds jaar en dag voorzitter was van de Heemkundige Kring van Z. Dat hij verscheidene weblogs beheerde: over de café’s in Z., over de pastoors, de burgemeesters, de boerderijen… door de eeuwen heen, alles in zijn geliefde Z. Hij had een paar boeken gepubliceerd en hij werkte aan een nieuw boek dat hij hoopte klaar te krijgen tegen zijn negentigste verjaardag. Ook met genealogie hield hij zich onledig. Hij liet mij één van zijn boeken zien: “DE WINDMOLENS VAN Z. door REMI DENEUKER”. Zijn naam stond op de kaft in even grote letters als de titel van het boek.

    - Ik ben niet beschaamd over mijn naam, zei hij. In tegenstelling tot wat men zou kunnen denken is er niets schunnigs aan. Tot mijn dertiende – ik zat toen in ’t tweede middelbaar – had ik mij nooit afgevraagd wat mijn familienaam zou kunnen betekenen. Het was mijnheer Merlevede, onze leraar Nederlands die het op een dag in zijn hoofd kreeg de betekenis van onze familienamen uit de doeken te doen… Jacques Deleersnijder, Leon Detollenaere, Adrien D’Huyvetter: dat was zo klaar als pompwater, hun namen verwezen naar beroepen, ouderwetse beroepen weliswaar. Ook voor Jo en Lode Devos, voor Johan Dhaene en Albert D’Hondt was er geen twijfel mogelijk: hun namen verwezen naar dieren. En dat Jean-François Degroote de grootste van de klas was, was als de logica zelve. Maar Edgard Deneuker? Een beroep? U moet weten dat er in die tijd, driekwart eeuw geleden, in Vlaanderen nog niet “geneukt” werd. De term werd pas later in onze streek ingevoerd, onder Noordnederlandse invloed. De verklaring van de oorsprong van mijn naam werd door mijnheer Merlevede met  beide handen aangegrepen om ons de eerste begrippen van de sexuele opvoeding bij te brengen.

    - En u voelde zich natuurlijk voor schut gezet, belachelijk gemaakt?

    - Bijlange niet. Nooit voorheen was ik door mijn medeleerlingen zo voor vol aangezien geweest als vanaf die dag. Ik had immers gedaan alsof ik alles al lang wist. Hetgeen aannemelijk leek: met zó’n naam! Het was een geluk dat bijna iedereen zich schroomde om thuis te vertellen wat ze die dag in de school hadden geleerd en dat de naam van Edgard Deneuker niet echt naar een beroep verwees. Anders was ik misschien wel een “te mijden” jongetje geworden. En waren er al enkelen die hun vader of moeder gingen polsen naar hun bekendheid met het woord “neuken” en tot de vaststelling kwamen dat het woord hun ouders te enen male onbekend was, dan werd daar al gauw de conclusie uit getrokken dat wij, leerlingen van ’t tweede middelbaar, op het gebied van sexuele kennis al een stuk verder stonden dan onze ouders.

    - In alle opzichten een interessant en bovendien “leuk” verhaal, zei ik. Echt stof voor een cursiefje op mijn blog. Indien geen bezwaar van uwentwege, natuurlijk.

    - Zeer zeker, maar grootmeester Frans Debrabandere heeft later een serieuze domper gezet op de vreugde: “de neuker” is afgeleid van “de neuter” of “de noter” en dat is hetzelfde als “de notenboom” of “de notelaar” – hoe prozaïsch kan het zijn! De naam Denecker heeft overigens dezelfde oorsprong, steeds volgens Debrabandere. Weet ge dat de naam Deneuker alleen nog leeft in het oosten des lands, zegge in hoofdzaak in Limburg? Alle andere Vlamingen hebben hun naam laten omvormen tot Denecker. Behalve Remi en ik. Remi heeft nooit kinderen gehad en ikzelf heb drie dochters. Het moge dus duidelijk zijn dat onze mooie naam alhier zo goed als uitgestorven is.

    Of ik iets wilde drinken? Ik sloeg het aanbod af, vriendelijk doch beslist. Het was duidelijk dat Edgard nog iets in petto had. In het “Woordenboek van de Familienamen” van Debrabandere had hij, vele jaren later, naar de verklaring gezocht van de naam “Merlevede”. “Merle” blijkt afgeleid te zijn van “melle”, wat “slap” betekent en “vede” is een ander woord voor “penis”. Zou mijnheer Merlevede, die toen al zaliger was, dat geweten hebben? En hoeveel interessanter had hij, desgevallend, die les dan niet  kunnen maken? Edgard laat opmerken dat vroeger ook de familienaam “Standvede” moet bestaan hebben, hetgeen “precies het tegenovergestelde” betekent, maar… reeds lang overal in Vlaanderen uitgestorven. Hoe contradictorisch dat ook moge klinken, voegt Edgard eraan toe.

    We hadden zo nog wel even kunnen doorgaan, maar iemand riep:

    - Edgard, Herman is daar voor u.

    - Herman is mijn huisdokter. Ik ben helemaal niet ziek, maar hij komt uit voorzorg. Bloeddruk meten, iedere woensdagmorgen. Jammer, ik kan Herman niet laten wachten. Maar als ge nog eens langs komt, weet dan dat ge altijd welkom zijt.

    30-06-2017 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (9 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-06-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Martjes barkruk
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    In de tweede helft van ’t vorig jaar werd ik opgebeld door  iemand van UGent (de Gentse universiteit) met de vraag of ik misschien in het bezit was van een voorwerp dat mee de geschiedenis van de universiteit heeft helpen bepalen, met andere woorden een essentiële rol heeft gespeeld in de groei en de bloei van de universiteit. Pas later heb ik vernomen dat mijn kleindochter Amy, die sinds een goed jaar deel uitmaakt van het Gentse studentencorps, mijn naam had opgegeven bij de bevoegde instanties, als zijnde iemand die wellicht zoiets in zijn bezit zou hebben.  Als preses van Moeder Laetitia, Vlaanderens oudste studentenclub, en als preses van het Seniorenconvent (het SK, zijnde de overkoepelende organisatie van alle regionale studentenclubs) heb ik er zeker mijn steentje toe bijgedragen om de studentikoziteit aan onze dierbare Alma Mater op een gezond niveau te houden. Maar of ik daar een voorwerp van groot historisch belang had aan overgehouden?

    In mijn tuinhok bevond zich een houten barkruk uit Het Zwarte Woud, het beroemde studentencafé uit de jaren ’60, waar niemand minder dan Martje, de allereerste marraine van de Gentse studenten, de plak zwaaide. Hoe de vier houten barkrukken uit het Zwarte Woud in het bezit gekomen zijn van Mico is mij onbekend. Mico is drie jaar ná mij preses van het SK geweest. Hij was de lieveling van Martje en het zou mij niet verwonderen dat hij geen cent betaald heeft voor die krukken. Dat Mico, die nota bene doctor in de rechten is, zich de krukken wederrechtelijk zou toegeëigend hebben, kan ik mij niet voorstellen. Was er aanvankelijk maar weinig plaats bij Mico thuis, of kon zijn vrouwtje zich maar niet verzoenen met die vier lelijke scharminkels in haar woonruimte? Feit is dat hij de barkrukken liet verhuizen naar mijn cultureel centrum, zijnde mijn tuinhok. Een jaar of tien (of twintig?) later heeft hij er drie teruggehaald. Welnu, die vierde heb ik ter beschikking gesteld van de univ, er wel aan toevoegend dat niet ik maar wel Mico de eigenaar was.

    Iemand van de universiteit is de barkruk komen halen. Het was de bedoeling dat er foto’s van zouden genomen worden voor een groot jubileumboek “200 jaar UGent in 200 objecten” en dat het “object” daarna zou teruggebracht worden. Er kwamen documenten aan te pas die te maken hadden met de verzekering tegen beschadiging tijdens het transport, want na al die jaren was de waarde van die barkruk uit het Zwarte Woud ongetwijfeld opgeklommen in de richting “onbetaalbaar”. Hoeveel grote Vlaamse geesten immers is deze kruk niet tot stut geweest?

    Een maand of twee later kwam men de barkruk van Martje terugbrengen. Ongeschonden. En nog een maand of twee later ben ikzelf verhuisd en meteen heb ik de kruk naar zijn definitieve bestemming gebracht, bij de rechtmatige eigenaar. De rechtmatige eigenaar? Mensen die het kunnen weten hebben mij verzekerd dat ikzélf de rechtmatige eigenaar ben en wel om de volgende reden: “dat iemand die meer dan dertig jaar in het bezit is van een roerend goed, daar automatisch de eigenaar van wordt”.  Dat betekent dat Mico dus nu in het bezit is van een barkruk die in feite mijn eigendom is en dat hij pas weer eigendomsrecht over de kruk zal kunnen laten gelden over nog eens dertig jaar. Mico en ik zullen dan respectievelijk 104 en 107 jaar oud zijn. Een mooie leeftijd om naar uit te kijken. Er weze hier terloops nog vermeld dat de overige drie krukken qua waarde niet aan “de mijne” kunnen tippen, vanwege… niet opgenomen in het objectenboek.

    Op 1 juni bracht ik een bezoek aan hogergenoemde kleindochter die zich tot het eind van de maand – d.i. tot na de examenperiode –  teruggetrokken heeft op haar kot in Gent. Was het de voorzienigheid of de nabijheid van “Buzzy snacks”, ’s lands beste friture, die mij liet belanden in de hal van de universiteitsbibliotheek? Mijn oog viel op een bordje “Voorstelling van het boek 200 JAAR UGENT om 12.30 uur”. Het drong tot mij door dat dit het boek kon zijn waarvoor men Martjes barkruk was komen halen. Ik was nog net op tijd. Het zal dus wel degelijk de goddelijke voorzienigheid geweest zijn. Martjes barkruk staat erin! Het is één van de tweehonderd objecten die bepalend zijn geweest voor tweehonderd jaar U(niversiteit)Gent. Het staat op nummer 195. Men heeft mij verzekerd dat de voorwerpen niet genummerd zijn in volgorde van belangrijkheid…    

    Bijlagen:
    DSC01301.JPG (135.6 KB)   

    08-06-2017 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    31-05-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De pictaiku: een immens succes.


     


    Het boek “Pictaiku” is vorig jaar verschenen (zie www.bloggen.be/zerar/archief.php?ID=2379304). Het is een bundeling  van 80 pictaiku’s  waarvan u de meeste nog steeds kunt vinden op mijn blog www.bloggen.be/pictaiku (van 8 januari 2014 tot 23 juni 2015). De pictaiku’s kenden een buitengewoon succes en de verkoopcijfers van het boek bleven geenszins onder de verwachtingen. De vraag naar nieuwe pictaiku’s  was groot en kwam uit alle hoeken. De vraag uit de meest onverwachte hoek kwam vorige week, van niemand minder dan professor Van Togenbirger (voluit: Omsk Van Togenbirger de Waelekens). Welaan dan: over enkele dagen op www.bloggen.be/zerar. Zerar is er nu immers al lang niet meer...

    31-05-2017 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-05-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Terug naar Elsegem (3)

    Een prachtige deal, in extremis.

    Er was geen mogelijkheid om de eetplaats mee te nemen naar onze nieuwe woning: een grote zware tafel, zes stoelen, dressoir met opzetstuk en een barkast, alles in massieve notelaar en in perfecte staat. Het huis in Elsegem was al flink bemeubeld, om niet te zeggen óverbemeubeld en daarenboven was de living in Elsegem net iets te klein voor een eetplaats van dergelijk formaat. Het was met tegenzin dat we de meubelen te koop zetten op ’t internet: “prachtige eetplaats, massief, zelf af te halen, bieden vanaf 750 euro”. Een spotprijs. Maar er kwam geen bod. Ook niet toen we de prijs verlaagd hadden tot 250 euro en zelfs niet nadat we, ten einde raad, de eetplaats gratis aanboden, zelf af te halen (op de eerste verdieping). Die eerste verdieping was er blijkbaar te veel aan, en dat gold in ’t bijzonder ook voor de kringloopwinkel.

    De dead line was woensdag 15 maart. Tegen de avond moest het huis leeg zijn. We hadden een verhuiswagen besteld voor het geval de eetplaats de dinsdagavond nog niet weg zou zijn. Die dinsdag 14 maart waren Desdemona en mijn altijd gedienstige zwager Hendrik gekomen om te helpen bij de verhuis: allerlei klein gerief in grote kartonnen dozen stoppen, vooraleer het via Hendriks camionnette definitief het oude huis zou verlaten, richting Elsegem. Hendrik bleek goed geluimd en in topconditie. Hij schepte er genoegen in iedere voorbijganger op straat aan te spreken: “Geen zin in een degelijke, massief notelaarhouten eetplaats? In perfecte staat en hélemaal gratis!” Iedereen moest er om lachen en niemand die op het aanbod inging. Tot er een jongeman voorbij kwam gereden met de fiets. Wel wetende dat dit geen klant kon zijn, en tegen beter weten in dus, deed mijn zwager aan de jongen hetzelfde voorstel: gratis slaapkamer. Tot zijn niet geringe verwondering hield de jongen halt en vroeg, na er zich van overtuigd te hebben dat het  geen grap was, of hij de eetkamer kon bezichtigen. De jongeman was in de wolken en “de koop” was meteen gesloten.

    - Op voorwaarde dat je de meubelen vandaag nog meeneemt, zei ik.

    - Geen nood, ik bel zo dadelijk mijn vader op en over een uur of twee is alles weg.

    - En hoe denk je die grote tafel naar beneden te krijgen? De traphal is vrij smal…

    - We moeten natuurlijk eerst het tafelblad losmaken.

    - Maar dat is nu precies het probleem: het blad ís niet los te maken.

    - Natuurlijk wel!

    Hij gleed met zijn hand onder het tafelblad en…

    - Voel hier maar, zei hij. Bij deze soort tafels zitten de bouten nogal verdekt. Je hebt er ook een speciale sleutel voor nodig. Die heb ik.

    Het blad zat inderdaad op vier punten vast aan de rest van de tafel. In de veertig jaar dat de tafel bij ons was, waren we daar niet achter gekomen.

    - En de dressoirkast. Twee en een halve meter lang. Hoe krijgen we die naar buiten?

    Hij aarzelde geen ogenblik:

    - Langs het venster.

    - Een verdieping lager? Is daar geen verhuislift voor nodig?

    - Nee hoor! Laat dat maar aan ons over. Mijn vader en ik hebben verstand van dit soort dingen.

    - Ik wil je geloven. Zit jij soms in de verhuisbranche?

    - Bijlange niet. Maar ik heb nu eenmaal overal verstand van. Ik heb een diploma van loodgieterij en automechaniek.

    - Ik dacht dat jij student was aan de univ?

    - Bén ik ook: derde jaar geneeskunde, ieder jaar grote onderscheiding.

    De jongen leek allerminst last te hebben van valse bescheidenheid. Desdemona, die ons gesprek had afgeluisterd, kwam naderbij. Ze pakte de jongeman bij de schouder, keek hem diep in de ogen en sprak hem aan met een voor haar doen ongewone vrijpostigheid:

    - Jij bent er één van Oost-Europa, zei ze met overtuiging.

    Hij glimlachte innemend en schudde haar de hand:

    - Proficiat, mevrouw. Ik kom uit Albanië. Woon hier sinds mijn prille jeugd. Hoe dat u het weet?

    - Ten eerste, zei Desdemona, ik hóór het. Aan uw taal. Ik heb ervaring met Oost-Europeanen. Ik heb met ze gewerkt.

    Ikzelf – en, zoals hij later zei, Hendrik evenmin – had iets opgemerkt aan zijn taal. Ze was op en top Vlaams, zelfs met een vleugje Westvlaams dialect.

    - Ten tweede, ging zij verder, ik zié het. Zoals ik al zei, ik heb ervaring met Oost-Europeanen.

    Wat mij betreft zag de knaap er niet anders uit dan iedere andere Vlaamse jongeling.

    - En ten derde en vooral: jij hebt overal verstand van. Dat is typerend voor jullie, Oost-Europeanen. Zoals ik al zei, ik heb ervaring met de Oost-Europeanen. Ik heb met ze gewerkt.

    Twee uur later was onze living leeg. Een akelig gevoel dat ons naar de keel greep. Alles vakkundig opgeruimd door de jongen uit Albanië en zijn vader. Het heeft ons geen cent gekost. Wij zijn er Hendrik en, bij uitbreiding, Desdemona heel dankbaar voor…

      

    30-05-2017 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-05-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Terug naar Elsegem (2)

    Een bevroren schouder.

    Als u niet bekend bent met het “rotator cuff syndroom” of met de “bevroren schouder”, of – laten we het algemener stellen – als u nog nooit last hebt gehad van de schouder(s), dan hoeft u dit verhaal niet verder te lezen om de simpele reden dat het dan nauwelijks een meerwaarde voor u inhoudt. En met wat geen meerwaarde te bieden heeft – en hier citeer ik mijn gewaardeerde zwager Hendrik – kunt u zich beter niet inlaten.  Al staat het u natuurlijk vrij niet naar goede raad te luisteren…

    Twintig jaar geleden, à peu près, ben ik gezegend geweest met zo’n rotator cuff syndroom, maar het kan ook een bevroren schouder – een “frozen shoulder” –  geweest zijn. Eigenlijk kan het mij niet  zo bijzonder veel schelen wát het nu precies was, ook al omdat beide termen ongeveer dezelfde lading dekken, laat staan twee verschillende namen zijn voor één en dezelfde aandoening, al komt het mij voor dat de frozen shoulder de meer chronische en minder omkeerbare vorm van de aandoening is. Pijn in de schouder, uitstralingen in de bovenarm en ook nog wel verder tot in de hand, en de (bijna) onmogelijkheid om de arm tot boven het niveau van de schouder op te tillen. Ik heb mij toen wat verdiept in de ziekte die de ingewijden “rotator cuff syndroom” noemen. Het betreft een letsel – een kneuzing, een scheur, een ontsteking… – van een aantal pezen die min of meer vergroeid zijn met de kapsel van het schoudergewricht en aldus een soort pezig dak vormen voor de schouder. Ga daar maar eens mee naar een orthopedisch chirurg en, tien tegen één, er komt een operatie van. En dat is nu net wat ik koste wat het kost wilde vermijden. Daar waren twee redenen voor. Ten eerste, ik was toen zelf chirurg – voor neuzen en oren – en, het zal u misschien bekend zijn, chirurgen zijn doorgaans niet de meest vragende partij als het erop aankomt zelf geopereerd te worden. Ten tweede, Martin, een verre neef van mij, was toen pas ontslagen uit de kliniek na een operatie aan de halswervelzuil wegens hardnekkige pijn in één van zijn armen. Resultaat van de operatie: de arm is voor tachtig procent verlamd en de pijn is… niet verminderd. En Martin had nog zó gevraagd aan de chirurg of hij ervaring had met dat soort operaties en of de operatie geen risico inhield. “Een routine-operatie” had de chirurg geantwoord “een operatie die ik regelmatig doe, om zo te zeggen met mijn ogen dicht”. Martin heeft het niet kunnen laten de dokter er achteraf op te wijzen dat hij toch beter… zijn ogen had open gehouden. In een boek over schouderproblemen  vond ik dat de klachten, wanneer men alles op zijn beloop laat, tot anderhalf jaar kunnen duren. Het proces was toen al een jaar aan de gang en daarom heb ik nog maar even afgewacht. Enkele weken later was ik genezen.

    Redenen te over dus om nog wat geduld te oefenen: we zijn immers nog maar een paar maanden ver. Ja, ’t  is weer zo ver! ’t Is gekomen door het zeulen met die boeken naar ’t containerpark zoals beschreven in mijn vorig verhaal (neem maar eens een kijkje op (www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=2988199). En maar pijn lijden dus, nog een jaar misschien, en alle bewegingen vermijden die de pijn doen toenemen:  jas aan en uit doen, autorijden, vliegen meppen, Mantequilla  een halve meter optillen, en honderd andere.

     

    28-05-2017 om 17:28 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-05-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Terug naar Elsegem (1)

    Een boek is nooit vuil.

    Een oude boom moet men niet verplanten, zegt het spreekwoord. Dat betekent dat men oude mensen niet uit hun vertrouwde omgeving moet halen. Het gevaar bestaat dat ze net als die verplante oude boom zullen wegkwijnen. Desalniettemin….

    In december was er een koper gevonden voor het huis in Kortrijk, het huis waar wij, Mantequila en ik en de kinderen meer dan veertig jaar gelukkig zijn geweest. Niet vanwege Kortrijk, maar omdat we jong en gezond waren. Het compromis werd getekend en meteen werd de datum vastgelegd waarop wij definitief vaarwel dienden te zeggen aan het huis aan de Sint-Denijsestraat 191 b. Death line 15 maart, precies 2061 jaar na de moord op Julius Caesar: de Iden van maart…

    Mensen verhuizen meestal van een “vol” huis naar een “leeg” huis. In ons geval was dat van een vol huis naar een ander vol huis. Onze oude woonst in Kortrijk was van onder tot boven bemeubeld en volgestouwd met boeken en onze “nieuwe” woonst in Elsegem moest daar niet voor onderdoen. De helft van de boeken moest weg; de helft van de meubelen ook. Het is met pijn in ’t hart dat ik ze naar ’t containerpark heb gedaan: prachtig mooi ingebonden romans en geschiedenisboeken van Lekturama, medische naslagwerken, woordenboeken en encyclopedieën, jaarboeken, boeken met schitterende illustraties en op glanzend papier over de werelddelen, de steden, het dieren- en plantenrijk, boeken over schilderkunst met fijne reproducties, oude leerboeken… Vele honderden zijn het er geweest; tussen de drie- en de vierduizend naar mijn schatting. Niemand is nog geïnteresseerd in boeken, de Slegte niet en de Kringloopwinkel al evenmin. Iedereen kan nu alles vinden op ’t internet. Boeken zijn nergens meer voor nodig. Geen hond die ze wil. En ook geen kat. Edoch!...

    ’t Was één van mijn laatste ladingen boeken die ik ging deponeren op het containerpark aan de Maandagweg. Ik wou net de laatste kartonnen doos boeken uit de autokoffer nemen toen een vriendelijke allochtone man van iets meer dan middelbare leeftijd naar mij toe kwam en vroeg of ik ál die boeken had uitgelezen en of ze daarom nu weg moesten.

    - Ik heb er maar weinige gelezen, zei ik. Maar ze moeten weg, want ik ga verhuizen en ik heb er geen plaats meer voor.

    Hij keek in de doos. Bovenaan lagen een paar Franstalige boeken.

    - Jammer, zei hij, ik ken geen Frans.

    - O, die Franse boeken, het zijn er maar een paar. De meeste zijn Nederlandstalig.

    Ik legde de Franse boeken opzij. Bovenaan lag “De doos van Pandora”.

    - Wilt u het hebben?

    - Natuurlijk, zei hij gretig.

    - Weet u wel wat de doos van Pandora is?

    - Natuurlijk, zei hij weer. Dat is die doos uit de Griekse mythologie waarin alle deugden waren opgesloten.

    Hij wilde mij nog wel meer vertellen over de doos van Pandora, maar ik presenteerde hem al een ander boek, “De nacht van de sperwer”.

    - Weet u wat een sperwer is? vroeg ik.

    - Het is een vogel, zei hij, een róófvogel.

    Ik stond versteld van zijn algemene kennis en in ’t bijzonder van zijn kennis van de Nederlandse taal. Zijn accent en een paar grammaticale foutjes verraadden dat Nederlands niet zijn moedertaal was. Wat dan wel zijn moedertaal was? Hindi. Ik had hem eerder voor een Noord-Afrikaan gehouden. En Engels was zijn tweede taal. Nog beter dan zijn Nederlands? Ja zeker, nog beter. Waarom had ik deze man onderschat? Vanwege zijn allochtoon en eerder sjofel voorkomen? Hij legde de boeken in de koffer van zijn auto die vlak naast de mijne stond en hij vroeg of hij de rest van de boeken óók mocht bekijken. Ik zei dat hij rustig de boeken kon uitkiezen die hij interessant vond.

    - Ik neem ze allemaal, zei hij, ze zijn allemaal interessant.

    Eén voor één nam hij de boeken en legde ze zorgvuldig in zijn koffer. Het moeten er rond de veertig geweest zijn. Ondertussen had ik er enkele onder de arm genomen: de Franse en een paar met een vetvlek op de kaft of waar bladen uit losgescheurd waren.

    - Wat doet u met dié boeken? vroeg hij.

    - Die Franse, die gooi ik wel in de container. U kent immers toch geen Frans.

    - Maar ik heb twee dochters en die kennen héél goed Frans. Geef die ook maar.

    Ik hield er nog drie over. Omdat die hun beste tijd hadden gehad. Beduimelde boeken met vetvlekken en zo, kortom “vuile” boeken.

    - Die neem ik er ook bij. Wat zegt u daar? Vuile boeken? Een boek is nóóit vuil!

    Een echte bibliofiel. Ze zijn nog met weinigen. Wat jammer dat ik de man niet eerder ontmoet heb…

    Hoeveel boeken ik nu nog overhoud? Drieduizend? In hoofdzaak boeken van mijn geliefde schrijvers – Stijn Streuvels, Ernest Claes en Alphonse Daudet op kop – en honderden boeken in verband met de klassieke cultuur en de Griekse mythologie. Sportboeken ook en leerboeken waar ik uit sentimentele overweging geen afstand van kan doen. En dan de boeken waarmee ik thuiskwam na de prijsuitreiking op de middelbare school. Wat was ik daar blij mee! De meeste ervan heb ik tot op heden niet gelezen en ik ben ook niet van zins om het ooit nog te doen. Maar ze wegdoen? Nooit. Ze zijn ooit mijn trots en mijn geluk geweest en ik heb daar toentertijd zó hard voor gewerkt.



    Mijn allereerste prijsboek: “Simon Turchi” door Hendrik Conscience. “Exemplaar vriendelijk aangeboden door Het Laatste Nieuws”. Eerste prijs geschiedenis, eerste jaar latijn-wiskunde, schooljaar 1951-52. Gedrukt op een soort krantenpapier, alleszins papier van de allerlaagste kwaliteit. ‘k Heb er nooit één woord in gelezen en dat maakt dat ik u niet kan vertellen wie Simon Turchi was, al laat de tekening op de kaft vermoeden dat het een Spaanse edelman moet geweest zijn uit de tijd van Keizer Karel, die niet bang was van een robbertje degenvechten. Een vreemd en absurd gevoel belet mij dit boek te lezen, het gevoel dat ik het zou ontheiligen door het te lezen. Ik denk dat ik het voor geen enkel ander boek ter wereld zou willen ruilen.

    Dat zelfde jaar kwam ook de eerste prijs wiskunde mij toe. “Frans Notelaars, Staatsingenieur” door Tobie Claes, ere-inspecteur van Bruggen en Wegen. Uitg. Fecheyr, Gent 1949. Met onze oprechte gelukwensen. Kortrijk, de 28 Juni 1952. De Willems-Fonds-Afdeling, get. L. Colpaert, Voorzitter. Ook dát boek heb ik dus nooit gelezen en tot een half uur geleden heb ik niet geweten dat Frans Notelaars en Tobie Claes één en dezelfde zijn. Een autobiografisch werk dus…




    05-05-2017 om 12:28 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Blog als favoriet !

    Foto

    O jerum jerum jerum…

    Mijn memoires

    (2006, 206 p., 17,95 €)

    Te bestellen via mail:

    kvansteenbrugge@gmail.com

    (geen verzendkosten)



    Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.

    Foto

    Archief per week
  • 15/04-21/04 2024
  • 01/04-07/04 2024
  • 25/03-31/03 2024
  • 26/02-03/03 2024
  • 12/02-18/02 2024
  • 22/01-28/01 2024
  • 25/12-31/12 2023
  • 04/12-10/12 2023
  • 13/11-19/11 2023
  • 16/10-22/10 2023
  • 02/10-08/10 2023
  • 18/09-24/09 2023
  • 04/09-10/09 2023
  • 28/08-03/09 2023
  • 07/08-13/08 2023
  • 10/07-16/07 2023
  • 05/06-11/06 2023
  • 15/05-21/05 2023
  • 17/04-23/04 2023
  • 10/04-16/04 2023
  • 03/04-09/04 2023
  • 27/03-02/04 2023
  • 27/02-05/03 2023
  • 20/02-26/02 2023
  • 13/02-19/02 2023
  • 06/02-12/02 2023
  • 25/12-31/12 2023
  • 07/11-13/11 2022
  • 03/10-09/10 2022
  • 29/08-04/09 2022
  • 15/08-21/08 2022
  • 18/07-24/07 2022
  • 06/06-12/06 2022
  • 23/05-29/05 2022
  • 02/05-08/05 2022
  • 25/04-01/05 2022
  • 28/03-03/04 2022
  • 14/03-20/03 2022
  • 07/03-13/03 2022
  • 07/02-13/02 2022
  • 31/01-06/02 2022
  • 24/01-30/01 2022
  • 17/01-23/01 2022
  • 10/01-16/01 2022
  • 03/01-09/01 2022
  • 26/12-01/01 2023
  • 13/12-19/12 2021
  • 29/11-05/12 2021
  • 15/11-21/11 2021
  • 25/10-31/10 2021
  • 18/10-24/10 2021
  • 04/10-10/10 2021
  • 27/09-03/10 2021
  • 20/09-26/09 2021
  • 13/09-19/09 2021
  • 06/09-12/09 2021
  • 23/08-29/08 2021
  • 16/08-22/08 2021
  • 09/08-15/08 2021
  • 05/07-11/07 2021
  • 21/06-27/06 2021
  • 14/06-20/06 2021
  • 31/05-06/06 2021
  • 24/05-30/05 2021
  • 10/05-16/05 2021
  • 03/05-09/05 2021
  • 26/04-02/05 2021
  • 19/04-25/04 2021
  • 12/04-18/04 2021
  • 05/04-11/04 2021
  • 08/03-14/03 2021
  • 08/02-14/02 2021
  • 01/02-07/02 2021
  • 25/01-31/01 2021
  • 18/01-24/01 2021
  • 28/12-03/01 2021
  • 14/12-20/12 2020
  • 23/11-29/11 2020
  • 09/11-15/11 2020
  • 02/11-08/11 2020
  • 19/10-25/10 2020
  • 12/10-18/10 2020
  • 21/09-27/09 2020
  • 07/09-13/09 2020
  • 17/08-23/08 2020
  • 10/08-16/08 2020
  • 03/08-09/08 2020
  • 20/07-26/07 2020
  • 13/07-19/07 2020
  • 06/07-12/07 2020
  • 29/06-05/07 2020
  • 01/06-07/06 2020
  • 25/05-31/05 2020
  • 11/05-17/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 06/04-12/04 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 09/03-15/03 2020
  • 30/12-05/01 2020
  • 23/12-29/12 2019
  • 09/12-15/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 11/11-17/11 2019
  • 28/10-03/11 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019
  • 30/09-06/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 16/09-22/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 05/08-11/08 2019
  • 29/07-04/08 2019
  • 08/07-14/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 20/05-26/05 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 29/04-05/05 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 11/03-17/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 28/01-03/02 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 31/12-06/01 2019
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 19/11-25/11 2018
  • 12/11-18/11 2018
  • 29/10-04/11 2018
  • 08/10-14/10 2018
  • 24/09-30/09 2018
  • 17/09-23/09 2018
  • 03/09-09/09 2018
  • 27/08-02/09 2018
  • 23/07-29/07 2018
  • 25/06-01/07 2018
  • 14/05-20/05 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 20/11-26/11 2017
  • 06/11-12/11 2017
  • 23/10-29/10 2017
  • 09/10-15/10 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 07/08-13/08 2017
  • 24/07-30/07 2017
  • 17/07-23/07 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 22/05-28/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 24/04-30/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 26/12-01/01 2017
  • 28/11-04/12 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 13/06-19/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 28/12-03/01 2021
  • 21/12-27/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 21/09-27/09 2015
  • 07/09-13/09 2015
  • 17/08-23/08 2015
  • 27/07-02/08 2015
  • 20/07-26/07 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 08/06-14/06 2015
  • 18/05-24/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 20/04-26/04 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 23/03-29/03 2015
  • 16/03-22/03 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 09/02-15/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 19/01-25/01 2015
  • 12/01-18/01 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 30/12-05/01 2014
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 08/09-14/09 2014
  • 01/09-07/09 2014
  • 11/08-17/08 2014
  • 04/08-10/08 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 28/04-04/05 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 17/03-23/03 2014
  • 03/03-09/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 30/12-05/01 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 09/12-15/12 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 07/10-13/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 26/08-01/09 2013
  • 12/08-18/08 2013
  • 05/08-11/08 2013
  • 15/07-21/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 17/06-23/06 2013
  • 29/04-05/05 2013
  • 22/04-28/04 2013
  • 15/04-21/04 2013
  • 01/04-07/04 2013
  • 18/03-24/03 2013
  • 04/03-10/03 2013
  • 18/02-24/02 2013
  • 11/02-17/02 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/12-09/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 19/11-25/11 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 22/10-28/10 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 17/09-23/09 2012
  • 03/09-09/09 2012
  • 20/08-26/08 2012
  • 13/08-19/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 23/07-29/07 2012
  • 16/07-22/07 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 13/02-19/02 2012
  • 09/01-15/01 2012
  • 24/12-30/12 2012
  • 12/12-18/12 2011
  • 21/11-27/11 2011
  • 24/10-30/10 2011
  • 17/10-23/10 2011
  • 12/09-18/09 2011
  • 05/09-11/09 2011
  • 22/08-28/08 2011
  • 25/07-31/07 2011
  • 11/07-17/07 2011
  • 27/06-03/07 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 23/05-29/05 2011
  • 16/05-22/05 2011
  • 18/04-24/04 2011
  • 04/04-10/04 2011
  • 28/03-03/04 2011
  • 21/03-27/03 2011
  • 14/03-20/03 2011
  • 07/03-13/03 2011
  • 21/02-27/02 2011
  • 14/02-20/02 2011
  • 31/01-06/02 2011
  • 24/01-30/01 2011
  • 17/01-23/01 2011
  • 26/12-01/01 2012
  • 06/12-12/12 2010
  • 22/11-28/11 2010
  • 15/11-21/11 2010
  • 08/11-14/11 2010
  • 01/11-07/11 2010
  • 25/10-31/10 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 11/10-17/10 2010
  • 27/09-03/10 2010
  • 20/09-26/09 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 23/08-29/08 2010
  • 09/08-15/08 2010
  • 02/08-08/08 2010
  • 26/07-01/08 2010
  • 19/07-25/07 2010
  • 05/07-11/07 2010
  • 28/06-04/07 2010
  • 21/06-27/06 2010
  • 07/06-13/06 2010
  • 24/05-30/05 2010
  • 17/05-23/05 2010
  • 10/05-16/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 12/04-18/04 2010
  • 29/03-04/04 2010
  • 22/03-28/03 2010
  • 08/03-14/03 2010
  • 22/02-28/02 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 01/02-07/02 2010
  • 25/01-31/01 2010
  • 18/01-24/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2009
  • 07/12-13/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 23/11-29/11 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 09/11-15/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 26/10-01/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 05/10-11/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 31/08-06/09 2009
  • 10/08-16/08 2009
  • 03/08-09/08 2009
  • 27/07-02/08 2009
  • 13/07-19/07 2009
  • 06/07-12/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 08/06-14/06 2009
  • 01/06-07/06 2009
  • 18/05-24/05 2009
  • 11/05-17/05 2009
  • 04/05-10/05 2009
  • 27/04-03/05 2009
  • 20/04-26/04 2009
  • 13/04-19/04 2009
  • 30/03-05/04 2009
  • 23/03-29/03 2009
  • 16/03-22/03 2009
  • 09/03-15/03 2009
  • 02/03-08/03 2009
  • 23/02-01/03 2009
  • 16/02-22/02 2009
  • 09/02-15/02 2009
  • 29/11-05/12 -0001

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs