Deze zomer
ging de reis naar Texel, Nederlands grootste Waddeneiland. En spreek het daar
alstublieft uit als Tessel en niet als Teksel, anders beschouwen ze u daar als
een analfabeet, net zo analfabeet als zou je Enschede uitspreken als Enschede
en niet als Enschedee, of Deventer als Devénter en niet als Deeventer. Ik heb
een vriend die Willy Deventer heet en die wil geen Deeventer genoemd worden.
Bij onze Engelstalige buren kennen ze er overigens ook wat van: geen leek die
de namen van Worcestershire, Leicestershire, Gloucestershire, en vermoedelijk
nog een aantal shires ook maar bij benadering perfect kan uitspreken. Het is
evenwel niet ongepast te dezer gelegenheid, en in navolging van Alice Nahon, een
keer in t eigen hart te kijken: hoe, denkt ge, plegen de inwoners van
Koningshooikt de onuitspreekbare naam van hun gemeente uit te spreken? Jut!
Maar hemeltje
lief, wat dwalen wij af! Ik wou het dus hebben over mijn reis naar Texel. Amper vierhonderd kilometer ver. Een hele
degradatie als we dat vergelijken met vorig jaar toen ik de Provence heb
afgereisd in de voetsporen van Alphonse Daudet en waarvan u als fanatieke lezer
van mijn blog natuurlijk uitgebreid hebt meegenoten. En toen was ik ook al
zesenzeventig
Texel bereik
je met de veerboot geen kleintje!
vanuit Den Helder. Alle vroegere gemeentes van het eiland, een stuk of
zeven, zijn nu gedegradeerd tot de status van dorpen die gefusioneerd zijn tot
één enkele gemeente: Texel, met als hoofdplaats Den Burg. Daar resideert, naar
mijn vermoeden, de burgemeester, daar zullen de administratieve diensten van
de gemeente Texel zich bevinden alsook de enige middelbare school die het
eiland rijk is. Den Burg is ook de meest centrale plaats van het eiland, een
leuk stadje eigenlijk met mogelijkheden tot vertier die men misschien niet op
zon Waddeneiland zou verwachten. Dat er officieel amper zevenduizend inwoners
zijn, ongeveer de helft van de totale eilandbevolking, wekt ook mijn
verwondering. Hotels bij de vleet. Het toerisme is hier een belangrijke bron
van inkomsten. Wij logeren evenwel zuidelijker in het plaatsje Den Hoorn, niet
ver van t Horntje, het haventje waar we met de veerboot het eiland zijn
binnengevaren. In hotel Huus op Diek. Dat betekent: Huis op de dijk. Ik
denk dat we hier met ons West-Vlaams een heel eind zouden komen. Maar we doen
ons best om met de inheemse bevolking bekakt Nederlands te praten, de taal
die zij geleerd hebben op school. De tweede taal zal hier ongetwijfeld Duits
zijn: alles is hier in twee talen, Nederlands en Duits. Het lijkt wel of we in
Zeeuws-Vlaanderen zijn. In de tweede wereldoorlog werd hier lelijk huis
gehouden. Tussen Den Hoorn en het kustdorp Oudeschild, aan de Zuid-Oostkust,
staat een monument dat herinnert aan een bloedige strijd die zich hier aan t
einde van de tweede wereldoorlog heeft afgespeeld tussen een Georgisch legioen
en de Duitsers. Vijfhonderdvijfenzestig Georgiërs, honderdtwintig Tesselaars en
rond de achthonderd Duitsers lieten hier het leven. Er staat een monument voor
de gesneuvelden. Een jong koppel staat commentaar te geven, in de taal van
Goethe. Iemand van mijn gezelschap die blijkbaar geen hoge pet opheeft van de
Duitsers, zegt halfluid: Ja, Sie haben etwas angerichtet im Krieg. Ze zullen
het wel niet gehoord hebben en daarenboven loopt de zin taalkundig mank, denk
ik. Hebben de Tesselaars alles al lang vergeven of heerst er hier een soort
haat-liefde verhouding?
Oudeschild
heeft alles wat men verwacht van een lieflijk toeristisch vakantiedorp: leuke
huisjes oude stijl, een mooi kerkje, een molen en
een jachthaven. Halverwege
tussen Oudeschild en Den Burg is de Hoge Berg. Die moeten we over en daar
zetten we de motor van onze e-bike eventjes in zijn hoogste stand. Dit is wat
Texel gemeen heeft met de Kanarische eilanden: een hoge berg, in t midden. Eén
verschil, deze hoge berg is amper vijftien meter hoog. Zo zie je maar dat alles
relatief is.
De
schapenboerderij die gelegen is aan de rand van de Hoge Berg is een bezoek
overwaard. Wat een weelde! Wat een schapenrassen! Ze hebben hier zelfs Ouessantjes,
dwergschaapjes, zoals mijn eigen Blanche en Brownie. Er zijn heel dure schapen
bij. Ik ben benieuwd naar de kostprijs van de Ouessant-schaapjes. O, die? Die
kosten eigenlijk niets. Dr is weinig vlees aan, geven weinig melk en hun wol
wordt niet gegeerd. Worden gratis meegegeven met de kooplui. En als ik er nu
één zou willen kopen? Voor 15 euro kan ik er stante pede eentje krijgen. Dat
valt mij bitter tegen: mijn teergeliefde gezelschapsdiertjes Blanche en Brownie,
zo goed als niks waard! Hoe durven ze?! Het eerste wat ik doe als ik thuis kom
is hun allebei een heerlijk stukje volkorenbrood geven: ze lusten het zo graag.
Plus een dikke knuffel. Van knuffelen gesproken: in deze boerderij is een
authentieke knuffelhoek. Je kan hier naar hartelust een schattig lief
lammetje knuffelen. Volwassen mannen die de middelbare leeftijd al voorbij
zijn, staan ervoor in de rij. Het bezoek aan de schapenboerderij is
allesbehalve gratis (5 euro) en in acht genomen het groot aantal bezoekers,
lijkt me dit wel een mooie bijverdienste voor het bedrijf. Ach, zegt de bazin,
dat denkt u maar, schapengeld is gauw geteld. Zo zie je maar dat niet alleen
in Vlaanderen de boeren klagen. En gelukkig maar, want er is ook een
spreekwoord dat zegt: als de boeren niet langer klagen zal de wereld vergaan.
Aan de
westkust van het eiland ligt het stranddorp badstadje, zo u wil De Koog.
Dat betekent zoveel als De Polder. Van lopen in het zand heb ik een afkeer en
dat heeft te maken met mijn drie ellendige kostschooljaren in Oostende. Zand
overal, tussen de tenen, in de haren, in de oren: ik mag er niet aan denken. Er
is ook een naaktstrand, maar dat kan mij evenmin bekoren: als ik nog dat mooi
gespierd lichtjes gebrozeerd Adonis-lijf had gehad van een halve eeuw geleden
en als er niet zon koude zeebries woei, dan misschien
Een
fietstocht, langs fraaie fietspaden waarop de Nederlanders zo fier mogen zijn,
van onze residentie Op Diek in den Hoorn, alover Den Burg en de kleinere
dorpjes De Waal en Oosterend tot het meest Noordelijk punt van het eiland,
bedraagt algauw veertig kilometer. Maar ons traject is zo vlak als een biljarttafel
we gaan niet over de Hoge Berg en daarenboven is onze fiets electrisch
aangedreven. Zodus
Het meest Noordelijk gelegen dorp van Texel is De
Cocksdorp. Van hieruit vertrekt de veerpont naar Vlieland en er staat een vuurtoren.
Amper een driehonderdtal inwoners telt het dorp. Het is genoemd naar ene meneer
De Cock en de schrijfwijze van s mans naam doet vermoeden dat hij van Vlaamse
afkomst was. Enig opzoekingswerk leert ons dat het een Antwerpenaar betreft,
Nicolas Joseph De Cock. Een gelegenheid om even te grasduinen in de
ontstaansgeschiedenis van ons eiland. Het begon allemaal 847 jaar geleden op
een Allerheiligennacht
Op 1 november
van t jaar 1170 is het allemaal geschied. Vóór die datum bestond het eiland
Texel niet. Althans het was geen eiland, maar een deel van het vasteland. Een
immense vloedgolf, waarbij duizenden mensen omkwamen, de beruchte Allerheiligenvloed van 1170, heeft
ervoor gezorgd dat een Noordelijk stuk van de provincie Noord-Holland werd afgescheiden.
Zo is dus Texel ontstaan. Of toch niet helemaal
Ten Noorden van Texel lag nóg een eilandje, Eierland.
Een voortvarende Antwerpenaar is erin geslaagd het eilandje bij Texel te voegen
door inpoldering. Die Antwerpenaar was de al eerder genoemde Nicolas Joseph
De Cock en dat het dorpje in het Noorden
van het eiland naar hem is genoemd komt hem dus zeker toe. En mocht er
enige historische of geografische onjuistheid schuilgaan in mijn verhaal, beste
lezer, dan vraag ik u nederig mij hiervoor te willen verontschuldigen.
Doch laten
wij nu even terugkeren naar Den Hoorn, alwaar wij gehuisvest zijn in het huis
op den dijk. Niet het meest toeristisch dorp, maar voor mij zeker niet de
minst aantrekkelijke plaats op het eiland. Vanwege de Herenstraat, bulkend van
historiek en nostalgie, en vanwege het kerkje annex kerkhof. Voor het kerkje
gebruik ik het verkleinwoord omdat het maar een halve kerk lijkt, althans het
schip van de kerk is maar een half schip. Oordeel zelf maar beste lezer.
Geldgebrek zal naar mijn gevoel aan de basis gelegen hebben. Niettemin vind ik
het een bijzonder aardig ding. En ongetwijfeld velen met mij. En of het nu al
dan niet Rooms is kan mij geen fluit schelen.

Een vakantiereis is, wat mij betreft, niet écht geslaagd zonder een uitgebreid bezoek aan een kerkhof. Ik weet het wel, ik hoor u al denken: senilitas? dementia? Verkeerde diagnose, mijn beste lezer, ik hád dat al, vijftig jaar geleden! Al wil ik toegeven dat het in de loop der jaren mogelijks misschien een heel klein beetje erger is geworden. Hier is wel een héél leuk kerkhof, met niets dan leuke namen van wie ongetwijfeld leuke mensen moeten geweest zijn nomen est omen, toch?
Neeltje Lap ligt hier begraven, samen met haar man Jan Bruin, haar zoon Cornelis en diens echtgenote Engelina Trooster, de troostende engel

Ook vrouwtje Cupido-Hutjes ligt hier begraven, alleen in het gezelschap van haar zoon Jan. Meneertje Cupido ligt er niet bij. Had die zijn pijltjes misschien op een ander verschoten? We hebben er het raden naar.

En Klaas Heerschap dan en Pietertje Hoep. Pietertje heeft haar man tweeëntwintig jaar overleefd; ze was dan ook twaalf jaar jonger. Een raar heerschap die Klaas? En een vrouwtje van lichte zeden met een mannetjesnaam? Nomen est omen? Ik denk dat de Latijnen het voor één keer niet bij het rechte eind hadden. Klaas en Pietertje zullen best een trouw en vroom koppel geweest zijn, met kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen.

Het graf van Simon Zijm en zijn vrouw Martje Lap was al onderwerp van een pictaiku (www.bloggen.be/zerar/archief.php?ID=3011440).. Maar
bis repetita placent (en dit komt van Horatius en niet van Cicero zoals mijn buurman Firmin misschien meent te weten). Overigens lijkt Zijm mij een nogal typisch Texelse naam te zijn. Hier lopen ze nogal hoog op met een gewezen ster-voetballer Zijm, die ooit hoge ogen zou gegooid hebben of, zo ge wilt, de pannen van het dak heeft gespeeld. Evenwel: nooit van die dekselse Zijm gehoord. Een Texelse hand is blijkbaar gauw gevuld.
Niet alle grafzerken zijn hier volgens het klassiek model. Soms is het een eenvoudig rotsblok. Neem nu het graf van Margriet Lap (lap! weer een Lap). Wél zo treffend.

Op dezelfde leest geschoeid is het graf van Beer. Het is niet eens twee jaar oud. En wie mag dan die beer wel zijn?

Opvallend: op zowat de helft van de grafstenen komt de naam Lap voor. Het doet mij denken aan de tijd toen wij ikzelf met vrouw en de kinderen in Nederland woonden, in Capelle aan de IJssel, bij Rotterdam. We woonden er amper enkele weken en omdat ik een nieuwe broek nodig had en er in het winkelcentrum van Capelle een mooie grote kleerwinkel was, ging ik daar de broek kopen. De naam van de winkel was Piet Lap. Ik zei dus tegen de jonge winkeljuffrouw: ik wil een broek kopen. Ze werd rood, als de vuurtoren van De Cocksdorp, tot achter de oren, en ze riep een oudere winkeldame ter hulp: ik denk dat mijnheer een pantalon wil kopen. Ja, zoals ik al zei, ik woonde er pas en ik wist toen nog niet dat broek in Holland een heel vies woord is, althans in zekere omstandigheden
Piet Lap vond ik overigens een passende naam voor een kleerwinkel, maar ik had nooit gedacht dat Lap een echte persoonsnaam was. Tot nu dus
Meer kom ik te weten tijdens mijn wandeling in de Herenstraat. Op de voorgevel van een huis staat een plaat met als opschrift: Geboorteplaats Cornelis Lap (°1869), oprichter herenkledingzaken te Rotterdam. Omgekomen bij het bombardement op de marinierskazerne op 12-5-1940.
Overigens zijn er in die Herenstraat tientallen huizen met zon mooie plaat op de voorgevel en met al even interessante gegevens over de geschiedenis van het huis en zijn bewoners. Oók in de Herenstraat: hotel Het Spookhuis. Brr
Dan maar liever hotel Op Diek.
Tegenover het hotel is een uitermate interessant museum, het Texels instituut ter bevordering van de flessenpost op zee. De entree is vrij. Ook dit is al het onderwerp geweest van een pictaiku (www.bloggen.be/zerar/archief.php?ID=3012598). Er staat ook bij: dagelijks geopend tenzij gesloten
|