Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.
FLAUW EN PUBERAAL, MAAR GOED BEDOELD: dit soort verhaaltjes vindt u bij de vleet ('n 200-tal) op www.bloggen.be/kris .......... PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
20-08-2016
Brons, zilver, goud.
De bronzen
medaille geef ik aan Axelle Dauwens. Een hordenloopster, naar ik vermoed. Maar
dat doet er in feite niet toe. Axelle is met voorsprong de mooiste vrouwelijke
atlete die ons land naar deze Spelen heeft afgevaardigd. Ze is niet alleen even
knap als Daphne Schippers, maar ze heeft daarenboven een soort melancholie in haar blik die mij
zachte, zij het intense rillingen van genot bezorgen. Al moet ik daar
eerlijkheidshalve bij vermelden dat de Nederlandse ook wel eens gelijkaardige rillingen bij mij
oproept. Axelle heeft weliswaar minder potten gebroken en minder hoge ogen
gegooid op deze Olympische Spelen dan Daphne om eerlijk te zijn: ze heeft
helemaal geen potten gebroken en ogen gegooid toch krijgt ze dus van mij de
bronzen medaille. Te haren gunste vermeld ik gaarne dat Axelle geen neiging
vertoont om een verklaring te zoeken voor haar zwakke prestatie. Ze hééft er gewoon
geen verklaring voor: de anderen waren, op dát ogenblik althans, gewoon beter,
of, om het nog wat genuanceerder uit te drukken, ze waren haar vóór aan de aankomst.
Een pluspunt is ook dat Axelle in het dorp Lapscheure woont. Dat ligt in de
buurt van Brugge en het zou wel eens een deelgemeente kunnen zijn van Damme, de
stad van Tijl Uilenspiegel. De naam Lapscheure zal te eeuwigen dage verbonden
blijven aan een pastoor: de pastoor van Lapscheure. Wat die man precies
verricht heeft in zijn leven waardoor hij zo beroemd geworden is, weet ik niet
precies. t Moet alleszins een daad van extreme naastenliefde geweest zijn: al
zijn bezittingen aan de armen geven, tot zijn huis toe, en dan zelf gaan wonen
in de toren van de kerk Bejaarde Lapscheurenaren zullen u dat alles nog gaarne
vertellen, in geuren en kleuren. Het moet een paar honderd jaar geleden zijn,
maar de kerk staat er nog: ik heb ze onlangs nog persoonlijk bezocht. Laat iedere Lapscheurenaar vanaf heden niet
langer enkel en alleen dwepen met de pastoor van Lapscheure maar tevens met een
wondermooie rosharige meid met de melancholische blik in de ogen, die Axelle
Dauwens heet, die geen verklaring heeft voor haar falen op de Olympische Spelen
en die van mij de bronzen Olympische medaille anno 2016 krijgt.
De zilveren
medaille gaat naar Louise Carton. Wéér een echte Vlaamse en nog wel een uit de
Westhoek, naar ik vermoed. Een opgeschoten telg uit het polderland waarvan je
zou denken dat ze over een paar rugge(n!)wervels méér beschikt dan de modale
sterveling. Uit goede bron weet ik echter dat het maar gezichtsbedrog is. Naar
analogie met de giraffe moet Louise het dus net als wij allen rooien met 12
rugge(n!)wervels. Ook Louise heeft ondanks haar grote gestalte geen hoge ogen
gegooid. Dat komt door haar handicap. En wat is die handicap? Gebrek aan
ervaring, zegge gebrek aan internationaal contact, d.w.z. contact op het
hoogste niveau. Ze zegt het zelf, haar sponsors zeggen het, de journalisten
zeggen het en ik ik kan daar volledig inkomen. Stel dat ze mij, of zelfs ù,
met ons armzielig internationaal contact op hoog niveau, plots tussen de
allerervarenste langeafstandslopers ter wereld gooien wat zouden ik, of zelfs
ù, ervan terechtbrengen? Maar nu tussen ons, Louiseke mijn hartediefje, kom op
zaterdag 27 augustus a.s. deelnemen aan de allermooiste stratenloop van Vlaanderen
Dwars door Grijsloke (*). Je zal er met kop en schouders boven de anderen
uitsteken, letterlijk en figuurlijk. En vooral, kom na de wedstrijd een pint
drinken met de 70-plussers van Grijsloke en ik verzeker je dat we je op handen
zullen dragen, dat je onze Queen zult zijn en dat we menig schaterlach op je
doorgaans zo ernstig gezicht zullen toveren. Je zilveren medaille (**) ligt al
klaar, net als je eeuwige roem!
En dan het
goud! Weggelegd voor het liefste snoetje van Vlaanderen: Jolien DHoore. Onze eerste vrouwelijke Olympische wielermedaille
sinds mensenheugenis, zeg maar sinds het begin der tijden. Nooit eerder
voorgekomen tijdens de moderne Olympische Spelen en evenmin tijdens de antieke
Spelen want toen stond het wielrennen nog niet op het programma en daarenboven
mochten de vrouwen toen niet aan de Spelen deelnemen. Maar wat lees ik daar in het Nieuwsblad over Jolientje? Dat dit
allerliefste en alleraardigste lachebekje een killersinstinct krijgt, m.a.w.
verandert in een moordend monster, van zodra zij een rugnummer opgespeld
krijgt! Zou jij met mij het bed willen
delen Jolien? Maar laat in godsnaam je rugnummer op het nachttafeltje liggen
Waarom ik
voorbijgegaan ben aan de twee die nu al verzekerd zijn van de titel van gouden
sportman en gouden sportvrouw van het jaar, Greg Van Avermaet en Nafi Thiam? Ze
zijn ongetwijfeld respectievelijk s lands beste wielrenner en atletiekbeoefenaarster.
De weg naar de roem ligt voor hen breed open en méér heb ik hun niet te bieden.
Greg kan zeker in de rij der groten binnentreden (misschien niet in de rij der
allergrootsten zoals Merckx, Vansteenbergen, Vanlooy ) en dat hij verklaarde
dat de omstandigheden gunstig waren, getuigt van nederigheid en dat siert hem,
al heb ik hem nergens de val van Nibali horen aanhalen als één van die
gunstige omstandigheden
Dat ik voorbijga
aan de ploegsporten komt doordat ze nauwelijks mijn interesse kunnen wekken.
Wie heeft gewonnen? Bezektas Istambul? Het antwoord bevredigt mij véél minder
dan Jantje Pieters bijvoorbeeld. Andere sporten zoals judo en zeilen vind ik
niet doorzichtig genoeg. De mooie zilveren medaille van Pieter Timmers
verdient zeker een vermelding, maar daar wens ik niet verder op in te gaan:
stelt u zich maar eens voor dat ikzelf Gustaaf Depierpont ben uit het vorig
verhaal
(*) Een
oproep aan alle na-oorlogse winnaars van een medaille op de Olympische Spelen.
Bij deelname aan de 36e Dwars door Grijsloke op zaterdag 27 augustus
a.s. zal eeuwige roem hun deel zijn: hun foto zal levenslang prijken in de
kantine van de club. Daarenboven verbind ik mij ertoe zelf hun inschrijvingsgeld
te betalen en hun persoonlijk het boek
Grijsloke 2000 te overhandigen. In dat
boek wordt o.a. uitgebreid het verhaal gedaan van de antieke Spelen, zoals ze,
twintig jaar geleden, door stoere leden
van Loopclub Grijsloke werden nagespeeld op Griekse bodem, op de heilige grond
van Olympia.
(**) Even
iets rechtzetten, lieve lezer. Of de medaille DDG anno 2016 er werkelijk één
van zilver zal zijn is mij in feite totaal onbekend. Het wordt alleszins een
originele medaille maar hoe ze er precies zal uitzien en uit welke legering ze
gemaakt is, blijft voorlopig een goed bewaard geheim. Ook voor mij dus. Misschien
kunt u voor uzelf een tipje van de sluier oplichten via www.grijsloke.be.
En dan nog dit Waarom schreeuwde de TV-reporter moord en brand toen Van
Avermaet als eerste over de meet ging, in de zin van ongelooflijk, fantastisch,
onvoorstelbaar? Had diezelfde reporter daags tevoren niet verklaard dat Greg
Van Avermaet één van de grootste zegekandidaten was?
En dan moet mij nog iets van het hart Waarom hebben Olympische medaillewinnaars
de neiging om in hun medaille te bijten als ze op het podium staan? Greg Van
Avermaet beklaagde er zich over dat zijn medaille één dag na het behalen ervan
al een beetje beschadigd was. Niet te verwonderen hij had erin gebeten!
Niemand die
Staf Depierpont beter kent dan ikzelf. Geen haar op mijn hoofd dat er zou aan
gedacht hebben het nu volgend verhaal, dat hij mij enkele weken geleden
toevertrouwde, wereldkundig te maken, zo hij mij daar niet uitdrukkelijk had om
verzocht. Aan het woord Staf Depierpont:
Ik was vijfenveertig en vrijgezel toen ik Angel leerde kennen op een maandelijkse
bijeenkomst van psychologen, in Z, de stad waar ik woonde. Zij was acht jaar
jonger en ze woonde in een kleinere stad op nog geen twintig kilometer van Z.
Angel fascineerde mij, alles aan haar bekoorde mij: haar slanke lichaamsvormen,
haar innemendheid, de klank van haar stem, haar engelengezicht, de manier
waarop ze zich bewoog, haar handen, ja zelfs de subtiele walletjes onder haar
ogen. Je zou het verliefdheid op t eerste gezicht kunnen noemen, maar het
was méér, het was een obsessie. Tijdens de dagen die volgden kon ik Angel geen
vijf minuten uit mijn gedachten bannen en ik verlangde nog slechts naar één
ding: haar terugzien op de eerstvolgende vergadering.
Ze was er weer. We kusten elkaar op de wang van wie het initiatief
kwam weet ik niet alsof we reeds lang goede vrienden waren. Er was een
voordracht over aandachtsstoornissen. Daarna gingen we samen aan een tafeltje
zitten praten. Ze was getrouwd. Dat wist ik al van onze eerste ontmoeting, maar
nu vertelde ze mij ook met wie. Haar man heette Cuyck, Evano Cuyck. Hij was achtenveertig
en zij was zijn tweede echtgenote. Ik schrok toen ze die naam uitsprak en ze
moet het gezien hebben. Ik had een Evano Cuyck gekend. We waren samen op
kostschool geweest in P. De naam Cuyck is zeldzaam en ik ben later nooit meer
iemand tegengekomen die met zijn voornaam Evano heet. Daarenboven was hij twee
jaar ouder dan ik en bijgevolg kon het niet anders of de Evano die ik gekend
had en Angels echtgenoot waren één en dezelfde.
- Het lijkt wel of je schrikt bij t horen van zijn naam? zei ze.
- Ik heb iemand met exact dezelfde naam gekend, in de kostschool in P.
- Dat klopt. Hij is daar op kostschool geweest.
- Hij was twee jaar ouder.
- Heb je geen goede herinneringen aan hem?
- We waren allesbehalve goede vrienden. Hij pestte mij.
- Vertel mij over die tijd. Evano spreekt daar eigenlijk nooit over.
- Ik doe het liever niet. Het maakt mij triestig en kwaad.
- Vanwege Evano?
- Ja, vanwege Evano. Tegenover jou wens ik geen kwaad over hem te
zeggen.
- We staan op scheiden, zei ze. In feite zijn we nu al gescheiden, van
tafel en bed. Letterlijk. We praten nog nauwelijks tegen elkaar.
- Hebben jullie kinderen?
- Géén. Ook zijn eerste huwelijk was kinderloos. t Moet aan hem gelegen
hebben Vertel mij nu maar over zijn pesterijen. Pestte hij alleen jou of
pestte hij ook nog anderen?
- Hij had het vooral op mij gemunt. Jaloezie, denk ik. Ik was altijd de
eerste van de klas, Evano was een zeer matige student. Ik herinner mij dat ik
tijdens het middagmaal per ongeluk soep morste op zijn jas. Hij nam de hete pot
soep en goot die leeg op mijn hoofd. Opschudding in de refter. Alle
surveillanten waren bang van Evano en alleen ík kreeg straf, omdat ik was
begonnen. En Evano sloeg mij daar nog een bloedneus bovenop omdat ik hem
verklikt had. En zo zijn er tientallen voorvallen geweest
- Jij hebt hem ongetwijfeld gehaat?
- Ik haat hem nog steeds. Drie van mijn mooiste jeugdjaren heeft hij
vergald.
Ze keek mij aan met een staalharde blik:
- Ik haat hem evenzeer, zei ze, terwijl ze in mijn arm kneep. Ga hem
opzoeken, komende week, dan ben ik er niet. Het adres is: Kerkstraat 36 in M.
En neem een fles Amontillado mee, zijn lievelingsdrank.
Ze gaf mij haar visitekaartje: Evano en Angel CUYCK-MARLEVEDE met adres
en telefoonnummer.
- Ik voel daar, eerlijk gezegd, niet veel voor.
- Doe het tóch, zei ze. Doe het voor mij. Je hoeft niet bang te zijn.
Hij is erg verzwakt. Hij lijdt aan de ziekte van Thorwaldsen-Graufield, een
spierziekte die vooral de onderste ledematen aantast. Al meer dan twee jaar zit
hij in een rolstoel. Maar de ziekte lijkt de laatste tijd te stagneren en de professor
die hem behandelt denkt dat hij nog gemakkelijk tien tot twintig jaar te leven
heeft.
- Toch zie ik er héél erg tegen op. Ik wil je niets beloven. Waar ben
jij komende week?
- In Berlijn. Ik vertrek overmorgen. Er is een congres over opvoedingsmoeilijkheden
bij jonge kinderen.
Ze aarzelde even, legde haar hand op mijn hand en zei, zonder mij aan te
kijken:
- Ik wou dat je met mij meekon.
Ik zag het als een liefdesverklaring. Nooit hebben woorden mij meer
opgewonden
Drie dagen later belde ik Evano op. Ik zei dat ik onlangs kennis had
gemaakt met Angel en dat zij erop aangedrongen had dat ik hem tijdens haar
afwezigheid een bezoek zou brengen. Hij bleek niet op de hoogte te zijn. Angel
had niets gezegd en hij meende zich mij slechts heel vaag te herinneren.
Hetgeen niet wegnam dat ik hartelijk welkom was, eender welke dag. Ik stelde
vrijdag voor, de dag vóór de terugkeer van Angel.
Dezelfde dag kocht ik een fles Amontillado in het beste wijnhuis dat Z
rijk is De ontvangst op vrijdag in M, Kerkstraat 36, was hartelijk. Evano
opende de deur, gezeten in zijn rolstoel. Ik zou hem niet meer herkend hebben
na al die jaren: die satanische glimlach was van zijn gezicht verdwenen. Hij
bewoog zich heel gezwind doorheen het huis. Een vrij luxueus huis met
ouderwetse meubels. Ik kreeg een gemakkelijke zetel aangeboden en of ik wat
wenste te drinken? Een Blonde Leffe, als je dat in huis hebt, zei ik, dat praat
makkelijker. Ik werd op mijn wenken bediend en ik haalde mijn fles Amontillado
uit mijn aktetas:
- Angel vertelde mij dat het uw lievelingsdrank is.
- Angel is een schat van een vrouw, zei hij, terwijl hij aanstalten
maakte om de fles te ontkurken. Ze kent mij door en door.
- Merkwaardig toch hoe smaken verschillen, zei ik. Ik lust bijvoorbeeld
helemáál geen sherry.
- Inderdaad, hoogst uitzonderlijk. Was jij vroeger ook al geen
buitenbeentje?
- Misschien in die zin dat ik toen nog geen alcohol dronk en niet
rookte.
- Hoe is je naam ook weer?
- Depierpont.
- Neem me niet kwalijk, maar die naam meen ik mij niet te herinneren. En
hoe is je voornaam?
- Staf. Toen was het Gustaaf, maar dat vond jij geen geschikte naam voor
mij. Jij noemde mij Adriaan. Op het sinterklaasfeestje in de kostschool zong
jij het liedje van Adriaan met zijn kleuterspaan, over een naïef onnozel
knaapje, en je keek daarbij voortdurend in mijn richting. Iedereen lachte mij
uit, ook de studiemeesters. Had ik toen een wapen gehad, ik had ze allemaal
neergeknald. Sindsdien noemde iedereen mij Adriaan en ik was voorgoed de risee
van de school.
- Ja, Adriaan! Daarvan is mij nog wel iets bijgebleven. Was jij niet
ieder jaar de eerste van de klas?
- Jazeker, ook dat jaar waarin ik de hele Paasvakantie straf heb moeten
schrijven door jouw schuld.
- Ook dáár weet ik niets meer van. Maar laten we eerst wat drinken.
Hij schonk zichzelf een glas Amontillado in en tikte ermee tegen mijn
glas Blonde Leffe.
- En vertel nu maar hoe ik er toen in geslaagd ben uw Paasvakantie te
verknallen. En mag ik hopen dat je het mij vergeven hebt, na al die jaren?
- Vergeven wel, maar zoiets vergeten kan een mens niet.
Of hij zich nog iets herinnerde van de chocoladeverkoop? Ja, dat wist
hij nog. Hij bracht de repen mee en verdeelde ze onder een twaalftal internen
ik was er één van. We dienden de repen te verkopen aan de externen à vijf
frank per stuk. Elke verkochte reep bracht drie frank op. Dat geld moest dienen
om eens flink te fuiven op t einde van t jaar. Ondanks de woekerwinst ging de
chocolade vlot van de hand. Tot de directie van de school onraad rook en Evano
aan de tand voelde. Evano was zich van geen kwaad bewust maar stelde een
huiszoeking voor op mijn kamer. Men vond er inderdaad repen chocolade en er
werd mij een onmenselijke straf opgelegd: de Oratio pro Milone, een boek van
ettelijke paginas, in de conjunctief schrijven. Ik kreeg van de schooldirecteur
een donderspeech van een uur, nul op twintig op mijn rapport voor gedrag en de
verzekering dat ik het enkel aan mijn uitstekende schoolresultaten te danken
had dat de toegang tot de school mij niet definitief ontzegd werd.
- Heb ik dat werkelijk allemaal op mijn geweten?vroeg Evano. En
voel je nu geen rancune meer?
- Niet in het minst.
Hij had zich misschien even op zijn ongemak gevoeld, maar hij leek nu
weer gerustgesteld. Hij dronk zijn glas helemaal leeg en schonk zichzelf een
tweede maal in. Ik nam nog een flinke slok van mijn Blonde Leffe en vertelde
toen verder:
- Dat jaar was ik ondanks alles toch weer de eerste van de klas. Ik had
de hele Paasvakantie gestudeerd voor mijn eindexamen, van de morgen tot de
avond. s Nachts had ik mijn strafwerk gemaakt. Dat het stráfwerk was waar ik
s nachts mee bezig was heb ik vader niet verteld. Dat ik misschien de enige
was die niet achter de chocoladeverkoop stond en dat ik het enkel gedaan had onder
dwang van ene Evano Cuyck zou hij nooit geloofd hebben. Toen ik na de
Paasvakantie mijn strafwerk ging afgeven aan de directeur bleek dat het uitgelekt
was dat ik niet de enige schuldige was. Niet één van die anderen kreeg straf,
niet één kreeg op zijn rapport een punt minder voor gedrag en mijn strafwerk waar
ik zovele nachten op gezwoegd had werd achteloos in de papiermand geworpen.
Geen excuses van de directeur: ik mocht hem nog steeds dankbaar zijn dat hij
mij toen niet van school gestuurd had. En nogmaals: had ik op dat moment over
een wapen beschikt
Ik had mijn best gedaan om geen emotie te tonen. Was het mij niet
helemaal gelukt? Evano bleek er nog niet gerust in:
- Weet je t heel zeker dat je nu geen wrok meer koestert?
Ik lachte zijn ongerustheid weg terwijl hij zijn derde glas Amontillado
inschonk:
- Natuurlijk niet. Ik zou wel een zeer haatdragend mens moeten zijn. Na
ál die jaren. Hoe lang is het nu geleden? Dertig jaar!...
Mijn woorden stelden Evano klaarblijkelijk wat meer op zijn gemak. Er verscheen
een glimlach op zijn gezicht. Ik herkende in die glimlach dat sadistisch trekje
van weleer. Een vermoeide glimlach. Vanwege de Amontillado. Of hij zich nog
herinnerde dat wij twee jaar lang aan dezelfde tafel gezeten hebben in de
eetzaal? Neen, daarvan herinnerde hij zich niets meer. Hoogtijd om zijn geheugen
ook op dat punt even op te frissen
- We zaten aan grote tafels, een
twaalftal, acht man per tafel. De oudsten en de stoutmoedigsten zoals jij! zaten
vooraan, aan de kant waar het eten werd opgediend. De onmondigen zoals ik!
zaten achteraan. Het eten werd op de tafels gezet en de leerlingen moesten het
zelf verdelen. Ge ziet van hier hoe er verdeeld werd! De stukken vlees waren van
ongelijke grootte. Altijd viel het kleinste stukje mij ten deel. Het gebeurde
dat ze mij zelfs dat klein stukje niet gunden. Eén keer ben ik zo vermetel
geweest daarover mijn beklag te doen bij de studiemeesters. Het haalde niets
uit. Integendeel. Het resultaat was dat ik daarna dagen lang vrijwel niets meer
te eten kreeg. Mijn straf omdat ik geklikt had. Daar heb jíj toen voor gezorgd
s Avonds was er vaak smeerkaas voor op de boterham. Zo goed als niemand
vond dat lekker. Ik evenmin. Toch was ik blij als er 's avonds smeerkaas was,
want dan kreeg ik meestal de portie van de anderen ter compensatie van het
biefstuk dat ze mij 's middags hadden afgepakt en zo kon ik dan mijn hongerige
maag nog enigszins vullen. Soms werd ik overladen met smeerkaas: de risee van
de school. Ook de studiemeesters leken het allemaal wel grappig te vinden. Tot
er besloten werd tot een "smeerkaas-boycot". Er werd overeengekomen
dat iedereen zijn kaasje na het avondmaal zou meenemen naar buiten en het
tijdens het daaropvolgend recreatie-halfuurtje tegen één van de schoolmuren zou
plakken. Lafaards zoals ik, van wie vaststond dat ze dat tóch niet durfden,
mochten hun kaas ook aan een ander geven, die dan de klus voor hen zou klaren.
Op een afgesproken teken werden de smeerkazen tegen de muren gekwakt, onder
luid gejoel van al de kostschoolgangers. Ik joelde mee. Was ik te laf om zelf
tot actie over te gaan, ik zou tenminste blijk geven van enige sympathie met de
oproermakers. Het huilen stond mij nochtans veel nader dan het lachen. Daar
bengelde mijn kaas tegen de muren van het internaat. Ik had er hem zó
willen aflikken. Mijn maag deed pijn van
de honger. Maar ik lachte, ik durfde niet anders. Jij maakte één van de
studiemeesters er op attent dat ik stond te lachen. De studiemeester pakte me
bij de kraag en bracht me bij de econoom van het internaat. Waarom ik? Omdat ik
zowat de enige was van wie de studiemeesters niets te vrezen hadden. En toch.
Wie zegt dat ik hem geen mes tussen de ribben had geduwd als ik daar op dat
ogenblik over beschikt had? Een moegetergd dier maakt soms rare sprongen Ik was "op heterdaad
betrapt". Ik zwoer met zóveel klem dat ik niets gedaan had, dat mij
uiteindelijk alleen maar het openlijk sympathiseren met de actie ten laste werd
gelegd. En dat was al even subversief als de rest. Ik was de enige die moest
boeten voor de smeerkaas-affaire: voor straf één week-end in de kostschool
binnenblijven! Mijn ouders werden op de hoogte gebracht van mijn wangedrag.
Vader slikte alles wat de kostschoolautoriteiten hem meedeelden. Hij vond het
opperbest dat ze mij hardhandig aanpakten. Op zíjn medewerking mochten ze
rekenen en ze konden gerust zijn, híj zou er nog wel een straf bovenop doen.
Meer dan ooit raakte vader ervan overtuigd dat ik op die kostschool op mijn
plaats zat en dat ze mijn misdadige neigingen daar wel in de kiem zouden
smoren.Als ik toen over een revolver had beschikt en het hele zootje, mijn vader
inbegrepen, had neergeknald, dan had niemand daar enig begrip voor kunnen
opbrengen. Alleen de Almachtige God had immers weet van de verzachtende
omstandigheden. Voor hetzelfde geld had ik de grootste massamoordenaar uit de
geschiedenis kunnen zijn. Ik was veertien jaar.
Evano had dit verhaal gewillig aanhoord. Enkele keren had hij het hoofd
geschud en daarbij gemompeld dat hij zich niets meer kon herinneren. Hij tilde
zijn rechter arm op. Ik zag dat hij daar moeite mee had. Hij wilde de fles
Amontillado grijpen en zijn glas ten vierde male vullen. Ik toonde mij
bereidwillig en schonk in voor hem. Zijn hand beefde toen hij het glas aan de
lippen bracht. Nog vóór hij een slokje kon nemen begon hij te trillen over zijn
hele lichaam, zijn arm viel slap, het glas viel aan scherven en de kostbare
drank maakte een enorme vlek op het tapijt. Evano zakte een beetje onderuit in
zijn rolstoel.
- Is er wat, Evano?
- Ik heb plots geen kracht meer. Ik kan mijn armen niet meer bewegen. t
Is alsof ik verlamd ben over mijn hele lichaam. Van binnen sta ik in brand. Het
doet overal pijn. Mijn hoofd barst.
- Als je het mij vraagt: het is de Amontillado
- Onzin ik ben veel grotere hoeveelheden Amontillado gewend
De woorden kwamen er nu plots hortend en stotend uit. Vanwege de pijn of
doordat zijn spraakvermogen was aangetast?
Ik probeerde te glimlachen, maar ik weet zeker dat het lachje dat ik
produceerde er een was dat in hoge mate het sadistisch lachje van Evano moet
benaderd hebben, zoals ik mij dat herinnerde uit de kostschooltijd.
- Maar deze fles Amontillado, is er één uit de duizend . Een euphemisme,
mijn beste, want zo is er geen tweede. Geen mens die aan deze Amontillado kan
wennen, geen mens ook die er verslaafd aan kan geraken, geen mens die het zal
kunnen navertellen als hij het eenmaal gedronken heeft.
Evano zat nu helemaal doorgezakt en bewegingloos in zijn rolstoel. Zijn
ogen puilden uit, waren bloeddoorlopen. Afgrijzen en pijn stonden op zijn
gezicht te lezen. Medelijden was het laatste wat ik voor deze man voelde:
- Weet je nog, Evano, hoe knap ik was in scheikunde? Tijdens mijn
doctoraatsjaren ben ik een tijdje assistent geweest bij professor Decoewachter,
op de afdeling farmacodynamica. In mijn vrije tijd en met de kennis die ik daar
heb opgedaan ben ik er in geslaagd een product samen te stellen dat naar mijn
bescheiden mening tot de dodelijkste giften mag gerekend worden:
trichloortrifenyltetrachloorpentaan, een kleurloze, reukloze en ook smaakloze
vloeistof, kortweg T3P. Het gif heeft een buitengewoon sterke affiniteit voor
het zenuwstelsel. Een half uur tot een uur na het innemen manifesteren zich de
eerste tekenen: zenuwpijnen over het hele lichaam, dewelke steeds erger worden
en gepaard gaan met verlamming van alle dwarsgestreepte spieren. Het laatst
worden de ademhalingsspieren aangetast. Dat leidt tot een langzame
verstikkingsdood.
Hij schuimbekte van de pijn:
- Breng mij naar het ziekenhuis red mijn leven eens heb ik ook joúw
leven gered je was bijna verdronken dat weet je toch nog?... ik kan véél voor je
doen ik smeek je
Het gaf mij een oppermachtig gevoel: Evano die in doodsangst tot mij
smeekte! Evano die zich plots een en ander uit die kostschooltijd scheen te
herinneren.
- Merkwaardig dat je dát nu wél onthouden hebt, Evano! Ik weet het maar
al te goed. Je had mij zélf in het water geduwd, aan de kant waar het zwembad
het diepst is. Je wist dat ik niet zwemmen kon. Toen ik met mijn hoofd weer
boven water kwam heb je mij weer kopje onder geduwd. Pas toen ik niet meer bovenkwam
heb jij schrik gekregen en heb je mij er uitgehaald. Ik was toen al bewusteloos.
Ik ben er bovenop gekomen. En jij bent lustig doorgegaan met je pestgedrag. Ik was
meer dan ooit de risee, de idioot die bij elke ondervraging tien op tien haalt
voor wiskunde, maar in het diepe springt zonder te kunnen zwemmen. Jou kan ik
helaas niet redden, ook al zou ik het willen.
Evano zat helemaal ineengekrompen met gebalde vuisten. Zijn pijn moet ondraaglijk
geweest zijn. Hij wilde nog iets zeggen, maar het lukte niet meer. Tot mijn
verbazing voelde ik nog steeds geen zweem van medelijden met de ellendeling. Ik
nam de fles Amontillado - ze was nog méér dan halfvol - en goot ze uit in de
afwasbak. Evano was niet meer in staat armen of benen te bewegen. Zijn
ademhalingsspieren waren ook al verzwakt, want hij begon naar adem te snakken.
Maar ik denk dat hij nog helder van geest was en dat de pijn nog onverminderd
doorzinderde.
- Ik laat je nu alleen, Evano, zei ik. Over een uur ben je dood. Het
wordt nog een harde doodstrijd. Al de pijn die ik drie jaar lang heb moeten
verduren, moet jij nu doorstaan. Dat heet gerechtigheid. Zoals jij tot op
heden niet gestraft bent voor wat je mij hebt aangedaan, zo zal ook ik
ongestraft blijven. Niemand zal het voor je opnemen en al zeker je vrouw niet.
En, à propos, zoals jezelf al zei, Angel is een schat. Ze zal zich maar al te
zeer over je dood verheugen. Je overlijden zal niet verdacht zijn, er zal geen
lijkschouwing zijn. Voor iemand met jouw aandoening ligt een hartstilstand,
vooral na een hele fles Amontillado, in de lijn der verwachtingen.
s Anderendaags belde Angel mij op. Bij haar thuiskomst had ze haar
echtgenoot dood aangetroffen, met naast hem de lege fles Amontillado. Ze vroeg
mij haar te helpen bij het regelen van de begrafenis. Zes maanden later zijn we
getrouwd. We hebben zielsveel van elkaar gehouden. Twintig jaar en zeventien
dagen heeft ons geluk geduurd. Op een onbewaakte overweg, ergens op het
platteland is ze met haar auto gegrepen door een trein. Zelfmoord, werd gefluisterd,
maar dat weiger ik te geloven
Epiloog. Op 4
juni was het exact dertig jaar geleden dat Evano Cuyck zijn gerechtvaardigde
straf heeft ondergaan. Men zou het moord met voorbedachten rade kunnen
noemen. Noem het gerechtigheid. Of wraak. Wat hetzelfde is natuurlijk. Of
straf? Op Staf Depierpont alvast niet meer van toepassing, want verjaard,
sedert 4 juni. Nu hij dat onbevreesd wereldkundig kan maken, is zijn wraak
noem het gerechtigheid compleet. Nu zal hij in vrede kunnen leven. Laten we
dat tenminste hopen
Stel U gaat
op reis met de auto naar de Adriatische kust. Uw reisweg gaat via het meer van
Genève. Ter hoogte van het stadje Vevey dient u een sanitaire stop te maken
vanwege een plots opkomende mictiedrang (zoek dat maar even op in de Dikke).
Geen openbaar toilet in de buurt, natuurlijk. U doet het dan maar in een berm
tegen de omheining van een uitgestrekt landgoed. Geen levende ziel in de
omtrek. De kans dat u bij die gelegenheid kennismaakt met Europas grootste
filmacteur aller tijden is nihil, want die acteur is overleden in 1982
Het is ons
(mijn vriend Robert en mijzelf) overkomen in de zomer van 1978. Het
mictieproces (hebt u het woord ondertussen opgezocht?) was nog niet helemaal
afgelopen toen we aan de andere kant van de omheining en op enige afstand een
grote witte hond zagen opdagen en even later een man, kennelijk de eigenaar van
het domein. De meest logische reflex was er zo snel mogelijk van onder te
muizen en Robert begreep maar niet waarom ik geen aanstalten maakte om de
plaats van het delict te verlaten: ik herkende die man!
- Die man is
Curd Jürgens, zei ik.
Curd Jürgens
was de grootste Europese filmacteur aller tijden, en dat is hij heden ten dage
nog steeds, ten minste als we mogen afgaan op het aantal hoofdrollen in
beroemde films. Oostenrijker van geboorte, wereldburger, meer dan honderd grote
films op zijn actief.
- Onzin, zei
Robert. Wat in godsnaam zou Curd Jürgens hier lopen doen? Hij lijkt er niet
eens op.
- Gij kent
niets van film. Vraag het maar eens aan Christiane.
Christiane en
Amandine hadden ondertussen de veilige beschutting van de auto verlaten,
benieuwd als zij waren naar de reden van ons talmen na de plaspauze.
- Hij lijkt
erop, zei Christiane, maar t ís hem niet.
De man en
zijn hond waren nu op korte afstand genaderd.
- Goede
middag, zei de man.
Wij groetten
terug, alle vier in koor. Nu vraag ik het hem meteen op de man af, dacht ik.
- Bent u Curd
Jürgens?
- Dat ben ik.
Zijn jullie toeristen?
- Wij zijn op
weg naar Rimini. Wij zijn Vlamingen.
- Ja, dat
dacht ik al. Ik hoorde jullie praten. Daarom dat ik jullie meteen in jullie
taal begroette.
- U spreekt
de taal perfect. U moet wel véél talen kennen.
- Ja, dat
zijn er heel wat. Alle talen van West-Europa, met inbegrip van de Skandinavische.
En ook Russisch.
We slaakten
alle vier een kreet van ongeloof en bewondering, weer in koor.
- Een
prachtig groot domein hebt u hier. U wóónt hier?
- Hier, maar
ook elders, op verscheidene plaatsen in Europa en ook in Amerika. Weet u dat
Charlie Chaplin hier eveneens een buitengoed heeft, een paar kilometer
verderop? Hij verblijft er vaak.
Op een teken
van mij diepte Amandine haar fototoestel op uit haar handtas. Of we een foto
van hem mochten nemen? Ja, zeker was hij bereid een foto van ons te nemen.
Verkeerd begrepen: of WIJ een foto van HEM mochten nemen? Ah zó, geen enkel
bezwaar natuurlijk. En dat heeft geresulteerd in onderstaande foto:
"Ginds is het buitengoed van Chaplin"
Op de foto ziet u van links naar rechts: mezelf, de hond Raspoetin, Curd Jürgens, Robert Forêt. De reden waarom ik nu pas met dit verhaal kom opdraven? Het heeft te maken met het feit dat mijn plan om de stad Kortrijk, waar ik vijfenveertig jaar geleden ongelukkiglijk verzeild ben geraakt, om te ruilen voor mijn geboortedorp, weldra lijkt verwezenlijkt te zullen worden. Verhuizen dus. Van onder andere een hele boel rommel. En tussen al die rommel werd de - verloren gewaande - foto opgediept. Zonder de foto had ik dit verhaal nooit geschreven. Ik had een kopie van de foto beloofd aan Robert en nu zal ik mijn belofte kunnen inlossen, achtendertig jaar na datum. Robert is al een eind in de tachtig en nog in leven, net als ik overigens (of wat had u gedacht?). Dat kan niet gezegd van de anderen op de foto. Curd Jürgens zelf stierf reeds in 1982, amper zesenzestig jaar oud. Raspoetin was reeds gestorven enkele weken of hooguit enkele maanden na de bewuste foto. In het toentertijd zeer populaire weekblad ZIE magazine stond op de voorpagina een foto van Curd Jürgens, die overmand was door verdriet vanwege het overlijden van zijn beste vriend Raspoetin. Binnenin stonden fotos van de grote acteur met de hond, over drie volle paginas. Zo er ook maar de minste twijfel geweest was of we wel degelijk de echte Curd Jürgens hadden ontmoet, bij deze was alle twijfel verdwenen.
Een week na onze reis kwamen Robert en ik samen om na te kaarten. De grote vakantie liep op zijn allerlaatste benen en we kwamen op het idee om een loopkoers te organiseren voor de kinderen uit de streek. Het waren er zeven. Met Robert en ikzelf waren dat negen deelnemers. Uit die loopkoers is drie jaar later Vlaanderens mooiste stratenloop Dwars door Grijsloke ontstaan. De eerste tien jaar is Robert voorzitter van het organiserend comité geweest. Het laatste jaar van zijn voorzitterschap waren er tweeduizend deelnemers!
Van dat loopkoersje (uit 1978) met de negen deelnemers bestaat een foto: alle negen na de wedstrijd op het podium. Als ook dié foto opduikt zal ik u die niet onthouden, net zo min als de fotoreportage uit Zie magazine over Curd Jürgens en Raspoetin, als ook dié opduikt
Het voetballand
België is in shock. Het is uitgeschakeld in de strijd om de titel van Europees
kampioen. Rouwstemming. Dat is allemaal de schuld van de trainer Marc Wilmots. En
komt mij daar Jan Mulder, de gewezen stervoetballer, niet beweren dat Wilmots
geen schuld heeft aan de nederlaag tegen Wales, maar dat het de schuld is van
de spelers! De schuld van spelers? Hoe komt Mulder erbij om zoiets te
verklaren, een man die zichzelf expert-voetbalkenner durft te noemen? Alsof een
biljart- of snookerspeler aan t eind van een verloren partij zou beweren dat
het niet zijn schuld is, maar de schuld van de ballen. Mulderke, Mulderke toch
het is toch zonneklaar, die spelers zitten daar voor niets tussen, alleen
Wilmots treft schuld, Wilmots en niemand anders! Dixi.
Boekhandel De
Slegte in de Volderstraat, naast de aula van de universiteit Geen plek in Gent
waar ik vaker toevalligerwijze een oude kennis uit de studententijd ben
tegengekomen. Die studententijd, dat is het einde van de jaren vijftig en de
eerste helft van de jaren zestig: als dát geen eeuwigheid geleden is! Er stond
een man te zoeken bij de afdeling woordenboeken, een afdeling die de laatste
jaren nog weinig klanten aantrekt. Het gezicht van die man kwam mij niet
helemaal onbekend voor. Een zeventiger, van míjn leeftijd ongeveer. Ik heb niet
de gewoonte een wildvreemde aan te spreken, maar deze man was iemand die ik
moest gekend hebben in hetgeen men wel eens een vorig leven noemt.
-
Woordenboeken kennen nog weinig aftrek, zei ik.
- Ja, das
waar, antwoordde hij, zonder mij aan te kijken. Dat komt door t internet. Ge
tikt een woord in en in een oogwenk krijgt ge de vertaling in welke taal dan
ook. Wat ik zoek is een handig zakwoordenboekje Zweeds-Nederlands en vice
versa.
Hij keek mij
pas aan nadat ik gezegd had: ken ik u ergens van?
- Mijn naam
ik Yvan Marchoe, zei hij. Maar gij komt mij óók niet helemaal onbekend voor. Ik
wéét het! Kris Vansteenbrugge. We waren goede vrienden. t Is méér dan vijftig
jaar geleden!
Yvan Marchoe!
Afgestudeerd als licentiaat in de wetenschappen in 1964. Daarna hebben we
elkander uit het oog verloren. In weerwil van een verschillende studierichting
- ik studeerde medicijnen, hij chemie - trokken we vaak met elkaar op. We waren geen
van beiden blokbeesten, geen modelstudenten, en we hebben ongetwijfeld méér
uren doorgebracht in studentenclubs, in cafés en dancings dan op de banken van
de auditoria. En toch waren we ieder jaar geslaagd, zij het zonder glans, met
de hakken over de sloot. Yvan ging er prat op dat hij een bierkenner was. Een
fijnproever die het edele Deense gerstenat dat Tuborg heette honderd keer
liever dronk dan het bier van Meiresonne. Niettemin vergeet ik nooit hoe we in
de Casbah een pint gingen drinken: het was mijn beurt om te betalen en Tuborg
kostte een paar franken meer dan Meiresonne. Omdat Yvan eerst snel een plasje
ging doen, bestelde ik twee Meiresonnes met het verzoek er één in een
Tuborg-glas te doen. Yvan dronk zijn Meiresonne uit het Tuborg-glas en liet
niet na zijn bier te prijzen en er zijn verwondering over uit te drukken hoe ik
in godsnaam die kattezeik van een Meiresonne in mijn lijf kreeg
- Hebt ge
véél of weinig tijd? vroeg ik. In het eerste geval nodig ik u uit om samen een
pint te drinken en wat bij te praten.
- Tijd zat,
zei Yvan. Maar bier mag ik niet meer drinken vanwege een lever die het een beetje
laat afweten. Een koffie, dát moet kunnen.
Ik stelde de
Mokabon voor, de koffieshop in de Donkersteeg. Omdat de koffie er prima is en
omdat het interieur er nog gezellig ouderwets is, net zoals in de jaren zestig,
toen wij véél liever bier dronken en er desondanks met ons eerste lief een keer
koffie zijn gaan drinken. We liepen tot aan het eind van de Volderstraat en
sloegen de Mageleinstraat in, dan de eerste links, de Bennesteeg, en dan weer
de eerste rechts: de Heilige Geeststraat! Dáár was mijn eerste studentenkot en op de hoek van de
Heilige Geeststraat en de Bennesteeg was de Wapy, een hoere(n)kot, en daar
tegenover was nóg een hoere(n)kot, de Lantaarn. Op een winterse nacht werden de
uitbaatsters van de beide huizen van plezier vermoord en nooit werden de
daders gevonden. Yvan had mijn verhaal over die dubbele moord in de Bennesteeg
al meerdere keren moeten aanhoren en toch luisterde hij weer geboeid: hij is
nog steeds de tactvolle knaap van weleer Aan t einde van de Heilige
Geeststraat gekomen hoefden we nog slechts het Braunplein en het Gouden
Leeuwplein over te steken om de Donkersteeg te bereiken. De Mokabon bleek
helemaal vernieuwd te zijn. Gedaan met de donkere hoekjes, de ouderwetse
meubels en dito gezelligheid. Een jaar geleden was het nog anders geweest. Toen
zat dit koffiehuis nog vol mensen, voor t merendeel bejaarde Gentenaren,
mannen en vrouwen, die er de sfeer van vóór de oorlog kwamen opsnuiven. Nu zat
hier zo goed als niemand. We gingen zitten aan een tafeltje waar een krant lag,
met een foto van de coach van onze nationale voetbalploeg, die de hele voorpagina
in beslag nam. De coach kijkt sip want zijn ploeg heeft verloren en de alles
overheersende vraag die de natie zich omtrent zijn persoon stelt is: heeft de
coach schuld aan de nederlaag? had hij zijn ploeg niet anders moeten opstellen?
heeft hij de juiste tactiek gevolgd? Voor het bloedbad dat de vorige dag in
Amerika werd aangericht door een dolle schutter was begrijpelijkerwijze geen
plaats meer op die voorpagina.
- Blij dat de
Belgen verloren hebben, zei Yvan. Ik had gehoopt dat het eeuwig gezeik over dat
voetballen daardoor een beetje zou luwen. Maar kijk, t is allemaal voetbal wat
de klok slaat.
- Ze beweren
dat het allemaal de schuld is van de trainer.
- Was dat
schot van Loekakoe, dertig centimeter naar links, in het doel terecht gekomen,
dan hadden de Belgen de wedstrijd misschien gewonnen en had de krant over
evenveel paginas de loftrompet gestoken over de trainer.
We telden de
paginas die uitsluitend over voetbal gingen: vijfendertig!
Anderhalf uur
en twee koppen koffie later hebben we de Mokabon verlaten, allebei met vochtige
ogen vanwege de nostalgische verhalen die we hadden opgedist, uit lang
vervlogen tijden, toen we als jonge gezonde kerels deze stad bevolkten en op
het punt stonden de wereld te veroveren.
De betoging in Brussel is voorpaginanieuws. De
betogers zijn leden van de twee grote vakbonden: de roden en de groenen. Er
wordt betoogd voor onder andere een betere verdeling van de inkomstenbelastingen:
niet alleen de inkomsten uit arbeid maar ook die uit kapitaal moeten belast
worden. Een logische eis toch! En als er dan toch een paar de dans mogen
ontspringen, dan bij voorkeur de voorzitters van de twee vakbonden, als dank
voor hun grenzeloze inspanningen ten bate van de werkende mens. Er staat ook
een gruwelijke foto van een zwaar gewonde en bewusteloze hoofdcommissaris
Vandersmissen. Aangevallen door een rode militant. De rode vakbondsvoorzitter
vindt het een laffe daad die zeker zwaar moet bestraft worden: hij vraagt noch
min noch meer dat de dader van deze moordpoging uit de vakbond wordt gezet. Als dat geen drastische sanctie is!...
Zevenduizend studenten slikken elke dag
blokdoping. Dat staat op pagina drie. Het gaat uitsluitend over het product
methylfenidaat ofte Rilatine. Morgen zal het exact twee maand geleden zijn dat
ik een artikel gewijd heb aan mijn persoonlijke dopingperikelen in mijn
studententijd. Ik heb daarin aangetoond dat ik hiermee, in tegenstelling tot
wat de reporter en de gemiddelde observator geneigd zijn daarover te denken, wel degelijk nadeel berokkend heb aan
de medestudenten, en dat ik dan ook bereid ben mijn onrechtmatig verkregen
diploma in te leveren van zodra mij dat zou gevraagd worden (zie www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=2866768).
Op pagina zes staat dat een vrouw haar zoontje
van twee jaar doodgeschoten heeft met het wapen van haar man en daarna met
datzelfde wapen de hand aan zichzelf heeft geslagen. Tja die vuurwapens
Op pagina negen staat een merkwaardige foto,
genomen vanuit een helikopter tijdens een rit van de Giro dItalia. Daar staat
op de weg geschilderd: ERDOGAN IS EEN GEITENNEUKER. Het schijnt dat Erdogan
daar helemaal niet mee opgezet, ja zelfs zeer boos is en ermee dreigt een proces
in te spannen tegen diegenen die hem beschuldigen van geitenneukerij. Als ik
van Erdogan was, ik maakte mij daar helemaal niet druk over en dat om meerdere
redenen. Ten eerste: dat van die geitenneukerij, dat gelooft toch geen mens en
wie een dergelijke beschuldiging uit, maakt zich onsterfelijk belachelijk. En
ten tweede: als het nu nog waar was, als Erdogan werkelijk een geitenneuker
was, wie doet hij daar dan kwaad mee? Het zou toch totaal irrelevant zijn.
Anders ware het natuurlijk indien op de weg geschilderd stond: Erdogan is een
tiran of Erdogan schendt de mensenrechten of meer van die dingen waaraan een
machtige president zich wel eens zou durven bezondigen. En ten slotte: alleen
de waarheid kwetst en als Erdogan zich zo boos maakt gaat de man in de straat
misschien toch gaan geloven dat hij een je-weet-wel is.
Eveneens op pagina negen staat te lezen dat
niet minder dan drieëntwintigduizend agenten tijdens de komende Tour de France
zullen opgetrommeld worden om de veiligheid te verzekeren. De schrik voor
wraakacties vanwege de slechte behandeling die een dader van de terroristische
aanslagen van de laatste maanden, moet ondergaan in een Franse gevangenis. Hij
staat er namelijk onder voortdurende camerabewaking en dat is illegaal. Dat hij
de lippen stijf op elkaar houdt als de rechters hem een vraag stellen is
overigens zijn goed recht: zwijgrecht, NIET illegaal dus.
En op pagina 23 beweert de 86-jarige Roger
Moens dat hij een beetje hartepijn heeft voor de Borlée-broers, omdat hun zus
Olivia haar zilveren medaille van de Olympische Spelen van 2008 waarschijnlijk
weldra zal mogen inruilen voor een gouden medaille, en dat zijzelf, die
nochtans op een veel hoger niveau stonden dan de zus, nooit Olympisch eremetaal
hebben behaald. Ach, ik denk dat Roger, die één van onze allergrootste atleten
is geweest ja, groter dan de Borlées zelf een beetje jaloers is op Olivia:
Roger heeft nooit méér dan zilver behaald op de Spelen... Jonathan en Kevin
Borlée zullen hun zusje die gouden medaille in de estafetteloop 4 x 100 meter
heus wel gunnen, wel wetende dat hun eigen ereplaatsen hoger aangeslagen worden
dan pakweg een gouden medaille in het kleiduifschieten of in één of andere
ploegsport
Pagina zevenentwintig is één van die talloze
paginas gezwam over voetbal waarmee ze ons blijven bestoken. Wat als Zlatan
boe roept? is de titel van een artikel van Stephan Keygnaert. Zlatan moet
een speler van niet-Westeuropese afkomst zijn, en niet één van de minste, maar
wat er precies gebeurt als hij boe roept is mij na het lezen van het verhaal
nog steeds niet duidelijk.
Voetbal. Ik heb ervan gehouden, jááren geleden,
toen het mij minder agressief opgedrongen werd in de media en toen F.C.
Zuienkerke nog voor minstens tachtig procent uit échte Zuienkerkenaren bestond.
Ik weet het wel, er zijn alternatieven: De Morgen, De Standaard, De Tijd. Maar
die kranten zijn duurder en vooral geschikt voor mensen die uit hoofde van hun
beroep de abonnementsprijs in onkosten kunnen brengen. Daarenboven zou ik dan
verstoken blijven van een aantal prachtige reportages, zoals wij er een vinden
op de laatste pagina: Guy Van Sande (wie is dat?) is getrouwd met zijn
Nathalie. Het artikel (mooie fotos incluis) neemt vrijwel de hele pagina in
beslag en is interessant door onder meer het leeftijdsverschil (vijfentwintig
jaar!) tussen de beide tortelduifjes. De plegers van het artikel zijn Filip
Spoelders en Annelies Roebben. En als ik het na ongeveer vijftig jaar trouw
lezerschap van Het Laatste Nieuws nu toch eens over een andere boeg gooi (mijn
abonnement loopt overmorgen ten einde): in godsnaam, Het Nieuwsblad dan maar
Jeanneke, de buurvrouw, kwam via het tuinhek mijn erf opgewandeld. Ze is
precies één dag jonger dan ik. Dat schept een band. Ze had geweend.
- Is er iets Jeanneke? zei ik. Een overbodige vraag. Het was
overduidelijk dat er iets op haar lever lag.
- Is me daar iets overkomen, snikte ze ze begon waarachtig weer te
wenen. Gisteren, op de begrafenis van nonkel Victor, loop ik Imelda tegen het
lijf. Ge weet wel, Imelda van Lochristi, die getrouwd is met de oudste zoon van
tante Maria. We hadden elkaar niet meer gezien sedert de begrafenis vanAmedee, en dat is al van in tweeduizend en
tien. Mens, wat is Imelda oud en lelijk geworden en dat voor iemand van vooraan
in de zestig. En t eerste wat ze tegen mij zei, ge raadt het nooit
Haar stem stokte even. Ze moest eerst dringend haar neus snuiten,
vooraleer ze de gruwelijke mededeling kon overbrengen.
- ze zei dat ze mij haast niet herkend had. Dat ik fel verouderd ben,
dat mijn gezicht vol rimpels zit! Vindt gij dat ook?
Ik verzekerde haar dat het nogal meeviel en dat was een beetje
huichelen, want Jeannekes gezicht heeft erg veel mee van een accordeonnetje, of
laten we het op een plooirokje houden
- En dat uitgerekend zíj mij dat in mijn gezicht zegt! Ze heeft verdorie
meer rimpels dan ik en ze is pas vooraan in de zestig!
- Ach, zei ik, een rimpeltje hebben we allemaal, op onze leeftijd, maar
dat hoeft niet lelijk te zijn.
- Nu ge dát zegt haar gezicht kreeg iets vrolijks gij hebt er óók!
Ja, ik heb er óók. En óf ik dat weet!
- Ik doe er nochtans álles aan, ging ze verder en ze haalde uit de zak
van haar schort een doosje Nivea anti-rimpel crème te voorschijn. Ik gebruik
dat al jaren, iedere dag, s avonds vóór het slapen gaan. Ik weet het wel, het
is niet de duurste crème. Er zijn er véél duurdere. Deze kost elf euro en
negenendertig cent, in de Carrefour. Misschien moet ik toch maar eens een
duurder merk uitproberen. Kent gij misschien een beter merk?
Dat ze dat aan míj vroeg, zal u, beste lezer, misschien minder verbazen
als u weet dat ik in een vorig leven keel-neus-oorarts geweest ben en dat mijn
domein dus wel degelijk in de buurt van die rimpels gelegen was. Ik antwoordde
noch ja noch neen op haar vraag, maar ik vroeg haar of ze mij het doosje wilde
geven en ik zei dat ik de zaak eens zou bestuderen. Ze verliet mijn erf, véél
blijer dan ze gekomen was
Op de zijkant van het doosje las ik de samenstelling van de Nivea
anti-rimpel oogcontourcrème, een quasi onmogelijke taak voor iemand die aan
die crème toe is en niet myoop is ik bedoel maar: zo klein zijn de
lettertjes
Indrukwekkend, nietwaar. U begrijpt er natuurlijk geen snars van, beste
lezer, maar u staat wél eventjes paf. Als dát niet helpt!
En dan, de capriolen van het toeval Geen vierentwintig uur later ik was boodschappen aan het doen in den
Aldi valt mijn oog op een doosje Revital anti-rimpel oogcontourcrème van
het merk Biocura, inhoud 15 milliliter, precies evenveel als de Nivea-crème. Er
staat ook nog op de verpakking voor de rijpere huid en dat vind ik
persoonlijk geen goed idee: het zou wel eens afschrikwekkend kunnen zijn voor
dametjes die zichzelf nog niet rijp achten. Overigens een samenstelling om
van te duizelen, wel twee keer zoveel ingrediënten als bij de Nivea-crème:
Als dát geen vertrouwen wekt! Twee keer zoveel ingrediënten als bij de
Nivea crème! Alleen dat butylmethoxydibenzoylmethane al! En toch, de prijs:
twee euro negenennegentig Een dezer dagen breng ik de Biocura crème naar
Jeanneke. Ze krijgt het cadeau en ik hoop maar dat ze niet te weten komt hoe
weinig ik ervoor betaald heb. Anders kiepert ze het stante pede in de
vuilnisemmer. Gelukkig komt ze bij mijn weten nooit in den Aldi .
* Voetnoot voor diegene onder mijn lezers die zich niet kan voorstellen
dat een cosmeticum dat vijf, tien of twintig maal goedkoper is dan een ander,
toch even werkzaam kan zijn: klik hier even op www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=2775359, maak de nodige deducties en trek
de nodige conclusies en de rest laat ik over aan uw gezond verstand.
Thomas en ik
hadden ons voorgenomen een bezoek te brengen aan het gezelligste café van elk
van de zestien deelgemeenten van de Zeeuwse fusiegemeente Sluis. Maar zoals het
er nu uitziet zullen we een tandje moeten bijsteken. We hadden er tot vóór het
voorbije weekend slechts drie op de teller. Ons laatste bruincafébezoek
dateerde al van oktober 2013: café Bon Ami in Schoondijke. Sinds de dag dat Thomas
zich wat meer in hogere kringen beweegt, heeft hij het, denk ik, niet meer zo
erg begrepen op volkse cafés. Maar, goeie ziel zoals hij uiteindelijk toch is,
heeft hij mij dit weekend vergezeld naar Hoogplaat en IJzendijke, twee dorpen
in het Noordoosten van Sluis, op zoek naar twee nieuwe trofeeën. Met mijn excuses
voor IJzendijke, dat vanwege oude verworven rechten stad mag genoemd worden,
en wier inwoners dientengevolge waarschijnlijk niet de naam willen hebben in
een dorp te wonen. Overigens zijn er van de zestien deelgemeenten van Sluis
nóg vier die zich stad mogen noemen, nl. Oostburg, Aardenburg, Sluis (stricto
sensu) en Sint-Anna-ter-Muiden. Deze laatste stad moge dan amper een
vijftigtal inwoners rijk zijn De andere elf deelgemeenten zijn dus gewoon
dorpen. Het zijn, in alfabetische volgorde: Breskens, Cadzand, Eede, Groede,
Hoofdplaat, Nieuwvliet, Retranchement, Schoondijke, Sint-Kruis, Waterlandkerkje
en Zuidzande. In vroegere tijden zijn het alle zelfstandige gemeenten geweest,
met een burgemeester, en zo Men heeft hier ook buurtschappen, een stuk of
negentig. Dat zijn wijken, waarvan sommige maar twee boerenhoven groot zijn,
maar soms ook even groot zijn als een volwaardig dorp. Iedere buurtschap
behoort in feite tot één van de hogergenoemde zestien dorpen of steden. Het
hele zooitje wordt bestuurd door de burgemeester en wethouders (wat wij
schepenen noemen) van fusiegemeente Sluis, die zetelen in Oostburg. Indien ik tenminste
goed ben ingelicht.
We starten
met onze kroegentocht vanuit Nieuwvliet, door iedere rechtgeaarde Zeeuw gekend
onder de naam Sinte-Pier. Dan via Groede (De Groe in het Zeeuws) en Breskens
(Bresjes) naar Hoofdplaat. Eerst moeten we door drie buurtschappen,
achtereenvolgens Nummer Eén, Slijkplaat en Hoogeweg. Nummer Eén en Hoogeweg
stellen niet veel voor, maar in Slijkplaat staat een in onbruik geraakte
katholieke kerk met ernaast een kerkhof. De namen op de graven klinken erg
Vlaams (Geernaert, Steijaert, Vercruysse, Blaakman, Senesael ) en dat is niet
te verwonderen, want toen dit gebied aan de Westerschelde, vele jaren geleden,
droog gelegd werd waren het voornamelijk mensen uit ons - katholieke - Meetjesland
die de plaat kwamen bevolken.
De Hoofdplaat is duidelijk meer dan een buurtschap: een achthonderdtal inwoners en een café! Het café draagt de naam t Krikje en men drinkt daar voor een prikje staat er geannonceerd. Op t eerste gezicht lijkt het café gesloten en als we toch een poging doen om er binnen te gaan zijn we verwonderd dat het lukt. Rond een grote tafel zitten wel vijftien mannen van middelbare leeftijd allen Hoofdplaters, denk ik gezellig te praten. Achter de toog staat niemand om voor ons een pint te tappen. Er hangt wel een klokje met een klepel en daaraan een touwtje. En net als ik op het punt sta om aandacht te vragen door aan het touwtje te trekken, verschijnt er plots wél iemand: een blozende goedlachse bazin. We vragen waartoe het klokje dient. Dat wordt enkel gebruikt zegt ze door wie een tournée générale wenst te geven. Oef, daar zijn we dus mooi aan ontsnapt! We drinken ons bier en we knopen een gesprek aan met een koppel uit Amsterdam dat even na ons is binnengekomen. Onderwerp van het gesprek: de schoonheid en de rust van dit stukje Nederland, dat voor hen zo ver weg is en voor ons zo nabij. Wij Vlamingen moesten dit stukje Zeeland toch maar weer annexeren, zeggen we lachend. Ze protesteren niet en het dunkt me dat ze ons die gebiedsuitbreiding wel zouden gunnen. Tijdens het gesprek met de Amsterdammers zijn we overgeschakeld naar het Hollands: voor Thomas en mij een koud kunstje. Als we het café verlaten, niet zonder de Hoofdplaters nog eens hartelijk gegroet te hebben in het Vlaams, voelen wij ons echte polyglotten.
Eveneens in het Oostelijk gedeelte van Sluis, bezuiden Hoofdplaat ligt IJzendijke, met meer inwoners en meer stedelijke allure. Op het plein in het dorpscentrum of moet het stadscentrum zijn? zit aan een tafeltje, achter een groot schaakbord, prins Maurits van Oranje. Een dikke vierhonderd jaar geleden werd IJzendijke door de prins veroverd. Prins Maurits staat bekend als een groot strateeg, op het slagveld én achter het schaakbord. Hij nodigt mij uit. De partij eindigt op remise, een resultaat waarmee ik in vrede kan leven.
Het meest voor de hand liggende café op het dorpsplein is t Cachot. Ze hebben er op zijn minst honderd, misschien wel tweehonderd biersoorten. En elk bier wordt er geserveerd in zijn geëigend glas. Ik een Kasteelbier. Thomas een blonde Leffe: hij is dol op alles wat blond is. Van blond gesproken: achter de toog staat een knappe blondine, jonger maar minder communicatief dan de waardin uit t Krikje. Achteraan in t café, in een donker hoekje, verborgen achter een muurtje, staat een geraamte. Griezelig. We durven geen uitleg vragen aan de blonde dame over het geraamte en als we s avonds die uitleg gevonden hebben op t internet zijn we maar wát blij dat we t niet gedaan hebben
De tweede dag van ons Zeeuws weekend neemt Thomas voor zijn rekening. Hij neemt ons mee Mylène, Genoveva en ik naar Retranchement (Truzement in t Zeeuws), één van de kleinste dorpen van Sluis en gelegen helemaal aan de westkant, tegen de Belgische grens. Thomas zal met ons de wandelroute van de walletjes doen in Truzement. Eventjes komt bij mij de gedachte aan de Amsterdamse walletjes op, maar hier gaat het vanzelfsprekend om echte wallen die lang geleden werden opgetrokken om het dorp te beschermen tegen het wassende Noordzeewater. Thomas legt het haarfijn uit. Hij is een geboren gids. Het feit dat hij enkele jaren geleden gezakt is voor zijn gidsenexamen doet daar niets van af: t was op een haar na en de jury was afgeknapt op het feit dat hij op de vraag hoe Maria van Boergondië aan haar einde is gekomen het antwoord moest schuldig blijven Maar vandaag krijgt hij van mij grote onderscheiding voor de manier waarop hij deze vier-en-een-halve kilometer lange wandeling op de Truzementse wallen aanpakt. Een schitterende mélange van heerlijk rustig natuurschoon met bijwijlen een snuifje historiek. Hierna geven we de benen rust en gaan we onze dorst lessen en de inwendige mens versterken in De Parlevinker, één van de succesvolste etablissementen van Zeeuws-Vlaanderen. Uitbaatster is Ria. Haar café-restaurant is op toeristische dagen bijna steeds volzet. Zo ook nu. Op één tafeltje na, en daar maken we gretig gebruik van. Dat een parlevinker een soort leurder is, dat weten we, maar Ria geeft er een meer specifieke definitie van: een kleinhandelaar op t water. Wij onder elkaar Genoveva, Mylène, Thomas en ik durven het wel eens hebben over het café van de Dikke Lippe, als we de De Parlevinker bedoelen. Die Dikke Lippe is Ria en toch ze hééft niet eens dikke lippen! Ze zijn wel fel geaccentueerd met een lippenstift van het felste rood dat men zich kan indenken, en vooral: buiten de lijntjes gekleurd, op zijn minst één centimeter, boven en onder. We durven hierover geen uitleg vragen natuurlijk, al kunnen we ons daar wel een idee over vormen. Ze moet zich jaren geleden, in een baldadige bui, eens in t café vertoond hebben met te royaal beschilderde lippen. Sinds die dag moet de klandizie van de Parlevinker enorm toegenomen zijn en daar moet Ria haar conclusie uit getrokken hebben: nimmer is ze daarna nog in haar bistro verschenen zonder die barokke overdadig beschilderde rode lippen, haar handelsmerk, en t heeft haar geen windeieren gelegd. Klaarblijkelijk
Tegenover de parlevinker staat een schoolgebouw, nu niet meer in gebruik, vrij indrukwekkend en veel te groot voor een dorp van drie à vierhonderd inwoners. Langs een aanpalende rij huisjes drentelt een klein meisje van een jaar of zeven. Ik sla een praatje met het kind - een vrij riskante onderneming in dit post-Dutroux tijdperk. Ze heet Amy. Waar ze naar school gaat? Naar het naburige Cadzand. In het hoeveelste leerjaar ze zit? Die vraag begrijpt ze niet zo best. Ze zit in de onderbouw en ze legt mij uit dat de lagere school ingedeeld is in drie compartimenten: twee jaar onderbouw, twee jaar middenbouw en twee jaar bovenbouw. Toch niet helemaal meer zoals in de tijd van Theo Thijssen dus. Maar evengoed zes leerjaren zoals bij ons in Vlaanderen. Ik kan mij steeds minder van de indruk ontdoen dat wij dit verloren stukje Vlaanderen weer moeten annexeren
Vandaag is
het weer eens vrijdag de dertiende. De media hebben er de mond van vol. Alsof
dit een uiterst zeldzaam verschijnsel zou zijn. Dat de dertiende van de maand
op een vrijdag valt komt nochtans
éénmaal voor om de 213 dagen (om precies te zijn: éénmaal om de
213,495625 dagen). Vrijdag de dertiende is een dag waar velen bevreesd voor
zijn. Voor die vrees bestaat een naam: paraskevidekatriafobie. Als we de
kranten erop naslaan lijkt het wel een nieuwe naam te zijn voor een eeuwenoude
fobie. Dat klopt van geen kanten. Het woord is zo oud als de straat, misschien
nog ouder. Tien jaar geleden (op 28 april 2006 om precies te zijn) heb ik een
uitgebreide studie gepubliceerd op mijn blog (www.bloggen.be/kris)
over deze aandoening. U kan daarvoor terecht op www.bloggen.be/kris/archief.php?ID=114 (en naar beneden scrollen tot 28.4.2006). Mocht dat niet lukken, dan raad ik u aan
mijn boek te kopen (Eerste BLOGBOEK: schrijvelarij)
via www.shopmybook.com.
U vindt er het fenomeen in geuren en kleuren beschreven op pagina 45 onder de
titel Paraskevidekatriafobie.
De laatste
tijd word ik minder en minder vaak opgebeld. Vroeger is dat wel anders geweest.
Vaak verwenste ik de telefoon, die mij geen rust liet, maar nu ik bejaard ben,
gepensioneerd en inactief en van geen tel meer voor de maatschappij, rinkelt de
telefoon nog maar zelden. En áls het nog eens gebeurt verheug ik mij daar zelfs
over. Behalve gisteren, de elfde mei om 15 uur 33. Ik was een boomtak aan t afzagen in mijn tuin,
een karwei die mijn krachten ietwat te boven ging, toen die drommelse GSM zich
liet horen. De zware kettingzaag neergelegd, de werkhandschoenen uitgetrokken
en
- Hallo, met
Vansteenbrugge.
- Bent u de
heer Chrystiaen Vansteenbrugge?
Een
Hollander! Bekakt, arrogant en zijn keel te pletter schurend op die ch in mijn
voornaam, die er nu eenmaal hoort te staan op alle officiële documenten die op
mijn persoon betrekking hebben. Ook de y en de ae horen erbij, want zó
heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand het ingevuld op mijn geboorteakte,
toen ik mij nog niet kon verweren door te zeggen dat ik als Kris door het
leven wenste te gaan.
- Jawel, zei
ik.
- Bent u bij
Luminus voor wat betreft uw energielevering?
Ik moest even
nadenken. Luminus,
Eandis, Telenet, Internet, Farys, Belgacom, Electrabel, Proximus... ik haal het
allemaal een beetje door elkaar. Ik ben per slot van rekening vijfenzeventig
- U bedoelt de leverancier van gas en elektriciteit? Ja, dat
zal wel. Luminus. Ja, dat weet ik wel zeker.
- Precies (Hollanders
gebruiken dit woord erg vaak en ze kennen er vermoedelijk een andere betekenis
aan toe dan wij Vlamingen) Mag ik u een vraag stellen?
- Laat horen.
- Wat zou ú doen als u s avonds laat thuiskomt en er is
geen warm water?
Van zon vraag hoor je dan paf te staan. Géén warm water
als je s avonds laat thuiskomt! Kan men zich iets ergers indenken dan géén
warm water als je s avonds laat thuiskomt?
- Dan behelp ik mij met koud water, gesteld dat ik überhaupt
behoefte heb aan water
- Koud water, mijnheer Vansteenbrugge? Neemt u een bad met
koud water?
- Tja, ik wacht dan wel met dat bad tot s anderendaags.
Om eerlijk te zijn, ik neem uiterst zelden een bad en al
helemáál nooit een stortbad (douche voor de Nederlanders) omdat ik watervrees
heb. Maar dat zei ik niet: wat zouden de mensen wel niet van u denken, zegt
mijn vrouw.
- Maar u verlangt s avonds toch zeker wel naar een heerlijk
warm bad, vooraleer u naar bed gaat?
- U hebt gelijk, loog ik. Maar als de drang naar een heerlijk
warm bad dermate groot wordt, kan ik altijd nog bij mijn zoon terecht. Die
woont twee huizen verder, in dezelfde straat.
- Maar die heeft óók geen warm water. De gastoevoer in de
straat is afgesloten
- Ik geef het op, zei ik. Zeg mij wat het goede antwoord is.
- Wij zijn van Luminus en wij bieden een service aan tegen 7
euro in de maand, BTW niet inbegrepen. Als u voor die dienst intekent, komen
wij uw probleem onmiddellijk en gratis oplossen, op elk uur van de dag en de
nacht, ook in de weekends.
- Zeven euro per maand voor gegarandeerd warm water, dus?
- O, maar het gaat veel verder. Stel dat u s avonds
thuiskomt en u stelt vast dat er van uw huis één of meer dakpannen afgewaaid
zijn. Een vakman die u na 16 uur of in t weekend uit de nood helpt zult u
nergens vinden. En weet, mijnheer Vansteenbrugge, dat sommigen voor het
verwerken van de oproep en voor het opmaken van een dossier tot vierhonderd
euro durven vragen?
- Bij mij is er nog nooit een dakpan afgewaaid.
- Maar het kán gebeuren, nietwaar?
- En gesteld dat een omgewaaide boom op mijn dak is gevallen
en een enorme ravage heeft aangericht: herstelt u dat dan ook gratis?
- Zoiets valt toch maar zelden voor in Vlaanderen
- Ja, maar het kán gebeuren, nietwaar?
De man kuchte en zei:
- Denkt u dat u van deze dienst gebruik wilt maken?
- Eerst wil ik weten welke schade nu precies (daar hebt get) gedekt wordt. Stuur mij
dat maar eens op, via de post.
- U kan het vinden op de website van Luminus, mijnheer
Vansteenbrugge, onder comfortdiensten. Eens zo makkelijk.
- Oké, das goed.
- Dus mag ik noteren dat u van die dienst gebruik wilt maken?
Voor ú gaat het dan al in vanaf één juni. Vanaf één juni kunt u dan helemaal op
uw gemak zijn.
- Nééé, zei ik. Ik wil eerst die website raadplegen en daarna
bel ik u terug misschien, als het mij aanstaat.
- Dag mijnheer Vansteenbrugge.
Ik heb deze morgen Luminus opgebeld, in de overtuiging dat de
warmwaterprofeet een oplichter of een grappenmaker was. En in de vaste
overtuiging dat ze bij Luminus afstand zouden nemen van die kerel met zijn
agressieve verkooptechniek. Wat blijkt: die comfort-service bestaat écht!
De man was dus geen oplichter, doch een eerlijke verkoper: hij had mij
tenminste niet opgegeven als nieuwe gebruiker van de comfort-dienst van
Luminus. En als ik in de toekomst op een avond zal thuiskomen en er blijkt geen
warm water uit de kraan te komen, dan zal ik het maar op mijn eentje moeten
rooien
Vandaag is het precies 20 jaar en 34 dagen geleden dat het
eerste pictaiku-boek verscheen. De ouderwetse haiku was toen pas over zijn
hoogtepunt heen. De pictaiku kende een enorm succes: een schot in de roos, een
gat in de markt! De term die helemaal nieuw was werd binnen de kortste keren
opgenomen in de Dikke Van Dale en in de jaren die volgden rolden in tientallen
landen de pictaiku-boeken in groten getale van de pers en als zoete broodjes
gingen ze over de toonbank. Alhoewel het boek in feite bedoeld was voor de beau
monde (*de term is van mevr. P. Vanlichtervelde, syn. de upper class),
vanwege zijn prijs (26,64 euro voor amper 92 paginas en dat in crisistijd),
bleek er toch meer dan gewone interesse te bestaan bij de ondercategorie (*de
term is van Willy Naessens, syn. de gewone man, het klootjesvolk). Een ware
hype! De bedenker van de pictaiku had zoiets wellicht nooit durven dromen, bij
het schrijven van zijn voorwoord: Wat is
een pictaiku? Dat het iets te maken heeft met haiku had u allicht reeds
begrepen. In 2011 werd de plagiaiku gelanceerd. Ook dat had iets met haiku te
maken. En alhoewel het als grap bedoeld was kende de plagiaiku een zeker succes,
zij het in mindere mate dan de nouvelle cuisine die oorspronkelijk eveneens
als grap bedoeld was. Deze laatste kende een enorm succes bij zelfverklaarde
fijnproevers met een kleine honger en een grote beurs. Daar hoorde ook de
slogan bij het oog wil ook wat. Naar analogie met de nouvelle cuisine richt
de pictaiku zijn pijlen op de literaire fijnproever met een kleine leeshonger
en wiens oog ook eens wat wil. Bent u er zo één?
Op de omslag van dat eerste boek prijkte een uiltje, dat net
zoals het uiltje uit de Fabeltjeskrant één oog dichtknijpt. Het uiltje bestaat
nog steeds: het is op dit ogenblik in het bezit van een steenrijke
kunstverzamelaar in Cadzand (deelgemeente van het Zeeuwse Sluis). Het uiltje
werd net als het boek dermate populair dat het woord pictaiku-uil weldra
eveneens zijn intrede deed in de Dikke Van Dale. Op een foto van twintig jaar
geleden staat de auteur van het allereerste pictaikuboek met in zijn hand het
beroemde pictaiku-uiltje.
Ene Annemie
Verbeiren heeft, zo lees ik op pagina 3 van Het Laatste Nieuws van heden 19
april, een boze brief geschreven ter attentie van Kris Peeters. De minister zou
namelijk verklaard hebben, in een interview met genoemde krant, dat we in
België (of is het in Vlaanderen?) met zijn allen boven onze stand leven.
Schandalig van de minister om zoiets te beweren, zegt Annemie, die ondanks een
behoorlijke wedde van voltijdse leerkracht in armoede leeft, zegge de grootste
moeite van de wereld heeft om de eindjes aan elkaar te knopen. Het kabinet van
de minister een minister reageert via zijn kabinet heeft daarop, steeds volgens
de krant, het volgende verklaard: De opmerkingen van mevrouw Verbeiren zijn bijzonder
pertinent en de minister zou graag willen uitleggen dat hij helemaal niet
bedoeld heeft dat alle Belgen boven hun stand leven, wel de staat als geheel.
Het komt er dus op neer dat meneerke Peeters zich wat ongelukkig uitgedrukt
heeft, dat zijn woorden verkeerd geïnterpreteerd werden, dat hij zijn woorden
niet voldoende gewogen en gewikt heeft t Was de manier waarop het gezegd
werd die het hem gedaan heeft en de minister zal in t vervolg wel beter
opletten. Het kabinet gaat verder: Daardoor zullen er nog forse maatregelen
moeten genomen worden en worden er solidaire bijdragen verwacht van iedereen,
óók van de beter gegoeden. Oók van de beter gegoeden! Weet u, beste lezer, hoe
Annemie en ikzelf deze woorden aanvoelen, van een kabinet dat zijn woorden
ongetwijfeld wél goed weegt en wikt? Dat de slechter gegoeden natuurlijk (en
vanzelfsprekend en in eerste instantie) zullen bijdragen, maar dat nu ook zal
geprobeerd worden om de beter gegoeden een beetje te laten bijdragen. Terwijl
het de bedoeling van de minister zal geweest zijn om iedereen te laten
bijdragen, óók (maar misschien in mindere mate) de minder gegoeden. En als men
nu eens enkel diegenen liet bijdragen met een netto-inkomen van pakweg twee
duizend euro (of meer) in de maand: de minder gegoeden zouden ongetwijfeld de
dans ontspringen?
Annemie schat
het inkomen van Kris Peeters op zon tienduizend euro in de maand. Dat is veel,
al zal Kris dat ongetwijfeld anders zien. Zijn er immers niet véél mensen, véél
minder getalenteerd dan hij, die een nog véél groter inkomen hebben? En wat dan
nog? Kunt u mij, geachte lezer, één ernstige reden geven waarom het inkomen van
Kris Peeters groter moet zijn dan dat van Annemie Verbeiren? Omdat hij méér
uren werkt zou een reden kunnen zijn, maar ís dat zo? En als het al zó is:
hoeveel tijd blijft er dan nog over voor hem om van dat hoger inkomen te
genieten? Voor een gehuwd koppel volstaat een maandelijks inkomen van 1668,82
euro (zijnde 834,41 euro per persoon) om rond te komen, tenminste als er niet
boven de stand geleefd wordt. Die mening
ben ik toegedaan op basis van ervaringsdeskundigheid. Tweeduizend euro in de maand zou voor iedereen
moeten volstaan, vind ik. Ik weet het wel, ik ga de communistische toer op en
de geschiedenis heeft bewezen dat het communisme niet werkt. En hoe komt dat?
Mijns inziens een gevolg van s mensen egoïsme en omdat eenieder die de top
bereikt (ook de communist) corrupt wordt of anders door de corrupte subtop weggemaaid
wordt.
Laat de slotsom
van dit alles zijn dat Kris Peeters geen blaam treft met zijn uitspraak over de Belg die boven zijn stand leeft. Hij
heeft er willen op wijzen dat wij met zijn allen of bijna allen arme sukkelaars
aan t worden zijn en dat een arme sukkelaar al gauw boven zijn stand leeft.
Bij de geringste bokke(n)sprong.
Nog even
terzijde Er is nóg een minister die een laakbare uitspraak heeft gedaan:
Jambon! Hij wil een onderzoek instellen naar leden van de moslimgemeenschap die
feest gevierd zouden hebben naar aanleiding van de recente aanslagen in
Brussel. En hij is niet eens zeker of die feestelijkheden wel degelijk hebben
plaatsgevonden: de minister heeft het maar van horen zeggen. Ach, er zal wel
iets van waar zijn, denk ik, want waar rook is, is er doorgaans ook vuur. Maar
wat ik minister Jambon kwalijk neem is dat hij met de vinger wijst naar de
moslimgemeenschap. Had hij een speurtocht willen richten naar feestvierders
zonder meer, iedereen was hem bijgetreden.
En dan nog
meer terzijde. Ik verneem uit niet altijd zeer goed ingelichte bron dat de honderdduizenden
West-Vlamingen die een eeuwigdurende
straf uitzitten in het hellevuur omdat zij de naam van God oneerbiedig gebruikt
hebben tijdens hun leven (toen godverdomme zeggen nog een doodzonde was), een
herziening willen van de strafmaat. Hét argument dat zij naar voor brengen is:
zij hebben, weliswaar vaak talloze keren, hotverdomme gezegd, maar daarin
komt de naam van God niet voor. Zij hebben Walter Vansteenbrugge onder de arm
genomen, één van Vlaanderens meest gerenommeerde advocaten. Of er tussen Walter
en mij familieverwantschap bestaat? Zéér zeker, al zijn wij dan slechts héél,
héél, héél verre familie van elkaar. Familie in de achtendertigste graad.
Gelukkig gaat onze beider stamboom heel
ver terug in de geschiedenis, tot in het begin van de 14e eeuw.
Welnu, er is een gemeenschappelijke voorouder gevonden: ene Vincent
Vansteenbrugge die geleefd moet hebben rond het jaar 1400
Methylfenidaat?
t Zegt u waarschijnlijk niets, lieve lezer, maar t is een drug dat mijn leven
bepaald heeft. Zonder methylfenidaat was er geen sprake van geweest dat ik ooit
het diploma van doctor in de genees-, heel- en verloskunde zou behaald hebben.
Doctor in de verloskunde! Een titel die ik mocht dragen toen ik zelfs nog niet
één simpele vaginale bevalling had begeleid. Heden ten dage trekken
toekomstige artsen naar Zuid-Amerika om er stage te doen in de verloskunde
alwaar ze zelfstandig keizersnedes uitvoeren. En dan nóg krijgen ze allerminst
de titel van doctor in de verloskunde. Maar dit ter zijde
Hoe kon ik
het klaarspelen toen ik, nu welhaast 59 jaar geleden naar de universiteit trok,
om volop van het studentenleven te genieten en toch ieder jaar in de eerste
zittijd geslaagd te zijn? Dat volop genieten bracht mee dat heel wat lessen
gebrost werden en dat er tot eind april maar weinig werd gestudeerd. In de
maanden mei en juni moest alles in de frêle hersenen gepropt worden. En alle
examens werden in die tijd afgelegd op twee op elkaar volgende voormiddagen: in
mijn eerste jaar was dat op 17 en 18 juli. Voor een goed begrip wens ik te
vermelden dat er geen sprake was van partiële examens in de loop van het
jaar, en dat wie voor één of meerdere vakken niet geslaagd was, álles diende
over te doen in de tweede zittijd. Ik was één van de weinige armemensenkinderen
die de zware geneeskundestudies aangingen in 1957, met een studiebeursje en wat
centjes van vader. Een jaar óverdoen had ik mij niet kunnen permitteren. De
eerste mei, dag van de arbeid, was voor mij het sein om er keihard tegenaan te
gaan. Geslaagd in de eerste zittijd. En zo is het ook gegaan in de
daaropvolgende jaren: nooit een tweede zittijd moeten doen. Dat eerste jaar was
ik één van de 45 gelukkigen (op de 192). Hoe was ik daarin geslaagd, waar zo
vele niet minder begaafde medestudenten die het hele jaar goed hadden
gestudeerd en trouw de lessen hadden gevolgd, mislukt waren? Methylfenidaat!
En nu uw
interesse gewekt is, lieve aandachtige lezer, wil ik wel een boekje open doen
over het wondermedicijn methylfenidaat de gegevens haal ik uit mijn
Farmaceutisch Compendium. Een stimulerend
middel van het centraal zenuwstelsel, met meer uitgesproken effect op de
mentale dan op de motorische activiteiten. Men veronderstelt dat dit
stimulerend effect toe te schrijven is aan een activatie van de hersenschors en
misschien van de formatio reticularis van de hersenstam. Frequent optredende
bijwerkingen zijn (naast tal van andere, vaak ernstige doch minder frequente
bijwerkingen): hoofdpijn, duizeligheid, dyskinesie, buikpijn, misselijkheid, braken,
droge mond, hartkloppingen, hartritmestoornissen, veranderingen in bloeddruk en
hartfrequentie. Met methylfenidaat ging het leren bij mij als vanzelf en de
behoefte aan slaap werd tot een minimum herleid. Eén keer slechts ik zat toen
in t derde of t vierde jaar heeft zich in de examenperiode een serieus
ongemak voorgedaan. t Was rond twee of drie uur in de morgen. Ik zat al enige
dagen aan het methylfenidaat en had in die dagen nauwelijks een paar uurtjes
geslapen. Ik kreeg een aanval van duizeligheid, ik zag zwarte vlekken en
bliksemschichten en ik kreeg een gevoel van slaperigheid. Ik ging op mijn bed
liggen, maar het slapen lukte niet en het docht mij dat ik behoefte had aan wat
frisse buitenlucht. Mij niet bewust van het feit dat ik in pyjama liep, ging ik
een wandeling maken in de Aaigemstraat. Stelt u zich mijn angst voor toen naast
mij een politieauto met piepende remmen stopte, twee agenten mij vastgrepen en
in de auto duwden. Identiteitspapieren? Ik had ze niet bij, vanzelfsprekend. Ik
kon alles uitleggen, ze brachten mij naar mijn kot, controleerden mijn
identiteit en lieten mij verder met rust. Het voorval had bij mij een shock
teweeggebracht, waardoor in mijn hersenen alles blijkbaar op zijn plooi was
gekomen. Ik voelde mij weer fit en studeerde verder de hele nacht door:
anatomie, embryologie, bacteriologie of iets van die strekking. Alle kennis
vloeide weer vlotjes naar binnen, om er na t examen weer even vlot uit weg te
vloeien
Laten we nu
even terugkeren tot dat eerste jaar. Een student uit Zeeuws-Vlaanderen had
methylfenidaat meegebracht uit Nederland. Daar was het goedkoop en gemakkelijk
verkrijgbaar. Stel dat alle honderdtweeënnegentig het hadden genomen, dan
hadden ze allen laat het er nu maar honderdvijftig geweest zijn de vereiste
12 op 20 gehaald. Dat zou veel te veel geweest zijn, ze zouden hun normen
verhoogd hebben en dan was ik weer uit de boot gevallen. Géén diploma dus,
want onrechtmatig door doping verkregen. Ik neem mij voor dat ezelsvel te
vernietigen, de dag dat Maria Sharapova geschorst wordt. En ik zet vanaf heden
nooit nog dr vóór mijn naam en ik wil ook nooit meer doctor genoemd worden.
Ach, das
waar, ik heb de spanning er tot het einde willen inhouden en nu was ik het
bijna vergeten: methylfenidaat is niets anders dan Rilatine, hét medicijn voor
hyperkinetische en aandachtgestoorde kinderen, ADHDers dus. In Nederland heet
het Ritaline en dat was het wat ik toentertijd kreeg van mijn Nederlandse
kennis. Hij woonde in De Klinge en hij had een lief die Rita heette en van
Wachtebeke was. Dat een mens toch zulke futiliteiten onthoudt
En weer is er
één hemelwaarts. Eén van mijn vrienden en niet één van de minste: Willy
Debyser.
Zijn leven
begon in de Westhoek. Als een sprookje. Als zevenjarig knaapje de jongste uit
een boerengezin - liep Willy onbevreesd
met twee zware boerenpaarden langs de Ieperlee. t Was rond het einde van de
tweede wereldoorlog.
Maar het
jongetje was te slim voor de boerenstiel en toen hij de leeftijd bereikt had
waarop men heden ten dage als volwassen beschouwd wordt, toog hij naar Leuven
om er voor dokter te studeren. Hij ging er op kot bij een kleermaker in de
Naamsestraat. Hij werd er verliefd op Lieveke, s kleermakers dochter, en
vice versa. Een verhouding, een katholieke universiteit onwaardig. Willy stond
voor de keuze: Lieveke de rug toekeren of een ander kot zoeken. Hij koos voor
het laatste, deed schitterende studies en trok zeven jaar later met Lieveke
naar Sint-Kruis Brugge alwaar hij een bloeiende huisartsenpraktijk opbouwde en
ook nog tijd vond om vier kinderen te verwekken. De Sint-Kruisenaren waren in
de wolken met hun dokter, die evenwel naarmate de jaren vorderden minder vast
op zijn benen leek te staan en bij wijlen een waggelende gang vertoonde.
Jammer zeiden ze zon goede en bekwame dokter, jammer dat hij aan de drank
is. Maar de dokter wás niet aan de drank. Wel integendeel, Willy dronk nooit
alkohol. Hij had een ziekte onder de leden die hij al een hele tijd had voelen
aankomen en waar tot op heden geen kruid tegen gewassen is: multiple sclerose
(MS!)
Het werd
erger met de jaren, lopen werd strompelen en de florissante dokterspraktijk
moest opgegeven worden. Wat nu? Een zittend beroep drong zich op: klinisch
bioloog Daartoe diende Willy nog vier
jaar zware studies te doen aan de universiteit. Moeilijke opdracht. Maar zijn
helder verstand en zijn doorzettingsvermogen waren nog onaangetast. Hij was
zevenendertig toen hij na wéér vier jaar universiteit en een leven met vrouw en
kinderen in het Leuvens begijnhof, naar de streek van Kortrijk verhuisde alwaar
hij een aanstelling tot specialist in de klinische biologie had bekomen aan het
Onze-Lieve-Vrouw Hospitaal. En er was ondertussen een vijfde kindje bijgekomen.
Ook bij de familie Debyser was de appel blijkbaar niet ver van de boom
gevallen: alle vijf haalden ze een universitair diploma en hogere academische
graden, en een paar brachten het zelfs tot professor.
In t
hospitaal had Willy zijn bureau naast mijn consultatiekamer. Af en toe, als er
weinig patiënten waren, ging ik bij Willy een babbeltje slaan. Of hij bij mij. Nooit
vergeet ik die keer dat hij mij daardoor eens zwaar in verlegenheid heeft
gebracht. We praatten wat over koetjes en kalfjes en over de streek van Bachten
de Kupe en over de tijd van de bosgeuzen, van dewelke hij een verre afstammeling
was, toen een patiënt zich aanmeldde voor een ooronderzoek. Willy wilde
opstappen, maar doordat hij zo slecht te been was vroeg ik hem te blijven en
rustig als collega mijn consultatie bij te wonen: de patiënt had er allerminst
bezwaar tegen. Ik noteerde de naam van de patiënt, maar toen ik zijn voornaam
vroeg liep het mis Om reden van privacy vermeld ik hier die voornaam niet,
maar die was zó hilarisch dat ik wel enig begrip kan opbrengen voor Willys
reactie: hij schoot in een onbedaarlijke
slappe lach. Het duurde misschien maar een minuut, maar het leek wel een eeuw.
Ik wist niet waarheen te kijken en even had ik wel van de wereld willen zijn.
Ik heb de patiënt later ook nooit meer teruggezien. Of ik het Willy ooit
kwalijk genomen heb? Bijlange niet: daarvoor waren wij véél te goede vrienden en ondertussen waren ook onze respectievelijke
halve trouwboeken (persoonsgebonden materie, zou mijn zwager zeggen, die ook
van Bachten de Kupe is) met elkaar bevriend geworden.
Het werk als
klinisch bioloog viel hem hoe langer hoe zwaarder. Toch hield hij het uit tot
aan de pensioenleeftijd. Een moediger man dan Willy heb ik niet gekend. Hij is
bijna achtenzeventig geworden: geboren in de maand juli van t jaar 1938 en
overleden in maart l.l., telkens de dertiende van de maand. Mijn echtgenote en
ik hebben hem na zijn pensionering verscheidene malen bezocht, thuis en later
in de verzorgingsinstelling. Zijn kinderen bezorgden hem zestien kleinkinderen,
een weelde waarin hij een groot genoegen schepte, al kon hij zich hun namen nog
maar zelden herinneren. Hoe zwaar hij op t laatste ook aftakelde, nooit is een
klacht aan zijn mond ontsnapt. Het laatste wat hij tegen me zei was: Of ge t
gelooft of niet, ik ben nog steeds niet depressief. Hij was toen nagenoeg
helemaal verlamd en zijn stem was zwak. Maar er was blijkbaar nog te veel dat
hem aan het leven bond en het weze nog eens herhaald: een moediger man dan
Willy Debyser heeft er nooit bestaan. Geen één!
Had ik het
niet gevreesd! Mijn vast voornemen, bij de aanvang van het nieuwe jaar, om
definitief te stoppen met al die schrijvelarij, zeverarij, kortom met al die
literaire onzin, ligt aan diggelen. Welgeteld achtenzestig dagen heb ik het
volgehouden. Achtenzestig dagen in totale onthouding geleefd. Weerstaan aan
alle verleidingen die op mijn pad zijn gekomen: van de niet te stuiten stroom
van sexuele misbruiken tot de evenmin te stuiten stroom van mensen op de vlucht
voor de honger en het oorlogsgeweld. Misschien is het wel beter zó. Uiteindelijk
zou ik wel weer een te grote oorzakelijke rol toebedeeld hebben aan de
angstwekkende toename van de wereldbevolking. Malthusianist als ik ben
Maar aan de
meldonium-affaire van Maria Sharapova, daar kan ik écht niet aan voorbij. Dat
de wondermooie Aphrodite van de tenniscourts engelen kunnen niet mooier zijn
haar salaris van enkele tientallen miljoenen euros drastisch dreigt te zien
verminderen, tot daar nog aan toe. Maar het idee dat we deze sierlijke nimf
misschien nooit meer zullen zien zweven op het TV-scherm, verlamt mijn lijf en
leden en ontneemt mij de eetlust. Een levenslange schorsing hangt Maria immers
boven het hoofd wegens doping, zijnde het gebruik van meldonium. Meldonium?
Nooit van gehoord. Niet te verwonderen: in Europa is het medicijn onbekend. En
het is alleszins niet terug te vinden in het Gecommentarieerd
geneesmiddelenrepertorium, zijnde het groene boekje dat bestemd is voor de
artsen en apothekers van ons land. Uit krantenartikels en uit wat ik kan
vernemen via t internet meen ik te mogen concluderen dat het een medicijn is
dat de doorbloeding in de organen en in t bijzonder het hart en de hersenen?
verbetert en zodoende prestatiebevorderend zou zijn, voornamelijk bij
sportlui. En dat het schadelijk zou zijn voor de gezondheid of misschien wel
integendeel? -, daarover bestaat blijkbaar geen eensgezindheid. Tot vóór een
paar maanden was er met meldonium overigens geen vuiltje aan de lucht en de
laatste tien jaar zouden atleten uit het oostblok er gebruik van gemaakt hebben
dat het een lieve lust is. Maar schadelijk of niet, en in de veronderstelling
dat het de sportprestatie positief beïnvloedt, het gebruik ervan in de sport is
oneerlijk in zoverre de een er wél en de andere er géén gebruik kan van maken.
Men heeft meldonium dan maar op de dopinglijst van verboden dopingproducten
geplaatst en die lijst werd in t begin van t jaar doorgestuurd naar alle
sporters, inclusief Maria Sharapova. Maria heeft eerlijk bekend dat ze in fout
is en wel omdat ze verwaarloosd heeft de lijst door te nemen en zodoende niet
op de hoogte was. Dat stelt haar natuurlijk niet straffeloos, net zomin als iemand
die tegen 120 per uur voorbij een schoolpoort raast, daarbij het bord max.30
negerend. Dat hij eerlijk bekent te snel gereden te hebben en dat het komt
doordat hij niet op de hoogte was omdat hij het verkeersbord niet opgemerkt
heeft, zal hem daarbij nauwelijks helpen denk ik. Laten we ons dus maar
stilaan op het ergste voorbereiden: dat we het voortaan zullen moeten stellen
zonder Maria Sharapova, de knapste sportvrouw aller tijden.
En tenslotte:
wie zonder schuld is werpe de eerste steen. Ik zal er alvast geen werpen. Maar
over mijn persoonlijke dopingperikelen zal ik het nog wel eens hebben, later.
Want ik vrees dat het hek nu echt weer van de dam is en dat u van nu af weer
kunt genieten (1) van mijn pennevruchten.
(1) Het woord
is van Hendrik, mijn geliefde zwager.
Enkele dagen geleden was ik op bezoek bij een oude vriend in het Noorden des lands. Geloof het of niet: deze man had in zijn living zomaar eventjes vier schilderijen hangen van één van onze grootste schilders -zoniet de allergrootste - van de laatste honderd jaar. Ik bespreek de vier meesterwerken één voor één op www.bloggen.be/zerar . Neem daar maar eens een kijkje.
Tien jaar
bloggen, t is zo voorbijgevlogen. Driehonderdeenennegentig verhaaltjes. De
verhaaltjes van de eerste drie blogjaren (2006, 2007 en 2008) werden gebonden
en als boek uitgegeven onder de naam 1e blogboek: SCHRIJVELARIJ
(135 verhaaltjes, 425 paginas). De verhaaltjes van de volgende drie blogjaren
werden eveneens als boek uitgegeven onder de naam 2e blogboek:
ZEVERARIJ (120 verhaaltjes, 350 paginas). De verhaaltjes van de laatste vier
jaar zullen, bij leven en welzijn, weldra uitgegeven worden als 3e
blogboek: ZWANZERIJ (134 verhaaltjes, ongeveer 435 paginas). Op de kaft van
het eerste boek prijkt een foto van mijn Tony, die al driekwart eeuw mijn
lievelingspop is. Op de kaft van het tweede blogboek een foto van Blanche en
Brownie, sedert zes jaar mijn lievelingsschaapjes. De kaft van het derde boek
wordt vermoedelijk gesierd door het beeld van Apollo, dé rode draad doorheen de
geschiedenis van 2015. In één van mijn laatste verhalen (2 november 2015) heb
ik vol vreugde aangekondigd dat mijn Apollobeeld dat rond de vorige
jaarwisseling was ontvreemd, weer terecht was en dat daarmee de hele zaak als
afgedaan kon beschouwd worden. Wie de daders waren kon mij nu niet meer
schelen. Gisteren vond ik in mijn bus evenwel een vierde brief van de anonieme
briefschrijver die tekent met Het Ghentsche gevolg, waarvan ik hier een
uittreksel laat volgen:
in het artikel op Uw blog, waar U euforieus finale vermeldt,
bemerken we zekere ondoordachte zinsnedes die niet van Uw gewoonte zijn. Bij deze
kunnen we de zaak verre van afgehandeld beschouwen. Een speciale onderhandelaar
is inmiddels naar U op weg en neemt binnen de kortste keren contact op met U
U denkt ik
verneem wel hoe dat afloopt, maar zeker is dat niet, beste lezer, want ik had
mij al voorgenomen om er mee op te houden. Tien jaar bloggen, meer dan
twaalfhonderd paginas zouden moeten volstaan om een ei kwijt te geraken, maar
men weet natuurlijk nooit: soms kruipt het bloed waar het niet gaan kan Ik had
dit (voorlopig?) laatste verhaal als titel willen meegeven: Alle cartoonisten
zijn sinistromanen. Waarom ik die titel in gedachte had? Omdat ik het wát
grappig zou vinden om al mijn trouwe lezers het woord sinistromaan te laten
opzoeken en ook omdat ik het leuke onzin vind, passend om een verhalenbundel
mee af te sluiten van een boek waarvan de titel luidt: Zwanzerij. En waarom
ik het uiteindelijk toch niet doe? Ziehier. Lees ik daar niet in Het Laatste
Nieuws van heden dat een speler van s lands
beste voetbalploeg zich heeft laten ontvallen dat alle boeren
homos zijn?(*) En wat is zijn straf? Schorsing voor onbepaalde duur, een
taakstraf, aparte training en psychologische begeleiding. Omdat hij met zijn
uitspraak zowel de boeren als de homos zwaar beledigd heeft. Stel dat ze mij
een gevangenisstraf of een zware geldboete of, erger nog, psychologische
begeleiding opleggen om de cartoonisten en de sinistromanen beledigd te hebben!
Ik durf er niet aan denken. Vandaar
(*)De voetbalploeg waarvan sprake is AA Gent en de
zwanzer heet Raman, 21 jaar oud. Vermoedelijk heeft hij in zijn kinderjaren nog
gedanst op het refrein van al wie da nie springt is homofiel en misschien
heeft hij wel gedacht evenveel succes te behalen met die even dwaze zinloze
slogan over die boeren. Een stupide ingeving van het moment, uitgesproken in
een moment van verdwazing, in de euforie van de overwinning, zoals tooghangers
zich vaak laten ontvallen, al gaat het daar heus niet altijd over boeren. Dat
minderheidsgroepen zoals homofielen en sinistromanen dan wel eens het
slachtoffer zijn valt te begrijpen doch allerminst goed te keuren. Mensen met
een voorbeeldfunctie zoals Raman horen in geen geval uitspraken over de
menselijke geaardheid te doen in t openbaar. Wie durft overigens beweren dat
de homofielen over afzienbare tijd niet in de meerderheid zullen zijn? En dan
maar schreeuwen van al wie da nie springt is heterofiel of alle boeren zijn
heterofiel. Een mooie boel!...
Talrijke
onderwerpen heb ik behandeld in de loop van de laatste vier jaar. De kunstroof
van de Rechtvaardige rechters en die van de Apollo van de Broekstraat hebben de
meeste aandacht gekregen. Nieuw licht werd geworpen op beide zaken, maar de
vraag naar de identiteit van de daders is onbeantwoord gebleven. Talrijke
wiskundige problemen werden onder de aandacht van mijn lieve lezers gebracht.
Helaas, brandende problemen zoals het verdelen van een taart in zeven gelijke
stukken, de trisectie van een hoek en de kwadratuur van de cirkel zijn niet tot
een oplossing gekomen. Zolang de mens er niet zal in slagen de precieze lengte
van een cirkelboog over te brengen op een rechte, zal hij met die problemen
blijven worstelen. Onoplosbaar! Neem dat maar van mij aan. Ook de literatuur
werd niet verwaarloosd. De aandachtige trouwe lezer zal allicht gemerkt hebben
dat mijn voorkeur stilaan begint uit te gaan naar de poëzie en wel, om precies
te zijn, naar de Vlaamse neoromantiek. Ja, daar ben ik nu stilaan aan toe, nu
ik het steeds moeilijker krijg om mijn gedachten te ordenen. Zeker en wis, t
is niet allemaal maneschijn en rozengeur geweest: er was ook kwel en kommer En
treurnis. Dat mijn goede vrienden Jaak Vanlichtervelde en Raymond Creus er op
een dag niet meer zouden zijn, kon ik mij nauwelijks voorstellen. En toch, het
leven gaat verder. Voor hoelang nog?
En wat staat
er u en mij, nog te wachten op dit ondermaanse? De aarde warmt op. Er worden
maatregelen getroffen om die opwarming tot twee graden Celcius te beperken.
Maar die twee graden zullen volstaan om een groot deel van de bestaande
aardoppervlakte onder water te zetten. Daarom, beste lezer en nakomelingen:
blijft weg van de kust en ga liever een flink stuk landinwaarts wonen.
Of er dan
niets grappigs is gebeurd die laatste jaren? Toch wel, en dan nog wel zeer
recentelijk. De lezer verontschuldige mij als het ook hier in de eerste plaats
draait rond moord en geweld. De verhalen van Lucky Luke handelen toch ook over
moord en geweld en óf men ze grappig vindt!... Maar zoals zo vaak overtreft de
realiteit de fictie in dit écht gebeurd verhaal:
Een man, van wie men wist dat hij tientallen mensenlevens op zijn
geweten had, had zich verschanst in een gebouw in de stad, en dat was de
politie niet onbekend. Ze hadden het gebouw kunnen binnenvallen, maar t was
avond en omdat de wet een huiszoeking bij nacht verbiedt, hielden ze zich
stil tot de ochtend. Hetgeen slim was van de politie want door s nachts het
gebouw binnen te dringen hadden zij het risico gelopen dat de gezochte persoon
vrijuit zou gaan, t is te zeggen nooit meer zou kunnen veroordeeld worden voor
alle gepleegde feiten. Vanwege procedurefout. Bij het krieken van de dag
stopte een verhuiswagen vóór het gebouw. Een kast werd naar buiten gedragen. De
politie diende te wachten tot negen uur. Toen drongen zij het pand binnen. De
vogel was gaan vliegen!...
Ach, waar
maken wij ons druk om? Zolang de show zich maar afspeelt ver van ons bed
Dat de
doorsnee-man om de zeven seconden aan seks denkt en om de vier seconden aan
voetbal, kan er bij mij niet in. Zeker wat voetbal betreft. Ikzelf denk hooguit
een paar keer per dag aan voetbal en dan is het meestal nog enkel om mij eraan
te ergeren dat zowat één derde van mijn krant iedere dag aan voetbal gewijd is.
Met seks zit dat wel enigszins anders. Maar om de zeven seconden!... En hoelang
wordt dan telkens aan seks gedacht? Drie seconden? Dat zou dan betekenen dat de
gedachten van een normale man zon vijfduizend keer per dag afdwalen in de
richting van seks. In mijn geval is dat op zijn minst honderd keer minder. Ben
ik niet normaal, niet gemiddeld, niet doorsnee? t Is mogelijk dat het met mijn
leeftijd te maken heeft, dat het verminderd is met de jaren, maar toch,
vijfduizend keer per dag heb ik nooit gehaald. Ja, vroeger welde de gedachte
aan seks nogal eens spontaan op. Nu gebeurt dat nog zelden zonder de
aanwezigheid van een externe uitlokkende factor. Al hoeft het nu niet direct Tanja
Dexters te zijn die in Evas kostuum mijn slaapkamer komt binnengewandeld. Enkele dagen geleden
was het de sensuele stem van ene Brenda die een en ander bij mij opriep. Aan de
telefoon Ze belde mij op met de vraag of Test Aankoop mij bekend was. Ja zeker,
ik ben er zelfs nog op geabonneerd geweest, lang geleden weliswaar. Of ik iets
voelde voor een hernieuwde kennismaking: voor de prijs van amper twee euro voor
twee maanden Test Aankoop. Ik zei dat ik voor twee maanden Test Aankoop wel twee euro overhad, maar dat
de kans klein was dat ik daarna een abonnement zou nemen. Ze zei dat het in
feite niet om een abonnement ging maar om een lidmaatschap dat recht geeft op
regelmatige toezending van een paar tijdschriften, adviezen, rechtsbijstand en
nog meer. Een proefperiode van twee maanden verplichtte overigens tot niets. Ik
hoefde enkel nú het nummer van mijn bankrekening te geven en de twee euro
zouden dan wel van mijn rekening afgeschreven worden. Via domiciliëring.
Poepgemakkelijk toch?... Ik sputterde een beetje tegen: was het niet Test
Aankoop die mensen afraadt hun rekeningnummer door te geven aan wildvreemden?
Brenda bezwoer mij met haar lieve doodeerlijke stem dat ze geen bedriegster was
en ik voelde mij een beetje beschaamd. Weet je wat, zei ik, geef mij jóuw
rekeningnummer en ik stort daarop vandaag nog de twee euro voor het
kennismakingspakket. Zo werkt het helaas niet, zei ze. Ik heb dan maar
voorgesteld een cursiefje over haar te schrijven, op mijn blog. En ik heb haar
mijn blog-adres gegeven. Het staat haar vrij hierop te reageren. Misschien kunnen
we dan toch nog zaken doen. Als ze mij haar e-mailadres en haar
bankrekeningnummer geeft
En waarom die
seks-gedachte nu zo sterk naar boven kwam? Ik heb in mijn leven ooit één Brenda
gekend. Ze was Engelse. Met haar achternaam heette ze Boyle. Ze woonde in
Hastings en ze werkte bij de politie (zie foto). Ik ontmoette haar één keer in t jaar,
telkens op de laatste zaterdag van augustus, ter gelegenheid van de stratenloop
Dwars door Grijsloke. Twintig jaar lang. Nooit een vrouw gekend die zo warm,
zo hartelijk was als Brenda Boyle. De vurigheid waarmee ze mij bij dat
jaarlijks weerzien telkens omhelsde!... het bleef dagen lang nazinderen. Ze was
een doorbijter, ze liep ieder jaar de langste afstand, de twintig kilometer.
Vorig jaar was ze er nog. Dit jaar niet meer. Rond de jaarwisseling overleden.
Aan een kwaadaardige ziekte
Mensen die
niet geïnteresseerd zijn in muziek en voetbal zijn serieus gestoord en hebben
dringend psychiatrische therapie nodig. Dat is tenminste wat Ben Crabbé,
quizmaster en drummer, ervan denkt. Tot mijn scha en schande moet ik bekennen
dat ik tot dat soort mensen behoor. En wat de zaak ongetwijfeld nog erger maakt:
ik vind van mijzelf dat ik geestelijk volkomen normaal ben. Geen greintje
ziekteinzicht dus. Alhoewel Niets is zwart-wit. Een vrolijk meezingertje kan
ik wel eens smaken: eentje uit de oude doos, een folksong of een studentenlied.
En ik heb niets tégen voetbal. Ik ben zelfs geabonneerd op een krant die zijn
abonnees dagelijks vele paginas voetbal in de maag splitst. Mijn vriend Firmin
heeft daar veel minder last van: hij is geabonneerd op een kwaliteitskrant die
niet meer dan een gewone portie voetbal brengt, maar daarentegen bol staat van
de opiniestukken. En opiniestukken, das ook niet helemaal mijn ding, vanwege
te vermoeiend. En ik durf wedden dat zijn krant niet eens vermeld heeft dat
Depoitre de Gentse voetbalploeg zal verlaten. In mijn krant van gisteren
dinsdag 8 december stond het geblokletterd op pagina 23: DEPOITRE wil niet
bijtekenen bij Gent. De reden: ze willen hem in Gent niet méér betalen dan
achthonderdduizend euro in t jaar. En elders kan Depoitre ongetwijfeld véél
meer verdienen, in t buitenland allicht. En aangezien Firmin al evenmin als
ikzelf een voetbalfan is, zou u, beste lezer, kunnen denken: t zal Firmin
worst wezen dat Depoitre vertrekt naar Barcelona, München of Milaan. En dáár
ben ik nu nog niet zo zeker van, want wat u niet weet
Firmin is lid
van de bejaardenvereniging van ons dorp en daar doen ze één keer in de week een
uurtje gymnastiek met een drink achteraf. Kwestie van fit te blijven. En wat
wil het geval? Sedert enkele weken hebben ze daar een nieuwe turnlerares:
niemand minder dan dé vriendin van Depoitre. Ze heet Shana en ik hoef zeker
niet te vertellen dat ze jong is en bloedmooi. Ten bewijze de tientallen fotos
die van haar te vinden zijn op t internet. En of ze ook lief is en attent?
Oordeel zelf Een paar weken geleden is Firmin naar de kapper geweest en dat is
aan Shana niet onopgemerkt voorbijgegaan en ze heeft er hem een complimentje
over gemaakt. Hij loopt nu al de hele tijd op een wolkje. Men zou het voor
minder Ik zal hem alvast niet vertellen dat zijn nieuwe turnlerares hoogstwaarschijnlijk
weldra naar t buitenland zal vertrekken. Ik wil niet de bode van het slechte
nieuws zijn en ik ben blij dat zijn krant dat soort nieuws niet brengt. Firmin
heeft mij zopas, terwijl ik deze regels schrijf, een bezoek gebracht: hij
straalt.
Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.