(Een verhaal van Staf Depierpont).
Niemand die
Staf Depierpont beter kent dan ikzelf. Geen haar op mijn hoofd dat er zou aan
gedacht hebben het nu volgend verhaal, dat hij mij enkele weken geleden
toevertrouwde, wereldkundig te maken, zo hij mij daar niet uitdrukkelijk had om
verzocht. Aan het woord Staf Depierpont:
Ik was vijfenveertig en vrijgezel toen ik Angel leerde kennen op een maandelijkse
bijeenkomst van psychologen, in Z, de stad waar ik woonde. Zij was acht jaar
jonger en ze woonde in een kleinere stad op nog geen twintig kilometer van Z.
Angel fascineerde mij, alles aan haar bekoorde mij: haar slanke lichaamsvormen,
haar innemendheid, de klank van haar stem, haar engelengezicht, de manier
waarop ze zich bewoog, haar handen, ja zelfs de subtiele walletjes onder haar
ogen. Je zou het verliefdheid op t eerste gezicht kunnen noemen, maar het
was méér, het was een obsessie. Tijdens de dagen die volgden kon ik Angel geen
vijf minuten uit mijn gedachten bannen en ik verlangde nog slechts naar één
ding: haar terugzien op de eerstvolgende vergadering.
Ze was er weer. We kusten elkaar op de wang van wie het initiatief
kwam weet ik niet alsof we reeds lang goede vrienden waren. Er was een
voordracht over aandachtsstoornissen. Daarna gingen we samen aan een tafeltje
zitten praten. Ze was getrouwd. Dat wist ik al van onze eerste ontmoeting, maar
nu vertelde ze mij ook met wie. Haar man heette Cuyck, Evano Cuyck. Hij was achtenveertig
en zij was zijn tweede echtgenote. Ik schrok toen ze die naam uitsprak en ze
moet het gezien hebben. Ik had een Evano Cuyck gekend. We waren samen op
kostschool geweest in P. De naam Cuyck is zeldzaam en ik ben later nooit meer
iemand tegengekomen die met zijn voornaam Evano heet. Daarenboven was hij twee
jaar ouder dan ik en bijgevolg kon het niet anders of de Evano die ik gekend
had en Angels echtgenoot waren één en dezelfde.
- Het lijkt wel of je schrikt bij t horen van zijn naam? zei ze.
- Ik heb iemand met exact dezelfde naam gekend, in de kostschool in P.
- Dat klopt. Hij is daar op kostschool geweest.
- Hij was twee jaar ouder.
- Heb je geen goede herinneringen aan hem?
- We waren allesbehalve goede vrienden. Hij pestte mij.
- Vertel mij over die tijd. Evano spreekt daar eigenlijk nooit over.
- Ik doe het liever niet. Het maakt mij triestig en
kwaad.
- Vanwege Evano?
- Ja, vanwege Evano. Tegenover jou wens ik geen kwaad over hem te
zeggen.
- We staan op scheiden, zei ze. In feite zijn we nu al gescheiden, van
tafel en bed. Letterlijk. We praten nog nauwelijks tegen elkaar.
- Hebben jullie kinderen?
- Géén. Ook zijn eerste huwelijk was kinderloos. t Moet aan hem gelegen
hebben
Vertel mij nu maar over zijn pesterijen. Pestte hij alleen jou of
pestte hij ook nog anderen?
- Hij had het vooral op mij gemunt. Jaloezie, denk ik. Ik was altijd de
eerste van de klas, Evano was een zeer matige student. Ik herinner mij dat ik
tijdens het middagmaal per ongeluk soep morste op zijn jas. Hij nam de hete pot
soep en goot die leeg op mijn hoofd. Opschudding in de refter. Alle
surveillanten waren bang van Evano en alleen ík kreeg straf, omdat ik was
begonnen. En Evano sloeg mij daar nog een bloedneus bovenop omdat ik hem
verklikt had. En zo zijn er tientallen voorvallen geweest
- Jij hebt hem ongetwijfeld gehaat?
- Ik haat hem nog steeds. Drie van mijn mooiste jeugdjaren heeft hij
vergald.
Ze keek mij aan met een staalharde blik:
- Ik haat hem evenzeer, zei ze, terwijl ze in mijn arm kneep. Ga hem
opzoeken, komende week, dan ben ik er niet. Het adres is: Kerkstraat 36 in M.
En neem een fles Amontillado mee, zijn lievelingsdrank.
Ze gaf mij haar visitekaartje: Evano en Angel CUYCK-MARLEVEDE met adres
en telefoonnummer.
- Ik voel daar, eerlijk gezegd, niet veel voor.
- Doe het tóch, zei ze. Doe het voor mij. Je hoeft niet bang te zijn.
Hij is erg verzwakt. Hij lijdt aan de ziekte van Thorwaldsen-Graufield, een
spierziekte die vooral de onderste ledematen aantast. Al meer dan twee jaar zit
hij in een rolstoel. Maar de ziekte lijkt de laatste tijd te stagneren en de professor
die hem behandelt denkt dat hij nog gemakkelijk tien tot twintig jaar te leven
heeft.
- Toch zie ik er héél erg tegen op. Ik wil je niets beloven. Waar ben
jij komende week?
- In Berlijn. Ik vertrek overmorgen. Er is een congres over opvoedingsmoeilijkheden
bij jonge kinderen.
Ze aarzelde even, legde haar hand op mijn hand en zei, zonder mij aan te
kijken:
- Ik wou dat je met mij meekon.
Ik zag het als een liefdesverklaring. Nooit hebben woorden mij meer
opgewonden
Drie dagen later belde ik Evano op. Ik zei dat ik onlangs kennis had
gemaakt met Angel en dat zij erop aangedrongen had dat ik hem tijdens haar
afwezigheid een bezoek zou brengen. Hij bleek niet op de hoogte te zijn. Angel
had niets gezegd en hij meende zich mij slechts heel vaag te herinneren.
Hetgeen niet wegnam dat ik hartelijk welkom was, eender welke dag. Ik stelde
vrijdag voor, de dag vóór de terugkeer van Angel.
Dezelfde dag kocht ik een fles Amontillado in het beste wijnhuis dat Z
rijk is
De ontvangst op vrijdag in M, Kerkstraat 36, was hartelijk. Evano
opende de deur, gezeten in zijn rolstoel. Ik zou hem niet meer herkend hebben
na al die jaren: die satanische glimlach was van zijn gezicht verdwenen. Hij
bewoog zich heel gezwind doorheen het huis. Een vrij luxueus huis met
ouderwetse meubels. Ik kreeg een gemakkelijke zetel aangeboden en of ik wat
wenste te drinken? Een Blonde Leffe, als je dat in huis hebt, zei ik, dat praat
makkelijker. Ik werd op mijn wenken bediend en ik haalde mijn fles Amontillado
uit mijn aktetas:
- Angel vertelde mij dat het uw lievelingsdrank is.
- Angel is een schat van een vrouw, zei hij, terwijl hij aanstalten
maakte om de fles te ontkurken. Ze kent mij door en door.
- Merkwaardig toch hoe smaken verschillen, zei ik. Ik lust bijvoorbeeld
helemáál geen sherry.
- Inderdaad, hoogst uitzonderlijk. Was jij vroeger ook al geen
buitenbeentje?
- Misschien in die zin dat ik toen nog geen alcohol dronk en niet
rookte.
- Hoe is je naam ook weer?
- Depierpont.
- Neem me niet kwalijk, maar die naam meen ik mij niet te herinneren. En
hoe is je voornaam?
- Staf. Toen was het Gustaaf, maar dat vond jij geen geschikte naam voor
mij. Jij noemde mij Adriaan. Op het sinterklaasfeestje in de kostschool zong
jij het liedje van Adriaan met zijn kleuterspaan, over een naïef onnozel
knaapje, en je keek daarbij voortdurend in mijn richting. Iedereen lachte mij
uit, ook de studiemeesters. Had ik toen een wapen gehad, ik had ze allemaal
neergeknald. Sindsdien noemde iedereen mij Adriaan en ik was voorgoed de risee
van de school.
- Ja, Adriaan! Daarvan is mij nog wel iets bijgebleven. Was jij niet
ieder jaar de eerste van de klas?
- Jazeker, ook dat jaar waarin ik de hele Paasvakantie straf heb moeten
schrijven door jouw schuld.
- Ook dáár weet ik niets meer van. Maar laten we eerst wat drinken.
Hij schonk zichzelf een glas Amontillado in en tikte ermee tegen mijn
glas Blonde Leffe.
- En vertel nu maar hoe ik er toen in geslaagd ben uw Paasvakantie te
verknallen. En
mag ik hopen dat je het mij vergeven hebt, na al die jaren?
- Vergeven wel, maar
zoiets vergeten kan een mens niet.
Of hij zich nog iets herinnerde van de chocoladeverkoop? Ja, dat wist
hij nog. Hij bracht de repen mee en verdeelde ze onder een twaalftal internen
ik was er één van. We dienden de repen te verkopen aan de externen à vijf
frank per stuk. Elke verkochte reep bracht drie frank op. Dat geld moest dienen
om eens flink te fuiven op t einde van t jaar. Ondanks de woekerwinst ging de
chocolade vlot van de hand. Tot de directie van de school onraad rook en Evano
aan de tand voelde. Evano was zich van geen kwaad bewust maar stelde een
huiszoeking voor op mijn kamer. Men vond er inderdaad repen chocolade en er
werd mij een onmenselijke straf opgelegd: de Oratio pro Milone, een boek van
ettelijke paginas, in de conjunctief schrijven. Ik kreeg van de schooldirecteur
een donderspeech van een uur, nul op twintig op mijn rapport voor gedrag en de
verzekering dat ik het enkel aan mijn uitstekende schoolresultaten te danken
had dat de toegang tot de school mij niet definitief ontzegd werd.
- Heb ik dat werkelijk allemaal op mijn geweten? vroeg Evano. En
voel je nu geen rancune meer?
- Niet in het minst.
Hij had zich misschien even op zijn ongemak gevoeld, maar hij leek nu
weer gerustgesteld. Hij dronk zijn glas helemaal leeg en schonk zichzelf een
tweede maal in. Ik nam nog een flinke slok van mijn Blonde Leffe en vertelde
toen verder:
- Dat jaar was ik ondanks alles toch weer de eerste van de klas. Ik had
de hele Paasvakantie gestudeerd voor mijn eindexamen, van de morgen tot de
avond. s Nachts had ik mijn strafwerk gemaakt. Dat het stráfwerk was waar ik
s nachts mee bezig was heb ik vader niet verteld. Dat ik misschien de enige
was die niet achter de chocoladeverkoop stond en dat ik het enkel gedaan had onder
dwang van ene Evano Cuyck zou hij nooit geloofd hebben. Toen ik na de
Paasvakantie mijn strafwerk ging afgeven aan de directeur bleek dat het uitgelekt
was dat ik niet de enige schuldige was. Niet één van die anderen kreeg straf,
niet één kreeg op zijn rapport een punt minder voor gedrag en mijn strafwerk waar
ik zovele nachten op gezwoegd had werd achteloos in de papiermand geworpen.
Geen excuses van de directeur: ik mocht hem nog steeds dankbaar zijn dat hij
mij toen niet van school gestuurd had. En nogmaals: had ik op dat moment over
een wapen beschikt
Ik had mijn best gedaan om geen emotie te tonen. Was het mij niet
helemaal gelukt? Evano bleek er nog niet gerust in:
- Weet je t heel zeker dat je nu geen wrok meer koestert?
Ik lachte zijn ongerustheid weg terwijl hij zijn derde glas Amontillado
inschonk:
- Natuurlijk niet. Ik zou wel een zeer haatdragend mens moeten zijn. Na
ál die jaren. Hoe lang is het nu geleden? Dertig jaar!...
Mijn woorden stelden Evano klaarblijkelijk wat meer op zijn gemak. Er verscheen
een glimlach op zijn gezicht. Ik herkende in die glimlach dat sadistisch trekje
van weleer. Een vermoeide glimlach. Vanwege de Amontillado. Of hij zich nog
herinnerde dat wij twee jaar lang aan dezelfde tafel gezeten hebben in de
eetzaal? Neen, daarvan herinnerde hij zich niets meer. Hoogtijd om zijn geheugen
ook op dat punt even op te frissen
- We zaten aan grote tafels, een
twaalftal, acht man per tafel. De oudsten en de stoutmoedigsten zoals jij! zaten
vooraan, aan de kant waar het eten werd opgediend. De onmondigen zoals ik!
zaten achteraan. Het eten werd op de tafels gezet en de leerlingen moesten het
zelf verdelen. Ge ziet van hier hoe er verdeeld werd! De stukken vlees waren van
ongelijke grootte. Altijd viel het kleinste stukje mij ten deel. Het gebeurde
dat ze mij zelfs dat klein stukje niet gunden. Eén keer ben ik zo vermetel
geweest daarover mijn beklag te doen bij de studiemeesters. Het haalde niets
uit. Integendeel. Het resultaat was dat ik daarna dagen lang vrijwel niets meer
te eten kreeg. Mijn straf omdat ik geklikt had. Daar heb jíj toen voor gezorgd
s Avonds was er vaak smeerkaas voor op de boterham. Zo goed als niemand
vond dat lekker. Ik evenmin. Toch was ik blij als er 's avonds smeerkaas was,
want dan kreeg ik meestal de portie van de anderen ter compensatie van het
biefstuk dat ze mij 's middags hadden afgepakt en zo kon ik dan mijn hongerige
maag nog enigszins vullen. Soms werd ik overladen met smeerkaas: de risee van
de school. Ook de studiemeesters leken het allemaal wel grappig te vinden. Tot
er besloten werd tot een "smeerkaas-boycot". Er werd overeengekomen
dat iedereen zijn kaasje na het avondmaal zou meenemen naar buiten en het
tijdens het daaropvolgend recreatie-halfuurtje tegen één van de schoolmuren zou
plakken. Lafaards zoals ik, van wie vaststond dat ze dat tóch niet durfden,
mochten hun kaas ook aan een ander geven, die dan de klus voor hen zou klaren.
Op een afgesproken teken werden de smeerkazen tegen de muren gekwakt, onder
luid gejoel van al de kostschoolgangers. Ik joelde mee. Was ik te laf om zelf
tot actie over te gaan, ik zou tenminste blijk geven van enige sympathie met de
oproermakers. Het huilen stond mij nochtans veel nader dan het lachen. Daar
bengelde mijn kaas tegen de muren van het internaat. Ik had er hem zó
willen aflikken. Mijn maag deed pijn van
de honger. Maar ik lachte, ik durfde niet anders. Jij maakte één van de
studiemeesters er op attent dat ik stond te lachen. De studiemeester pakte me
bij de kraag en bracht me bij de econoom van het internaat. Waarom ik? Omdat ik
zowat de enige was van wie de studiemeesters niets te vrezen hadden. En toch.
Wie zegt dat ik hem geen mes tussen de ribben had geduwd als ik daar op dat
ogenblik over beschikt had? Een moegetergd dier maakt soms rare sprongen
Ik was "op heterdaad
betrapt". Ik zwoer met zóveel klem dat ik niets gedaan had, dat mij
uiteindelijk alleen maar het openlijk sympathiseren met de actie ten laste werd
gelegd. En
dat was al even subversief als de rest. Ik was de enige die moest
boeten voor de smeerkaas-affaire: voor straf één week-end in de kostschool
binnenblijven! Mijn ouders werden op de hoogte gebracht van mijn wangedrag.
Vader slikte alles wat de kostschoolautoriteiten hem meedeelden. Hij vond het
opperbest dat ze mij hardhandig aanpakten. Op zíjn medewerking mochten ze
rekenen en
ze konden gerust zijn, híj zou er nog wel een straf bovenop doen.
Meer dan ooit raakte vader ervan overtuigd dat ik op die kostschool op mijn
plaats zat en dat ze mijn misdadige neigingen daar wel in de kiem zouden
smoren. Als ik toen over een revolver had beschikt en het hele zootje, mijn vader
inbegrepen, had neergeknald, dan had niemand daar enig begrip voor kunnen
opbrengen. Alleen de Almachtige God had immers weet van de verzachtende
omstandigheden. Voor hetzelfde geld had ik de grootste massamoordenaar uit de
geschiedenis kunnen zijn. Ik was veertien jaar.
Evano had dit verhaal gewillig aanhoord. Enkele keren had hij het hoofd
geschud en daarbij gemompeld dat hij zich niets meer kon herinneren. Hij tilde
zijn rechter arm op. Ik zag dat hij daar moeite mee had. Hij wilde de fles
Amontillado grijpen en zijn glas ten vierde male vullen. Ik toonde mij
bereidwillig en schonk in voor hem. Zijn hand beefde toen hij het glas aan de
lippen bracht. Nog vóór hij een slokje kon nemen begon hij te trillen over zijn
hele lichaam, zijn arm viel slap, het glas viel aan scherven en de kostbare
drank maakte een enorme vlek op het tapijt. Evano zakte een beetje onderuit in
zijn rolstoel.
- Is er wat, Evano?
- Ik heb plots geen kracht meer. Ik kan mijn armen niet meer bewegen. t
Is alsof ik verlamd ben over mijn hele lichaam. Van binnen sta ik in brand. Het
doet overal pijn. Mijn hoofd barst.
- Als je het mij vraagt: het is de Amontillado
- Onzin
ik ben
veel grotere
hoeveelheden
Amontillado
gewend
De woorden kwamen er nu plots hortend en stotend uit. Vanwege de pijn of
doordat zijn spraakvermogen was aangetast?
Ik probeerde te glimlachen, maar ik weet zeker dat het lachje dat ik
produceerde er een was dat in hoge mate het sadistisch lachje van Evano moet
benaderd hebben, zoals ik mij dat herinnerde uit de kostschooltijd.
- Maar deze fles Amontillado, is er één uit de duizend
. Een euphemisme,
mijn beste, want zo is er geen tweede. Geen mens die aan deze Amontillado kan
wennen, geen mens ook die er verslaafd aan kan geraken, geen mens die het zal
kunnen navertellen als hij het eenmaal gedronken heeft.
Evano zat nu helemaal doorgezakt en bewegingloos in zijn rolstoel. Zijn
ogen puilden uit, waren bloeddoorlopen. Afgrijzen en pijn stonden op zijn
gezicht te lezen. Medelijden was het laatste wat ik voor deze man voelde:
- Weet je nog, Evano, hoe knap ik was in scheikunde? Tijdens mijn
doctoraatsjaren ben ik een tijdje assistent geweest bij professor Decoewachter,
op de afdeling farmacodynamica. In mijn vrije tijd en met de kennis die ik daar
heb opgedaan ben ik er in geslaagd een product samen te stellen dat naar mijn
bescheiden mening tot de dodelijkste giften mag gerekend worden:
trichloortrifenyltetrachloorpentaan, een kleurloze, reukloze en ook smaakloze
vloeistof, kortweg T3P. Het gif heeft een buitengewoon sterke affiniteit voor
het zenuwstelsel. Een half uur tot een uur na het innemen manifesteren zich de
eerste tekenen: zenuwpijnen over het hele lichaam, dewelke steeds erger worden
en gepaard gaan met verlamming van alle dwarsgestreepte spieren. Het laatst
worden de ademhalingsspieren aangetast. Dat leidt tot een langzame
verstikkingsdood.
Hij schuimbekte van de pijn:
- Breng mij
naar het ziekenhuis
red mijn leven
eens heb ik
ook joúw
leven gered
je was bijna verdronken
dat weet je toch nog?... ik kan véél voor je
doen
ik smeek je
Het gaf mij een oppermachtig gevoel: Evano die in doodsangst tot mij
smeekte! Evano die zich plots een en ander uit die kostschooltijd scheen te
herinneren.
- Merkwaardig dat je dát nu wél onthouden hebt, Evano! Ik weet het maar
al te goed. Je had mij zélf in het water geduwd, aan de kant waar het zwembad
het diepst is. Je wist dat ik niet zwemmen kon. Toen ik met mijn hoofd weer
boven water kwam heb je mij weer kopje onder geduwd. Pas toen ik niet meer bovenkwam
heb jij schrik gekregen en heb je mij er uitgehaald. Ik was toen al bewusteloos.
Ik ben er bovenop gekomen. En jij bent lustig doorgegaan met je pestgedrag. Ik was
meer dan ooit de risee, de idioot die bij elke ondervraging tien op tien haalt
voor wiskunde, maar in het diepe springt zonder te kunnen zwemmen. Jou kan ik
helaas niet redden, ook al zou ik het willen.
Evano zat helemaal ineengekrompen met gebalde vuisten. Zijn pijn moet ondraaglijk
geweest zijn. Hij wilde nog iets zeggen, maar het lukte niet meer. Tot mijn
verbazing voelde ik nog steeds geen zweem van medelijden met de ellendeling. Ik
nam de fles Amontillado - ze was nog méér dan halfvol - en goot ze uit in de
afwasbak. Evano was niet meer in staat armen of benen te bewegen. Zijn
ademhalingsspieren waren ook al verzwakt, want hij begon naar adem te snakken.
Maar ik denk dat hij nog helder van geest was en dat de pijn nog onverminderd
doorzinderde.
- Ik laat je nu alleen, Evano, zei ik. Over een uur ben je dood. Het
wordt nog een harde doodstrijd. Al de pijn die ik drie jaar lang heb moeten
verduren, moet jij nu doorstaan. Dat heet gerechtigheid. Zoals jij tot op
heden niet gestraft bent voor wat je mij hebt aangedaan, zo zal ook ik
ongestraft blijven. Niemand zal het voor je opnemen en al zeker je vrouw niet.
En, à propos, zoals jezelf al zei, Angel is een schat. Ze zal zich maar al te
zeer over je dood verheugen. Je overlijden zal niet verdacht zijn, er zal geen
lijkschouwing zijn. Voor iemand met jouw aandoening ligt een hartstilstand,
vooral na een hele fles Amontillado, in de lijn der verwachtingen.
s Anderendaags belde Angel mij op. Bij haar thuiskomst had ze haar
echtgenoot dood aangetroffen, met naast hem de lege fles Amontillado. Ze vroeg
mij haar te helpen bij het regelen van de begrafenis. Zes maanden later zijn we
getrouwd. We hebben zielsveel van elkaar gehouden. Twintig jaar en zeventien
dagen heeft ons geluk geduurd. Op een onbewaakte overweg, ergens op het
platteland is ze met haar auto gegrepen door een trein. Zelfmoord, werd gefluisterd,
maar dat weiger ik te geloven
Epiloog. Op 4
juni was het exact dertig jaar geleden dat Evano Cuyck zijn gerechtvaardigde
straf heeft ondergaan. Men zou het moord met voorbedachten rade kunnen
noemen. Noem het gerechtigheid. Of wraak. Wat hetzelfde is natuurlijk. Of
straf? Op Staf Depierpont alvast niet meer van toepassing, want
verjaard,
sedert 4 juni. Nu hij dat onbevreesd wereldkundig kan maken, is zijn wraak
noem het gerechtigheid compleet. Nu zal hij in vrede kunnen leven. Laten we
dat tenminste hopen
|