Thomas en ik
hadden ons voorgenomen een bezoek te brengen aan het gezelligste café van elk
van de zestien deelgemeenten van de Zeeuwse fusiegemeente Sluis. Maar zoals het
er nu uitziet zullen we een tandje moeten bijsteken. We hadden er tot vóór het
voorbije weekend slechts drie op de teller. Ons laatste bruincafébezoek
dateerde al van oktober 2013: café Bon Ami in Schoondijke. Sinds de dag dat Thomas
zich wat meer in hogere kringen beweegt, heeft hij het, denk ik, niet meer zo
erg begrepen op volkse cafés. Maar, goeie ziel zoals hij uiteindelijk toch is,
heeft hij mij dit weekend vergezeld naar Hoogplaat en IJzendijke, twee dorpen
in het Noordoosten van Sluis, op zoek naar twee nieuwe trofeeën. Met mijn excuses
voor IJzendijke, dat vanwege oude verworven rechten stad mag genoemd worden,
en wier inwoners dientengevolge waarschijnlijk niet de naam willen hebben in
een dorp te wonen. Overigens zijn er van de zestien deelgemeenten van Sluis
nóg vier die zich stad mogen noemen, nl. Oostburg, Aardenburg, Sluis (stricto
sensu) en Sint-Anna-ter-Muiden. Deze laatste stad moge dan amper een
vijftigtal inwoners rijk zijn
De andere elf deelgemeenten zijn dus gewoon
dorpen. Het zijn, in alfabetische volgorde: Breskens, Cadzand, Eede, Groede,
Hoofdplaat, Nieuwvliet, Retranchement, Schoondijke, Sint-Kruis, Waterlandkerkje
en Zuidzande. In vroegere tijden zijn het alle zelfstandige gemeenten geweest,
met een burgemeester, en zo
Men heeft hier ook buurtschappen, een stuk of
negentig. Dat zijn wijken, waarvan sommige maar twee boerenhoven groot zijn,
maar soms ook even groot zijn als een volwaardig dorp. Iedere buurtschap
behoort in feite tot één van de hogergenoemde zestien dorpen of steden. Het
hele zooitje wordt bestuurd door de burgemeester en wethouders (wat wij
schepenen noemen) van fusiegemeente Sluis, die zetelen
in Oostburg. Indien ik tenminste
goed ben ingelicht.
We starten
met onze kroegentocht vanuit Nieuwvliet, door iedere rechtgeaarde Zeeuw gekend
onder de naam Sinte-Pier. Dan via Groede (De Groe in het Zeeuws) en Breskens
(Bresjes) naar Hoofdplaat. Eerst moeten we door drie buurtschappen,
achtereenvolgens Nummer Eén, Slijkplaat en Hoogeweg. Nummer Eén en Hoogeweg
stellen niet veel voor, maar in Slijkplaat staat een in onbruik geraakte
katholieke kerk met ernaast een kerkhof. De namen op de graven klinken erg
Vlaams (Geernaert, Steijaert, Vercruysse, Blaakman, Senesael
) en dat is niet
te verwonderen, want toen dit gebied aan de Westerschelde, vele jaren geleden,
droog gelegd werd waren het voornamelijk mensen uit ons - katholieke - Meetjesland
die de plaat kwamen bevolken.
De Hoofdplaat is duidelijk meer dan een buurtschap: een achthonderdtal inwoners en
een café! Het café draagt de naam t Krikje en men drinkt daar voor een prikje staat er geannonceerd. Op t eerste gezicht lijkt het café gesloten en als we toch een poging doen om er binnen te gaan zijn we verwonderd dat het lukt. Rond een grote tafel zitten wel vijftien mannen van middelbare leeftijd allen Hoofdplaters, denk ik gezellig te praten. Achter de toog staat niemand om voor ons een pint te tappen. Er hangt wel een klokje met een klepel en daaraan een touwtje. En net als ik op het punt sta om aandacht te vragen door aan het touwtje te trekken, verschijnt er plots wél iemand: een blozende goedlachse bazin. We vragen waartoe het klokje dient. Dat wordt enkel gebruikt zegt ze door wie een tournée générale wenst te geven. Oef, daar zijn we dus mooi aan ontsnapt! We drinken ons bier en we knopen een gesprek aan met een koppel uit Amsterdam dat even na ons is binnengekomen. Onderwerp van het gesprek: de schoonheid en de rust van dit stukje Nederland, dat voor hen zo ver weg is en voor ons zo nabij. Wij Vlamingen moesten dit stukje Zeeland toch maar weer annexeren, zeggen we lachend. Ze protesteren niet en het dunkt me dat ze ons die gebiedsuitbreiding wel zouden gunnen. Tijdens het gesprek met de Amsterdammers zijn we overgeschakeld naar het Hollands: voor Thomas en mij een koud kunstje. Als we het café verlaten, niet zonder de Hoofdplaters nog eens hartelijk gegroet te hebben in het Vlaams, voelen wij ons echte polyglotten.
Eveneens in het Oostelijk gedeelte van Sluis, bezuiden Hoofdplaat ligt IJzendijke, met meer inwoners en meer stedelijke allure. Op het plein in het dorpscentrum of moet het stadscentrum zijn? zit aan een tafeltje, achter een groot schaakbord, prins Maurits van Oranje. Een dikke vierhonderd jaar geleden werd IJzendijke door de prins veroverd. Prins Maurits staat bekend als een groot strateeg, op het slagveld én achter het schaakbord. Hij nodigt mij uit. De partij eindigt op remise, een resultaat waarmee ik in vrede kan leven.

Het meest voor de hand liggende café op het dorpsplein is t Cachot. Ze hebben er op zijn minst honderd, misschien wel tweehonderd biersoorten. En elk bier wordt er geserveerd in zijn geëigend glas. Ik een Kasteelbier. Thomas een blonde Leffe: hij is dol op alles wat blond is. Van blond gesproken: achter de toog staat een knappe blondine, jonger maar minder communicatief dan de waardin uit t Krikje. Achteraan in t café, in een donker hoekje, verborgen achter een muurtje, staat een geraamte. Griezelig. We durven geen uitleg vragen aan de blonde dame over het geraamte en als we s avonds die uitleg gevonden hebben op t internet zijn we maar wát blij dat we t niet gedaan hebben
De tweede dag van ons Zeeuws weekend neemt Thomas voor zijn rekening. Hij neemt ons mee Mylène, Genoveva en ik naar Retranchement (Truzement in t Zeeuws), één van de kleinste dorpen van Sluis en gelegen helemaal aan de westkant, tegen de Belgische grens. Thomas zal met ons de wandelroute van de walletjes doen in Truzement. Eventjes komt bij mij de gedachte aan de Amsterdamse walletjes op, maar hier gaat het vanzelfsprekend om echte wallen die lang geleden werden opgetrokken om het dorp te beschermen tegen het wassende Noordzeewater. Thomas legt het haarfijn uit. Hij is een geboren gids. Het feit dat hij enkele jaren geleden gezakt is voor zijn gidsenexamen doet daar niets van af: t was op een haar na en de jury was afgeknapt op het feit dat hij op de vraag hoe Maria van Boergondië aan haar einde is gekomen het antwoord moest schuldig blijven
Maar vandaag krijgt hij van mij grote onderscheiding voor de manier waarop hij deze vier-en-een-halve kilometer lange wandeling op de Truzementse wallen aanpakt. Een schitterende mélange van heerlijk rustig natuurschoon met bijwijlen een snuifje historiek. Hierna geven we de benen rust en gaan we onze dorst lessen en de inwendige mens versterken in De Parlevinker, één van de succesvolste etablissementen van Zeeuws-Vlaanderen. Uitbaatster is Ria. Haar café-restaurant is op toeristische dagen bijna steeds volzet. Zo ook nu. Op één tafeltje na, en daar maken we gretig gebruik van. Dat een parlevinker een soort leurder is, dat weten we, maar Ria geeft er een meer specifieke definitie van: een kleinhandelaar op t water. Wij onder elkaar Genoveva, Mylène, Thomas en ik durven het wel eens hebben over het café van de Dikke Lippe, als we de De Parlevinker bedoelen. Die Dikke Lippe is Ria en toch
ze hééft niet eens dikke lippen! Ze zijn wel fel geaccentueerd met een lippenstift van het felste rood dat men zich kan indenken, en vooral: buiten de lijntjes gekleurd, op zijn minst één centimeter, boven en onder. We durven hierover geen uitleg vragen natuurlijk, al kunnen we ons daar wel een idee over vormen. Ze moet zich jaren geleden, in een baldadige bui, eens in t café vertoond hebben met te royaal beschilderde lippen. Sinds die dag moet de klandizie van de Parlevinker enorm toegenomen zijn en daar moet Ria haar conclusie uit getrokken hebben: nimmer is ze daarna nog in haar bistro verschenen zonder die barokke overdadig beschilderde rode lippen, haar handelsmerk, en t heeft haar geen windeieren gelegd. Klaarblijkelijk
Tegenover de parlevinker staat een schoolgebouw, nu niet meer in gebruik, vrij indrukwekkend en veel te groot voor een dorp van drie à vierhonderd inwoners. Langs een aanpalende rij huisjes drentelt een klein meisje van een jaar of zeven. Ik sla een praatje met het kind - een vrij riskante onderneming in dit post-Dutroux tijdperk. Ze heet Amy. Waar ze naar school gaat? Naar het naburige Cadzand. In het hoeveelste leerjaar ze zit? Die vraag begrijpt ze niet zo best. Ze zit in de onderbouw en ze legt mij uit dat de lagere school ingedeeld is in drie compartimenten: twee jaar onderbouw, twee jaar middenbouw en twee jaar bovenbouw. Toch niet helemaal meer zoals in de tijd van Theo Thijssen dus. Maar evengoed zes leerjaren zoals bij ons in Vlaanderen. Ik kan mij steeds minder van de indruk ontdoen dat wij dit verloren stukje Vlaanderen weer moeten annexeren
|