Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.
FLAUW EN PUBERAAL, MAAR GOED BEDOELD: dit soort verhaaltjes vindt u bij de vleet ('n 200-tal) op www.bloggen.be/kris .......... PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
01-05-2012
ât Meeste is weer kwel en kommer.
t Is de laatste tijd weer al kwel en kommer in de media. Bijna niets dan slecht nieuws. Hier en daar slechts een lichtpuntje. Laat ik het lichtpuntje voor t laatst houden. De donkere bladzijde open ik meteen: over de seksuele aberraties in onze maatschappij, de sexuele intimidatie van de vrouwen, de ongewenste intimiteiten en dat soort zaken.
Mag ik om te beginnen iets duidelijk stellen? Dat afwijkend seksueel gedoe is niet typisch voor onze tijd. Het bestond vroeger ook. Het kwam alleen niet of nauwelijks aan bod in de media. Kindermisbruik was overigens geen voorrecht van de katholieke scholen: in mijn memoires (O jerum jerum jerum, 2006, pag.33) heb ik zon geval van verregaande seksuele intimiteit van een leraar met een van zijn leerlingen beschreven, en dat speelde zich af in een niet-katholieke school
De gevolgen van dat onbehoorlijk seksueel gedrag kunnen soms heel ernstig zijn voor de slachtoffers en een enkele keer ook voor de daders. Maar deze laatsten verdienen natuurlijk niet beter, hoor ik u al zeggen, beste lezer. Neem nu Pol V. die door het uitlekken van zijn ongewenst seksueel gedrag in t verleden nu een burgemeesterssjerp aan zijn neus ziet voorbijgaan. Een peulschil natuurlijk als men het vergelijkt met die talloze vrouwenlevens die hij verwoest heeft. Het geval van Pol V. doet mij denken aan het geval van één van mijn vrienden, die gynecoloog was, nu gepensioneerd. Hij had de onhebbelijke gewoonte sommigen van zijn patiënten een lichte vriendschappelijke tik tegen het achterwerk te geven bij het afscheid, nadat hij ze, nota bene, tijdens de raadpleging van binnen en van buiten had bepoteld. Soms was die vriendschappelijke tik zelfs een vriendschappelijke kneep, hetgeen hem de bijnaam de billenknijper bezorgde. Iedereen die de dokter een beetje kende wist dat en niemand die er over viel. Volledigheidshalve moet ik er aan toevoegen dat hij zon supervriendelijk afscheid voorbehield voor dames van middelbare leeftijd en rijpere dames, zeg maar voor diegenen die allerminst aanspraak hadden kunnen maken op de titel van miss België. Hij had geen andere bedoeling dan die minderbedeelden een hart onder de riem te steken, alsof hij wilde beduiden: ondanks je ziekte, ondanks het onappetijtelijk onderzoek van daarnet vind ik jou best nog aantrekkelijk. Bij een jonge schoonheid ze konden mij enkel maar bekoren als ze aangekleed waren, zei hij zou hij dat billenknijpend afscheid nooit toegepast hebben. Daarvoor was hij veel te ernstig. Ik ben er vast van overtuigd dat hij nooit bewust enige verkeerde handeling heeft verricht. Maar dat hijzelf vaak sexueel misbruikt werd, dáár ben ik evenzeer van overtuigd: meerdere malen kwamen vrouwen met een smoesjes mans advies en tegelijk een grondig gynecologisch onderzoek aanvragen. En nadat hij zon dertig jaar billenknijpend door het leven was gestapt werd zijn ziekenhuiscarrière bruusk onderbroken. Een drietal slachtoffers haddensamen een klacht ingediend, gesteund door een advocaat die niet tot de geringste kon gerekend worden. De ziekenhuisdirecteur kon niets anders dan de dokter ontslaan, met pijn in t hart weliswaar want dokter V. was een uitstekend verloskundige en chirurg.Uiteindelijk heeft hij een privé-praktijk gehouden, gedurende vijf jaar, tot aan de pensioengerechtigde leeftijd. Het zijn vijf rustige jaren geweest, zonder de stress die het ziekenhuisleven met zich meebrengt. Dat ontslag? Eén van de beste dingen die mij overkomen zijn, placht hij te zeggen. Het werd overigens nooit aan het klokzeel gehangen en maar weinig mensen hebben geweten dat hij niet vrijwillig in het ziekenhuis is opgestapt.
Nog zon geval, waarvan de media dezer dagen bol staan is dat van Jos G. Een man van radio en teevee, tevens auteur van vooral korte verhalen. Hij wordt aangeklaagd door een dame waarmee hij jaren heeft samengewerkt en zelfs een tijdje mee heeft samengewoond. Nu, een jaar of veertig na de feiten, klaagt ze hem aan voor ongewenste seks en voor het feit dat hij haar om de haverklap bont en blauw zou geslagen hebben. Dat laatste kan ik nauwelijks geloven. U moet namelijk weten dat Jos G. een mager schriel mannetje is. Je zou hem, bij wijze van spreken, zó kunnen wegblazen. Een beetje uit de kluiten gewassen vrouwmoet zich tegen zo iemand heus wel kunnen verdedigen. Maar laten we de stok in twee doen. Slagen? Akkoord. Maar bont en blauw? Laten we het enkel maar op bont houden. Of op blauw. En om de haverklap? Laten we zeggen: af en toe eens, als t pás gaf
Maar ik had ook nog goed nieuws achter de hand. Een, weliswaar zeldzaam, lichtpuntje. De kroonprins van het Groot-Hertogdom gaat trouwen met een Belgische. Ze is van zwaar adellijken bloede natuurlijk, en ze woont in Anvaing. De blauwbloederigeaanstaande bruid woont weliswaar in Wallonië, maar dan toch in een dorpje dat vlak bij de Vlaamse grens ligt, een grensgemeente van Ronse, en waar zeer veel Vlamingen wonen. En ze heeft een universitair diploma: ze is germaniste! En ze kent vier talen: Frans, Engels, Duits en Russisch.
Van al mijn dierbare afgestorvenen zijn tante Jenna en tante Irma mij het dierbaarst, mijn ouders niet te na gesproken. Tante Jenna is de linkse op de foto. Ze woonde in Anzegem, in t begin van de Wortegemse steenweg, op een paar honderd meter van de kerk. Ze had er een kruidenierswinkeltje en daar is nu de pralinenwinkel van Leonidas gevestigd. Tante Irma woonde in een klein huisje achter de kerk. Dat huisje heeft samen met nog een paar andere huisjes plaats moeten maken voor een flatgebouw Ofschoon de beide tantes elk een eigen woning hadden, verbleven ze de laatste jaren van hun leven vrijwel steeds in elkaars nabijheid, de ene dag in het huis van tante Jenna, de andere dag in het huis van tante Irma. Achteraan het huis aan de Wortegemse steenweg was een koertje en daar stond een bijgebouw, dat ze het washuis noemden. Achter de raampjes van het washuis stonden vier postuurtjes in porselein. Op de foto zijn ze goed te zien tussen de twee poserende tantes. In t midden: twee vrijwelidentieke beeldjes, voorstellende een peuter die fier en geduldig de wacht houdt naast iets wat een huisje zou kunnen zijn, of een staande klok of misschien wel een duiventil voor één duif. Maar méér was ik geïntrigeerd door de koppeltjes aan de zijkant: links vraagt het knaapje aan het meisje of ze zijn liefje wil worden, rechts keert hij zich boos van het meisje af omdat zij iets verkeerds gezegd heeft en nu probeert zij op haar beurt weer in zijn gunst te komen. Dat is het verhaal dat de tantes aan de beeldjes koppelden en ik was erdoor gefascineerd. In huis, goed verstopt in een kast bewaarde tante Irma nog een ander beeldje. Het was van kostbaarder porselein dan de beeldjes van tante Jenna en er was nog een veel wonderbaarlijker verhaal aan verbonden. Af en toe, bij uitzonderlijke gelegenheden en als ik heel braaf was geweest, ging de deur van de kast open enmocht ik dat beeldje aanschouwen en naar het bijbehorende verhaal luisteren. Tientallen keren heb ik het verhaal gehoord en nooit heeft het mij verveeld. Het beeld stelt eenklein jongetje voor en een meisje met een pop. Bij het jongetje ontbreekt de rechter hand. Wil je mij? vraagt het jongetje maar ik moet je bekennen dat ik maar één handje heb. Geeft niets zegt het meisje want ook ik ben niet zon goede partij: ik heb reeds een kind!
De vier beeldjes van tante Jenna zijn verdwenen. Het kostbare beeldje van tante Irma eveneens. Ten minste, dat dacht ik. Enkele dagen geleden is het opgedoken op mijn zolder, in een kartonnen doos tussen allerlei rommel. Jaren zijn Sander en Katlijn deerlijk verwaarloosd geweest. Maar nu ze op mijn blog staan kan de hele wereld ervan genieten (klik hier: www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=1802493). Van de vergeetput naar de eeuwige roem!...
DE LANGESTRAAT(foto genomen rond 1960, vóór het café "De twee Vlaanders" t.g.v. de jaarlijkse kermis)
Extreem lang is ze niet, de Langestraat, maar toch lang genoeg om een behoorlijk traject te hebben in zowel het Westvlaamse Anzegem als het Oostvlaamse Elsegem. Dé straat uit mijn kinderjaren. De straat is nu bijna volgebouwd en er wonen mensen die hun buren niet eens kennen. Toen kende iedereen iedereen. Ikzelf woonde in de Broekstraat, een uitloper van de Elsegemse Langestraat. Ha, er waren wel degelijk verschillen tussen de Anzegemseen de Elsegemse Langestraat. Het Anzegems klinkt een beetje anders dan het Elsegems en cafés waren er alleen aan de Elsegemse kant. Zes stuks: De twee Vlaanders, Den Anker, De nieuwe Vlasbloem, De Zwemkom, De Jazzband en Café Roger. Genoeg om telkenjare, rond eind juni, een flinke wijkkermis te houden. Ach, die jaarlijkse kermis in de Langestraat! Het begon op zaterdag in de namiddag. Er hingen een stuk of vier luidsprekers, waaruit muziek klonk tot héél laat in de avond. Van die muziek van toen kon ik als kleine jongen heerlijk genieten in mijn zacht bedje: ik liet mijn slaapkamervenster wagenwijd openstaan om alleen op de prairie en de jodelende fluiter beter te laten binnendringen. De zondag was er weer muziek van in de morgen en iedereen keek uit naar het grote evenement van de dag: de wielerkoers. t Was een koers voor nieuwelingen, jongens van een jaar of achttien: voor mij waren het stuk voor stuk helden. De grotere kerels waren gebrand op het groot bal dat na de koers gehouden werd in het kleine danszaaltje dat bij het café De nieuwe Vlasbloem hoorde. Van alle cafés was De nieuwe Vlasbloem mij t meest vertrouwd omdat die uitgebaat werd door Achiel Callens (Makker Kallies in de volksmond). Achiel was een zéér populaire figuur. Hij is de tweede van links op de voorste rij. Naast hem (derde van links) zit de burgemeester Emiel Declercq. Hij is zon veertig jaar lang burgemeester geweest in Elsegem, een eenvoudige landbouwer, de enige burgemeester die er in Elsegem is geweest die niet van adel was. Vóór hem waren er de opeenvolgende burggraven de Ghellinck dElseghem, en na hem kwam de fusie met vier andere gemeenten. In feite was het mijn nonkel Richard, de gemeentesecretaris, die toentertijd de touwtjes in handen had in de gemeente. Nonkel Richard had drie jaar middelbare studies gedaan en nog enkele maanden bestuurswetenschappen gestudeerd. Voor dié tijd was hij een geleerd man, die in zijn eentje beredderde wat er in Elsegem te beredderen viel. Achter de burgemeester staat Achiels vrouw, Gusta. Beiden waren goed bevriend met mijn ouders en Achiel en mijn grootvader Gustaaf waren erg close. Daar kwam nog bij dat Achiels kleinzoon mijn beste jeugdvriend was en bij zijn grootouders inwoonde. In de nabijheid van De nieuwe Vlasbloem stond een frietkot en op t hof van café Den Anker stond een schiettent en een draaimolen. De maandag waren er volksspelen en de klassieke valiezenkoers. Die koers werd telkenjare gewonnen door Maurice Dekeyzer iedereen noemde hem Kiekske Keizers een klein ventje dat al vrij bejaard was en niet veel kracht meer in de benen had, zodat het ieder jaar moeilijker werd om hem te laten winnen maar het moést nu eenmaal, want Kiekske was de keizer en die moést winnen, want s anderendaags, de dinsdag, diende de kermisafgesloten te worden met een feestelijke stoet met praalwagens, ter ere van de keizer, die daarna iedereen tracteerde in al de cafés tot groot jolijt van allen en totgrote ergernis van Lieske, Kiekske Keizers halve trouwboek. Ik denk dat Kiekske zich nooit gerealiseerd heeft dat ze hem lieten winnen.
Halverwege de jaren vijftig begon het succes van De nieuwe Vlasbloem te tanen en dat had veel, zoniet alles, te maken met het feit dat Irene, de wondermooie dochter van Achiel, de ware had gevonden en ermee getrouwd was. Ik was toen al groot genoeg om alleen op café te gaan. Als een volleerde tooghanger in De twee Vlaanders: dat was heel erg stoer het woord macho was toen nog niet uitgevonden. De uitbater was Omer Kiekens uiterst links onderaan die later opgevolgd werd door de alom gekende en geliefde en helaas te vroeg gestorven Piet Vankempen (bovenste rij, vierde van rechts). Piet heette in feite Michel Dekimpe, maar bijna niemand wist dat. Hij was Piet van in zijn prille jaren, genoemd naar de befaamde Nederlandse baanwielrenner Piet Vankempen. Niet dat ze op elkaar leken, maar omdat de achternamen een beetje gelijkluidend waren, naar ik vermoed. t Was enkel maar op zondagmorgen, na de hoogmis in Grijsloke, dat ik in De twee Vlaanders binnenging en ééns in de vijf weken was dat ook om mijn haar te laten knippen. Achteraan in een hoek van t café, en alleen op zondagmorgen, oefende Roger Kiekens dáár het vak van haarkapper uit. Roger was een zachtaardige zeer begaafde jongeman: naast belastingcontroleur was hij ook een getalenteerd accordeonspeler. De prijs voor een kapbeurt was belachelijk laag: vijf frank, en dat was precies de prijs van een pint bier. Het was maar logisch dat die prijs opgetrokken werd. Ineens ging het naar twintig frank: nog steeds goedkoop, maar toch een prijsstijging van driehonderd percent! Een verschil van drie pinten. Vanwege die drie pinten heb ik daarna twee keer mijn haar laten knippen bij Tillie Kok, een bejaarde man in het Anzegems deel van de Langestraat, en die het nog steeds deed voor vijf frank. Maar Tillie praatte almaardoor en zijn adem rook niet al te best, zodat ik na die twee keer teruggekeerd ben naar Roger Kiekens en ik heb er geen pint minder om gedronken. Roger is de tweede van rechts op de onderste rij. Zijn lief vrouwtje, Maria, is de derde van rechts op de middenste rij. Ze is vorig jaar ter ziele gegaan, een lot waaraan er pas twee ontsnapt zijn tot op de dag van heden: Roger Kiekens zelf en Gabriëlle, de fiere dame achter hem, de vierde van rechts. Al die anderen zijn dood. Ik zit er met betraande ogen naar te kijken. Die foto, hij lijkt zo recent. Al die lieve mensen die ik stuk voor stuk zo goed gekend heb en met wie ik ben opgegroeid. Ze zijn er niet meer, net als de kermis. Net zo min als die mensen zal de kermis nog ooit terugkeren, want alle cafés van de Langestraat zijn weg en er woont daar nu veel te veel volk in al die nieuwe huizen. Maar de geboortegrond, die is er nog. Het ouderlijk huis renoveren en hier weer komen wonen, is mijn lang gekoesterde droom. Maar de bouwvergunning voor de renovatie is afgekeurd en er moet een nieuwe aangevraagd worden. Dat brengt slapeloze nachten mee voor deze bejaarde hartlijder en op zijn minst drie maanden vertraging. Op mijn leeftijd betekenen drie maanden vertraging heel wat! Als de goedkeuring er ooit nog kómt, wel te verstaan Misschien moet ik de titel van mijn memoires wijzigen: Adieu Elsegem in plaats van Terug naar Elsegem. Of Niet terug naar Elsegem?
Eindelijk heb ik mij weer verzoend met HLN (Het Laatste Nieuws). De liefde kan niet van één kant komen, had ik gedacht. Maar waarom niet eigenlijk? vraag ik mij nu af. Ik heb mij zelfs meteen een abonnement aangeschaft en ik beklaag het mij niet: in de weekend-editie van HLN waren er meteen al een half dozijn artikelen die mij geraakt hebben:
Artikel 1:
In Waregem heeft een man zijn vrouw met een bijl doodgeslagen. Ze hadden samen twee kinderen.Het lijkt erop dat de man een harde werker was. In de tuinbouw.Toen hij vorige week op een kwade dag uitgeregend thuiskwam, vroeger dan gewoonlijk, stond zijn lieve echtgenote opgedirkt en geparfumeerd te wachten op haar amant, een éénbenige bankdirecteur. Ze zouden samen naar de sauna gaan. De doodbrave tuinaannemer een man kan ook wel eens té braaf zijn moet zich in zijn werkplunje dodelijk vernederd gevoeld hebben. Met een bijl heeft hij haar dus doodgeslagen. Een familiedrama. In een opwelling van woede. Als de man zich Jef Vermassen kan permitteren mag hij, naar mijn bescheiden mening, op een vrijspraak rekenen.
Artikel 2:
Steve Stevaert zou een gebroken man zijn. De schuldige zou ene Houda E. zijn, een Marokkaanse, wier minnaar hij was. Eigen schuld, zou mijn moeder zaliger gezegd hebben. En ze zou er ongetwijfeld aan toegevoegd hebben: wie zijn gat verbrandt moet op de blaren zitten. En ze had nog meer van dergelijke spreuken in haar repertorium. Hoe vindt u deze: Als ge in een stront roert, dan stinkt hij?
Artikel 3:
Een jonge vrouw heeft haar pasgeboren kind vermoord. Mede dank zij een goede advocaat komt zij er van af zonder effectieve gevangenisstraf. Maar bij de juryleden zullen de laatste woorden van de beklaagde zelf ongetwijfeld de grootste indruk nagelaten hebben: Wat ik gedaan heb, was niet eerlijk tegenover mijn dochtertje. Ik heb haar geen kans gegeven. Maar ik zou u willen vragen om mij vandaag niet al mijn kansen te ontnemen. Tegen dergelijke spontane woorden kan geen enkele verdediging, geen advocaat, geen openbaar ministerie, geen jury, geen rechter, tegenop. En wie wordt er in dit hele verhaal doodgezwegen? Een man die mijns inziens nochtans heel veel respect verdient: de vader van de vermoorde baby! Zijn bloedeigen kind is vermoord, met voorbedachten rade, en hij stelt zich niet eens burgerlijke partij. Dat getuigt alleszins van een tomeloze en onvoorwaardelijke liefde voor de moeder van zijn vermoorde kind en van een oneindige bescheidenheid. Hij heeft zich volledig op de achtergrond gehouden, zodat niemand weet wie hij eigenlijk is. Of zou er geen vader zijn? Natuurlijk wél! Ik kan mij moeilijk voorstellen dat het hier om een in vitro fertilisatie is gegaan. En spontaan zwanger worden, zomaar, zonder dat er mannelijk zaad aan te pas komt, daar is alleen de Heilige Maagd Maria in geslaagd, meer dan tweeduizend jaar geleden en sindsdien niemand meer
Artikel 4:
Een kwarteeuw geleden stortte in de Kortrijkse deelgemeente Bellegem een onbemande Russische MIG-straaljager neer op een woning. Het was rond elf uur in de ochtend. Van het huis bleef alleen nog puin over, geen steen stond nog op een andere. De enige persoon die in het huis verbleef, een zeventienjarige jongeman was, vanzelfsprekend, op slag dood. Enkele ogenblikken vóór de crash was een gevaarte rakelings boven ons huis gescheerd. Mijn vrouw en ik waren beiden thuis. Ze vliegen gevaarlijk laag, zei ik. t Zijn de Russen die komen, zei mijn vrouw, maar ze méénde het niet. De mensen waren toen al lang niet meer bang voor een invasie van de Russen. En toch t wáren de Russen! Wat was er in feite gebeurd? Kort na t opstijgen in Rusland had een straaljagerpiloot vastgesteld dat hij vrijwel geen brandstof had. Hij had zich met zijn parachute in veiligheid gebracht, nadat hij zijn toestel zo had ingesteld dat het normaliter moest neerstorten in de Baltische Zee. Maar t was anders gelopen. t Zal je kind maar wezen en je huis! Eén kans op tien tot de hoevéélste dat die straaljager precies dáár neerstort?! Op het doodsprentje van de jongen stond omgekomen in een vliegtuigongeval. In de dagen die volgden zijn op de baan Kortrijk-Doornik, die vlak naast de plaats des onheils loopt, nog twee ramptoeristen verongelukt. Tom Lanoye heeft over deze tragedie een boek geschreven, waarvan de titel luidt Heldere hemel. Het boek wordt gedrukt op 900.000 exemplaren. Prijs: gratis te verkrijgen in de boekhandel bij een aankoop van minstens 12 euro. Het boek wordt uitgebreid besproken in de Stadskrant Kortrijk van 1 april, tegelijk met een boek van mij: Uit het schuim van de zee. Míjn boek wordt op nog niet eens 900 exemplaren gedrukt en het kost 18,95 euro. Van twee maten en twee gewichten gesproken!
Artikel 5:
Schrijnend is ook het verhaal van de kleinzoon van Spiridon Louis, de winnaar van de eerste Olympische marathon. Die kleinzoon, die in het bezit is van de kostbare trofee die Spiridon toentertijd kreeg voor zijn prestatie, is dermate verarmd door de crisis dat hij zich verplicht ziet die trofee te koop te stellen. Zielig (Aan Spiridon Louis zal ik een apart verhaal wijden, op deze blog of op één van mijn andere blogs, www.bloggen.be/dzeus of www.bloggen.be/kris ).
Artikel 6:
Maar zeker en wis: niet alles is kwel en kommer in de krant. Dat bewijst artikel 6. Het gaat over ene Carlos Brito. Deze man heeft dermate goed werk geleverd bij het bierbedrijf Inbev, dat hij bovenop zijn wedde een bonus krijgt van honderdvijftig miljoen euro, zeg maar een dertiende maand. Zoiets kunnen we alleen maar toejuichen, want goed werk mag en moet beloond worden. En toch zijn er mensen die zich negatief uitlaten over die bonus. Zo hoorde ik op TV een universiteitsprofessor, die ook al geen kleine wedde zal hebben, klagen dat hij tweeduizend jaar zou moeten werken voor een bedrag dat gelijk is aan de bonus van Brito. Ach, wat klaagt die professor? Wat moet ík dan zeggen: ik moet precies twintigduizend jaar pensioen trekken om aan honderdvijftig miljoen euro te komen. En hoort u míj klagen? Wat zóu ik ook: ik krijg dat pensioen(tje) zomaar in de schoot geworpen, zonder daar een klop voor te doen. Brito daarentegen En hoort u Jean-Luc Dehaene klagen? Die heeft amper een goede vier miljoen euro gekregen van Inbev en das nogal wat minder dan Brito! Toegegeven: Jean-Luc zal nog wel andere bronnen van inkomsten hebben, maar toch, zon gewichtig man stuur je niet met een kluitje in het riet! Niettemin wat mijzelf betreft dan vind ik het spijtig dat ikzelf, na vierendertig jaar trouwe dienst in t ziekenhuis, nooit een bonusje gekregen heb, zelfs niet n héél kleintje. Zon klein afscheidscadeautje had er toch wel af gemogen zeker? Een polshorloge bijvoorbeeld. Neen, beslist geen gouden. Zon digitaaltje met een plastieken armbandje, zoals men ze kan kopen in grootwarenhuizen of op de markt, daar was ik al dik tevreden mee geweest. t Is tenslotte enkel maar de geste die telt, nietwaar. Maar niets!
Uw brief van eergisteren 7 maart heb ik in goede orde ontvangen. In de brief herinnert u mij eraan dat u mij een aantal weken geleden een vragenlijst hebt gestuurd, waarin u mij vroeg om deel te nemen aan een studie naar autobezit, in opdracht van autofabrikant SKODA, dewelke regelmatig aan een deel van zijn klanten vraagt hoe tevreden ze zijn over hun auto en over de door SKODA verstrekte dienstverlening: dit wordt gedaan om de producten en diensten constant te kunnen verbeteren en om te kunnen blijven voldoen aan de verwachtingen van de klanten met betrekking tot veranderingen, waaronder veiligheid en betrouwbaarheid
(Zeker en wis, een zéér lovenswaardig initiatief).
U vermeldt verder in uw brief dat u zeer dankbaar zou zijn indien ik de tijd zou kunnen nemen om de vragenlijst in te vullen en terug te sturen. Voor het geval ik de vragenlijst niet meer zou hebben, voegt u bij de brief een nieuw exemplaar.
(Spring rustig wat zuiniger om met uw dankbetuigingen, geachte heer Goubitz: mijn tijd is niet kostbaar, ik heb tijd zat. En de vragenlijst heb ik inderdaad niet meer. Verticaal geklasseerd, zoals dat heet, en dat lot heeft ook de nieuwe vragenlijst reeds ondergaan. Ik leg direct wel uit waarom.)
Aangezien u slechts met een klein aantal SKODA-bezitters contact hebt, zoals u verder in uw brief beweert, rekent u op mijn vrijwillige medewerking. En aan t eind van de brief dankt u bij voorbaat voor mijn bereidwillige medewerking.
(Tot die kleine elite te behoren van SKODA-bezitters die hun tevredenheid mogen uitspreken, streelt natuurlijk mijn ijdelheid en uw voorbarige dankbetuigingen steek ik ook met graagte op zak. En dat ik het desalniettemin vertik om aan uw enquête deel te nemen? Omdat ik eindelijk mijn kans wil grijpen om weerwraak te nemen voor hetgeen mij reeds bijna twee jaar kwelt. Het verhaal volgt hierna.)
Een kleine twee jaar geleden kochten wij, mijn vrouw en ik (wij behoren nog tot die zeldzame paren die met gemeenschap van goederen getrouwd zijn) een auto SKODA OCTAVIA. Omdat mijn vrouw gebrand was op een houten dashboard (in feite: simili-houten) en dat soort dashboard alleen bestond bij een bepaald subtype van SKODA OCTAVIA, beval de verkoper ons dus dat subtype aan, dat weliswaar tweeduizend euro duurder was. Maar wat wilt ge: ce que femme veut, Dieu le veut ! Dat subtype bleek achteraf in twee uitvoeringen te bestaan : met een simili-houten en met een simili-zilveren dashboard. Toen ik de auto ging halen bleek het er een te zijn van de tweede soort en dat zag ik pas toen ik er mee thuis kwam. We vonden het dashboard allebei lelijk, mijn vrouw en ik, minder mooi dan het dashboard van het gewone (en tweeduizend euro goedkopere)type. De verkoper gaf toe dat hij een fout had gemaakt, dat hij slordig was geweest bij het invullen van de aankoopbon en hij bood daarvoor zijn welgemeende verontschuldigingen aan. Omdat ikzelf ook een fout had begaan ik had niet voor ontvangst mogen tekenen! konden wij spijtig genoeg geen aanspraak maken op enige tegemoetkoming.
En ziet u, mijn beste Goubitz, nu de kans op wraak, waar ik al jaren op belust ben, mij zomaar in de schoot geworpen wordt, kan ik die onmogelijk laten voorbijgaan: ik vul de vragenlijst lekker niét in en u komt dus niét te weten hoe tevreden ik ben over de auto en over de door SKODA verstrekte dienstverlening. Ha, de smaak van de wraak kan zoet zijn! Maar om u te bewijzen dat ik niet rancuneus ben: laat SKODA mij die tweeduizend euro terugbetalen (met 0,5% interest als het even kan en 0,25% getrouwheidspremie, zoals op 't spaarboekje) en ik veeg de spons erover. Stuur mij dan nogmaals, d.i. ten derde male, de vragenlijst en ik zal ze met plezier invullen alsof er niets gebeurd was
En ik had nog zo beloofd, lieve lezer, dat ik u niet meer zou vermoeien met politieke beschouwingen. Maar zoals u ziet, ik kan het niet laten: de strijd tussen de vier belangrijke republikeinse kandidaten om de nominatie voor het Amerikaans presidentschap boeit mij te zeer. En meteen kan u hieruit leren dat beloften er niet alleen zijn om gehouden maar ook om gebroken te worden.
Mitt Romney is de man aan wie de beste kansen worden toegedicht. Geboren in 1947. Eén van zijn voornaamste troeven schijnt te zijn dat hij slim is, vooral als het er op aankomt met geld om te gaan. Een economische bolleboos dus, hetgeen zeker welgekomen is in deze economisch barre tijden. Getuige daarvan het feit dat hij steenrijk is. Sommigen noemen hem zo rijk als Cresus. En werkzaam! Alle rijkdom vergaard met noest zaken doen Daarenboven schijnt hij erin te slagen op zijn fabelachtig inkomen amper dertien percent belastingen te betalen. Hij is ook een vrijgevig man, tegenover de armen. Zoals in onze eigen gewesten de kasteelheren van nobelen bloede, die eveneens weinig belastingen betaalden doch kwistig broden uitdeelden aan de armen van het dorp en daardoor alom zeer geliefd waren. Mitt is ook een zeer godsdienstig man, hetgeen ongetwijfeld een pluspunt is in een land als Amerika. Hij behoort tot De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der laatste dagen, zijnde de Mormonen. Met zijn echtgenote Ann Davies heeft hij vijf zonen en, voor zover mij bekend, géén dochters. Te veel dus om de wereld te behoeden voor overbevolking, maar alleszins te weinig voor de regels van de Mormoonse godsdienst, die net als de katholieke godsdienst de geboortebeperking verwerpt, als die tenminste niet gebeurt volgens de periodieke of algehele onthouding. Een prachtig stel natuurlijk, die vijf jonge krachtige zonen. En toch huiver ik bij de gedachte aan wat die vijf, door de schuld van moeder Ann,boven het hoofd kan komen te hangen. U hebt het ongetwijfeld óók gezien op de TV, waarde lezer, hoe zij, tijdens een of andere electorale massabijeenkomst Mitt voorstelde als haar man, tevens de vader van deze vijf knappe zonen, hier aanwezig. Hybris! Kwalijke hoogmoed! Kent u het verhaal van Niobe niet, de door verdriet versteende moeder? Dan moet ik u verwijzen naar mijn boek Uit het schuim, hoofdstuk 22 (zie mijn blog www.bloggen.be/dzeus). Niobe was koningin van Thebe. Ze had zeven knappe zonen en zeven knappe dochters, een aanvaardbaar aantal voor een gezonde vrouw die geen periodieke onthouding toepast. Ze was zo fier op haar kroost dat ze zich verheven voelde boven de godin Leto, die ocharme twee kinderen had, het mochten dan nog Apollo en Artemis wezen. Edoch, meedogenloos werden de veertien doodgeschoten door Apollo en Artemis. Zo straffen de goden hybris!
Mitt zelf acht zich reeds gewonnen in de strijd om de nominatie. Daarom richt hij zijn pijlen niet eens meer op zijn drie belangrijke tegenkandidaten, maar wel op Obama zelf. En ook Ann zal ongetwijfeld, zij het dan niet met zoveel woorden, aangestuurd hebben op een vergelijking vanhet nakomelingschap van haar en Mitt met het pover kroost van Michèle en Barak. Amper twee! En dan nog meisjes! En zwartjes! Wee u voor de goden, Ann: hybris is een kwalijk ding, dat wel eens als een boemerang op uw eigen hoofd zou kunnen terechtkomen!
Rick Santorum. Amper 54 en daarmee het kakenestje. Hij is katholiek en ongetwijfeld de heiligste van de vier; misschien nog wel heiliger dan de paus. We weten van hem dat hij een hartsgrondig tegenstander is van abortus: onder géén beding! En dat hij met zijn vrouw Karin zeven kinderen heeft. Dát gaat al meer in de richting van het ideale aantal van de modale vruchtbare vrouw: veertien Van Rick is ook bekend dat hij voor 99,99 % heterosexueel is. Omdat in deze materie 100 % nu eenmaal niet bestaat. Ieder individu is namelijk voor een zeker percentage hetero en voor het overige percentage homo. Dat bij de meerderheid van de bevolking het heterogehalte overweegt is voorzeker een factor die bijdraagt tot het in stand houden (en hoe!) van de wereldbevolking. Ricks heterogehalte is niet alleen fenomenaal hoog, van homos heeft hij niet zon hoge pet op, om het voorzichtig uit te drukken. Voor hem zijn vuile manieren die niet tot zwangerschap leiden, op zijn minst laakbare feiten, zoniet zware doodzonden, zoals de pastoors en de bisschoppen ons altijd hebben voorgehouden. Op het niveau van moord en godslastering.
Over Rick Santorums houding tegenover een nieuwe oorlog in het midden- of verre Oosten is minder bekend. Maar dat geldt voor alle vier de kandidaten. Ach, dat zien we dan wel
Newt Gingrich is geboren in 1943, 69 jaar oud en dus niet meer van de jongste. Een man met een goedig sympathiek voorkomen. Spijtig genoeg heeft de man een paar domme uitspraken gedaan. Eén ervan gaat over het verbod op het afschaffen van de kinderarbeid onder de arme klassen: anders komen die kinderen toch maar in de criminaliteit terecht. Sommigen nemen hem dat standpunt kwalijk. Nog kwalijker wordt hem genomen het feit dat hij aan zijn derde vrouw toe is. Maar hij heeft plechtig beloofd dat hij vanaf heden niet meer vreemd zal gaan en dat hij nummer drie eeuwig trouw zal blijven. Ach, iedereen verdient wel een tweede kans; al is dat bij Newt in feite reeds de derde
Zijn belangrijkste campagnepunt is het plan om het aantal staten van de U.S.A. met één eenheid uit te breiden: op de maan! Asjemenou Bijzonder geslaagd vond ik zijn antwoord op de vraag van een journalist omtrent zijn mislukte huwelijken. Wat heeft dat in vredesnaam te maken met het presidentschap? was Newts wedervraag. Dat is wat men noemt lik op stuk. Het antwoord was zo gevat dat de journalist er bij stond als een gestraft kind en dat Gingrich op slag mijn voorkeur wegdroeg. Voor een tijdje, want er komt nóg beter.
En das nu mijn favoriet, zie: Ron Paul. Zevenenzeventig jaar oud: een man met levenservaring. Laat zon man een dubbele ambtstermijn doen. Dan is hij nog president op zijn vijfentachtigste. Zou dát geen mooi record zijn? Lang geleden want de pensioengerechtigde leeftijd al lang voorbij is Ron Paul gynecoloog geweest. Duizenden babys ter wereld gebracht. Zo iemand kent het leven, van vóór en van achter, van binnen en van buiten. Hoe staat Ron tegenover abortus? Hij is er tegen, maar niet zo radicaal als Santorum en daarenboven vindt hij dat die kwestie geen federale materie is: daarover moet iedere staat afzonderlijk kunnen beslissen. Zoals ze dat nu al doen met de doodstraf. De doodstraf? Daar is Ron eveneens tegen. Over het homohuwelijk wenst hij zich helemáál niet uit te spreken: hij noemt het een levensbeschouwelijke aangelegenheid.
Wat Ron Paul evenwel torenhoog boven de drie andere kandidaten doet uitstijgen, althans naar mijn gevoel, is zijn voorstel om de inkomstenbelasting af te schaffen. Een sociale maatregel waar iedereen kan achter staan, tenzij de superrijken, diegenen met de allerhoogste inkomens, die zo is het overal ter wereld vrijwel géén inkomstenbelastingen betalen. Hiermee zou ik dan ook een oproep willen doen aan ál mijn Amerikaanse lezers om te stemmen voor Ron Paul. Ook al uit sociale overweging. Rons appeltje tegen de dorst van toen hij nog gynecoloog was, weet je wel is waarschijnlijk al grotendeels opgesoupeerd en het ouderdomspensioen stelt ongetwijfeld weinig voor in Amerika. Niemand kan het hem dan ook kwalijk nemen dat hij nog wat wil bijklussen. Het enige nadeel dat zijn leeftijd meebrengt is mijns inziens het risico dat hij zich, bij al te langdurige vergaderingen, wel eens genoopt zou kunnen voelen om de zaal te verlaten vanwege een dringende plasbehoefte. Al zouden ze natuurlijk kunnen overwegen om een piskwartiertje in te lassen, om het uur bijvoorbeeld, een gebruik dat bij de studentenclubs sedert jaar en dag in voege is. Maar wat er ook van zij, ik kan mij niet voorstellen dat de vriendelijke, goed gemanierde Ron ooit de zaal zou verlaten, zonder eerst zijn vingertje op te steken, met een vraag aan de voorzitter mag ik alstublieft pipi doen? zoals Dubbeljoe Bush hem dat ooit heeft voorgedaan.
En wat is Rons houding tegenover de oorlogvoering in onder andere het Middenoosten? Dat blijft voorlopig nog een beetje onduidelijk. Bij geen van de vier grote kandidaten lijkt dit overigens een hoofdpunt te zijn in hun campagne. Als het eenmaal zover is zullen ze wel zien of ze oorlogje gaan voeren. Een paar schurkenstaten plat bombarderen, met enkele miljoenen doden, ja dat zou nog eens wat zijn. En daarover beslist natuurlijk alleen de president, dáárvoor hoeft hij zijn vingertje niet op te steken. Miljoenen doden!? Zou dat geen doodzonde zijn in de ogen van de kerk? Bijna zo erg als pakweg een homosexueel misdrijf? Bijlange niet! Wel integendeel. Oorlog voeren is immers strijden voor het vaderland. En is het vaderland niet het hoogste goed? In tijd van oorlog mag en moet toch iedereen doden.
Maar we dwalen af van de essentie van dit betoog. Laten we ons allen scharen achter Ron Paul. Dan wordt de wereld weer mooi.
de Griekse mythologie in 136 verhalen (geïllustreerd)
Een perfect eindejaarsgeschenk voor uw cultuurminnendefamilieleden, vrienden en kennissen.
Vanaf 1.1.2012 is het boek enkel nog te verkrijgen bij de auteur (prijs 18,95 euro). Bestellen via tel. 056.215944 of via mail kvansteenbrugge@gmail.com. Voor leveringen in België worden geen verzendkosten aangerekend. Vermelden indien u een gesigneerd exemplaar wenst. Levering binnen de drie dagen.
Twee weken geleden, tussen Kerst en Nieuwjaar liep ik Bienvenu Derumeau tegen het lijf in Gent, in de Bagattenstraat. We hebben een halve eeuw geleden nog samen gestudeerd in de Arteveldestad. Bienvenu is kinderarts geworden en heeft zich in het Brusselse gevestigd. Na onze studententijd heb ik hem nooit meer teruggezien, tot die dag in de Bagattenstraat. Ik herkende hem direkt al schoot zijn achternaam mij niet meteen te binnen. Hij mij ook. Eén keer hebben we telefonisch contact gehad in al die jaren. Hij had mij opgebeld om mij te feliciteren met een artikeltje dat ik geschreven had voor Artsenkrant. Het moet zon twintig jaar geleden zijn. En vandaag heb ik dat artikel teruggevonden anders had ik dit stukje wellicht niet geschreven tussen mijn oude paperassen.
Ziehier:
De dokter wordt loodgieter.
Er stond een enorme plas water rond de brander van de centrale verwarming. Wat mij echter nog meer verontrustte: de hele installatie begon te schudden en te bonzen dat ons huis ervan daverde. Ik belde naar de chauffagist. Ik had Egide aan de lijn, de baas zelve. Hij stelde mij direct op mijn gemak, zoals dokters hun patiënten plegen gerust te stellen, die zich overmate zorgen maken over een symptoom dat hun onbekend is. Egide had blijkbaar zijn diagnose al gesteld via de telefoon, zoals dokters dat ook vaak doen. Ik kon dus gerust zijn: ik hoefde alleen maar de verwarming uit te schakelen. Hij zou zo spoedig mogelijk komen: t was immers putje winter en bitter koud
Zo spoedig mogelijk bleek drie dagen later te zijn bij dokters durft het nogal eens sneller gaan. Hij onderzocht de zaak en na enige tijd een half uur, zoals later bleek uit de factuur had hij zijn diagnose ditmaal met zekerheid gesteld en niet langer dan een dag later kwam Didier, de geschoolde vakman, samen met Omer, de waarschijnlijk maar half-geschoolde vakman, zoals eveneens later bleek uit de factuur. Ze plaatsten een nieuw expansievat, een manometer en nóg een en ander.
Maar t had niet geholpen. Nog dezelfde dag waren de symptomen er weer; de patiënt en met hem het hele huis schudden en beefden dat het beangstigend was. Egide moest wéér komen. Het duurde ditmaal een vol uur voor hij het nieuwe verdict had geveld: een kapotte aquastaat (vergeef mij dit woord). Nu ja bij artsen komt het ook wel voor dat ze hun aanvankelijke diagnose herzien. Egide beloofde dat hij de aquastaat hoogstpersoonlijk zou komen vervangen, s anderendaags. Achteraf gezien was ik misschien beter af geweest met Didier of Omer want het uurloon van Egide bleek 1800 frank te bedragen, tegen 1550 voor Didier en 1350 voor Omer, waar dan uiteraard nog de BTW dient bijgeteld + verplaatsingskosten. Maar misschien hadden Didier of Omer er wel langer over gedaan of misschien waren ze wel weer samen gekomen.
Tijdens het plaatsen van de nieuwe aquastaat was het Egide opgevallen dat er iets mis was met de pomp. Of liever, de pomp was wel OK, maar ze sloeg niet meer automatisch af wanneer de watertemperatuur een bepaalde waarde overschreed. Maar geen nood, als t nóg niet in orde zou blijken te zijn, mocht ik hem gerust weer opbellen. Ik hoefde mij daarvoor niet te generen
En t was niet in orde! In totaal was er elf en een half uur aan gewerkt en we waren nog geen stap verder. Of toch. Proefondervindelijk was ik er namelijk achter gekomen dat het beter ging als ik de pomp af en toe zelf handmatig uitschakelde. Omdat ik ondertussen al een factuur van 28.114 frank ontvangen had, was ik er niet meer op gebrand om Egide om de haverklap in consult te vragen.
Ik besloot dus nog even af te wachten. Ik was er nu ook achter gekomen waar het waterverlies precies vandaan kwam. Ik had het lek ontdekt, ter hoogte van een verbinding tussen twee buizen. Met een nieuw gummi-ringetje was het probleem ongetwijfeld op te lossen. Daar ik nóch over zon ringetje beschikte, nóch over een sleutel om de verbinding los te schroeven, belde ik Egide weer op. Ik vroeg hem of hij en passant een nieuw ringetje wilde komen plaatsen, als hij eens voorbijkwam. Dan hoefde ik misschien geen verplaatsingskosten te betalen. Wie weet, deed hij het wel gratis? Wij artsen doen immers ook al eens iets gratis: advies geven, formulier invullen, een uur lang naar gezeur luisteren aan de telefoon, een voorschrift opsturen, even snel in t oor van t zusje kijken, die weliswaar geen klachten heeft, maar aangezien ze nu tóch meegekomen is
t Was Omer die kwam, dagen later. De factuur luidde: verwerken oproep 200 frank + verplaatsing 150 frank + werk Omer 1013 frank + materiaal 403 frank (in t grootwarenhuis kost zon ringetje 2 frank) = totaal 1.766 frank. Gelukkig woon ik in een oud huis en komt er dus maar 6% BTW bij. In totaal dus 1.871 frank.
Het toeval wil dat ik, toen Omer het lek kwam herstellen, net weggeroepen was naar t hospitaal vanwege een neusbloeding, óók een lek dus. Zoiets kan je geen dagen laten wachten, nog geen uur! De neus bloedde niet meer en er kwam dus wel enig speurwerk aan te pas om uit te maken waar de bloeding vandaan kwam. Ontzwelling van de neusslijmvliezen, lokale anestesie, elektrocoagulatie van het bloedvat: ik had mijn werk net zo keurig opgeknapt als Omer. t Had mij wel wat meer tijd gekost: anderhalf uur, de verplaatsing meegerekend. Mijn factuur: verwerken van de oproep 0 frank, verplaatsing 0 frank, werk (onderzoek + galvanocauteriseren neusmucosa) 789 frank + materiaal (cocaïne, adrenaline, enkele compressen) 0 frank = totaal 789 frank. Om de reële opbrengst van mijn interventie te berekenen dienen nog afgetrokken te worden: 3% inningsbijdrage door het ziekenhuis 24 frank + onkosten materiaal 20 frank + onkosten verplaatsing 60 frank. Zo blijft er 685 frank over, zegge 385 frank na aftrek belastingen.
Ik weet het wel! Sommige eerzuchtige doktoren zullen hun patiënt ervan overtuigen dat zijn leven op t nippertje gered is, dat een tweede bloeding wellicht fataal was geweest, maar gelukkig, door het snel en deskundig optreden, is kunnen vermeden worden. En het redden van een mensenleven is toch zeker wel wat waard, en toch alleszins méér dan, laten we zeggen, twintig duizend frank in t zwart. Maar dat is een minderheid. De meesten zullen zich tevreden stellen met de 385 frank en met de opbrengst van vijf neusbloedingen zullen ze een pakkingringetje kunnen laten vervangen
Weet je wát? Ik ga mij deze week nog een Engelse sleutel en een waterpomptang kopen. En ik koop een leerboek over loodgieterij en centrale verwarmingstechniek, want ik wil dat nu zelf eens uitkienen, waarom de pomp van mijn centrale verwarming het vertikt om af te slaan. Ik houd u op de hoogte.
De begroeting was hartelijk en Bienvenu herinnerde mij al snel aan dat artikel dat ik geschreven had voor Artsenkrant. Van t beste wat ik ooit gelezen heb, zei Bienvenu. En hoe het dan uiteindelijk afgelopen was? Of ik mij dan uiteindelijk had omgeschoold tot loodgieter? Daarover had hij immers niets meer vernomen in Artsenkrant. En er had wel degelijk gestaan ik houd u op de hoogte. Dat had ik dus verwaarloosd. Ziehier wat ik hem verteld heb en hoe het in werkelijkheid ook is gegaan
Enkele weken later had ik Egide toch weer opgebeld. Hij was tot de conclusie gekomen dat ik de hele brander maar best kon laten vervangen. Dan zou ik pas voorgoed van alle miserie verlost zijn De brander was amper tien jaar oud. En mijn probleem was ook mijn buurvrouw, die ik voor de gelegenheid Germaine noem, ter ore gekomen. Ik zal het voorleggen aan Markske, zei ze. Markske was Germaines jongste zoon, die al een paar jaar afgestudeerd was als loodgieter, aan de vakschool. De vakschool was voor Markske het hoogst haalbare geweest. In zijn kinderjaren was hij hyperkinetisch, moeilijk opvoedbaar en met een torenhoge aversie voor alles wat met leren te maken heeft. In t zesde leerjaar kende hij niet eens alle letters van het alfabet. Maar in de vakschool deed hij het, wonder boven wonder, vrij goed en nu was hij dus een gediplomeerd loodgieter. Toch had ik niet al te veel vertrouwen in Germaines jongste. Ook niet toen Markske vrij gedecideerd zei dat er een klein stukje in de brander diende vervangen te worden: een duur stukje, maar hij zou het tweedehands trachten op de kop te tikken. Wat een geluk dat ik Markske vertrouwd heb: het stukje kostte 1500 frank en de jongen rekende mij 300 frank loon ik heb er hem 500 gegeven in t zwart. Markske en ik, we waren allebei in overtreding tegenover de fiscus, maar op heden, twintig jaar na de feiten, is dat toch zeker wel verjaard. En de brander? Tot op de dag van heden nooit meer problemen mee gehad. Hij lijkt nog lang niet versleten.
En of ik dan geen loodgieter geworden ben? Bijlange niet. Wel ben ik een toneelstuk aan t schrijven: De dokter wordt gigolo.
lieve mensen, oh wat gaat het vlug (uit t Is weer voorbij die mooie zomer van G. Cox)
zodiak
almanak
druivelaar *
vrolijk kerst
gelukkig nieuwejaar!
Was t vorig jaar misschien wat min,
hou toch maar levendig de hoop:
t zal allemaal wel beter gaan
in t nieuwe jaar, t jaar van de horoskoop!
*Zie mijn verhaaltjes op de scheurkalender De Druivelaar 2012 (aan het begin van elke maand), over hoe alle tekens van de dierenriem (de zodiak) hun oorsprong vinden in de Griekse mythologie. Rond de 20e van elke maand kunt u op www.bloggen.be/dzeus elk verhaal lezen, in een meer uitgebreide vorm. Voor een overzicht van de hele Griekse mythologie verwijs ik u naar mijn boek Uit het schuim van de zee. Het boek bevat, naast 136 verhalen, ook 17 tekeningen van Kurt Vangheluwe, die ook de verhaaltjes van De Druivelaar 2012 geïllustreerd heeft. Meer over het boek vindt u eveneens op www.bloggen.be/dzeus.
Op de eerste dag van t jaar gingen mijn ouders Nieuwjaar wensen naar mijn grootmoeder van moeders kant. Meter Leonie had een kruidenierswinkel die zij runde samen met tante Jenna, die moeders jongste zuster was en bij meter inwoonde. De eerste Nieuwjaarsdag die ik mij goed voor de geest kan halen is die van 1946, zesenzestig jaar geleden dus. Ik denk dat Nieuwjaarsdag voor mij zowat de gelukkigste dag van t jaar moet geweest zijn. Nonkel Roger en tante Irma waren er ook. En Fonske, die later, na t huwelijk met tante Jenna, nonkel Fonske zou worden. Nonkel Roger was in 1946 al gescheiden van zijn vrouw en tante Irma was toen al vier jaar weduwe. Nonkel Jef was er nooit: het boterde niet al te goed tussen nonkel Jef en de rest van de familie. Spijtig toch dat er in later jaren zo vaak een haar in de boter is geweest in de familie, want in de eerste jaren na de oorlog was moeders familie er naar mijn gevoel één uit de duizend. Ik was het enig kind in moeders familie. Het was een familie van Malthusianisten: ze waren ervan overtuigd dat de wereld overbevolkt was en dat die overbevolking de oorzaak was van alle grote rampen die de mensheid treffen, zijnde in hoofdzaak ziekten en oorlogen. De gevolgen van de oorlog had ik met eigen ogen aanschouwd op t einde van de zomer van t jaar 1944. Ikwas pas vier jaar geworden, maar het slagveld op de grote baan tussen Kaster en Tiegem is mij steeds bijgebleven: dode lichamen met grijnzende gezichten lans de straatbermen,kadavers van paarden, uitgebrande tanks met verkoolde lijken. Zoveel miljoenen jonge mannen gesneuveld, zei moeder toen de oorlog ten einde was ze hebben er weer eens goed in gesnoeid, we zijn weer goed voor enkele jaren. Ik begreep dat ze bedoelde dat de oorlog iets noodzakelijks was om de stijgende wereldbevolking op pijl te houden en ik benijdde de meisjes omdat zíj niet naar de oorlog moesten, terwijl een massale vrouwenslachting, naar mijn gevoel toch veel effectiever moest zijn: ik wist toen al dat de vrouwen de kinderen baarden, maar de mannelijke rol in de voortplanting was mij nog niet duidelijk
Ik werd op handen gedragen in de familie, maar tegelijkertijd leken ze mijn bestaan te betreuren: zíj zouden wellicht geen oorlog meer meemaken, maar ik zou dat noodlot ongetwijfeld niet ontlopen. Maar vader zou er alles aandoen om mij dat noodlot te besparen. Ten eerste, ik moest studeren, om een diploma te halen, want gediplomeerden dienden niet te strijden aan het front. En ten tweede, hij kende een dokter die voor twintigduizend frank ervoor kon zorgen dat ik medisch ongeschikt zou verklaard worden voor legerdienst. Vader was bereid zich krom te werken, zich het eten uit de mond te sparen om mij te laten studeren en uit de klauwen van het leger te houden.
Op mijn zesde maakte ik mij al zorgen omtrent de groeiende wereldbevolking. Die bedroeg toen rond de twee miljard en toen ik een paar jaar later vernam dat het nog steeds twee miljard was, was ik daar blij om. En telkens als mijn vriendjes naar school kwamen met het heuglijk nieuws dat zij er een broertje of een zusje hadden bij gekregen, zei ik: ge moet daar niet blij om zijn, straks krijgen we weer oorlog!
Maar keren we terug tot de nieuwjaarsdagen van direct na de tweede wereldoorlog. Voor mij waren het absolute hoogdagen. Wat die dagen zo feestelijk maakte? Eten, drinken en muziek? Ik weet niet eens of dat er allemaal wel bij was. Het was de sfeer, de gezelligheid van het bij elkaar zijn rond de warme kachel, het kerststalletje met de talloze figuurtjes die tante Jenna telkenjare zorgvuldig opstelde in haar winkelvitrine en die ik na haar dood geërfd heb en die nu mijn kostbaar bezit zijn. En de nieuwjaarsbrief voor meter Leonie. Maar bovenal was er het kaartspel. Iedereen deed mee aan het spel. Het heette mietje pakken, een spel met vrij eenvoudige regels en waarin ik op mijn zesde al goed mijn mannetje kon staan. Je moest een dosis geluk hebben en het belangrijkste was: geen risicos nemen. We speelden voor geld, muntstukjes van vijf en tien cent, die tante Jenna in overvloed had: wisselgeld uit haar winkel. Iedereen kreeg voor een zelfde bedrag aan muntstukjes en wie er op t einde het meeste overhield was de winnaar. En op 1 januari 1947 ik moest nog zeven jaar worden heb ik ze allemaal verslagen: vader, moeder, meter, tante Jenna, tante Irma, Fonske en nonkel Roger. Géén risicos nemen, had vader gezegd, en dat gold voor alles in t leven: zo ben ik kampioen geworden in t mietje pakken. Al mijn tegenspelers van toen zijn er al lang niet meer. Ach, kon ik nog één keer een nieuwjaarsdag van toen overdoen
In die tijd wenste ik eenieder op nieuwjaarsdag zonder schroom een goede gezondheid en een lang leven. Hoe weinig bevroedde ik toen hoe efemeer het aards bestaan is en dat het eeuwig leven slechts voor de goden is weggelegd. Op heden schroom ik om u, beste lezer, een gelukkig Nieuwjaar en een goede gezondheid te wensen. Het zal mij maar wéér overkomen dat iemand met wie ik het goed voorheb, in een hysterische huilbui losbarst en mij met verwijten overlaadt: haar man is terminaal ziek verklaard, bij haar is een zware vorm van diabetes vastgesteld, door de bankencrisis heeft zij zo goed als al haar geld verloren en haar kinderen hebben haar definitief de rug toegekeerd en dan kom ík haar een gelukkig Nieuwjaar wensen! Neem mij niet kwalijk, zei ze, toen haar huilbui over was, ge meent het niet slecht, dat weet ik wel, maar wens mij nooit meer geluk en gezondheid en een lang leven, maar wens mij een snelle dood, een zachte als t even kan
Waren het de oude Grieken niet die beweerden dat de dood het mooiste geschenk is voor de mens? Het was alleszins het geschenk waarmee de oppergodin Hera de jongelingen Kleobis en Biton beloonde, nadat ze haar een grote dienst hadden bewezen (cf. Uit het schuim van de zee p. 21). En is de dood niet de enige absolute zekerheid voor ieder levend wezen? Een van onze grootste filosofen heeft het als volgt verwoord: dat ieder levend wezen van bij de geboorte ter dood veroordeeld is en dat alleen de denkende mens daar onder lijdt omdat hij van alle schepselen de enige is die zich van die veroordeling bewust is.
En de economische crisis? Is dit de catastrofe die door Malthus werd voorspeld, als er geen paal en perk zou gesteld worden aan de bevolkingsaangroei in de wereld? Er zijn nu ongeveer acht miljard mensen op de aardbol: dat is vier keer zoveel als toen ik een kind was. Oorlogen, epidemieën en hongerdood hebben die enorme bevolkingstoename niet kunnen verhinderen. Over nog eens vijfenzestig jaar zullen er 32 miljard zijn, en over honderddertig jaar 128 miljard: de toename is exponentieel
We hadden een mooi huis, kort na de eerste wereldoorlog. Vader was een bekwaam metselaar en hij had het huis helemaal zelf gebouwd. Ná zijn gewone werkuren, want vader was werknémer. Ik dacht toen dat vader véél verdiende omdat hij alle dagen in weer en wind zware arbeid verrichtte. Alleszins méér dan de directeur van het bedrijf waar hij werkte, want die directeur was een pennelikker die heelder dagen achter zijn bureau zat. Tot vader mij vertelde dat die directeur wel tien keer meer verdiende. En dat er mensen waren die wel honderd keer meer verdienden Als ik het later voor het zeggen zou krijgen, nam ik mij voor, zou daar wel verandering in komen!
Ik vond dat tante Jenna beter af was met haar kruidenierswinkeltje dan vader. Zij hoefde niet zo hard te werken. Winkel houden vond ik leuk. En dat men dáár nog geld mee kon verdienen ook! En wat ze daarmee verdiende was niet mis: zon vijftien procent op de inkoopprijs, had tante Jenna mij eens verteld. Ik vond dat eigenlijk veel te veel voor iets wat eigenlijk geen werken was. Maar ze zei dat vijftien procent absoluut niet overdreven was en dat sommigen wel tot een winstmarge van veertig procent durfden gaan. Ik kon het nauwelijks geloven. Dat is later wel veranderd. Mandus Vantomme was de stomste van de klas. In t zesde leerjaar kon hij zelfs nog geen eenvoudig sommetje maken, laat staan dat hij een winstmarge van veertig procent zou kunnen uitrekenen. Hij werd marktkramer en verkocht daar jeans broeken, die hij aankocht in Polen voor 70 frank. De verkoopprijs bepaalde hij door simpelweg een nulletje er achter te schrijven: 700 frank dus, zijnde een winstmarge van negenhonderd procent! Mandus is er schatrijk mee geworden. Maar ongelukkig aan zijn einde gekomen: nadat zijn zoon het grootste deel van zijn fortuin had verbrast is Mandus aan de drank geraakt en hij heeft zich verhangen. Loontje, zegt men, komt om zijn boontje. Of is het Boontje die om zijn loontje komt? Soms
Wie het mij ingegeven had? Ik heb er het raden naar. Mijn ouders waren geen communisten, de familie van moeders kant evenmin en met andere mensen was ik nog bijna niet in aanraking gekomen. En toch Ik kon maar niet begrijpen dat de waardevermeerdering die goederen kregen door t verhandelen aan anderen ten goede kwam aan enkelingen. Reken daarbij dat ik vond dat alle mensen evenveel moesten verdienen, als ze maar hun best deden en van goede wil waren, en je hebt het beeld van een bijna volmaakt communistje. Ik was zes jaar oud. En toen ik een beetje ouder werd verwonderde ik mij erover dat instellingen als onderwijs, gezondheidszorg, openbaar vervoer enandere, niet door de staat gerund werden. In de nonnekensschool leerde ik over de communisten dat het wreedaards waren, onmensen die als enig doel hadden: het uitroeien van de godsdienst. Later leerde ik over de sociaal-economische principes van het communisme en ik vond dat die principes strookten met de mijne. Ik raakte ervan overtuigd dat het communisme de wereld zou veroveren, niet gewapenderhand, maar alleen door de kracht van zijn ideeën. Hoe deerlijk heb ik mij vergist!
Er is economische crisis, de criminaliteit heeft zelden zo welig getierd, er is oorlog alom en we mogen verwachten dat er weldra een grote wereldbrand komt en een ongekende epidemie, die de hongersnood een handje zullen toesteken om de wereldbevolking pakweg in één klap te halveren. En dat is de reden waarom ik het er nu zo moeilijk mee heb u een gelukkig Nieuwjaar te wensen. Maar ik wens u een droom: dat uw en mijn nageslacht deachterkleinkinderen van onze achterkleinkinderen ten getale van één à twee miljard, na het doorworstelen van een paar eeuwen ellende, er zal in slagen de wereldbevolking constant te houden, zonder oorlog en ziekten.
Dat ik ooit zou deelnemen aan het Groot Dictee van de Nederlandse Taal had ik niet gedacht. En toch, eergisteren, na de voorlezing van de tekst in zijn geheel, die het eigenlijke dictee voorafgaat, dacht ik bij mijzelf: dit moet ik aankunnen. Véél makkelijker dan vorige jaren: vooral niet te veel hoofdletter- of interpunctieproblemen. En zie maar hoe ik het er heb afgebracht. De woorden die ik fout had, heb ik onderstreept en mijn foute spelling staat ernaast, tussen haakjes.
In dit dictee zal ik een gedeelte van Sigmund Freuds gedachtegoed(gedachtengoed*1) expliqueren aan BNers(BN-ers*2), BVs en andere mensen die nooit ofte nimmer iets van hem hebben gelezen of die net als Nabokov en Van het Reve(van het Reve*3) een diep gegronde hekel aan hem hebben. Psychoanalyticus Sigmund Freud, theoreticus van het oedipuscomplex(Oedipuscomplex*4), definieert in zijn essay Het(het*5) onbehagen in de cultuur uit 1930 cultuur als datgene waarmee wij onszelf en de wereld hebben geprobeerd te temmen; ook het verbod op incest is geenszins anders dan een verkeersregel voor de menselijke omgang. Het verbod op de incestueuze objectkeuze, zoals Freud het accuraat formuleert, is ooit geïnitieerd om impulsief bloedvergieten te voorkomen; het gaat om seks(sex*6), want zoons willen eigenlijk coïteren met hun moeder. Om dat doel te bereiken moet de zoon zijn vader, zijn concurrent, elimineren, want de geprivilegieerde(gepriviligeerde*7) vader wil zijn eega niet met zijn zoons delen choquant en egoïstisch; het incestverbod is feitelijk een poging machtsverhoudingen te reguleren. In jip-en-janneketaal(jip-en-janneke-taal*8): wetten waardoor conflicten kunnen worden voorkomen; het taboe op incest blijkt niet zozeer een ethische kwestie, als wel een machtsaangelegenheid en hoe daarmee(daar mee*9) om te gaan. Nu willen jullie uiteraard wel eens weten wat dit allemaal met cultuur te maken heeft, welnu, cultuur wordt door Freud getypeerd als een soort vader die eist dat wij onze libidineuze neigingen onbevredigd laten in ruil voor symbolische of reële liefde. Freud noemt dit zelfverminking, en ook als wij ten huidigen dage de natiestaat in ogenschouw nemen is er de oude ruil; de burger raakt gedomesticeerd, oftewel hij ziet af van de meeste driftbevrediging, een proces dat wordt geleid door politieke, religieuze en andere autoriteiten. Wanneer de oproerpolitie op burgers inslaat, zien wij, eerder dan het geweldsmonopolie(geweldsmonopoly*10) van de staat in praktijk, enkele matig betaalde fascistoïde ambtenaren, die de gelegenheid krijgen hun driften te bevredigen.
Laten we dit dictee eens rustig overlopen. Laten we nagaan welke fouten we gemaakt hebben. Het is per slot van rekening van zijn fouten dat een mens leert. Tien fouten heb ik gemaakt. De woorden die ik fout had, heb ik in de tekst onderstreept en de fout heb ik er in t rood en tussen haakjes naast geschreven. De fouten maar of het allemaal wel degelijk fouten zijn!? zijn daarenboven netjes genummerd van *1 tot *10.
*1 gedachtegoed vs. gedachtengoed:
De voorlezer had wel degelijk géén n uitgesproken, maar dat zegt in dit geval niets, omdat, naar ik meen te weten, die n (vooropgesteld dat ze er zou moeten staan) niet hoeft of zelfs niet mag uitgesproken worden. En, gesteld dat het uitspreken van zon tussen-n facultatief is, de voorlezer zou ongetwijfeld de kans niet hebben laten voorbijgaan om de kandidaten op het verkeerde been te zetten. Dat er geen n mag staan, zo luidt de verklaring, komt doordat het hier maar om één enkele gedachte zou gaan. Tja, zo duidelijk is dat niet voor mij. In rugge(n)wervel bijvoorbeeld, dat als ruggenwervel moet geschreven worden, maar als ruggewervel mag (of moet?) uitgesproken worden, weet ik wel zeker dat er maar één rug in t spel is. En toch Wat vinden we daaromtrent in de dikke van Dale? In de twaalfde druk anno 1992 staat gedachtengoed, mét een n dus en met als verklaring materiaal aan (beschikbare, aanwezige) gedachten. In de dertiende druk anno 1999 staat gedachtegoed, zónder n dus en met dezelfde verklaring. Raak daaruit maar wijs! Of het dan niet waar is dat ik in een opwelling van woede (vanwege de miskenning van mijn briljante woordvondsten gulpbisschop en stauwelen) mijn dikke vD verbrand heb? Toch wel, maar dat betreft de elfde druk
Conclusie: ik pleit in deze onschuldig en ga in beroep; nul fouten tot hiertoe.
*2 BNers vs. BN-ers:
Ook hiertegen ga ik in beroep. Daarenboven gaat het hier om interpunctie en dáárop wil ik niet gepakt worden.
Conclusie: nog steeds nul fouten.
*3 Van het Reve vs. van het Reve:
Vier jaar heb ik in Nederland gewoond en als ik één ding geleerd heb over achternamen dan is het wel dat de van die los van de rest staat, steeds met kleine letter wordt geschreven. Als die van vast zit aan de rest, voelen de Hollanders zich daar overigens niet gemakkelijk bij. Zo konden ze niet aanvaarden dat mijn naam als Vansteenbrugge diende gespeld te worden en al zeker niet omdat de klemtoon niet op de eerste lettergreep ligt. In de telefoongids en in alle mogelijke al of niet alfabetische klasseringen stond ik daar geboekt als STEENBRUGGE C.G.C. van. En dan zou REVE Gerard van het nota bene met Van moeten geschreven worden! En ik dacht nog wel dat ik hier een streepje voorhad op die andere Vlamingen die er geen benul van hebben dat Gerard Reve in feite het pseudoniem is van REVE Gerard van het. Met een kleine v dus. Honderdduizenden keren staat Reves naam geschreven: hebt u, beste lezer zijn van al eens met een grote V gezien? Wanneer hebben die grote heren van de taal beslist om die kleine v op te waarderen? Of heeft Reve dat zélf beslist in 2006 toen hij naar Vlaanderen is komen wonen, waar de kleine v-tjes (maar t zal wel vtjes moeten zijn) zo zeldzaam zijn? Christophe Deborsu had het ook fout. Vanzelfsprekend. En ik sluit mij volledig aan bij Deborsu: nooit lees ik nog een boek van die man.
Conclusie: ik ben nooit zekerder geweest: géén fout! Nog steeds nul fouten dus.
*4 oedipuscomplex vs. Oedipuscomlex:
Hoofdletter of niet? In de dikke van Dale (met kleine v, tenzij het ondertussen veranderd is) van 1992 staat het geschreven mét een hoofdletter en in de editie 1999 staat het nog steeds met een hoofdletter. Recentere edities heb ik mij niet meer aangeschaft. Aan het tempo waarmee de Nederlandse taal verandert en de woordenboeken dus moeten aangepast worden, zou een mens zich ruïneren.
Conclusie: als er één fout is die mij niet mag aangerekend worden, dan zeker deze! Ik blijf dus op nul fouten.
*5 het vs. Het:
Hier ben ik een beetje onoplettend geweest bij de eerste voorlezing van de zin (ik was afgeleid omdat er aan de deur werd gebeld) en toen de zin woord voor woord werd voorgelezen kreeg ik in eerste instantie de indruk dat het onbehagen in de cultuur het lijdend voorwerp van de zin was. Vanzelfsprekend had ik vlug genoeg door dat het de titel van het essay was (een bijvoeglijke bepaling dus) en dientengevolge met een hoofdletter moest beginnen. Maar vergeten dit achteraf te verbeteren.
Conclusie: een foutje van onoplettendheid, waarvan ik niettemin de volle verantwoordelijkheid wens te dragen. Eén fout dus, tot hiertoe.
*6 sex vs. seks:
In dit verband geef ik u iets ter overweging. Zoek op Google, tik het woord sex in en u krijgt 420.000.000 resultaten. Doe dan hetzelfde met seks en u krijgt amper 84.700.000 resultaten. En toch: in de dikke, editie 1999, die bol staat van de meest bizarre, de meest exotische, vreemde, nooit vertoonde woorden, ontbreekt te enen male het woord sex.
Conclusie: voor mijn part kunnen ze allemaal de pot op, laat ze maar allemaal sexen met ks, ik blijf het doen met x en ik reken mij hiervoor geen fout aan. Mijn foutenstand blijft dus op één!
*7 gepriviligeerde vs. geprivilegieerde:
Een zware fout natuurlijk. Geen lapsus. Ik weet best dat het woord afgeleid is van privilege en dus nooit gepriviligeerde kan zijn. En toch... Mea culpa. Dat dát mij op mijn leeftijd nog moet overkomen!
Conclusie: dit lijkt mij een dermate zware uitschuiver te zijn dat ik bereid ben de fout dúbbel aan te rekenen. Dat brengt de stand op drie fouten.
*8 jip-en-janneke-taal vs. jip-en-janneketaal:
Weer een fout van onoplettendheid. Een ander excuus heb ik hier niet in te brengen. Ik kén nochtans maar al te goed de regel die eraan ten grondslag ligt en ik ben pedant genoeg om iemand die tegen die regel zondigt erop te wijzen. Tja
Conclusie: we staan op vier fouten.
*9 daar mee vs. daarmee:
Met daarmee kan ik het niet eens zijn. De voorlezer heeft net iets teveel gepauzeerd tussen daar en mee, en daarenboven net iets teveel de nadruk gelegd op daar. In die omstandigheid moet het in twee woorden geschreven worden. Mijns inziens.
Conclusie: géén fout dus. Mijns inziens. Stand: vier fouten.
*10 geweldsmonopoly vs. geweldsmonopolie:
Hier is maar één verklaring voor: teveel monopoly gespeeld in mijn jeugdjaren
Conclusie: een vijfde fout! En gelukkig maar, anders was ik hier de enige winnaar, en zo nederig ben ik nu ook wel weer: ik zou het écht niet verdiend hebben.
En dan volgen hier in verband met dit dictee nog enkele bemerkingen, losjes uit de pols:
Ten eerste. Dat zoons willen coïteren met hun moeder zou volgens de tekst van het dictee (Freud? Grünberg? en die zullen het wel weten, zeker) de normaalste zaak van de wereld zijn en dan klopt de definitie van de dikke niet, namelijk dat het oedipuscomplex een min of meer abnormaal complex van het onderbewustzijn zou zijn. Het stelt overigens de koosnaam motherfucker, algemeen aanvaard als één van de ergste beledigingen die men iemand van het mannelijk geslacht kan aandoen, in een heel ander daglicht.
Ten tweede. Ik ben blij dat de voorlezer mij niet gevloerd heeft met ten huidigen dage. Hij had wel degelijk ten huidige dage gelezen. Nu leefde ik, tot de dag van gisteren, in de waan dat het eigenlijk te huidigen dage moest zijn, naar analogie met te allen tijde. Logisch toch? Maar logica is in taal vaak ver te zoeken. Wetende dat een n achteraan bij t lezen mag, of zelfs moet, weggelaten worden (waarom eigenlijk, in godsnaam?) en dat de voorlezer wel nooit zo ver zou gegaan zijn om een n te lezen waar er geen staat hij moest het eens aangedurfd hebben! heb ik hier een uitschuiver vermeden.
Ten derde. Ook met fascistoïde is s voorlezers truc niet gelukt. Althans niet bij mij. Hij las telkens fascestoïde. Daar is déze jongen dus niet ingetuind. Maar wee diegenen tot wie de betekenis van dit woord niet zou zijn doorgedrongen.
Ten vierde. Kom, laat ik nu niet flauw doen. Ik heb tién fouten, en daarmee basta. Dat is nog altijd drie minder dan het gemiddelde van alle deelnemers ter plaatse en evenveel als Christophe Deborsu, de beste nederlandskundige Waal aller tijden. Of moet het Nederlandskundige zijn? Met hoofdletter. Of is het woord helemáál fout? Als het van mijn corrector afhangt is het inderdaad fout!...
Hoera, ik ben op Facebook en op Linkedin! Of liever, ik zit op Facebook en Linkedin: dat past immers beter bij mijn leeftijd en ergens op zijn lijkt mij taalkundig niet honderd percent kosjer en op zijn minst onelegant. Toegegeven: op die dingen zitten lijkt mij ook niet stijlrijk en er moet ongetwijfeld een betere term voor bestaan of anders moet die nog uitgevonden worden
Hoe het zover is kunnen komen? Ik zou het écht niet weten ik weet dat het ongelooflijk klinkt tenminste voor wat Facebook betreft. Voor wat Linkedin betreft heb ik een vaag vermoeden. Iemand moet mij gevraagd hebben, via e-mail, of ik vriend met hem wilde worden. En daar ben ik vanzelfsprekend op ingegaan: ik wil wel met iederéén, of toch bijna iederéén, vriend worden en daarenboven zal ik het ongepast gevonden hebben om niet in te gaan op een dergelijk vriendelijk aanbod. En vervolgens moet ik ergens een paswoord ingetikt hebben en een paar toetsen ingedrukt. Het resultaat was verbluffend. Binnen de week kreeg ik honderdnegenentwintig mails van mensen die vriend van mij wensten te worden op Linkedin. Er waren er tientallen die mij aanspraken of opbelden met de vraag wat de bedoeling was van mijn oproep om vriend te worden. Tenslotte waren er zeker een dozijn die mij lieten weten dat ze zich aan dergelijk gevaarlijk spel niet wensten te wagen. De laatsten waren, op één uitzondering na, allen 65-plussers. Zou hier een zekere graad van paranoia in t spel zijn? À propos, er bestaat een Nederlandse term voor dat woord, namelijk achtervolgingswaanzin, maar vanwege de langdradigheid gebruik ik in dit geval en ten uitzonderlijken titel liever de meer wetenschappelijke term; en aangezien het hier ongetwijfeld niet om échte paranoia gaat doch hooguit om paranoïde trekjes en achtervolgingswaanzinnige trekjes wat al te bar zou klinken Maar om op de vraag te antwoorden: néén, natuurlijk niet. In deze Linkedin-historie gaat het enkel om achterdocht, of beter nog een op zijn hoede zijn, een voorzichtigheid en das een deugd. Een deugd die overigens niet enkel bij bejaarden voorkomt. Zo herinner ik mij een jonge dame van nauwelijks dertig jaar, die weigerde haar, overigens zeer intelligente, aan dyslexie lijdende dochter te laten behandelen in een revalidatiecentrum, omdat zij daar diende ingeschreven te worden. Ze was bang dat het meisje dan al gauw bij de Untermenschen zou ingedeeld worden als er ooit weer een Hitler het voor het zeggen zou krijgen.
Maar hoe dan ook, ik ben blij met Linkedin. Een geschenk uit de hemel! Hoe zou ik anders vriend geworden zijn van de 29-jarige bloedmooie (volgens de bijgevoegde foto) J. M., woonachtig in Los Angeles, en met een profiel om duimen en vingers van af te likken? Neen, beste lezer, profiel heeft hier niets te maken met de lichaamsmaten: het is gewoon een ander woord voor beroep. Vroeger had men een beroep, nu heeft men een profiel en dan nog liefst een Engels profiel: a profile. Het profiel van mijn mooie Amerikaanse vriendin heet business development manager. Wenst u een bloemlezing van profielen van enkele van mijn 129 linkedin-vrienden en -vriendinnen? Ziehier: international sales manager, divisional training manager, pedagogisch adviseur, independant writing and editing professional, technical account manager, planning and procurement supervisor, CEO international united Arab Emirates, independent medical practice professional en ga zo maar door. Valt het u op beste lezer dat ernogalwat managers zijn onder mijn linkedin-vrienden? En zo weinig handwerkslui: geen enkele, om eerlijk te zijn. Een halve eeuw geleden was men bakker, onderwijzer, timmerman, postbode, wever, winkelier, apotheker, landbouwer Nu heeft men een profiel.
Vroeger waren er werklieden en pennenlikkers. Ik weet nog goed dat de overgrote meerderheid van ons dorp tewerkgesteld was bij Lepoutre et fils, tissage waar niet minder dan achthonderd man tewerkgesteld waren. Naast die achthonderd arbeiders waren er een zestal bedienden, niet méér. En dan was er ook nog meneer Gaston, die over iedereen de baas speelde en wiens functie waarschijnlijk overeenkwam met wat ze nu CEO (of PDG?) zouden noemen. Mijn vader en mijn moeder hadden niet zon hoge pet op van die meneer Gaston. Zijn voornaamste functie bestond er volgens hen in te controleren wie van zijn werklui de zondag naar de mis gingen: de ketters werden onverbiddelijk ontslagen! De bedienden, die zij schrijvers noemden, waren in de ogen van mijn ouders al even onzalig, want onnuttig. Zij bekeken die schrijvers met minachting en ongetwijfeld ook met enige afgunst. In hun ogen waren het onproductieve luiaards, blagueurs, wier handen verkeerd stonden, enkel goed om een pen vast te houden, die heelder dagen rondliepen in een versgestreken wit hemd en das en met een aktentas onder de arm. En die, omdat ze toch niets nuttigs te doen hadden, uitermate veel tijd besteedden aan hun uiterlijk. Dat ze zich om de twee dagen sommigen zelfs iedere dag! schoren was mijn vader alle mensen te gek: hijzelf deed het hooguit twee keer in de week Dat hebben ze van de Engelsen geleerd, tijdens de oorlog zei moeder. Wassen en scheren was kenmerkend voor de Engelsen, zoals het voor de Duitsers eten en smeren was, en voor de Belgen vloeken en zweren
En heden ten dage? Zijn er nog werkers? Zijn t nu niet allemaal schrijvers, blagueurs, CEOs, managers? Beroepen zijn er niet meer. t Zijn nu allemaal profielen of liever profiles, in t Engels. Maar de stoppelbaarden zijn weer in en de kale knikkers O tempora, o mores!
Ze doen besparingen bij de VRT en groot gelijk hebben ze. De taaldag begon dit jaar pas om half twee en t was dus in feite maar een halve taaldag. De besparing zat hem vooral in het wegvallen van het nu overbodig en de vorige jaren zo overvloedig walking dinner over de middag. Ik was een uur te vroeg op het Flageyplein en met een hongerige maag. Gelukkig staat er aan de andere kant van t plein, tegenover het VRT-gebouw, het frietkot Frit Flagey. Er stonden tien medemensen in de rij. Het prijsverschil tussen een klein pakje friet en een groot pak was erg klein 1,90 euro tegenover 2,20 euro maar ik had algauw in de gaten dat beide porties in feite even groot waren en daarom besloot ik van het maar te houden bij un petit, hetgeen ik de tien hongerigen vóór mij ook had horen doen. Omdat het boegbeeld van dit plein toch het machtig gebouw is van de Vlaamse Radio en Televisie, waagde ik het om een kleintje te vragen, maar de baas van t frietkot keek mij zo ongelovig aan dat ik direct overschakelde op un petit. En ik bestelde ook nog vijf kippeboutjes op een stokje. De genoemde baas was overigens uitermate vriendelijk, ook tegenover de knappe jongedame die verbluft was over de grootte van haar pak friet en vroeg of hij haar niet, abusievelijk, un grand in de handen had gestopt. Mais non, mademoiselle, cest pour vous gâter. De frieten roken heerlijk en ze smaakten navenant. Zo ook de kippeboutjes. Ik heb er een heerlijk sitting diner van gemaakt op één van de kletsnatte zitbanken op het plein: t had geregend en ik had geen zakdoek bij om een plaatsje droog te vegen. Met een natte broek voor gevolg. Maar ach, wat kan dat een mens schelen als hij jong is.
Ik heb daar nog wat zitten mijmeren over wat mij overkomen was in de overvolle tram 71 die mij van het centraal station naar het Flageyplein had gebracht. Een vrouwtje van amper een jaar of vijfentwintig kwam recht op mij af, gaf mij een por in de ribben en zei op een vrij bitsige toon: je suis enceinte! Val nu dood met je beste kleren aan! Even flitste het door mijn hoofd: heb ik daar wát mee te maken? Even, zeg ik, één seconde maar, want toen begreep ik dat ze wilde dat ik haar mijn plaats afstond. Hetgeen ik dan ook onmiddellijk deed, onder begeleiding van mijn allervriendelijkste glimlach. Zonder een woord van dank en zonder mij verder een blik te gunnen ging ze zitten, nors voor zich uitkijkend. Het was haar nauwelijks aan te zien dat ze zwanger was. Misschien was het niet eens waar?...
Wat nu het taalprogramma zelf betreft, is mij een vraag bijgebleven, gesteld door Marcel Vanthilt aan Eric Eljon, een mij onbekende Nederlander: waarom Nederlanders op TV vaak zo snel praten? Vooreerst wil ik u, beste lezer, diets maken dat er in Nederland een zeldzame keer zult u het ook in Vlaanderen aantreffen een zekere vorm van stotteren gehanteerd wordt door sommigen, een soort gewauwel, waarmee men, net als met het nonchalant door elkaar haspelen van de z, de s, de zj, de sj en de ch, meent te moeten aantonen hoe goed men de eigen taal beheerst. Wat Eric Eljon betreft: de inhoud van zijn antwoord is mij ontgaan, maar de vorm waarin het gebracht werd was verhelderend. Eric Eljon is namelijk één van die kunstmatige, wauwelende stotteraars of stotterende wauwelaars, stauwelaars dus woord van het jaar? die aan t begin van iedere zin een aantal seconden stauwelen, waarna ze razendsnel pratend en al struikelend over hun woorden de verloren tijd trachten in te halen
Mark Uytterhoeven was er ook. Veertien jaar na mij is hij senior seniorum geweest van de Gentse studenten. Op 16 november viert het seniorenkonvent de jaarlijkse Gravensteenfeesten. Waarom gaat Mark daar nooit meer heen?
En er is ook weer de zoektocht naar het woord van het jaar. Stauwelen vind ikzelf een mooi woord, maar na de slechte ervaring vorig jaar met mijn gulpbisschop, dat toen niet eens bij de tien genomineerde was, heb ik mijn ambitie een beetje verloren. Overigens vind ik gulppremier in het licht van de Belgische actualiteit ook niet mis. Als het een Westvlaming is tenminste. Dat moet dan in de plaats komen van de vieze premier (Hollandse uitspraak voor vice premier), want zon vieze heeft toch als taak de eerste piet van t land te gelpen en bij te staan, nietwaar?
In de bus, terug naar t centraalstation, was geen zitplaats meer vrij. Een man die mijn zoon had kunnen zijn al niet meer zó jong dus bood mij zijn plaats aan. Een welopgevoed mens slaat een dergelijk aanbod niet af. Ik heb de man hartelijk bedankt, maar t was met een bang hart dat ik op zijn plaats ging zitten. In de bus en met mijn gezicht in de richting die tegengesteld is aan de rijrichting wordt ik meestal misselijk: ik heb last van motion sickness, bewegingsziekte. Dan blijf ik veel liever staan. Maar laten we een gegeven paard niet in de muil kijken: noli inspicere ad dentes equi donati!
Ik weet het wel, een mens kan zich beter überhaupt niet ergeren, en dan zeker niet aan taal. Er bestaan immers véél ernstiger zaken om zich aan te ergeren: de wereldoverbevolking, de opwarming van de aarde, de economische crisis En toch ik mag het u niet verhelen ben ikzelf een van diegenen die zich ergeren aan taalpietluttigheden. Ik som er enkele op, in willekeurige volgorde, naarmate ze mij te binnen schieten:
Ten eerste. Het gebruik in Vlaanderen van het woord terug in de zin van weer, opnieuw. Bijvoorbeeld: onze ploeg heeft vorige week goed gespeeld en gisteren hebben ze terug goed gespeeld. Iemand die weer terugkomt komt dan terug terug, nietwaar?
Ten tweede. Mijn tekstverwerker onderstreept steevast iedere persoonsvorm, in de onvoltooid verleden tijd, die eindigt op dt. Moeten we dan schrijven gij had in plaats van gij hadt? Stel nu nog dat we in navolging van onze Noorderburen erin slagen de gij helemaal uit te roeien. Wat moeten we dan bij het citeren van Bijbelteksten? P.S. Aan het woord gij op zichzelf schijnt mijn tekstverwerker zich alsnog niet te ergeren.
Ten derde. Een rasechte Westvlaming slaagt erin de zin hij heeft gelukkig een goed geheugen uit te spreken met maar één hoorbare medeklinker, namelijk de l. Daartegen zeg ik foei, al ben ik dan zelf een halve Westvlaming. En foei tegen Renaat Landuyt. Leer toch eens een g uitspreken, man. Wat is dat toch met die Westvlaamse g? Is het onwil? Of niet kunnen? Of zit het in de genen?
Ten vierde. Die klemtonen! Bij boerenkool moet de klemtoon op de derde lettergreep liggen. Onbegrijpelijk toch. Maar het moét nu eenmaal zo. En evenzo moet het bij boerenbruiloft, boerendochter, boerendorp, boerenerf, boerenknecht, boerenstand, boerenzoon, boerenzweet en nog tientallen andere woorden die met boeren beginnen. Daarentegen wordt de taallogica wél geëerbiedigd in boerenbedrijf, boerenboter, boerenbrood, boerenbuiten, boerengat, boerenjaar, boerenkermis, boerenkost, boerenmarkt en eveneens nog tientallen andere. Ik wed dat zelfs mijn oude vriend professor P.C. Paardekooper niet alle klemtonen juist zou weten te leggen. Zou hij overigens het woord boerenkoolstronkeradeel (met klemtoon vooraan!) kennen? Ik kende dat woord zelf ook niet, maar ik vind het in de dikke Van Dale, tussen welgeteld honderdvijfennegentig andere woorden die beginnen met boeren En zo zijn er nog duizenden woorden waarvan de klemtoonlegging op een ergerlijke wijze indruist tegen alle taalkundige boerenlogica. Tot in de eigennamen toe. Een van mijn kennissen noemt zichzelf Vándecasteele en eenieder die hem Vandecastééle noemt wordt door hem op de vingers getikt. En das het enige wat mij ergert aan die man.
Ten vijfde. De uitdrukking zeker en vast. Nederlanders vinden dat belachelijk, want het moet vast en zeker zijn. En ik erger mij aan het feit dat Vlamingen dat niet begrijpen. Of zouden ze het zelf niet belachelijk vinden als we de uitdrukking wis en zeker gingen verbasteren tot zeker en wis? Wis en zeker wel!
Ten zesde. Die hoge percentages. Een dag of tien geleden hoorde ik de trainer van onze nationale voetbalploeg voor de TV verklaren dat zijn spelers zich voor driehonderd procent zouden inzetten tegen de Duitse ploeg. En één dag later hoor ik onze eerste minister verklaren dat het spaargeld bij Dexia tweehonderd procent veilig is. Onze voetballers hebben de match verloren. En het spaargeld bij Dexia? Ik weet het niet Ik voel mij meer gerustgesteld door hónderd procent, want met méér dan honderd procent weet je immers nooit waar die bovenste limiet ligt!
Ten zevende. De slordige nonchalante uitspraak waar de Nederlanders (althans sommigen) zo fier op zijn: een bewijs van perfecte taalbeheersing! Vieze (vice) premier, spésjelist (specialíst), Sjorsj (Georges), Sjaan (Jeanne), srijven (schrijven), boe-e (boer), tuuk (natuurlijk), op geem (op een gegeven moment). En zo zou ik terug (!) duizenden voorbeelden kunnen geven. En das geen dialect uit een of andere Drentse achterhoek: het is de taal die in Nederland door nieuwslezers en prominente mediafiguren op TV gebruikt wordt en ook getolereerd wordt. Sommige van die slordigheden zijn naar Vlaanderen overgewaaid en worden ook daar officieel aanvaard. Een hele grote hond is daar een voorbeeld van: men bedoelt daarmee niet dat de hond er helemáál is (in tegenstelling tot een halve grote hond) maar wel dat de hond heel groot is, dat het dus een heel grote hond is. En wat gedacht van acazia (acacia), waar de nonchalante uitspraak officieel tot de enig juiste verheven is. Als ik mij niet vergis, tenminste.
Ten achtste. Die Gentenaars! Als het donker wordt, die doen ze in hun broek. En als de Gentse feesten er zijn, die zijn ze er gêre bij. Maar zelfs als ze die overbodige die zouden weglaten, die zouden ze nog herkend worden aan hun uitspraak, hoe zeer ze ook hun best zouden doen. Ik heb een charmezanger gekend die Napolitaanse liederen zong. Bij de aanhef van o sole mio was het al voor iedereen duidelijk dat hij Gentenaar was. En geloof nu maar niet dat ik ze niet liefheb, Gent en de Gentenaars
En te bedenken dat ik mij vroeger nooit geërgerd heb aan dergelijke futiliteiten. Ben ik dan nu een chagrijnige, muggenziftende, spijkers op laag water zoekende oude man geworden?
Het voorbije weekend heb ik weer eens doorgebracht in Zeeland, meer bepaald op het eiland Noord-Beveland en nog meer bepaald in het wellnesscentrum Kamperduinen in Kamperland: op uitnodiging van mijn goede vriend Hendrik, die ik wel eens brave Hendrik durf noemen, vanwege het feit dat hij zon doorbrave goeie kerel is. In de rij van mijn beste vrienden stond hij aan t begin van t jaar op de zevenenveertigste plaats, maar ondertussen is hij, vanwege het overlijden van Jack Vanlichtervelde en mede door deze uitnodiging, opgeklommen tot de vijfenveertigste plaats. Maandag stond het eiland Walcheren op het programma. Van mijn plan om álle molens van dit (schier)eiland op de gevoelige plaat te brengen werd uiteindelijk afgezien: verder dan de molens van Aagtekerke, Gapinge, Middelburg, Oostkapelle, Vrouwenpolder en Veere ben ik niet geraakt, en das nog niet de helft van wat Walcheren aan molens te bieden heeft. Ik denk dat ik het maar beter een beetje voor bekeken hou wat windmolens betreft en ik zal u dan ook, beste lezer, niet opzadelen met mijn half dozijn molens. Misschien vinden we ons evenwicht beter op het kerkhof, want daar komt het tenslotte op aan in het leven, nietwaar? Evenwicht.
Het kerkhof van Veere is er een zonder statige monumenten of grafstenen. Eenvoud en nederigheid: zo hoort het op een kerkhof. En daar heb ik dus bewondering voor en bij deze ken ik de prijs van de nederigheid toe aan de simpele, onooglijke en tussen t groen weggedoken grafsteen van ELISABETH LOUISSE-KLEINEPIER, geboren in 1901 en overleden in 1998.
Het moet hier dus gaan om ene Elisabeth Kleinepier, gehuwd met ene Louisse. Op t internet zijn er weliswaar een paar van die Kleinepieren met de voornaam Elisabeth terug te vinden, maar niet één ervan is geboren in 1901. Dan maar het geluk beproefd bij de Louissen En terechtgekomen bij Christiaan Louisse, wiens voornaam mij bijzonder intrigeert. Stond ikzelf bij de administratieve overheid of hoe heet dat alweer? niet geboekt als Chrystiaen, met ypsilon en ae, dan had ik met Christiaan misschien kunnen leven, en bestond ik nu niet onder het pseudoniem Kris.
Christiaan Louisses oudbetovergrootvader, zijnde de betovergrootvader van zijn betovergrootvader, moet geleefd hebben in de zeventiende eeuw. Zijn voornaam was eveneens Christiaan, maar de familienaam werd toen nog gespeld als Lowijssen. Eén van de kinderen van deze Christiaan was Lowijs Lowijs Lowijssen dus geboren omstreeks 1670 en gehuwd met Maatje Booft. Maatje schonk Lowijs tien kinderen, waaronder ene Christiaan (geboren te s Gravenpolder omstreeks 1697) die huwde met Maetie Burger. Daar sproot weer een Lowijs uit voort (s Gravenpolder, 1729). Deze Lowijs trouwde met Cornelia Bliek in 1751. De Christiaan die in 1765 te Krabbendijke uit dat huwelijk is gesproten, had vijftien kinderen uit twee huwelijken. Eén van die kinderen, uit het eerste huwelijk (met Johanna van Houten), was Cornelis, geboren te Krabbendijke in 1794. Cornelis is de eerste die geboekstaafd staat met de moderne versie van de familienaam, zijnde Louisse. Cornelis Louisse verwekte elf kinderen bij Neeltje van de Velde, waaronder wéér een Christiaan (geboren te Hoedekenskerke in 1836). Onder de tien kinderen die deze Christiaan Louisse verwekte bij Willemina Goud bevond zich de zoveelste Christiaan, geboren in 1871 te s Gravenpolder. Deze laatste huwde met Wilhelmina Lepoeter. Dat huwelijk leverde vier kinderen op: Christiaan (geboren in 1900 te Kapelle), Cornelis (geboren in 1901 te Kapelle), Willem (geboren in 1906 te s Gravenpolder) en tenslotte Gerard (geboren in 1909 te Krabbendijke). Vooral met deze laatste heb ik te doen: hij was nog een knaap toen hij het tijdelijke met het eeuwige verwisselde, amper zeventien jaar oud; van beroep was hij winkelbediende
Was die allerlaatste Christiaan Louisse nu maar getrouwd met de twee jaar jongere Elisabeth Kleinepier, dan hadden mijn opzoekingen misschien toch ergens heen geleid, maar hij heeft zijn geluk, helaas, beproefd bij Maatje Dek, dochter van Marinus Dek uit Krabbendijke. En de broers van Christiaan hebben het evenmin aangelegd met een Kleinepier
Weer een maat voor niets dus. Tegenslag. Malpruim zou Jack Vanlichtervelde dat genoemd hebben. In het tegenovergestelde geval, als t een meevaller was dus, sprak hij van reuzepiet. Misschien had hij in de plaats van malpruim ook kleinepier kunnen gebruiken, maar dat woord kende hij ongetwijfeld niet. Wat jammer dat ik hem dat nu niet meer kan leren.
Ik weet het wel, mijn beste X, gisteren had ik meer voor mijn ideeën moeten opkomen, maar ik ben zo bang mensen die anders denken voor het hoofd te stoten, bang om verkeerd begrepen te worden. Het is daarom dat ik mij op heden schriftelijk tot u wend, en alleen tot u. Dat ik het in de gij- en de u-vorm doe heeft niets te maken met afstand houden, maar onder Vlaamse mensen die het levenslicht zagen aan t begin van de tweede wereldoorlog klinkt je en jij en jou zo kunstmatig, en dát zou pas afstand houden zijn. En als er per ongeluk toch eens een je-tje of een jij-tje of een jou-tje tussendoor glipt, beschouw het dan alstublieft als een slip of the tongue: ik heb immers vier jaar in Holland gewoond en ik heb twee kleinkinderen die er in het dagelijks taalgebruik lustig op los jij-en en jou-en.
De bijeenkomst was zonder meer aangenaam, ondanks de minder vrolijke themas die aan bod zijn gekomen. Over de meeste punten waren wij het overigens roerend eens P de groene wiens vrouw zeven kinderen gebaard heeft niet te na gesproken : dat er teveel criminaliteit is, dat er harder moet opgetreden worden tegen die criminaliteit, dat het zéér slecht gaat met de economie en tenslotte als lichtpuntje dat het allemaal wel zal beteren. En wat dat laatste puntje betreft het is u misschien ontgaan heb ik wijselijk gezegd: ja, t zal beteren, als t op zijn slechtst geweest is. Die wijsheid heb ik van tante Irma zaliger en t is een waarheid als een koe natuurlijk. Maar eerst moet het nog véél slechter worden en beter dan het nú is zie ik het niet meer worden. We zijn nu echt aan t afglijden naar de catastrofe die meer dan tweehonderd jaar geleden door Malthus werd voorspeld, en evenwicht zal er mijns inziens pas komen nadat de mensheid door een diep dal is gegaan, waarbij hongersnood, ziekte en oorlog de wereldbevolking tot overzichtelijke proporties zullen teruggebracht hebben: één miljard volgensprofessor Vermeersch. Een gruwelijk lot wat het mensdom te wachten staat? Niet gruwelijker dan het lot dat alle andere levende wezens te wachten staat als zij zich aan overbevolking te buiten gaan, volgens de wrede wet van de natuur, die alleen rekening houdt met het welzijn van de soort en zich niet kan bekommeren om het welzijn van ieder individu apart. Of men zou moeten vervallen in tegennatuurlijk gedrag: contraceptie via pil of condoom of nog anderszins. Maar zelfs nu, op t ogenblik dat de catastrofe al duidelijk begonnen is en het dus eigenlijk al te laat is, zijn er nog een heleboel geestelijke gezagdragers, moraalfilosofen, ethici en dies meer, die verkondigen dat die tegennatuurlijke geboortebeperking er helemaal niet nodig is, aangezien onze moeder aarde nog véél meer mensen zou kunnen voeden dan er nu al zijn nog wel een veelvoud als men maar de nodige maatregelen zou nemen. Die redenering loopt helemaal parallel met die van welke-kerkvader-was-het-ook-alweer die vond dat condooms er helemaal niet nodig zijn ter voorkóming van geslachtsziekten aangezien die geslachtsziekten helemaal niet zouden vóórkomen als we ons met zijn allen strikt monogaam zouden gaan gedragen. Voilà! En daarmee is de kous af
Het is dus vanwege de aanwezigheid van de kinderrijke groene P dat ik gisteren niet al te zeer voor mijn mening uitgekomen ben. Want P is nogal kortzichtig, dunkt me. Hij zou mijn malthusiaanse theorie al te persoonlijk genomen hebben. En ge hoeft maar woorden als overbevolking of geboortebeperking in de mond te nemen of hij beschouwt u als een racist, of dan toch als een potentiële racist. Om het milieu daarentegen schijnt hij zich, terloops gezegd, minder te bekommeren: buren van hem beweren dat hij regelmatig plastic flessen verbrandt in de tuin. Maar omdat ik dat nog niet met eigen ogen gezien heb, moet ik dat alsnog onder het hoofdstuk roddel klasseren.
Ik had de groene P er, eerlijk gezegd, gisteren liever niet bij gehad. Dan had ik mij vrijer in het debat gemengd over de diefstallen door toekomstloze jongeren en de uitbraken uit de gevangenissen. Ziehier de vraag die ik ter discussie zou gesteld hebben: wat zoudt gij doen, beste vrienden, als gij in een land zoudt leven, zonder enige bron van inkomsten, zonder eten en zonder een dak boven het hoofd en zonder uitzicht op enige lotsverbetering? Ik zou het wel weten, ik zou uit stelen gaan: een bank overvallen bijvoorbeeld. Is het immers geen christelijke plicht van eenieder te zorgen voor het eigen lijfsbehoud? En als ik dan een flinke buit zou gemaakt hebben, misschien wel zo groot als de ontslagpremie van een CEO die door al te slechte bedrijfsresultaten aan de deur is gezet, dan zou ik daar tot het einde van mijn dagen royaal van leven en geen vlieg meer kwaad doen. En mocht het al eens dermate tegenvallen dat ik een paar jaar moet brommen in de gevangenis: kost en inwoon zonder te hoeven werken! En als ik vervroegd de wijde wereld in wil: ontsnappen maar! En ontsnappen uit de gevangenis is niet strafbaar. En lukt het mij niet op eigen kracht, dan komen mijn vrienden mij wel helpen, met een helikoptertje of zo. Want iemand uit de gevangenis helpen lijkt mij evenmin een strafbare daad: in de nonnekensschool in Grijsloke heb ik geleerd dat de gevangenen verlossen een christelijke daad van barmhartigheid is.
Wat onlangs in Londen gebeurd is, is mede de schuld van mensen als de groene P, die de waarschuwing die Malthus een Engelsman! zon tweehonderd jaar geleden gegeven heeft, niet hebben willen begrijpen: dat de wereldoverbevolking tot een totale catastrofe zal leiden. Er zijn nu zeven miljard mensen op de wereld en dat zijn er dus volgens professor Vermeersch zes teveel. Maak u maar geen zorgen, mijn beste X, gij kunt er niets meer aan doen, net zo min als ík trouwens en ál die anderen. De catastrofe is immers ingezet en zeg nu maar gerust met mij: t zal míjn tijd wel duren. En zet uit uw hoofd dat gruwelijk beeld van die uitgemergelde kinderen die in Afrika de hongerdood sterven. Er is immers geen nood: er zijn er genoeg die berekend hebben dat onze aarde in staat is om nog wel tien keer zoveel monden te voeden. En t gebeurt allemaal ver van ons bed. Hoewel Londen, das niet zo heel ver meer
Tempus fugit. Tempus edax rerum. De tijd verslindt de steden. De tijd gaat snel, gebruikt hem wel. Le temps passe vite, heureux qui en profite.
Dit zijn er maar een vijftal die mij te binnen schieten, van de talrijke spreuken die ons er aan herinneren dat de tijd vliegt. Dertig jaar geleden stonden we aan de wieg van "Dwars door Grijsloke". We waren toen nog in de volle kracht van het leven. Het lijkt wel of het gisteren was.
Voor alle praktische inlichtingen omtrent de 31e Dwars door Grijsloke: klik hier op www.grijsloke.be . Voor een uitgebreid verhaal over de geschiedenis van Vlaanderens mooiste stratenloopwedstrijd en van de populaire Loopclub Grijsloke: klik op www.bloggen.be/kris .
Je hebt dan Padua bezocht en Verona en Venetië, je hebt gekampeerd aan het Gardameer, je hebt Rome bezocht en Napels zelfs tot tweemaal toe, je hebt twee vakanties doorgebracht in Sorrento, je hebt de Vesuvius gezien en Herculaneum en twee keer ben je ter plaatse de geruïneerde stad Pompeï gaan bekijken, je hebt de tempels van Paestum gezien en je hebt gereisd langs de wondermooie Amalfitaanse kust, je hebt een week doorgebracht op Sicilië en ook op het eiland Capri, en twee weken zomervakantie aan de Adriatische kusten van Rimini en Cattolica, je hebt zelfs een wintervakantie doorgebracht in Alto Adige (Zuid-Tirol, zijnde het Duitssprekende gedeelte van Italië) en toch je hebt niéts gezien van Italië, zeggen ze, want je bent niet in Toscane geweest en in Umbrië, je hebt Firenze niet bezocht en Siena, en Assisi en Lucca en Pisa! En wat doet een mens dan? Je wil toch je leven niet beëindigen zonder iets van het arme - want onder schulden gebukt gaande - Italië gezien te hebben
We hebben geprofiteerd van de gelegenheid die zich voorgedaan heeft tussen de Vlaamse nationale feestdag op 11 juli en de Belgische feestdag op 21 juli op die dag vier ik samen met mijn vriend Roger, in dezes woning in Dilbeek, de goede economische band die we hebben met onze Waalse buren en burinnen. En dan is er nog net één dag over voor de Gentse feesten: wat heeft een gepensioneerde het toch allemenselijk druk!
Op t ogenblik dat ik deze regels schrijf, mag ik dus nu met recht en reden zeggen dat ik Italië gezien heb: het wondermooie glooiende landschap van Toscane en Umbrië, de kunststeden Firenze, Siena, Assisi, Lucca. Overweldigend en moeilijk met woorden te beschrijven. Ik doe dan ook geen poging. En van de talloze fotos die ik er genomen heb laat ik u er slechts een viertal zien: ze zijn niet eens indrukwekkend, maar ze zouden kunnen dienen als illustratie van mijn boek Uit het schuim van de zee dat rond deze tijd verschijnt
Perseus met het afgehakte hoofd van Medusa ("Uit het schuim van de zee", hoofdstuk 27)
Achilles met het dode lichaam van zijn vriend Patroklos ("Uit het schuim van de zee", hoofdstuk 95)
Laokoön en zijn zonen, door slangen doodgebeten ("Uit het schuim van de zee", hoofdstuk 99)
Eros en Psyche ("Uit het schuim van de zee", hoofdstuk 136)
Onze uitvalsbasis was Pienza, in de Val dOrcia. In die vallei liggen nog andere schilderachtige historische stadjes als Montepulciano, Montalcino, Chianciano en last but not least San Quirico. Nergens kan men lekkerder eten dan in Al Vecchio Forno in San Quirico: de prijzen zijn er niet overdreven en voor een pintje bier betaalt men er niet meer dan vijf euro, hetgeen weliswaar vijf keer meer is dan in de kantine van Loopclub Grijsloke, maar voor Italiaanse normen heus niet overdreven. Pienza, das nu net het echte hart van Toscane en meteen van heel Italië. Hier werd de 18e oktober van het jaar 1405, in een arm landbouwersgezin, paus Pius de tweede geboren als Enea Silvio Piccolomini. Enea bleek uitzonderlijk intellectueel en artistiek begaafd te zijn. Hij werkte zich op tot een belangrijk humanist, diplomaat en schrijver van onder andere een liefdesroman, Historia de duobus amantibus. Hij was paus van 1458 tot aan zijn dood in 1464. Hij staat geboekstaafd als één van de meest geliefde en geëerde pausen ooit. In de reusachtige dom van Siena, alwaar Enea aartsbisschop is geweest, bevindt zich de prachtige Picolomini-bibliotheek, die aan hem is gewijd. En in Pienza is er het Palazzo Piccolomini. Overigens werd Pi-en-za genoemd naar Pius II: Pi van Pius, en van Enea en za ben ik vergeten ; de stad heette vroeger namelijk Corsignano.
Het hart van Italië is, zoals ik al zei, overweldigend en niet door een eenvoudige pen als de mijne te schilderen. Laat ik mij nu beperken tot het kerkhof van Pienza: indrukwekkend vanwege de vele graven enkele duizenden. Giulia Flori ligt hier begraven, zonder geboorte- of sterfdatum op de grafsteen, maar wel met een foto. Ongetwijfeld jong gestorven en naar ik vermoed in dramatische omstandigheden: verongelukt of vermoord door een jaloerse minnaar of een wanhoopsdaad, zijndede meest voorkomende doodsoorzaken bij jonge mensen. En ze zag er zo gelukkig uit op de foto, ze lachte het leven toe en het leven lachte háár toe! En Giuseppe Fornetani en Emilia Satiro, gestorven in dezelfde week, zij waarschijnlijk van verdriet. Schrijnend En hartverscheurend is het lot geweest van de vier kinderen Assuero, Piero, Michelino en Geo: omgekomen tijdens de tweede wereldoorlog. Ook bij het graf van Ottorino Grappi heb ik even stil gestaan. Men heeft mijzelf wel eens Ottorino genoemd, vanwege het feit dat in van beroep otorhinolaryngoloog was. Ik had er geen flauw benul van dat die voornaam echt bestáát. En, neem mij niet kwalijk, dát vind ik nu grappi(g).
En omdat ik het haar beloofd heb, kan ik natuurlijk niet nalaten iets te schrijven over Astrid Van Wylick, die een winkeltje heeft in Pienza en waar ik een mooi boekje gekocht heb met verhalen en gedichten in het Nederlands en het Italiaans en in nog andere talen. Astrid is, zoals de naam al laat vermoeden, niet van Italiaanse afkomst. Ze stond mij te woord in een gutturaal en assertief Nederlands, wat je van een Vlaamse vrouw niet kan verwachten, een Nederlands dat als een klaterende waterval op je afkomt. Ze is dan ook een geboren Nederlandse, van Maastricht. Indertijd gevallen voor de charmes van een knappe Italiaan? Niet te geloven dat deze vlotte frisse verschijning reeds grootmoeder is van een vrolijk door de straten van Pienza fietsende kleuter.
Er is een schuldencrisis: meer en meer landen gaan gebukt onder een schuldenlast die niet meer af te betalen is. De schuldencrisis dreigt alle landen aan te tasten. Maar... als allen in 't zelfde beddeke ziek zijn, zou dat dan niet de oplossing zijn? Ze kunnen dan toch allemaal elkanders schulden kwijtschelden en dan kan 't leven gewoon weer verder gaan, nietwaar?
Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.