Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.
FLAUW EN PUBERAAL, MAAR GOED BEDOELD: dit soort verhaaltjes vindt u bij de vleet ('n 200-tal) op www.bloggen.be/kris .......... PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
11-01-2012
De dokter wordt loodgieter.
Twee weken geleden, tussen Kerst en Nieuwjaar liep ik Bienvenu Derumeau tegen het lijf in Gent, in de Bagattenstraat. We hebben een halve eeuw geleden nog samen gestudeerd in de Arteveldestad. Bienvenu is kinderarts geworden en heeft zich in het Brusselse gevestigd. Na onze studententijd heb ik hem nooit meer teruggezien, tot die dag in de Bagattenstraat. Ik herkende hem direkt al schoot zijn achternaam mij niet meteen te binnen. Hij mij ook. Eén keer hebben we telefonisch contact gehad in al die jaren. Hij had mij opgebeld om mij te feliciteren met een artikeltje dat ik geschreven had voor Artsenkrant. Het moet zon twintig jaar geleden zijn. En vandaag heb ik dat artikel teruggevonden anders had ik dit stukje wellicht niet geschreven tussen mijn oude paperassen.
Ziehier:
De dokter wordt loodgieter.
Er stond een enorme plas water rond de brander van de centrale verwarming. Wat mij echter nog meer verontrustte: de hele installatie begon te schudden en te bonzen dat ons huis ervan daverde. Ik belde naar de chauffagist. Ik had Egide aan de lijn, de baas zelve. Hij stelde mij direct op mijn gemak, zoals dokters hun patiënten plegen gerust te stellen, die zich overmate zorgen maken over een symptoom dat hun onbekend is. Egide had blijkbaar zijn diagnose al gesteld via de telefoon, zoals dokters dat ook vaak doen. Ik kon dus gerust zijn: ik hoefde alleen maar de verwarming uit te schakelen. Hij zou zo spoedig mogelijk komen: t was immers putje winter en bitter koud
Zo spoedig mogelijk bleek drie dagen later te zijn bij dokters durft het nogal eens sneller gaan. Hij onderzocht de zaak en na enige tijd een half uur, zoals later bleek uit de factuur had hij zijn diagnose ditmaal met zekerheid gesteld en niet langer dan een dag later kwam Didier, de geschoolde vakman, samen met Omer, de waarschijnlijk maar half-geschoolde vakman, zoals eveneens later bleek uit de factuur. Ze plaatsten een nieuw expansievat, een manometer en nóg een en ander.
Maar t had niet geholpen. Nog dezelfde dag waren de symptomen er weer; de patiënt en met hem het hele huis schudden en beefden dat het beangstigend was. Egide moest wéér komen. Het duurde ditmaal een vol uur voor hij het nieuwe verdict had geveld: een kapotte aquastaat (vergeef mij dit woord). Nu ja bij artsen komt het ook wel voor dat ze hun aanvankelijke diagnose herzien. Egide beloofde dat hij de aquastaat hoogstpersoonlijk zou komen vervangen, s anderendaags. Achteraf gezien was ik misschien beter af geweest met Didier of Omer want het uurloon van Egide bleek 1800 frank te bedragen, tegen 1550 voor Didier en 1350 voor Omer, waar dan uiteraard nog de BTW dient bijgeteld + verplaatsingskosten. Maar misschien hadden Didier of Omer er wel langer over gedaan of misschien waren ze wel weer samen gekomen.
Tijdens het plaatsen van de nieuwe aquastaat was het Egide opgevallen dat er iets mis was met de pomp. Of liever, de pomp was wel OK, maar ze sloeg niet meer automatisch af wanneer de watertemperatuur een bepaalde waarde overschreed. Maar geen nood, als t nóg niet in orde zou blijken te zijn, mocht ik hem gerust weer opbellen. Ik hoefde mij daarvoor niet te generen
En t was niet in orde! In totaal was er elf en een half uur aan gewerkt en we waren nog geen stap verder. Of toch. Proefondervindelijk was ik er namelijk achter gekomen dat het beter ging als ik de pomp af en toe zelf handmatig uitschakelde. Omdat ik ondertussen al een factuur van 28.114 frank ontvangen had, was ik er niet meer op gebrand om Egide om de haverklap in consult te vragen.
Ik besloot dus nog even af te wachten. Ik was er nu ook achter gekomen waar het waterverlies precies vandaan kwam. Ik had het lek ontdekt, ter hoogte van een verbinding tussen twee buizen. Met een nieuw gummi-ringetje was het probleem ongetwijfeld op te lossen. Daar ik nóch over zon ringetje beschikte, nóch over een sleutel om de verbinding los te schroeven, belde ik Egide weer op. Ik vroeg hem of hij en passant een nieuw ringetje wilde komen plaatsen, als hij eens voorbijkwam. Dan hoefde ik misschien geen verplaatsingskosten te betalen. Wie weet, deed hij het wel gratis? Wij artsen doen immers ook al eens iets gratis: advies geven, formulier invullen, een uur lang naar gezeur luisteren aan de telefoon, een voorschrift opsturen, even snel in t oor van t zusje kijken, die weliswaar geen klachten heeft, maar aangezien ze nu tóch meegekomen is
t Was Omer die kwam, dagen later. De factuur luidde: verwerken oproep 200 frank + verplaatsing 150 frank + werk Omer 1013 frank + materiaal 403 frank (in t grootwarenhuis kost zon ringetje 2 frank) = totaal 1.766 frank. Gelukkig woon ik in een oud huis en komt er dus maar 6% BTW bij. In totaal dus 1.871 frank.
Het toeval wil dat ik, toen Omer het lek kwam herstellen, net weggeroepen was naar t hospitaal vanwege een neusbloeding, óók een lek dus. Zoiets kan je geen dagen laten wachten, nog geen uur! De neus bloedde niet meer en er kwam dus wel enig speurwerk aan te pas om uit te maken waar de bloeding vandaan kwam. Ontzwelling van de neusslijmvliezen, lokale anestesie, elektrocoagulatie van het bloedvat: ik had mijn werk net zo keurig opgeknapt als Omer. t Had mij wel wat meer tijd gekost: anderhalf uur, de verplaatsing meegerekend. Mijn factuur: verwerken van de oproep 0 frank, verplaatsing 0 frank, werk (onderzoek + galvanocauteriseren neusmucosa) 789 frank + materiaal (cocaïne, adrenaline, enkele compressen) 0 frank = totaal 789 frank. Om de reële opbrengst van mijn interventie te berekenen dienen nog afgetrokken te worden: 3% inningsbijdrage door het ziekenhuis 24 frank + onkosten materiaal 20 frank + onkosten verplaatsing 60 frank. Zo blijft er 685 frank over, zegge 385 frank na aftrek belastingen.
Ik weet het wel! Sommige eerzuchtige doktoren zullen hun patiënt ervan overtuigen dat zijn leven op t nippertje gered is, dat een tweede bloeding wellicht fataal was geweest, maar gelukkig, door het snel en deskundig optreden, is kunnen vermeden worden. En het redden van een mensenleven is toch zeker wel wat waard, en toch alleszins méér dan, laten we zeggen, twintig duizend frank in t zwart. Maar dat is een minderheid. De meesten zullen zich tevreden stellen met de 385 frank en met de opbrengst van vijf neusbloedingen zullen ze een pakkingringetje kunnen laten vervangen
Weet je wát? Ik ga mij deze week nog een Engelse sleutel en een waterpomptang kopen. En ik koop een leerboek over loodgieterij en centrale verwarmingstechniek, want ik wil dat nu zelf eens uitkienen, waarom de pomp van mijn centrale verwarming het vertikt om af te slaan. Ik houd u op de hoogte.
De begroeting was hartelijk en Bienvenu herinnerde mij al snel aan dat artikel dat ik geschreven had voor Artsenkrant. Van t beste wat ik ooit gelezen heb, zei Bienvenu. En hoe het dan uiteindelijk afgelopen was? Of ik mij dan uiteindelijk had omgeschoold tot loodgieter? Daarover had hij immers niets meer vernomen in Artsenkrant. En er had wel degelijk gestaan ik houd u op de hoogte. Dat had ik dus verwaarloosd. Ziehier wat ik hem verteld heb en hoe het in werkelijkheid ook is gegaan
Enkele weken later had ik Egide toch weer opgebeld. Hij was tot de conclusie gekomen dat ik de hele brander maar best kon laten vervangen. Dan zou ik pas voorgoed van alle miserie verlost zijn De brander was amper tien jaar oud. En mijn probleem was ook mijn buurvrouw, die ik voor de gelegenheid Germaine noem, ter ore gekomen. Ik zal het voorleggen aan Markske, zei ze. Markske was Germaines jongste zoon, die al een paar jaar afgestudeerd was als loodgieter, aan de vakschool. De vakschool was voor Markske het hoogst haalbare geweest. In zijn kinderjaren was hij hyperkinetisch, moeilijk opvoedbaar en met een torenhoge aversie voor alles wat met leren te maken heeft. In t zesde leerjaar kende hij niet eens alle letters van het alfabet. Maar in de vakschool deed hij het, wonder boven wonder, vrij goed en nu was hij dus een gediplomeerd loodgieter. Toch had ik niet al te veel vertrouwen in Germaines jongste. Ook niet toen Markske vrij gedecideerd zei dat er een klein stukje in de brander diende vervangen te worden: een duur stukje, maar hij zou het tweedehands trachten op de kop te tikken. Wat een geluk dat ik Markske vertrouwd heb: het stukje kostte 1500 frank en de jongen rekende mij 300 frank loon ik heb er hem 500 gegeven in t zwart. Markske en ik, we waren allebei in overtreding tegenover de fiscus, maar op heden, twintig jaar na de feiten, is dat toch zeker wel verjaard. En de brander? Tot op de dag van heden nooit meer problemen mee gehad. Hij lijkt nog lang niet versleten.
En of ik dan geen loodgieter geworden ben? Bijlange niet. Wel ben ik een toneelstuk aan t schrijven: De dokter wordt gigolo.
lieve mensen, oh wat gaat het vlug (uit t Is weer voorbij die mooie zomer van G. Cox)
zodiak
almanak
druivelaar *
vrolijk kerst
gelukkig nieuwejaar!
Was t vorig jaar misschien wat min,
hou toch maar levendig de hoop:
t zal allemaal wel beter gaan
in t nieuwe jaar, t jaar van de horoskoop!
*Zie mijn verhaaltjes op de scheurkalender De Druivelaar 2012 (aan het begin van elke maand), over hoe alle tekens van de dierenriem (de zodiak) hun oorsprong vinden in de Griekse mythologie. Rond de 20e van elke maand kunt u op www.bloggen.be/dzeus elk verhaal lezen, in een meer uitgebreide vorm. Voor een overzicht van de hele Griekse mythologie verwijs ik u naar mijn boek Uit het schuim van de zee. Het boek bevat, naast 136 verhalen, ook 17 tekeningen van Kurt Vangheluwe, die ook de verhaaltjes van De Druivelaar 2012 geïllustreerd heeft. Meer over het boek vindt u eveneens op www.bloggen.be/dzeus.
Op de eerste dag van t jaar gingen mijn ouders Nieuwjaar wensen naar mijn grootmoeder van moeders kant. Meter Leonie had een kruidenierswinkel die zij runde samen met tante Jenna, die moeders jongste zuster was en bij meter inwoonde. De eerste Nieuwjaarsdag die ik mij goed voor de geest kan halen is die van 1946, zesenzestig jaar geleden dus. Ik denk dat Nieuwjaarsdag voor mij zowat de gelukkigste dag van t jaar moet geweest zijn. Nonkel Roger en tante Irma waren er ook. En Fonske, die later, na t huwelijk met tante Jenna, nonkel Fonske zou worden. Nonkel Roger was in 1946 al gescheiden van zijn vrouw en tante Irma was toen al vier jaar weduwe. Nonkel Jef was er nooit: het boterde niet al te goed tussen nonkel Jef en de rest van de familie. Spijtig toch dat er in later jaren zo vaak een haar in de boter is geweest in de familie, want in de eerste jaren na de oorlog was moeders familie er naar mijn gevoel één uit de duizend. Ik was het enig kind in moeders familie. Het was een familie van Malthusianisten: ze waren ervan overtuigd dat de wereld overbevolkt was en dat die overbevolking de oorzaak was van alle grote rampen die de mensheid treffen, zijnde in hoofdzaak ziekten en oorlogen. De gevolgen van de oorlog had ik met eigen ogen aanschouwd op t einde van de zomer van t jaar 1944. Ikwas pas vier jaar geworden, maar het slagveld op de grote baan tussen Kaster en Tiegem is mij steeds bijgebleven: dode lichamen met grijnzende gezichten lans de straatbermen,kadavers van paarden, uitgebrande tanks met verkoolde lijken. Zoveel miljoenen jonge mannen gesneuveld, zei moeder toen de oorlog ten einde was ze hebben er weer eens goed in gesnoeid, we zijn weer goed voor enkele jaren. Ik begreep dat ze bedoelde dat de oorlog iets noodzakelijks was om de stijgende wereldbevolking op pijl te houden en ik benijdde de meisjes omdat zíj niet naar de oorlog moesten, terwijl een massale vrouwenslachting, naar mijn gevoel toch veel effectiever moest zijn: ik wist toen al dat de vrouwen de kinderen baarden, maar de mannelijke rol in de voortplanting was mij nog niet duidelijk
Ik werd op handen gedragen in de familie, maar tegelijkertijd leken ze mijn bestaan te betreuren: zíj zouden wellicht geen oorlog meer meemaken, maar ik zou dat noodlot ongetwijfeld niet ontlopen. Maar vader zou er alles aandoen om mij dat noodlot te besparen. Ten eerste, ik moest studeren, om een diploma te halen, want gediplomeerden dienden niet te strijden aan het front. En ten tweede, hij kende een dokter die voor twintigduizend frank ervoor kon zorgen dat ik medisch ongeschikt zou verklaard worden voor legerdienst. Vader was bereid zich krom te werken, zich het eten uit de mond te sparen om mij te laten studeren en uit de klauwen van het leger te houden.
Op mijn zesde maakte ik mij al zorgen omtrent de groeiende wereldbevolking. Die bedroeg toen rond de twee miljard en toen ik een paar jaar later vernam dat het nog steeds twee miljard was, was ik daar blij om. En telkens als mijn vriendjes naar school kwamen met het heuglijk nieuws dat zij er een broertje of een zusje hadden bij gekregen, zei ik: ge moet daar niet blij om zijn, straks krijgen we weer oorlog!
Maar keren we terug tot de nieuwjaarsdagen van direct na de tweede wereldoorlog. Voor mij waren het absolute hoogdagen. Wat die dagen zo feestelijk maakte? Eten, drinken en muziek? Ik weet niet eens of dat er allemaal wel bij was. Het was de sfeer, de gezelligheid van het bij elkaar zijn rond de warme kachel, het kerststalletje met de talloze figuurtjes die tante Jenna telkenjare zorgvuldig opstelde in haar winkelvitrine en die ik na haar dood geërfd heb en die nu mijn kostbaar bezit zijn. En de nieuwjaarsbrief voor meter Leonie. Maar bovenal was er het kaartspel. Iedereen deed mee aan het spel. Het heette mietje pakken, een spel met vrij eenvoudige regels en waarin ik op mijn zesde al goed mijn mannetje kon staan. Je moest een dosis geluk hebben en het belangrijkste was: geen risicos nemen. We speelden voor geld, muntstukjes van vijf en tien cent, die tante Jenna in overvloed had: wisselgeld uit haar winkel. Iedereen kreeg voor een zelfde bedrag aan muntstukjes en wie er op t einde het meeste overhield was de winnaar. En op 1 januari 1947 ik moest nog zeven jaar worden heb ik ze allemaal verslagen: vader, moeder, meter, tante Jenna, tante Irma, Fonske en nonkel Roger. Géén risicos nemen, had vader gezegd, en dat gold voor alles in t leven: zo ben ik kampioen geworden in t mietje pakken. Al mijn tegenspelers van toen zijn er al lang niet meer. Ach, kon ik nog één keer een nieuwjaarsdag van toen overdoen
In die tijd wenste ik eenieder op nieuwjaarsdag zonder schroom een goede gezondheid en een lang leven. Hoe weinig bevroedde ik toen hoe efemeer het aards bestaan is en dat het eeuwig leven slechts voor de goden is weggelegd. Op heden schroom ik om u, beste lezer, een gelukkig Nieuwjaar en een goede gezondheid te wensen. Het zal mij maar wéér overkomen dat iemand met wie ik het goed voorheb, in een hysterische huilbui losbarst en mij met verwijten overlaadt: haar man is terminaal ziek verklaard, bij haar is een zware vorm van diabetes vastgesteld, door de bankencrisis heeft zij zo goed als al haar geld verloren en haar kinderen hebben haar definitief de rug toegekeerd en dan kom ík haar een gelukkig Nieuwjaar wensen! Neem mij niet kwalijk, zei ze, toen haar huilbui over was, ge meent het niet slecht, dat weet ik wel, maar wens mij nooit meer geluk en gezondheid en een lang leven, maar wens mij een snelle dood, een zachte als t even kan
Waren het de oude Grieken niet die beweerden dat de dood het mooiste geschenk is voor de mens? Het was alleszins het geschenk waarmee de oppergodin Hera de jongelingen Kleobis en Biton beloonde, nadat ze haar een grote dienst hadden bewezen (cf. Uit het schuim van de zee p. 21). En is de dood niet de enige absolute zekerheid voor ieder levend wezen? Een van onze grootste filosofen heeft het als volgt verwoord: dat ieder levend wezen van bij de geboorte ter dood veroordeeld is en dat alleen de denkende mens daar onder lijdt omdat hij van alle schepselen de enige is die zich van die veroordeling bewust is.
En de economische crisis? Is dit de catastrofe die door Malthus werd voorspeld, als er geen paal en perk zou gesteld worden aan de bevolkingsaangroei in de wereld? Er zijn nu ongeveer acht miljard mensen op de aardbol: dat is vier keer zoveel als toen ik een kind was. Oorlogen, epidemieën en hongerdood hebben die enorme bevolkingstoename niet kunnen verhinderen. Over nog eens vijfenzestig jaar zullen er 32 miljard zijn, en over honderddertig jaar 128 miljard: de toename is exponentieel
We hadden een mooi huis, kort na de eerste wereldoorlog. Vader was een bekwaam metselaar en hij had het huis helemaal zelf gebouwd. Ná zijn gewone werkuren, want vader was werknémer. Ik dacht toen dat vader véél verdiende omdat hij alle dagen in weer en wind zware arbeid verrichtte. Alleszins méér dan de directeur van het bedrijf waar hij werkte, want die directeur was een pennelikker die heelder dagen achter zijn bureau zat. Tot vader mij vertelde dat die directeur wel tien keer meer verdiende. En dat er mensen waren die wel honderd keer meer verdienden Als ik het later voor het zeggen zou krijgen, nam ik mij voor, zou daar wel verandering in komen!
Ik vond dat tante Jenna beter af was met haar kruidenierswinkeltje dan vader. Zij hoefde niet zo hard te werken. Winkel houden vond ik leuk. En dat men dáár nog geld mee kon verdienen ook! En wat ze daarmee verdiende was niet mis: zon vijftien procent op de inkoopprijs, had tante Jenna mij eens verteld. Ik vond dat eigenlijk veel te veel voor iets wat eigenlijk geen werken was. Maar ze zei dat vijftien procent absoluut niet overdreven was en dat sommigen wel tot een winstmarge van veertig procent durfden gaan. Ik kon het nauwelijks geloven. Dat is later wel veranderd. Mandus Vantomme was de stomste van de klas. In t zesde leerjaar kon hij zelfs nog geen eenvoudig sommetje maken, laat staan dat hij een winstmarge van veertig procent zou kunnen uitrekenen. Hij werd marktkramer en verkocht daar jeans broeken, die hij aankocht in Polen voor 70 frank. De verkoopprijs bepaalde hij door simpelweg een nulletje er achter te schrijven: 700 frank dus, zijnde een winstmarge van negenhonderd procent! Mandus is er schatrijk mee geworden. Maar ongelukkig aan zijn einde gekomen: nadat zijn zoon het grootste deel van zijn fortuin had verbrast is Mandus aan de drank geraakt en hij heeft zich verhangen. Loontje, zegt men, komt om zijn boontje. Of is het Boontje die om zijn loontje komt? Soms
Wie het mij ingegeven had? Ik heb er het raden naar. Mijn ouders waren geen communisten, de familie van moeders kant evenmin en met andere mensen was ik nog bijna niet in aanraking gekomen. En toch Ik kon maar niet begrijpen dat de waardevermeerdering die goederen kregen door t verhandelen aan anderen ten goede kwam aan enkelingen. Reken daarbij dat ik vond dat alle mensen evenveel moesten verdienen, als ze maar hun best deden en van goede wil waren, en je hebt het beeld van een bijna volmaakt communistje. Ik was zes jaar oud. En toen ik een beetje ouder werd verwonderde ik mij erover dat instellingen als onderwijs, gezondheidszorg, openbaar vervoer enandere, niet door de staat gerund werden. In de nonnekensschool leerde ik over de communisten dat het wreedaards waren, onmensen die als enig doel hadden: het uitroeien van de godsdienst. Later leerde ik over de sociaal-economische principes van het communisme en ik vond dat die principes strookten met de mijne. Ik raakte ervan overtuigd dat het communisme de wereld zou veroveren, niet gewapenderhand, maar alleen door de kracht van zijn ideeën. Hoe deerlijk heb ik mij vergist!
Er is economische crisis, de criminaliteit heeft zelden zo welig getierd, er is oorlog alom en we mogen verwachten dat er weldra een grote wereldbrand komt en een ongekende epidemie, die de hongersnood een handje zullen toesteken om de wereldbevolking pakweg in één klap te halveren. En dat is de reden waarom ik het er nu zo moeilijk mee heb u een gelukkig Nieuwjaar te wensen. Maar ik wens u een droom: dat uw en mijn nageslacht deachterkleinkinderen van onze achterkleinkinderen ten getale van één à twee miljard, na het doorworstelen van een paar eeuwen ellende, er zal in slagen de wereldbevolking constant te houden, zonder oorlog en ziekten.
Dat ik ooit zou deelnemen aan het Groot Dictee van de Nederlandse Taal had ik niet gedacht. En toch, eergisteren, na de voorlezing van de tekst in zijn geheel, die het eigenlijke dictee voorafgaat, dacht ik bij mijzelf: dit moet ik aankunnen. Véél makkelijker dan vorige jaren: vooral niet te veel hoofdletter- of interpunctieproblemen. En zie maar hoe ik het er heb afgebracht. De woorden die ik fout had, heb ik onderstreept en mijn foute spelling staat ernaast, tussen haakjes.
In dit dictee zal ik een gedeelte van Sigmund Freuds gedachtegoed(gedachtengoed*1) expliqueren aan BNers(BN-ers*2), BVs en andere mensen die nooit ofte nimmer iets van hem hebben gelezen of die net als Nabokov en Van het Reve(van het Reve*3) een diep gegronde hekel aan hem hebben. Psychoanalyticus Sigmund Freud, theoreticus van het oedipuscomplex(Oedipuscomplex*4), definieert in zijn essay Het(het*5) onbehagen in de cultuur uit 1930 cultuur als datgene waarmee wij onszelf en de wereld hebben geprobeerd te temmen; ook het verbod op incest is geenszins anders dan een verkeersregel voor de menselijke omgang. Het verbod op de incestueuze objectkeuze, zoals Freud het accuraat formuleert, is ooit geïnitieerd om impulsief bloedvergieten te voorkomen; het gaat om seks(sex*6), want zoons willen eigenlijk coïteren met hun moeder. Om dat doel te bereiken moet de zoon zijn vader, zijn concurrent, elimineren, want de geprivilegieerde(gepriviligeerde*7) vader wil zijn eega niet met zijn zoons delen choquant en egoïstisch; het incestverbod is feitelijk een poging machtsverhoudingen te reguleren. In jip-en-janneketaal(jip-en-janneke-taal*8): wetten waardoor conflicten kunnen worden voorkomen; het taboe op incest blijkt niet zozeer een ethische kwestie, als wel een machtsaangelegenheid en hoe daarmee(daar mee*9) om te gaan. Nu willen jullie uiteraard wel eens weten wat dit allemaal met cultuur te maken heeft, welnu, cultuur wordt door Freud getypeerd als een soort vader die eist dat wij onze libidineuze neigingen onbevredigd laten in ruil voor symbolische of reële liefde. Freud noemt dit zelfverminking, en ook als wij ten huidigen dage de natiestaat in ogenschouw nemen is er de oude ruil; de burger raakt gedomesticeerd, oftewel hij ziet af van de meeste driftbevrediging, een proces dat wordt geleid door politieke, religieuze en andere autoriteiten. Wanneer de oproerpolitie op burgers inslaat, zien wij, eerder dan het geweldsmonopolie(geweldsmonopoly*10) van de staat in praktijk, enkele matig betaalde fascistoïde ambtenaren, die de gelegenheid krijgen hun driften te bevredigen.
Laten we dit dictee eens rustig overlopen. Laten we nagaan welke fouten we gemaakt hebben. Het is per slot van rekening van zijn fouten dat een mens leert. Tien fouten heb ik gemaakt. De woorden die ik fout had, heb ik in de tekst onderstreept en de fout heb ik er in t rood en tussen haakjes naast geschreven. De fouten maar of het allemaal wel degelijk fouten zijn!? zijn daarenboven netjes genummerd van *1 tot *10.
*1 gedachtegoed vs. gedachtengoed:
De voorlezer had wel degelijk géén n uitgesproken, maar dat zegt in dit geval niets, omdat, naar ik meen te weten, die n (vooropgesteld dat ze er zou moeten staan) niet hoeft of zelfs niet mag uitgesproken worden. En, gesteld dat het uitspreken van zon tussen-n facultatief is, de voorlezer zou ongetwijfeld de kans niet hebben laten voorbijgaan om de kandidaten op het verkeerde been te zetten. Dat er geen n mag staan, zo luidt de verklaring, komt doordat het hier maar om één enkele gedachte zou gaan. Tja, zo duidelijk is dat niet voor mij. In rugge(n)wervel bijvoorbeeld, dat als ruggenwervel moet geschreven worden, maar als ruggewervel mag (of moet?) uitgesproken worden, weet ik wel zeker dat er maar één rug in t spel is. En toch Wat vinden we daaromtrent in de dikke van Dale? In de twaalfde druk anno 1992 staat gedachtengoed, mét een n dus en met als verklaring materiaal aan (beschikbare, aanwezige) gedachten. In de dertiende druk anno 1999 staat gedachtegoed, zónder n dus en met dezelfde verklaring. Raak daaruit maar wijs! Of het dan niet waar is dat ik in een opwelling van woede (vanwege de miskenning van mijn briljante woordvondsten gulpbisschop en stauwelen) mijn dikke vD verbrand heb? Toch wel, maar dat betreft de elfde druk
Conclusie: ik pleit in deze onschuldig en ga in beroep; nul fouten tot hiertoe.
*2 BNers vs. BN-ers:
Ook hiertegen ga ik in beroep. Daarenboven gaat het hier om interpunctie en dáárop wil ik niet gepakt worden.
Conclusie: nog steeds nul fouten.
*3 Van het Reve vs. van het Reve:
Vier jaar heb ik in Nederland gewoond en als ik één ding geleerd heb over achternamen dan is het wel dat de van die los van de rest staat, steeds met kleine letter wordt geschreven. Als die van vast zit aan de rest, voelen de Hollanders zich daar overigens niet gemakkelijk bij. Zo konden ze niet aanvaarden dat mijn naam als Vansteenbrugge diende gespeld te worden en al zeker niet omdat de klemtoon niet op de eerste lettergreep ligt. In de telefoongids en in alle mogelijke al of niet alfabetische klasseringen stond ik daar geboekt als STEENBRUGGE C.G.C. van. En dan zou REVE Gerard van het nota bene met Van moeten geschreven worden! En ik dacht nog wel dat ik hier een streepje voorhad op die andere Vlamingen die er geen benul van hebben dat Gerard Reve in feite het pseudoniem is van REVE Gerard van het. Met een kleine v dus. Honderdduizenden keren staat Reves naam geschreven: hebt u, beste lezer zijn van al eens met een grote V gezien? Wanneer hebben die grote heren van de taal beslist om die kleine v op te waarderen? Of heeft Reve dat zélf beslist in 2006 toen hij naar Vlaanderen is komen wonen, waar de kleine v-tjes (maar t zal wel vtjes moeten zijn) zo zeldzaam zijn? Christophe Deborsu had het ook fout. Vanzelfsprekend. En ik sluit mij volledig aan bij Deborsu: nooit lees ik nog een boek van die man.
Conclusie: ik ben nooit zekerder geweest: géén fout! Nog steeds nul fouten dus.
*4 oedipuscomplex vs. Oedipuscomlex:
Hoofdletter of niet? In de dikke van Dale (met kleine v, tenzij het ondertussen veranderd is) van 1992 staat het geschreven mét een hoofdletter en in de editie 1999 staat het nog steeds met een hoofdletter. Recentere edities heb ik mij niet meer aangeschaft. Aan het tempo waarmee de Nederlandse taal verandert en de woordenboeken dus moeten aangepast worden, zou een mens zich ruïneren.
Conclusie: als er één fout is die mij niet mag aangerekend worden, dan zeker deze! Ik blijf dus op nul fouten.
*5 het vs. Het:
Hier ben ik een beetje onoplettend geweest bij de eerste voorlezing van de zin (ik was afgeleid omdat er aan de deur werd gebeld) en toen de zin woord voor woord werd voorgelezen kreeg ik in eerste instantie de indruk dat het onbehagen in de cultuur het lijdend voorwerp van de zin was. Vanzelfsprekend had ik vlug genoeg door dat het de titel van het essay was (een bijvoeglijke bepaling dus) en dientengevolge met een hoofdletter moest beginnen. Maar vergeten dit achteraf te verbeteren.
Conclusie: een foutje van onoplettendheid, waarvan ik niettemin de volle verantwoordelijkheid wens te dragen. Eén fout dus, tot hiertoe.
*6 sex vs. seks:
In dit verband geef ik u iets ter overweging. Zoek op Google, tik het woord sex in en u krijgt 420.000.000 resultaten. Doe dan hetzelfde met seks en u krijgt amper 84.700.000 resultaten. En toch: in de dikke, editie 1999, die bol staat van de meest bizarre, de meest exotische, vreemde, nooit vertoonde woorden, ontbreekt te enen male het woord sex.
Conclusie: voor mijn part kunnen ze allemaal de pot op, laat ze maar allemaal sexen met ks, ik blijf het doen met x en ik reken mij hiervoor geen fout aan. Mijn foutenstand blijft dus op één!
*7 gepriviligeerde vs. geprivilegieerde:
Een zware fout natuurlijk. Geen lapsus. Ik weet best dat het woord afgeleid is van privilege en dus nooit gepriviligeerde kan zijn. En toch... Mea culpa. Dat dát mij op mijn leeftijd nog moet overkomen!
Conclusie: dit lijkt mij een dermate zware uitschuiver te zijn dat ik bereid ben de fout dúbbel aan te rekenen. Dat brengt de stand op drie fouten.
*8 jip-en-janneke-taal vs. jip-en-janneketaal:
Weer een fout van onoplettendheid. Een ander excuus heb ik hier niet in te brengen. Ik kén nochtans maar al te goed de regel die eraan ten grondslag ligt en ik ben pedant genoeg om iemand die tegen die regel zondigt erop te wijzen. Tja
Conclusie: we staan op vier fouten.
*9 daar mee vs. daarmee:
Met daarmee kan ik het niet eens zijn. De voorlezer heeft net iets teveel gepauzeerd tussen daar en mee, en daarenboven net iets teveel de nadruk gelegd op daar. In die omstandigheid moet het in twee woorden geschreven worden. Mijns inziens.
Conclusie: géén fout dus. Mijns inziens. Stand: vier fouten.
*10 geweldsmonopoly vs. geweldsmonopolie:
Hier is maar één verklaring voor: teveel monopoly gespeeld in mijn jeugdjaren
Conclusie: een vijfde fout! En gelukkig maar, anders was ik hier de enige winnaar, en zo nederig ben ik nu ook wel weer: ik zou het écht niet verdiend hebben.
En dan volgen hier in verband met dit dictee nog enkele bemerkingen, losjes uit de pols:
Ten eerste. Dat zoons willen coïteren met hun moeder zou volgens de tekst van het dictee (Freud? Grünberg? en die zullen het wel weten, zeker) de normaalste zaak van de wereld zijn en dan klopt de definitie van de dikke niet, namelijk dat het oedipuscomplex een min of meer abnormaal complex van het onderbewustzijn zou zijn. Het stelt overigens de koosnaam motherfucker, algemeen aanvaard als één van de ergste beledigingen die men iemand van het mannelijk geslacht kan aandoen, in een heel ander daglicht.
Ten tweede. Ik ben blij dat de voorlezer mij niet gevloerd heeft met ten huidigen dage. Hij had wel degelijk ten huidige dage gelezen. Nu leefde ik, tot de dag van gisteren, in de waan dat het eigenlijk te huidigen dage moest zijn, naar analogie met te allen tijde. Logisch toch? Maar logica is in taal vaak ver te zoeken. Wetende dat een n achteraan bij t lezen mag, of zelfs moet, weggelaten worden (waarom eigenlijk, in godsnaam?) en dat de voorlezer wel nooit zo ver zou gegaan zijn om een n te lezen waar er geen staat hij moest het eens aangedurfd hebben! heb ik hier een uitschuiver vermeden.
Ten derde. Ook met fascistoïde is s voorlezers truc niet gelukt. Althans niet bij mij. Hij las telkens fascestoïde. Daar is déze jongen dus niet ingetuind. Maar wee diegenen tot wie de betekenis van dit woord niet zou zijn doorgedrongen.
Ten vierde. Kom, laat ik nu niet flauw doen. Ik heb tién fouten, en daarmee basta. Dat is nog altijd drie minder dan het gemiddelde van alle deelnemers ter plaatse en evenveel als Christophe Deborsu, de beste nederlandskundige Waal aller tijden. Of moet het Nederlandskundige zijn? Met hoofdletter. Of is het woord helemáál fout? Als het van mijn corrector afhangt is het inderdaad fout!...
Hoera, ik ben op Facebook en op Linkedin! Of liever, ik zit op Facebook en Linkedin: dat past immers beter bij mijn leeftijd en ergens op zijn lijkt mij taalkundig niet honderd percent kosjer en op zijn minst onelegant. Toegegeven: op die dingen zitten lijkt mij ook niet stijlrijk en er moet ongetwijfeld een betere term voor bestaan of anders moet die nog uitgevonden worden
Hoe het zover is kunnen komen? Ik zou het écht niet weten ik weet dat het ongelooflijk klinkt tenminste voor wat Facebook betreft. Voor wat Linkedin betreft heb ik een vaag vermoeden. Iemand moet mij gevraagd hebben, via e-mail, of ik vriend met hem wilde worden. En daar ben ik vanzelfsprekend op ingegaan: ik wil wel met iederéén, of toch bijna iederéén, vriend worden en daarenboven zal ik het ongepast gevonden hebben om niet in te gaan op een dergelijk vriendelijk aanbod. En vervolgens moet ik ergens een paswoord ingetikt hebben en een paar toetsen ingedrukt. Het resultaat was verbluffend. Binnen de week kreeg ik honderdnegenentwintig mails van mensen die vriend van mij wensten te worden op Linkedin. Er waren er tientallen die mij aanspraken of opbelden met de vraag wat de bedoeling was van mijn oproep om vriend te worden. Tenslotte waren er zeker een dozijn die mij lieten weten dat ze zich aan dergelijk gevaarlijk spel niet wensten te wagen. De laatsten waren, op één uitzondering na, allen 65-plussers. Zou hier een zekere graad van paranoia in t spel zijn? À propos, er bestaat een Nederlandse term voor dat woord, namelijk achtervolgingswaanzin, maar vanwege de langdradigheid gebruik ik in dit geval en ten uitzonderlijken titel liever de meer wetenschappelijke term; en aangezien het hier ongetwijfeld niet om échte paranoia gaat doch hooguit om paranoïde trekjes en achtervolgingswaanzinnige trekjes wat al te bar zou klinken Maar om op de vraag te antwoorden: néén, natuurlijk niet. In deze Linkedin-historie gaat het enkel om achterdocht, of beter nog een op zijn hoede zijn, een voorzichtigheid en das een deugd. Een deugd die overigens niet enkel bij bejaarden voorkomt. Zo herinner ik mij een jonge dame van nauwelijks dertig jaar, die weigerde haar, overigens zeer intelligente, aan dyslexie lijdende dochter te laten behandelen in een revalidatiecentrum, omdat zij daar diende ingeschreven te worden. Ze was bang dat het meisje dan al gauw bij de Untermenschen zou ingedeeld worden als er ooit weer een Hitler het voor het zeggen zou krijgen.
Maar hoe dan ook, ik ben blij met Linkedin. Een geschenk uit de hemel! Hoe zou ik anders vriend geworden zijn van de 29-jarige bloedmooie (volgens de bijgevoegde foto) J. M., woonachtig in Los Angeles, en met een profiel om duimen en vingers van af te likken? Neen, beste lezer, profiel heeft hier niets te maken met de lichaamsmaten: het is gewoon een ander woord voor beroep. Vroeger had men een beroep, nu heeft men een profiel en dan nog liefst een Engels profiel: a profile. Het profiel van mijn mooie Amerikaanse vriendin heet business development manager. Wenst u een bloemlezing van profielen van enkele van mijn 129 linkedin-vrienden en -vriendinnen? Ziehier: international sales manager, divisional training manager, pedagogisch adviseur, independant writing and editing professional, technical account manager, planning and procurement supervisor, CEO international united Arab Emirates, independent medical practice professional en ga zo maar door. Valt het u op beste lezer dat ernogalwat managers zijn onder mijn linkedin-vrienden? En zo weinig handwerkslui: geen enkele, om eerlijk te zijn. Een halve eeuw geleden was men bakker, onderwijzer, timmerman, postbode, wever, winkelier, apotheker, landbouwer Nu heeft men een profiel.
Vroeger waren er werklieden en pennenlikkers. Ik weet nog goed dat de overgrote meerderheid van ons dorp tewerkgesteld was bij Lepoutre et fils, tissage waar niet minder dan achthonderd man tewerkgesteld waren. Naast die achthonderd arbeiders waren er een zestal bedienden, niet méér. En dan was er ook nog meneer Gaston, die over iedereen de baas speelde en wiens functie waarschijnlijk overeenkwam met wat ze nu CEO (of PDG?) zouden noemen. Mijn vader en mijn moeder hadden niet zon hoge pet op van die meneer Gaston. Zijn voornaamste functie bestond er volgens hen in te controleren wie van zijn werklui de zondag naar de mis gingen: de ketters werden onverbiddelijk ontslagen! De bedienden, die zij schrijvers noemden, waren in de ogen van mijn ouders al even onzalig, want onnuttig. Zij bekeken die schrijvers met minachting en ongetwijfeld ook met enige afgunst. In hun ogen waren het onproductieve luiaards, blagueurs, wier handen verkeerd stonden, enkel goed om een pen vast te houden, die heelder dagen rondliepen in een versgestreken wit hemd en das en met een aktentas onder de arm. En die, omdat ze toch niets nuttigs te doen hadden, uitermate veel tijd besteedden aan hun uiterlijk. Dat ze zich om de twee dagen sommigen zelfs iedere dag! schoren was mijn vader alle mensen te gek: hijzelf deed het hooguit twee keer in de week Dat hebben ze van de Engelsen geleerd, tijdens de oorlog zei moeder. Wassen en scheren was kenmerkend voor de Engelsen, zoals het voor de Duitsers eten en smeren was, en voor de Belgen vloeken en zweren
En heden ten dage? Zijn er nog werkers? Zijn t nu niet allemaal schrijvers, blagueurs, CEOs, managers? Beroepen zijn er niet meer. t Zijn nu allemaal profielen of liever profiles, in t Engels. Maar de stoppelbaarden zijn weer in en de kale knikkers O tempora, o mores!
Ze doen besparingen bij de VRT en groot gelijk hebben ze. De taaldag begon dit jaar pas om half twee en t was dus in feite maar een halve taaldag. De besparing zat hem vooral in het wegvallen van het nu overbodig en de vorige jaren zo overvloedig walking dinner over de middag. Ik was een uur te vroeg op het Flageyplein en met een hongerige maag. Gelukkig staat er aan de andere kant van t plein, tegenover het VRT-gebouw, het frietkot Frit Flagey. Er stonden tien medemensen in de rij. Het prijsverschil tussen een klein pakje friet en een groot pak was erg klein 1,90 euro tegenover 2,20 euro maar ik had algauw in de gaten dat beide porties in feite even groot waren en daarom besloot ik van het maar te houden bij un petit, hetgeen ik de tien hongerigen vóór mij ook had horen doen. Omdat het boegbeeld van dit plein toch het machtig gebouw is van de Vlaamse Radio en Televisie, waagde ik het om een kleintje te vragen, maar de baas van t frietkot keek mij zo ongelovig aan dat ik direct overschakelde op un petit. En ik bestelde ook nog vijf kippeboutjes op een stokje. De genoemde baas was overigens uitermate vriendelijk, ook tegenover de knappe jongedame die verbluft was over de grootte van haar pak friet en vroeg of hij haar niet, abusievelijk, un grand in de handen had gestopt. Mais non, mademoiselle, cest pour vous gâter. De frieten roken heerlijk en ze smaakten navenant. Zo ook de kippeboutjes. Ik heb er een heerlijk sitting diner van gemaakt op één van de kletsnatte zitbanken op het plein: t had geregend en ik had geen zakdoek bij om een plaatsje droog te vegen. Met een natte broek voor gevolg. Maar ach, wat kan dat een mens schelen als hij jong is.
Ik heb daar nog wat zitten mijmeren over wat mij overkomen was in de overvolle tram 71 die mij van het centraal station naar het Flageyplein had gebracht. Een vrouwtje van amper een jaar of vijfentwintig kwam recht op mij af, gaf mij een por in de ribben en zei op een vrij bitsige toon: je suis enceinte! Val nu dood met je beste kleren aan! Even flitste het door mijn hoofd: heb ik daar wát mee te maken? Even, zeg ik, één seconde maar, want toen begreep ik dat ze wilde dat ik haar mijn plaats afstond. Hetgeen ik dan ook onmiddellijk deed, onder begeleiding van mijn allervriendelijkste glimlach. Zonder een woord van dank en zonder mij verder een blik te gunnen ging ze zitten, nors voor zich uitkijkend. Het was haar nauwelijks aan te zien dat ze zwanger was. Misschien was het niet eens waar?...
Wat nu het taalprogramma zelf betreft, is mij een vraag bijgebleven, gesteld door Marcel Vanthilt aan Eric Eljon, een mij onbekende Nederlander: waarom Nederlanders op TV vaak zo snel praten? Vooreerst wil ik u, beste lezer, diets maken dat er in Nederland een zeldzame keer zult u het ook in Vlaanderen aantreffen een zekere vorm van stotteren gehanteerd wordt door sommigen, een soort gewauwel, waarmee men, net als met het nonchalant door elkaar haspelen van de z, de s, de zj, de sj en de ch, meent te moeten aantonen hoe goed men de eigen taal beheerst. Wat Eric Eljon betreft: de inhoud van zijn antwoord is mij ontgaan, maar de vorm waarin het gebracht werd was verhelderend. Eric Eljon is namelijk één van die kunstmatige, wauwelende stotteraars of stotterende wauwelaars, stauwelaars dus woord van het jaar? die aan t begin van iedere zin een aantal seconden stauwelen, waarna ze razendsnel pratend en al struikelend over hun woorden de verloren tijd trachten in te halen
Mark Uytterhoeven was er ook. Veertien jaar na mij is hij senior seniorum geweest van de Gentse studenten. Op 16 november viert het seniorenkonvent de jaarlijkse Gravensteenfeesten. Waarom gaat Mark daar nooit meer heen?
En er is ook weer de zoektocht naar het woord van het jaar. Stauwelen vind ikzelf een mooi woord, maar na de slechte ervaring vorig jaar met mijn gulpbisschop, dat toen niet eens bij de tien genomineerde was, heb ik mijn ambitie een beetje verloren. Overigens vind ik gulppremier in het licht van de Belgische actualiteit ook niet mis. Als het een Westvlaming is tenminste. Dat moet dan in de plaats komen van de vieze premier (Hollandse uitspraak voor vice premier), want zon vieze heeft toch als taak de eerste piet van t land te gelpen en bij te staan, nietwaar?
In de bus, terug naar t centraalstation, was geen zitplaats meer vrij. Een man die mijn zoon had kunnen zijn al niet meer zó jong dus bood mij zijn plaats aan. Een welopgevoed mens slaat een dergelijk aanbod niet af. Ik heb de man hartelijk bedankt, maar t was met een bang hart dat ik op zijn plaats ging zitten. In de bus en met mijn gezicht in de richting die tegengesteld is aan de rijrichting wordt ik meestal misselijk: ik heb last van motion sickness, bewegingsziekte. Dan blijf ik veel liever staan. Maar laten we een gegeven paard niet in de muil kijken: noli inspicere ad dentes equi donati!
Ik weet het wel, een mens kan zich beter überhaupt niet ergeren, en dan zeker niet aan taal. Er bestaan immers véél ernstiger zaken om zich aan te ergeren: de wereldoverbevolking, de opwarming van de aarde, de economische crisis En toch ik mag het u niet verhelen ben ikzelf een van diegenen die zich ergeren aan taalpietluttigheden. Ik som er enkele op, in willekeurige volgorde, naarmate ze mij te binnen schieten:
Ten eerste. Het gebruik in Vlaanderen van het woord terug in de zin van weer, opnieuw. Bijvoorbeeld: onze ploeg heeft vorige week goed gespeeld en gisteren hebben ze terug goed gespeeld. Iemand die weer terugkomt komt dan terug terug, nietwaar?
Ten tweede. Mijn tekstverwerker onderstreept steevast iedere persoonsvorm, in de onvoltooid verleden tijd, die eindigt op dt. Moeten we dan schrijven gij had in plaats van gij hadt? Stel nu nog dat we in navolging van onze Noorderburen erin slagen de gij helemaal uit te roeien. Wat moeten we dan bij het citeren van Bijbelteksten? P.S. Aan het woord gij op zichzelf schijnt mijn tekstverwerker zich alsnog niet te ergeren.
Ten derde. Een rasechte Westvlaming slaagt erin de zin hij heeft gelukkig een goed geheugen uit te spreken met maar één hoorbare medeklinker, namelijk de l. Daartegen zeg ik foei, al ben ik dan zelf een halve Westvlaming. En foei tegen Renaat Landuyt. Leer toch eens een g uitspreken, man. Wat is dat toch met die Westvlaamse g? Is het onwil? Of niet kunnen? Of zit het in de genen?
Ten vierde. Die klemtonen! Bij boerenkool moet de klemtoon op de derde lettergreep liggen. Onbegrijpelijk toch. Maar het moét nu eenmaal zo. En evenzo moet het bij boerenbruiloft, boerendochter, boerendorp, boerenerf, boerenknecht, boerenstand, boerenzoon, boerenzweet en nog tientallen andere woorden die met boeren beginnen. Daarentegen wordt de taallogica wél geëerbiedigd in boerenbedrijf, boerenboter, boerenbrood, boerenbuiten, boerengat, boerenjaar, boerenkermis, boerenkost, boerenmarkt en eveneens nog tientallen andere. Ik wed dat zelfs mijn oude vriend professor P.C. Paardekooper niet alle klemtonen juist zou weten te leggen. Zou hij overigens het woord boerenkoolstronkeradeel (met klemtoon vooraan!) kennen? Ik kende dat woord zelf ook niet, maar ik vind het in de dikke Van Dale, tussen welgeteld honderdvijfennegentig andere woorden die beginnen met boeren En zo zijn er nog duizenden woorden waarvan de klemtoonlegging op een ergerlijke wijze indruist tegen alle taalkundige boerenlogica. Tot in de eigennamen toe. Een van mijn kennissen noemt zichzelf Vándecasteele en eenieder die hem Vandecastééle noemt wordt door hem op de vingers getikt. En das het enige wat mij ergert aan die man.
Ten vijfde. De uitdrukking zeker en vast. Nederlanders vinden dat belachelijk, want het moet vast en zeker zijn. En ik erger mij aan het feit dat Vlamingen dat niet begrijpen. Of zouden ze het zelf niet belachelijk vinden als we de uitdrukking wis en zeker gingen verbasteren tot zeker en wis? Wis en zeker wel!
Ten zesde. Die hoge percentages. Een dag of tien geleden hoorde ik de trainer van onze nationale voetbalploeg voor de TV verklaren dat zijn spelers zich voor driehonderd procent zouden inzetten tegen de Duitse ploeg. En één dag later hoor ik onze eerste minister verklaren dat het spaargeld bij Dexia tweehonderd procent veilig is. Onze voetballers hebben de match verloren. En het spaargeld bij Dexia? Ik weet het niet Ik voel mij meer gerustgesteld door hónderd procent, want met méér dan honderd procent weet je immers nooit waar die bovenste limiet ligt!
Ten zevende. De slordige nonchalante uitspraak waar de Nederlanders (althans sommigen) zo fier op zijn: een bewijs van perfecte taalbeheersing! Vieze (vice) premier, spésjelist (specialíst), Sjorsj (Georges), Sjaan (Jeanne), srijven (schrijven), boe-e (boer), tuuk (natuurlijk), op geem (op een gegeven moment). En zo zou ik terug (!) duizenden voorbeelden kunnen geven. En das geen dialect uit een of andere Drentse achterhoek: het is de taal die in Nederland door nieuwslezers en prominente mediafiguren op TV gebruikt wordt en ook getolereerd wordt. Sommige van die slordigheden zijn naar Vlaanderen overgewaaid en worden ook daar officieel aanvaard. Een hele grote hond is daar een voorbeeld van: men bedoelt daarmee niet dat de hond er helemáál is (in tegenstelling tot een halve grote hond) maar wel dat de hond heel groot is, dat het dus een heel grote hond is. En wat gedacht van acazia (acacia), waar de nonchalante uitspraak officieel tot de enig juiste verheven is. Als ik mij niet vergis, tenminste.
Ten achtste. Die Gentenaars! Als het donker wordt, die doen ze in hun broek. En als de Gentse feesten er zijn, die zijn ze er gêre bij. Maar zelfs als ze die overbodige die zouden weglaten, die zouden ze nog herkend worden aan hun uitspraak, hoe zeer ze ook hun best zouden doen. Ik heb een charmezanger gekend die Napolitaanse liederen zong. Bij de aanhef van o sole mio was het al voor iedereen duidelijk dat hij Gentenaar was. En geloof nu maar niet dat ik ze niet liefheb, Gent en de Gentenaars
En te bedenken dat ik mij vroeger nooit geërgerd heb aan dergelijke futiliteiten. Ben ik dan nu een chagrijnige, muggenziftende, spijkers op laag water zoekende oude man geworden?
Het voorbije weekend heb ik weer eens doorgebracht in Zeeland, meer bepaald op het eiland Noord-Beveland en nog meer bepaald in het wellnesscentrum Kamperduinen in Kamperland: op uitnodiging van mijn goede vriend Hendrik, die ik wel eens brave Hendrik durf noemen, vanwege het feit dat hij zon doorbrave goeie kerel is. In de rij van mijn beste vrienden stond hij aan t begin van t jaar op de zevenenveertigste plaats, maar ondertussen is hij, vanwege het overlijden van Jack Vanlichtervelde en mede door deze uitnodiging, opgeklommen tot de vijfenveertigste plaats. Maandag stond het eiland Walcheren op het programma. Van mijn plan om álle molens van dit (schier)eiland op de gevoelige plaat te brengen werd uiteindelijk afgezien: verder dan de molens van Aagtekerke, Gapinge, Middelburg, Oostkapelle, Vrouwenpolder en Veere ben ik niet geraakt, en das nog niet de helft van wat Walcheren aan molens te bieden heeft. Ik denk dat ik het maar beter een beetje voor bekeken hou wat windmolens betreft en ik zal u dan ook, beste lezer, niet opzadelen met mijn half dozijn molens. Misschien vinden we ons evenwicht beter op het kerkhof, want daar komt het tenslotte op aan in het leven, nietwaar? Evenwicht.
Het kerkhof van Veere is er een zonder statige monumenten of grafstenen. Eenvoud en nederigheid: zo hoort het op een kerkhof. En daar heb ik dus bewondering voor en bij deze ken ik de prijs van de nederigheid toe aan de simpele, onooglijke en tussen t groen weggedoken grafsteen van ELISABETH LOUISSE-KLEINEPIER, geboren in 1901 en overleden in 1998.
Het moet hier dus gaan om ene Elisabeth Kleinepier, gehuwd met ene Louisse. Op t internet zijn er weliswaar een paar van die Kleinepieren met de voornaam Elisabeth terug te vinden, maar niet één ervan is geboren in 1901. Dan maar het geluk beproefd bij de Louissen En terechtgekomen bij Christiaan Louisse, wiens voornaam mij bijzonder intrigeert. Stond ikzelf bij de administratieve overheid of hoe heet dat alweer? niet geboekt als Chrystiaen, met ypsilon en ae, dan had ik met Christiaan misschien kunnen leven, en bestond ik nu niet onder het pseudoniem Kris.
Christiaan Louisses oudbetovergrootvader, zijnde de betovergrootvader van zijn betovergrootvader, moet geleefd hebben in de zeventiende eeuw. Zijn voornaam was eveneens Christiaan, maar de familienaam werd toen nog gespeld als Lowijssen. Eén van de kinderen van deze Christiaan was Lowijs Lowijs Lowijssen dus geboren omstreeks 1670 en gehuwd met Maatje Booft. Maatje schonk Lowijs tien kinderen, waaronder ene Christiaan (geboren te s Gravenpolder omstreeks 1697) die huwde met Maetie Burger. Daar sproot weer een Lowijs uit voort (s Gravenpolder, 1729). Deze Lowijs trouwde met Cornelia Bliek in 1751. De Christiaan die in 1765 te Krabbendijke uit dat huwelijk is gesproten, had vijftien kinderen uit twee huwelijken. Eén van die kinderen, uit het eerste huwelijk (met Johanna van Houten), was Cornelis, geboren te Krabbendijke in 1794. Cornelis is de eerste die geboekstaafd staat met de moderne versie van de familienaam, zijnde Louisse. Cornelis Louisse verwekte elf kinderen bij Neeltje van de Velde, waaronder wéér een Christiaan (geboren te Hoedekenskerke in 1836). Onder de tien kinderen die deze Christiaan Louisse verwekte bij Willemina Goud bevond zich de zoveelste Christiaan, geboren in 1871 te s Gravenpolder. Deze laatste huwde met Wilhelmina Lepoeter. Dat huwelijk leverde vier kinderen op: Christiaan (geboren in 1900 te Kapelle), Cornelis (geboren in 1901 te Kapelle), Willem (geboren in 1906 te s Gravenpolder) en tenslotte Gerard (geboren in 1909 te Krabbendijke). Vooral met deze laatste heb ik te doen: hij was nog een knaap toen hij het tijdelijke met het eeuwige verwisselde, amper zeventien jaar oud; van beroep was hij winkelbediende
Was die allerlaatste Christiaan Louisse nu maar getrouwd met de twee jaar jongere Elisabeth Kleinepier, dan hadden mijn opzoekingen misschien toch ergens heen geleid, maar hij heeft zijn geluk, helaas, beproefd bij Maatje Dek, dochter van Marinus Dek uit Krabbendijke. En de broers van Christiaan hebben het evenmin aangelegd met een Kleinepier
Weer een maat voor niets dus. Tegenslag. Malpruim zou Jack Vanlichtervelde dat genoemd hebben. In het tegenovergestelde geval, als t een meevaller was dus, sprak hij van reuzepiet. Misschien had hij in de plaats van malpruim ook kleinepier kunnen gebruiken, maar dat woord kende hij ongetwijfeld niet. Wat jammer dat ik hem dat nu niet meer kan leren.
Ik weet het wel, mijn beste X, gisteren had ik meer voor mijn ideeën moeten opkomen, maar ik ben zo bang mensen die anders denken voor het hoofd te stoten, bang om verkeerd begrepen te worden. Het is daarom dat ik mij op heden schriftelijk tot u wend, en alleen tot u. Dat ik het in de gij- en de u-vorm doe heeft niets te maken met afstand houden, maar onder Vlaamse mensen die het levenslicht zagen aan t begin van de tweede wereldoorlog klinkt je en jij en jou zo kunstmatig, en dát zou pas afstand houden zijn. En als er per ongeluk toch eens een je-tje of een jij-tje of een jou-tje tussendoor glipt, beschouw het dan alstublieft als een slip of the tongue: ik heb immers vier jaar in Holland gewoond en ik heb twee kleinkinderen die er in het dagelijks taalgebruik lustig op los jij-en en jou-en.
De bijeenkomst was zonder meer aangenaam, ondanks de minder vrolijke themas die aan bod zijn gekomen. Over de meeste punten waren wij het overigens roerend eens P de groene wiens vrouw zeven kinderen gebaard heeft niet te na gesproken : dat er teveel criminaliteit is, dat er harder moet opgetreden worden tegen die criminaliteit, dat het zéér slecht gaat met de economie en tenslotte als lichtpuntje dat het allemaal wel zal beteren. En wat dat laatste puntje betreft het is u misschien ontgaan heb ik wijselijk gezegd: ja, t zal beteren, als t op zijn slechtst geweest is. Die wijsheid heb ik van tante Irma zaliger en t is een waarheid als een koe natuurlijk. Maar eerst moet het nog véél slechter worden en beter dan het nú is zie ik het niet meer worden. We zijn nu echt aan t afglijden naar de catastrofe die meer dan tweehonderd jaar geleden door Malthus werd voorspeld, en evenwicht zal er mijns inziens pas komen nadat de mensheid door een diep dal is gegaan, waarbij hongersnood, ziekte en oorlog de wereldbevolking tot overzichtelijke proporties zullen teruggebracht hebben: één miljard volgensprofessor Vermeersch. Een gruwelijk lot wat het mensdom te wachten staat? Niet gruwelijker dan het lot dat alle andere levende wezens te wachten staat als zij zich aan overbevolking te buiten gaan, volgens de wrede wet van de natuur, die alleen rekening houdt met het welzijn van de soort en zich niet kan bekommeren om het welzijn van ieder individu apart. Of men zou moeten vervallen in tegennatuurlijk gedrag: contraceptie via pil of condoom of nog anderszins. Maar zelfs nu, op t ogenblik dat de catastrofe al duidelijk begonnen is en het dus eigenlijk al te laat is, zijn er nog een heleboel geestelijke gezagdragers, moraalfilosofen, ethici en dies meer, die verkondigen dat die tegennatuurlijke geboortebeperking er helemaal niet nodig is, aangezien onze moeder aarde nog véél meer mensen zou kunnen voeden dan er nu al zijn nog wel een veelvoud als men maar de nodige maatregelen zou nemen. Die redenering loopt helemaal parallel met die van welke-kerkvader-was-het-ook-alweer die vond dat condooms er helemaal niet nodig zijn ter voorkóming van geslachtsziekten aangezien die geslachtsziekten helemaal niet zouden vóórkomen als we ons met zijn allen strikt monogaam zouden gaan gedragen. Voilà! En daarmee is de kous af
Het is dus vanwege de aanwezigheid van de kinderrijke groene P dat ik gisteren niet al te zeer voor mijn mening uitgekomen ben. Want P is nogal kortzichtig, dunkt me. Hij zou mijn malthusiaanse theorie al te persoonlijk genomen hebben. En ge hoeft maar woorden als overbevolking of geboortebeperking in de mond te nemen of hij beschouwt u als een racist, of dan toch als een potentiële racist. Om het milieu daarentegen schijnt hij zich, terloops gezegd, minder te bekommeren: buren van hem beweren dat hij regelmatig plastic flessen verbrandt in de tuin. Maar omdat ik dat nog niet met eigen ogen gezien heb, moet ik dat alsnog onder het hoofdstuk roddel klasseren.
Ik had de groene P er, eerlijk gezegd, gisteren liever niet bij gehad. Dan had ik mij vrijer in het debat gemengd over de diefstallen door toekomstloze jongeren en de uitbraken uit de gevangenissen. Ziehier de vraag die ik ter discussie zou gesteld hebben: wat zoudt gij doen, beste vrienden, als gij in een land zoudt leven, zonder enige bron van inkomsten, zonder eten en zonder een dak boven het hoofd en zonder uitzicht op enige lotsverbetering? Ik zou het wel weten, ik zou uit stelen gaan: een bank overvallen bijvoorbeeld. Is het immers geen christelijke plicht van eenieder te zorgen voor het eigen lijfsbehoud? En als ik dan een flinke buit zou gemaakt hebben, misschien wel zo groot als de ontslagpremie van een CEO die door al te slechte bedrijfsresultaten aan de deur is gezet, dan zou ik daar tot het einde van mijn dagen royaal van leven en geen vlieg meer kwaad doen. En mocht het al eens dermate tegenvallen dat ik een paar jaar moet brommen in de gevangenis: kost en inwoon zonder te hoeven werken! En als ik vervroegd de wijde wereld in wil: ontsnappen maar! En ontsnappen uit de gevangenis is niet strafbaar. En lukt het mij niet op eigen kracht, dan komen mijn vrienden mij wel helpen, met een helikoptertje of zo. Want iemand uit de gevangenis helpen lijkt mij evenmin een strafbare daad: in de nonnekensschool in Grijsloke heb ik geleerd dat de gevangenen verlossen een christelijke daad van barmhartigheid is.
Wat onlangs in Londen gebeurd is, is mede de schuld van mensen als de groene P, die de waarschuwing die Malthus een Engelsman! zon tweehonderd jaar geleden gegeven heeft, niet hebben willen begrijpen: dat de wereldoverbevolking tot een totale catastrofe zal leiden. Er zijn nu zeven miljard mensen op de wereld en dat zijn er dus volgens professor Vermeersch zes teveel. Maak u maar geen zorgen, mijn beste X, gij kunt er niets meer aan doen, net zo min als ík trouwens en ál die anderen. De catastrofe is immers ingezet en zeg nu maar gerust met mij: t zal míjn tijd wel duren. En zet uit uw hoofd dat gruwelijk beeld van die uitgemergelde kinderen die in Afrika de hongerdood sterven. Er is immers geen nood: er zijn er genoeg die berekend hebben dat onze aarde in staat is om nog wel tien keer zoveel monden te voeden. En t gebeurt allemaal ver van ons bed. Hoewel Londen, das niet zo heel ver meer
Tempus fugit. Tempus edax rerum. De tijd verslindt de steden. De tijd gaat snel, gebruikt hem wel. Le temps passe vite, heureux qui en profite.
Dit zijn er maar een vijftal die mij te binnen schieten, van de talrijke spreuken die ons er aan herinneren dat de tijd vliegt. Dertig jaar geleden stonden we aan de wieg van "Dwars door Grijsloke". We waren toen nog in de volle kracht van het leven. Het lijkt wel of het gisteren was.
Voor alle praktische inlichtingen omtrent de 31e Dwars door Grijsloke: klik hier op www.grijsloke.be . Voor een uitgebreid verhaal over de geschiedenis van Vlaanderens mooiste stratenloopwedstrijd en van de populaire Loopclub Grijsloke: klik op www.bloggen.be/kris .
Je hebt dan Padua bezocht en Verona en Venetië, je hebt gekampeerd aan het Gardameer, je hebt Rome bezocht en Napels zelfs tot tweemaal toe, je hebt twee vakanties doorgebracht in Sorrento, je hebt de Vesuvius gezien en Herculaneum en twee keer ben je ter plaatse de geruïneerde stad Pompeï gaan bekijken, je hebt de tempels van Paestum gezien en je hebt gereisd langs de wondermooie Amalfitaanse kust, je hebt een week doorgebracht op Sicilië en ook op het eiland Capri, en twee weken zomervakantie aan de Adriatische kusten van Rimini en Cattolica, je hebt zelfs een wintervakantie doorgebracht in Alto Adige (Zuid-Tirol, zijnde het Duitssprekende gedeelte van Italië) en toch je hebt niéts gezien van Italië, zeggen ze, want je bent niet in Toscane geweest en in Umbrië, je hebt Firenze niet bezocht en Siena, en Assisi en Lucca en Pisa! En wat doet een mens dan? Je wil toch je leven niet beëindigen zonder iets van het arme - want onder schulden gebukt gaande - Italië gezien te hebben
We hebben geprofiteerd van de gelegenheid die zich voorgedaan heeft tussen de Vlaamse nationale feestdag op 11 juli en de Belgische feestdag op 21 juli op die dag vier ik samen met mijn vriend Roger, in dezes woning in Dilbeek, de goede economische band die we hebben met onze Waalse buren en burinnen. En dan is er nog net één dag over voor de Gentse feesten: wat heeft een gepensioneerde het toch allemenselijk druk!
Op t ogenblik dat ik deze regels schrijf, mag ik dus nu met recht en reden zeggen dat ik Italië gezien heb: het wondermooie glooiende landschap van Toscane en Umbrië, de kunststeden Firenze, Siena, Assisi, Lucca. Overweldigend en moeilijk met woorden te beschrijven. Ik doe dan ook geen poging. En van de talloze fotos die ik er genomen heb laat ik u er slechts een viertal zien: ze zijn niet eens indrukwekkend, maar ze zouden kunnen dienen als illustratie van mijn boek Uit het schuim van de zee dat rond deze tijd verschijnt
Perseus met het afgehakte hoofd van Medusa ("Uit het schuim van de zee", hoofdstuk 27)
Achilles met het dode lichaam van zijn vriend Patroklos ("Uit het schuim van de zee", hoofdstuk 95)
Laokoön en zijn zonen, door slangen doodgebeten ("Uit het schuim van de zee", hoofdstuk 99)
Eros en Psyche ("Uit het schuim van de zee", hoofdstuk 136)
Onze uitvalsbasis was Pienza, in de Val dOrcia. In die vallei liggen nog andere schilderachtige historische stadjes als Montepulciano, Montalcino, Chianciano en last but not least San Quirico. Nergens kan men lekkerder eten dan in Al Vecchio Forno in San Quirico: de prijzen zijn er niet overdreven en voor een pintje bier betaalt men er niet meer dan vijf euro, hetgeen weliswaar vijf keer meer is dan in de kantine van Loopclub Grijsloke, maar voor Italiaanse normen heus niet overdreven. Pienza, das nu net het echte hart van Toscane en meteen van heel Italië. Hier werd de 18e oktober van het jaar 1405, in een arm landbouwersgezin, paus Pius de tweede geboren als Enea Silvio Piccolomini. Enea bleek uitzonderlijk intellectueel en artistiek begaafd te zijn. Hij werkte zich op tot een belangrijk humanist, diplomaat en schrijver van onder andere een liefdesroman, Historia de duobus amantibus. Hij was paus van 1458 tot aan zijn dood in 1464. Hij staat geboekstaafd als één van de meest geliefde en geëerde pausen ooit. In de reusachtige dom van Siena, alwaar Enea aartsbisschop is geweest, bevindt zich de prachtige Picolomini-bibliotheek, die aan hem is gewijd. En in Pienza is er het Palazzo Piccolomini. Overigens werd Pi-en-za genoemd naar Pius II: Pi van Pius, en van Enea en za ben ik vergeten ; de stad heette vroeger namelijk Corsignano.
Het hart van Italië is, zoals ik al zei, overweldigend en niet door een eenvoudige pen als de mijne te schilderen. Laat ik mij nu beperken tot het kerkhof van Pienza: indrukwekkend vanwege de vele graven enkele duizenden. Giulia Flori ligt hier begraven, zonder geboorte- of sterfdatum op de grafsteen, maar wel met een foto. Ongetwijfeld jong gestorven en naar ik vermoed in dramatische omstandigheden: verongelukt of vermoord door een jaloerse minnaar of een wanhoopsdaad, zijndede meest voorkomende doodsoorzaken bij jonge mensen. En ze zag er zo gelukkig uit op de foto, ze lachte het leven toe en het leven lachte háár toe! En Giuseppe Fornetani en Emilia Satiro, gestorven in dezelfde week, zij waarschijnlijk van verdriet. Schrijnend En hartverscheurend is het lot geweest van de vier kinderen Assuero, Piero, Michelino en Geo: omgekomen tijdens de tweede wereldoorlog. Ook bij het graf van Ottorino Grappi heb ik even stil gestaan. Men heeft mijzelf wel eens Ottorino genoemd, vanwege het feit dat in van beroep otorhinolaryngoloog was. Ik had er geen flauw benul van dat die voornaam echt bestáát. En, neem mij niet kwalijk, dát vind ik nu grappi(g).
En omdat ik het haar beloofd heb, kan ik natuurlijk niet nalaten iets te schrijven over Astrid Van Wylick, die een winkeltje heeft in Pienza en waar ik een mooi boekje gekocht heb met verhalen en gedichten in het Nederlands en het Italiaans en in nog andere talen. Astrid is, zoals de naam al laat vermoeden, niet van Italiaanse afkomst. Ze stond mij te woord in een gutturaal en assertief Nederlands, wat je van een Vlaamse vrouw niet kan verwachten, een Nederlands dat als een klaterende waterval op je afkomt. Ze is dan ook een geboren Nederlandse, van Maastricht. Indertijd gevallen voor de charmes van een knappe Italiaan? Niet te geloven dat deze vlotte frisse verschijning reeds grootmoeder is van een vrolijk door de straten van Pienza fietsende kleuter.
Er is een schuldencrisis: meer en meer landen gaan gebukt onder een schuldenlast die niet meer af te betalen is. De schuldencrisis dreigt alle landen aan te tasten. Maar... als allen in 't zelfde beddeke ziek zijn, zou dat dan niet de oplossing zijn? Ze kunnen dan toch allemaal elkanders schulden kwijtschelden en dan kan 't leven gewoon weer verder gaan, nietwaar?
Tijdens het voorbije weekend was mijn achternichtje Jade bij ons op bezoek. Een actieve peuter van amper twee jaar, die zoals vaak het geval is met actieve kinderen en zoals nu is gebleken barst van talent. Schilderstalent. Om Jade rustig te houden heb ik haar wat schildersmateriaal ter hand gesteld. Ze heeft er een prachtig kunstwerk voor haar grootoom mee gemaakt. Helemaal in de stijl van Kim En Joong, de wereldberoemde kunstenaar die ik enkele weken geleden heb leren kennen in Monaco, in de kathedraal waar komend weekend het huwelijk ingezegend wordt van prins Albert van Monaco met Charlene Wittstock. Bij die gelegenheid zal de kathedraal versierd zijn met de kunstwerken van Kim En Joong. Misschien ligt er voor Jade een toekomst open in Monaco?
Kim En Joong
En nu we het toch over Monaco en het voorbije weekend hebben: het Belgisch kampioenschap wielrennen voor beroepsrenners op de weg werd gewonnen door de Monegask Philippe Gilbert. Zonder enige twijfel is Philippe Gilbert op t ogenblik de beste ééndagsrenner van de wereld. Als men het zo bekijkt is zijn overwinning niet meer dan logisch, al kan men de vraag stellen of men inwoners van Monaco mag laten deelnemen aan een kampioenschap van België. Gilbert zal naast de Monegaskische nationaliteit ongetwijfeld ook nog de Belgische nationaliteit hebben. Vandaar. Al heb ik zo mijn bedenkingen bij die dubbele nationaliteit. En dat de beminnelijke grootverdiener Gilbert ons geen centje belastingsgeld gunt, vind ik ook maar zo zo
Opmerkelijke uitspraak, dit weekend, kwam van Jef Rademakers, tijdens een radio-interview. De schrijver-fimregisseur werd gevraagd of hij met zijn werk de mensen tot nadenken wilde aanzetten. Zijn antwoord luidde: In géén geval. Want als de mens gaat nadenken, begint hij zich vragen te stellen over de zin van het leven. En het leven hééft geen zin, want alle leven leidt onverbiddelijk tot het niets, de afgrond, de dood. Uit het interview kwam anderzijds naar voor dat Jef best lang wil leven, net zoals zijn stokoude moeder, die onlangs een beroerte heeft doorgemaakt en daardoor gedeeltelijk verlamd is. Toen Jef haar vroeg of ze niet liever dood wou zijn, had ze geantwoord: Nee, hoor, want dood-zijn is óók maar niks. Ik heb de uitspraak van Jef Rademakers voorgelegd aan een echte filosoof. Ik had de indruk dat die echte filosoof niet opgezet was met de uitspraak. Natuurlijk niet, zei de toogfilosoof in Grijsloke, want als het leven zinloos is en er dus niet langer te zoeken valt naar de zin van het leven, dan is de filosoof uitgepraat en uitgepraat-zijn, das wel het laatste wat de filosoof wil. En dan wil u natuurlijk weten, beste lezer, wat ikzelf denk omtrent de zin van het leven. Welnu, zoals zo vaak, wens ik mij in deze materie niet van de echte wijzen te distantiëren: die weten het niet.
Er is niets gemener dan liegen, beweert J. Bauwens in de Van Togenbirger De Waelekens Vertelsels (www.bloggen.be/omskvtdw/archief.php?ID=1160612). Van die uitspraak ben ik wel even geschrokken en ik heb daar zo mijn bedenkingen bij, zeker na hetgeen mij drie dagen geleden overkomen is. Op het Halenpleintje vroeg iemand mij de weg naar de Invalidenlaan en ik zei:
- Sla hier de 11e novemberlaan in, dan de derde links en dan is het de derde of de vierde straat aan uw rechter kant. t Is een kleine kilometer hier vandaan.
- Vreemd, zei de man, ik dacht dat ik er vlakbij was.
Hij bedankte mij niettemin vriendelijk en reed de 11e novemberlaan in. Ik zag hem nog rijden toen mijn oog viel op het straatnaambordje Invalidenlaan: het was de eerste zijstraat van de 11e novemberlaan.Het bordje was te lezen vanop de plaats waar de man mij de weg had gevraagd
Wat lezen we in de Mechelse catechismus, uitgave 1954, over de zonde tegen het achtste gebod, het liegen dus? Liegen is opzettelijk onwaarheid spreken met het inzicht te bedriegen. Onwaarheid had ik gesproken, daar kunnen we niets vanaf doen, maar met het inzicht te bedriegen? God beware mij: ik was er het hart van in toen ik besefte dat ik de man op het verkeerde pad had geleid!
In zijn artikel over de leugen schrijft J.B. verder: Als zij liegen, bestaat hun leugen alleen daarin dat zij voorhouden dit met zekerheid te weten, terwijl zij het hooguit geloven. Toen ik de man de weg wees, geloofde ik met zekerheid te weten waar de Invalidenlaan was. Ik had te goeder trouw gehandeld, het was enkel mijn geheugen dat mij parten speelde en ben ik daar verantwoordelijk voor? Kan het zijn dat ik in een dergelijke omstandigheid gezondigd heb tegen het achtste gebod?
In de catechismus is er sprake van opzettelijk onwaarheid spreken. En wát als men zaken verkondigt waarvan men niet weet of het waarheid of onwaarheid is? Toen ik een jongetje van een jaar of twaalf was, had ik een vrij hoge dunk van mezelf. Ik dacht dat ik op nagenoeg alles het antwoord wist. Het ging zelfs zo ver dat ik het zinnetje ik weet het niet niet over mijn lippen kon krijgen; dat moet zowat een jaar geduurd hebben. Als men mij vroeg wie de juniorenkoers gewonnen had, antwoordde ik telkens als ik het antwoord schuldig had moeten blijven: Julien Schepens! Dat was gelukkiglijk negen keer op de tien juist: Julien Schepens was zon verdomd goeie koereur En als men mij de weg vroeg en ik weer eens het antwoord moest schuldig blijven, dan flapte ik er toch zomaar wat uit. Zo vroeg iemand mij in Anzegem de weg naar de Rijkestraat. Ik had nog nooit van die straat gehoord. Niettemin zei ik:
- Voorbij de kerk linksaf en dan de eerste links: dat is de Rijkestraat.
En het wás de Rijkestraat! Al die andere keren zat ik er naast, natuurlijk. Had ik dan enkel die ene keer niet gelogen? Ik maakte daar in ieder geval geen punt van: ik ben daarvoor nooit te biechten gegaan. Wat ik deed was niet liegen, vond ik, het was gokken en geen opzettelijk onwaarheid spreken, want er zat altijd wel een kans in dat mijn uitleg juist was. Het voorval met de Rijkestraat had het bewezen. En als ik beweer dat Eddy Merckx vijf keer de Tour de France gewonnen heeft en het zou blijken niet waar te zijn ik heb het toch niet met eigen ogen gezien - , heb ik dan gelogen? À propos, wat het met eigen ogen zien betreft: ik heb professor Vermeersch horen verklaren dat hij zekerder was van het feit dat god niet bestaat dan van het feit dat de interviewster daar tegenover hem zat, omdat dat laatste wel eens gezichtsbedrog had kunnen zijn. En wat dit betreft wil ik niet geweten hebben dat ik lieg, want zelfs al zou hij dat niet gezegd hebben, toch ben ik er vast van overtuigd dat ik het hem heb hóren en zién zeggen.
Liegen of niet liegen: de lijn zal wel moeilijk te trekken zijn. Er zal ongetwijfeld wel een schemerzone zijn. En dan is er nog de leugen om bestwil. En er zullen wel oneindig veel gradaties zijn. Van de heel kleine onschuldige leugentjes, die met een dagje vagevuur uit te boeten zijn, tot de zware doodzondige leugens die gestraft worden met het helse vuur, t is te zeggen: branden tot in der eeuwigheid. Maar das wáár ook: hel en vagevuur bestaan toch niet meer! Ze hebben dat toch afgeschaft? Of heb ik het verkeerd voor?
En dan nog dit Als ik u vertel, beste lezer, dat ik altijd onwaarheid spreek, ben ik dan een leugenaar? Of ben ik het niet?
Vandaag is het precies vijf jaar geleden dat kunstschilder Albert Anckaert overleed, in zijn negentigste levensjaar. Van beroep was hij onderwijzer, in zijn geboortedorp Elsegem: de meest legendarische onderwijzer die er in dat landelijk dorp is geweest. In de eerste maanden na zijn overlijden al werd mij verzekerd dat de gemeente Wortegem-Petegem, waar Elsegem heden ten dage deel van uitmaakt, zinnens was een soort museum over Meester Anckaert op te richten. Dat museum is er op de dag van vandaag nog steeds niet, maar kómen doet het er wel: ook de culturele molen draait nu eenmaal langzaam.
Albert Anckaert begon te schilderen toen hij al een eind in de zeventig was en reeds vele jaren met pensioen. Hij hield er voorlopig mee op rond zijn tachtigste, toen zijn echtgenote hem niet langer steunde in de hobby: waarschijnlijk liet hij zijn verfborstels wat te veel rondslingeren, hier en daar Na haar overlijden in 2003 nam hij het penseel weer op. De schilderijen uit deze tweede periode zijn niet meer zo groot in omvang en ze zijn met iets minder vaste hand geschilderd dan de meesterwerken uit zijn eerste periode. Eén van die latere kleine werkjes hangt bij ons thuis in de living, een ander in de veranda. Ik zou ze voor geen Rubens of geen Rembrandt willen ruilen, zelfs voor geen Raveel of geen Kim En Joong.
Dorpskerkje (in de living)
Pomp op het pleintje (in de veranda)
Als het museum er komt, kunnen ze bij ons terecht voor zijn schildersezel: hij staat in onze inkomhal, samen met één van de grote werken uit zijn eerste periode.
Bij dit verhaal horen vijf fotos: Brigitte Bardot, Kim En Joong, de molen van Grimaud, het graf van Henri Desgrange, het kasteel van Vareilles. Door technische problemen bij de webmaster kunnen die op heden niet gepubliceerd worden, maar morgen staan ze er waarschijnlijk wel
Met de auto naar de Côte d Azur is, lieve lezer, geen sinecuur. Maar als je beroep kunt doen op een uiterst bekwaamen ervaren chauffeur en dus niet zélf hoeft te rijden, en als je daarenboven een tussenstop inlast in Fleurie, in het hart van de Beaujolais, dan is het zelfs voor een zeventigjarige hartlijder nog te doen. Eindbestemming: Saint-Tropez! In feite is de bestemming Cogolin, maar dat ligt op amper een paar kilometer van Saint-Tropez en geen hond die dát kent.
Denkt u bij het horen van de naam Saint-Tropez ook direct aan Brigitte Bardot? Dan bent u beslist niet veel later dan tijdens de tweede wereldoorlog geboren ofwel bent u filmhistoricus. Zijn het de gendarmes van Saint-Tropez die u het eerst voor de geest komen dan bent u misschien iets jonger, maar beslist niet meer piep. Wat ieder normaal mens evenwel hoort te weten is dat Saint-Tropez hét trefpunt is van de high society van over de hele wereld. In de haven liggen de meest luxueuze boten, alle met hun dek naar de kade gekeerd: wie hier aan wal gaat wil gezien worden. Er zijn boten waar de huurprijs voor een verblijf van één nacht (bodyguards inbegrepen) ongeveer gelijk is aan het hele jaarinkomen van een gepensioneerde zelfstandige, het weze ik noem maar wat een klinisch bioloog of een sociaal bemiddelaar. Vrijwel alle groten der aarde zijn hier geweest. Tegen de voorgevel van één van de huizen langs de kade prijken hun fotos. Tevergeefs zoek ik naar een landgenoot: geen Eddy Wally of Piet Huysentruyt Ze zullen deze plaats wel bezocht hebben, maar ongetwijfeld te klein uitgevallen om hier vereeuwigd te worden. Vreemd genoeg vinden we ook Brigitte Bardot niet terug tussen deze super-VIPs, maar dat is niet onverklaarbaar: Brigitte is hier niet gewéést, ze wóónt hier. Een paar kilometer verderop, aan de baai van Saint-Tropez. Haar villa is niet te bereiken via de weg, heeft men mij verteld, doch enkel via een niet overal even begaanbaar en soms nogal steil pad langs de kust. Op mijn zoektocht ontmoet ik een jonge dame en twee al even jonge en weinig spraakzame vissers: Brigitte wie? Nooit van gehoord! Sic transit gloria mundi, zeker? Onverrichterzake zet ik uiteindelijk mijn zoektocht stop. De vrouw ontmoeten die mij een halve eeuw geleden menig natte droom heeft bezorgd, is wellicht te hoog gegrepen, doch met een foto van huize Bardot was ik ook al dik tevreden geweest. Helaas! Maar dat men B.B. in Saint-Tropez toch de eer wil geven die haar toekomt, bewijzen de affiches die ik hier en daar opmerk: een grote expositie over de mooiste vrouw aller tijden, van 23 juni tot 31 oktober. We zijn een paar maanden te vroeg naar Saint-Tropez gekomen
Voor wie aan de Azurenkust verblijft en nog nooit in de ministaat Monaco geweest is, is een bezoek aan het prinsdom een absolute must. Hier wonen enkele gewezen landgenoten, zoals Tom Boonen en Axel Merckx en ook de gewezen Waalse tenniskampioene Justine Henin. En stiekem hoop je er één van tegen het lijf te lopen, maar in feite is die kans zeer gering. Er wonen hier immers zon drieëndertigduizend mensen op een oppervlakte van nog geen twee vierkante kilometer. Een drukte van jewelste, zou men geneigd zijn te zeggen, en toch Zowel Tom, als Axel, als Justine beweren naar hier verhuisd te zijn omwille van de rust die ze hier vinden. En dat ondanks het feit dat een klein appartementje van amper vijftig vierkante meter hier anderhalf miljoen euro kost. Maar alles is relatief natuurlijk: zon bedrag kon Justine makkelijk bijeentennissen in één toernooi, en voor zijn rust heeft een mens dan al eens wat over, nietwaar.
Monaco is een overweldigende stad. Men is volop bezig met de voorbereiding van de grote formule 1 autorace die hier over een paar weken plaatsgrijpt. De tribunes staan al opgesteld. Bijna niet te geloven dat men hier middenin de stad kan racen met autos van het allerzwaarste kaliber. En dan zijn er op het plein vóór het prinselijk paleis op de rots, de voorbereidingen voor het huwelijk van het staatshoofd, de prins Albert, die al even in de vijftig is, maar nog steeds vrijgezel, ofschoon reeds vader van een paar kinderen. Het strekt deze Albert echter wel tot eer dat hij, in tegenstelling tot onze Albert, zijn buitenechtelijke kinderen als dusdanig erkent. Dit huwelijk zou ongetwijfeld het huwelijk van de eeuw geweest zijn, ware het niet dat we dat reeds gehad hebben een paar weken geleden, in Engeland. De bomen op het plein worden volgehangen met duizenden kleine lichtjes, alle gebouwen rondom krijgen een nieuw laagje verf en alles wat van edel of halfedel metaal is of er zich maar enigszins toe leent, wordt opgeblonken. En dan is er de kathedraal van Monaco, die wat verderop staat, en waar de hele huwelijksceremonie zich zal afspelen voor het oog van de televisiecameras en dus van honderden miljoenen kijkers. In de kathedraal lopen we over de grafstenen van prins Rainier en prinses Grace, hét sprookjespaar van de vorige eeuw: griezelig, als je bedenkt dat het allemaal niet eens zolang geleden is Men is bezig de kathedraal te behangen met meesterwerken van de wereldberoemde Koreaanse kunstenaar, pater Kim En Joong. En geloof het of niet, de kunstenaar zelf is aanwezig en is bereid ons te woord te staan. Als we zeggen dat we Vlamingen zijn wordt hij zelfs enthousiast en hij vertelt ons dat hij onlangs een tentoonstelling gehouden heeft in de Sint-Baafsabdij in Gent en dat hij een intieme vriend is van kardinaal Danneels. Hij laat ons twee boeken zien waarvan hij samen met Godfried Danneels de auteur is. Hij laat ons toe een foto te nemen van hemzelf, staande voor één van zijn schilderijen. Men hoeft geen kenner te zijn om te zien dat dit hoogstaande kunst is. Daar kunnen Rubens en Rembrandt nogal eens een punt aan zuigen, merkt iemand op. Al vind ik dat nu net iets overdreven
Wie de Côte dAzur bereist mag niet nalaten een bezoek te brengen aan Grimaud: zowel het oud Provençaals stadsgedeelte als het nieuwe Port Grimaud. Overal hangen hier spandoeken met Harley Davidson of enkel maar de initialen H.D. Dit week-end komen de bezitters van een Harley Davidson een motorfiets, voor wie dát niet zou weten naar hier afgezakt om met elkaar te verbroederen en feest te vieren. Ze komen vanuit alle landen, met zeventigduizend zijn ze, beste lezer. Zeventigduizend! Daar hoef ik voorzeker geen tekening bij te maken? Teneinde het hels lawaai van de motoren te ontvluchten ga ik het hogerop zoeken, waar nogal verlaten, een oude burcht staat, met ernaast een Romeins theater. En er is een kerkhof en een oude, doch mooi gerestaureerde oude molen, die sprekend lijkt op de molen van Alphonse Daudet in Fontvieille, dewelke ik meerdere keren heb bezocht. De molen is drie- of vierhonderd jaar oud en de restauratie is gebeurd in 1990 door de vrienden van de Ronde van Frankrijk. Een en ander wordt mij duidelijk als ik in één van de uithoeken van het vlakbij gelegen kerkhof een grafzerk zie van een man met de initialen H.D.! Het grafschrift luidt: En hommage de Henri Desgrange, fondateur du Tour de France, 1865-1940. De confrontatie met deze man, met wie ik samen gedurende drieënzeventig dagen van 4 juni tot 16 augustus 1940 de wereld bevolkt heb, geeft mij een héél apart gevoel. Hoeveel minder opwindend zou mijn prille jeugd eruitgezien hebben zonder de Tour de France! Ik zie ze nog levendig vóór mij, de wielerhelden van weleer: Gino Bartali, Fausto Coppi, Ferdi Kübler, Hugo Koblet, Louison Bobet Dat ik het graf van Henri Desgrange ontdekt heb! Ik vertel het met het enthousiasme van een kind, in één van de tavernes, wat lager gelegen. Er zitten enkele mensen van middelbare leeftijd, Fransen uit de streek, naar ik vermoed. Henri Desgrange? Nooit van gehoord! De Tour de France? Ja, dát wel
Voor wie met de auto van de Côte dAzur terugkeert naar Vlaanderen, heb ik nog een fijne suggestie. Hou een tussenstop in het dorpje Sommant, nabij de oude stad Autun in het departement Saône-et-Loire. Er wonen amper tweehonderd mensen, maar er staat een kasteel: Château de Vareilles. We hebben er een heerlijke nacht doorgebracht.
Een boek schrijven is hard labeur, maar als het achteraf een bestseller blijkt te zijn, smaken de vruchten zoet. Of mijn nieuw boek ("Uit het schuim van de zee") tot het bestsellerdom zal toetreden, valt nog af te wachten natuurlijk, maar de sterren staan goed! Het boek wordt geacht te verschijnen in de grote vakantie. De absolute nummer één van 't jaar 2011 wordt het natuurlijk niet: daarvoor hebben we in Vlaanderen een paar auteurs die een maatje te groot zijn. Op de eerste plaats zal zonder de minste twijfel het laatste nieuw boek van Piet Huysentruyt komen te staan. Op de tweede plaats mogen we het laatste boek van de weergaloze Herman Brusselmans verwachten ("De preut van tante Sidonie"). Maar die derde podiumplaats zit er misschien wel in... Hier alvast een ontwerp voor de cover, maar definitief is 't nog niet...
Gisteren is de legendarische maratonloopster Grete Waitz overleden, op 57-jarige leeftijd. Aan longkanker. Hoe, in 's hemelsnaam, krijgt zo'n sportieve vrouw longkanker? Ik stelde de vraag aan Jan Bauwens en het antwoord volgde prompt: "Grete Waitz zal in haar 57-jarig leven véél meer lucht geventileerd hebben dan de meeste mensen van 80, vermoed ik, en die lucht zit vol met fijn stof". Tsjernobyl, Fukushima, uitlaatgassen, overbevolking, burgeroorlogen... Het duizelt een beetje voor mijn ogen. Ik denk dat de catastrofe nu écht begonnen is.
Uit het boek "Grijsloke 2000", p. 144
Ik heb Grete Waitz leren kennen in Griekenland in 1983: één van de pittigste en meest joviale jonge vrouwen die ik ooit heb ontmoet...
Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.