Inhoud blog
  • Waarom leerlingen steeds slechter presteren op Nederlandse scholen; en grotendeels ook toepasselijk op Vlaams onderwijs!?
  • Waarom leerlingen steeds slechter presteren op Nederlandse scholen; en grotendeels ook toepasselijk op Vlaams onderwijs!?
  • Inspectie in Engeland kiest ander spoor dan in VlaanderenI Klemtoon op kernopdracht i.p.v. 1001 wollige ROK-criteria!
  • Meer lln met ernstige gedragsproblemen in l.o. -Verraste en verontwaardigde beleidsmakers Crevits (CD&V) & Steve Vandenberghe (So.a) ... wassen handen in onschuld en pakken uit met ingrepen die geen oplossing bieden!
  • Schorsing probleemleerlingen in lager onderwijs: verraste en verontwaardigde beleidsmakers wassen handen in onschuld en pakken uit met niet-effective maatregelen
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Onderwijskrant Vlaanderen
    Vernieuwen: ja, maar in continuïteit!
    06-06-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hirsch: basiskennis centraal, geen vaardigheden
    Hirsch: kennis centraal, geen vaardigheden

    Tekst Ben Wilbrink Gepubliceerd op 08-03-2017 Gewijzigd op 19-04-2017 Knowledge Matters van E.D. Hirsch Jr. is met gemak het meest bijzondere boek over onderwijs dat ik de laatste jaren in handen heb gekregen. Het maakt korte metten met moderne onderwijsgoeroes en vraagt aandacht voor de waarde van kennis. Het onderwijsveld is gevoelig voor boodschappen van goeroes: Michael Fullan (vaak in Nederland uitgenodigd), Sugata Mitra (hole in the wall), Sir Ken Robinson (creativiteits-goeroe) en Andreas Schleicher (PISA).

    Het zijn hedendaagse volgers van John Dewey, romantici die geloof hechten aan Rousseau in plaats van aan hedendaagse psychologische inzichten. En ze zijn invloedrijk in de westerse onderwijswereld. Maar Hirsch is niet onder de indruk en maakt in Why Knowledge Matters korte metten met hun onderwijsopvattingen over individualiseren en hun nadruk op generieke vaardigheden. Dewey De afgelopen vijftig jaar zijn psychologen en hun empirisch-wetenschappelijke methoden steeds meer geweerd uit de onderwijswereld. Dat was begin vorige eeuw wel anders: Edward Thorndike, een tijdgenoot van Dewey, was een psychologisch onderzoeker met enorme impact op het Amerikaanse onderwijs.

    Mede dankzij hem en hedendaagse klokkenluiders als Herbert A. Simon, Lynne Reder & John R. Anderson; Paul A. Kirschner, Richard E. Clark & John Sweller; en Daniel Willingham weten we nu dat probleem oplossen, creativiteit en kritisch denken geen generieke vaardigheden zijn, maar domeinspecifieke vaardigheden die alleen via kennisverwerving bereikbaar zijn.

    Een levensdoel van Hirsch is om dat inzicht over te brengen aan een breder publiek. Hij is op hoge leeftijd die uitdaging nog een keer aangegaan nadat hij had begrepen wat het onderwijs in Frankrijk is overkomen. Jazeker, Frankrijk. In 1989, maakte de wet-Jospin een einde aan het strak centraal geregisseerde Franse onderwijs. Het werd ingeruild voor gefragmenteerd onderwijs in Amerikaanse stijl: individualiserend en gericht op generieke vaardigheden, geheel volgens ideeën die John Dewey in 1910 vastlegde in How We Think. Omdat de inhoud van het onderwijs van voor de wet-Jospin exact bekend is, zijn verschillen in resultaten voor en na 1989 beter aan curriculumverschillen toe te schrijven dan ooit elders het geval was. En ja hoor: het is de Fransen nu wel duidelijk dat dit geïndividualiseerde onderwijs een onderwijsramp heeft opgeleverd: de onderwijsresultaten zijn ernstig teruggevallen. Ook zijn de voorbeeldige gelijke kansen die het Franse onderwijs bood na 1989 verkeerd in hun tegendeel. Alle leerlingen hebben te lijden; sommige leerlingen meer dan andere.

    Generieke vaardigheden Dewey pleitte voor het volgen van de natuurlijke neigingen van het kind – individualiseren dus – maar begreep goed dat het zou leiden tot onderwijs waarin het kennisaanbod chaotisch en gefragmenteerd zou raken, en dat zoiets alleen acceptabel zou zijn wanneer het onderwijs sterke generieke vaardigheden zou opleveren. Dewey vooronderstelt dan ook nadrukkelijk dat het verwerven van kennis minder belangrijk is dan het verwerven van die generieke vaardigheden. Echter, Hirsch toont aan vanuit de psychologie dat dergelijke generieke vaardigheden niet bestaan. Hij beroept zich onder andere op de Nederlandse grootheid A.D. de Groot: The study that started the whole field thinking about the domain specificity of thinking skills was Dutch chess master and psychologist Adriaan de Groot’s chess experiment in the 1940s. […] De Groot concluded that these experts did not possess a skill but rather what he called erudition—deep domain knowledge. By now, an overwhelming body of evidence has generalized the de Groot finding that thinking skills depend on domain knowledge, and are not readily transferred from one domain to another. [link p. 84; het gaat om het proefschrift van A.D. de Groot, Het denken van den schaker, dat integraal online staat. Amsterdam University Press biedt de veel latere Engelse vertaling Thought and Choice in Chess gratis online aan. ]

    Generieke vaardigheden bestaan niet, zegt De Groot, en, kunnen dus ook niet worden onderwezen, geoefend en getoetst, ook al gaat ongeveer het hele westerse onderwijsveld er nog steeds van uit dat zoiets wel kan. Hirsch verwijst op veel plaatsen in zijn boek ook naar modern onderzoek dat hierop wijst (onder meer publicaties van Daniel Willingham en het noodzakelijke Peak – Secrets from the New Science of Expertise van Anders Ericsson en Robert Pool). Ook de in het taalonderwijs populaire ‘leesstrategieën’ zijn in Hirsch’s ogen een vergeefse poging leerlingen generieke vaardigheden bij te brengen.

    In Why Knowledge Matters volgt het ene belangrijke thema na het andere, van hoofdstuk naar hoofdstuk, met helder aangegeven dwarsverbanden. Hirsch meent dat het in het wiskundeonderwijs minder beroerd is gesteld dan in het taalonderwijs. Door het hele boek heen richt hij zich hierop. Hij werkt de thematiek voor taalbeheersing indrukwekkend uit, maar hij maakt er veel meer van door verbindingen te leggen met referentieniveaus, toetsen en toetsgekte, en wat de psychologie heeft te zeggen over leesvaardigheid. Leesvaardigheid is een domeinspecifieke vaardigheid, zou je kunnen zeggen: wat je uit een tekst opmaakt, hangt sterker af van achtergrondkennis (die voorwaardelijk is voor het begrijpen) dan van strategisch kunnen lezen of van intellectuele capaciteiten. Het vinden van de hoofdgedachte in een gegeven tekst, main idea finding, zo’n generieke vaardigheid die volgens Hirsch niet bestaat. Proberen die vaardigheid te onderwijzen, respectievelijk te oefenen, is volgens hem vooral verspilling van tijd, energie en levensvreugde. Hirsch maakt er in de eerste hoofdstukken werk van, onder andere door te laten zien dat Amerikaanse standards (referentieniveaus) voor Engels vooral inhoudsloze formuleringen bevatten. Inderdaad: find the main idea in tal van varianten. Toetsontwikkelaars moeten daar dan mee aan de slag, en raad eens wat: die maken dus ook toetsen waar juist niet wordt getoetst op wat inhoudelijk is onderwezen, want dat kunnen ze niet weten, maar op de veronderstelde generieke vaardigheid. In feite wordt er volgens Hirsch dan getest op verschillen in intellectuele capaciteiten, zij het op een bijzonder onverantwoorde manier.

    Prachtig dat Hirsch het fenomeen glashelder benoemt en neerzet. Hij legt ook de relatie met kansen(on)gelijkheid. Als het onderwijs leerlingen niet toerust met de kennis en het vocabulaire die nodig zijn om het dagelijks nieuws te kunnen volgen en lezen, dan faalt het. En hier geldt: de leerlingen die het eerst het slachtoffer worden van ondeugdelijk onderwijs zijn juist degenen die het het hardst nodig hebben, omdat zij van huis uit die wereldkennis en zijn vocabulaire nauwelijks meekrijgen. Hirsch laat in doordringende analyses zien hoe en waarom het verschrikkelijk fout is gegaan met het onderwijs in de Verenigde Staten, Frankrijk en Zweden. ‘Verschrikkelijk fout’ omdat hij aantoont dat de kloof tussen kinderen uit meer en minder bevoorrechte kringen in geïndividualiseerd en op generieke vaardigheden gericht onderwijs alleen maar groter wordt. Hirsch is daarmee ook relevant voor de actuele discussie over ongelijke kansen, want hij laat zien dat de grootste klappen vallen door individualiseren en het benadrukken van generieke vaardigheden ten koste van kennisverwerving.

    Het is niet geruststellend dat de hervormingen die plaatsvonden in de VS, Frankrijk en Zweden op hetzelfde gedachtegoed gebaseerd waren als het Eindadvies van de commissieSchnabel (Onderwijs 2032) in Nederland. Hoe moet het dan wel? Hirsch ziet als de belangrijkste taak van het onderwijs leerlingen vertrouwd te maken met de gemeenschappelijke kennis die in het maatschappelijk leven aan de orde van de dag is: een rijke woordenschat, waartoe ook kennis van personen, plaatsen en gebeurtenissen behoort. Dat moet een gemeenschappelijke woordenschat zijn.

    Met andere woorden: knowledge matters. Daar past een curriculum bij dat wel overwogen en sterk gestructureerd is, over de jaren heen. In geïndividualiseerd onderwijs gaat die weloverwogen structuur overboord, met als gevolg een gebrekkige verdere opbouw van de woordenschat. En daar hebben vooral kinderen uit minder bevoorrechte omstandigheden onder te lijden: ongelijke kansen. En dat heeft niets te maken met links of rechts. Immers, de Franse onderwijshervorming kwam van ‘links’, in Zweden bijvoorbeeld was het juist politiek ‘rechts’ dat die ommezwaai maakte. Dat is misschien wel goed om te melden, zo vlak voor de verkiezingen .

    E. D. Hirsch, Jr., Why Knowledge Matters – Rescuing Our Children from Failed Educational Theories. Harvard Education Press, 2016. Hirsch heeft zelf een indrukwekkende proloog op zijn boek geschreven, die online vrij beschikbaar is. Ik heb zelf een blog geschreven met links naar de literatuur waarnaar hij in zijn proloog verwijst.  

    06-06-2017 om 13:32 geschreven door Raf Feys  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Tags:Hirsch
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Spectaculaire daling PISA-scores Schotland sinds 2000 mede als gevolg van invoering skills-centred” curriculum

    Spectaculaire daling PISA-scores Schotland sinds 2000 mede als gevolg van invoering skills-centred” curriculum

    Momenteel: PISA-scpres Schotse 15-jarigen ver onder OESO-gemiddelde van 500 punten

    Scotland has dropped from 11th to 23rd in reading, 11th to 24th in maths, 10th to 19th in science. That’s a terrible performance!

    Ook zgn. skills-centred” curriculum for Excellence valt/viel blijkbaar tegen
    .Scotland’s hubristically named Curriculum for Excellence has been such a flop: its futuristic “skills-centred” phantasmagoria (soon to be rolled out in Wales) is totally at odds with what we teachers know about how children actually learn.

    Daniel Willingham sets out the reasons for this in the most important book that wasn’t on your teacher-training course: Why Don’t Students Like School. In it, Willingham makes clear that it’s subject-specific knowledge that begets skills. Ask a chemist to think critically about the causes of combustion and they’ll do so with gusto. Ask them to think critically about the causes of the Franco-Prussian War and their critical-thinking faculties may quickly depart.
    ----------

    Simon Johnson, Scottish Political Editor
    19 May 2017 • 7:52pm
    Theresa May has attacked the SNP’s education record as a “national scandal”, saying she was concerned about the impact on Scottish children as Prime Minister of the entire UK.

    Mrs May said the Scottish education system was once “the envy of the civilised world” but standards had declined sharply thanks to the Nationalists’ “tunnel-vision obsession with independence.”
    Although she admitted that education was devolved to Scotland, she said she still cared “very deeply about the life chances of Scottish children.”


    She spoke out as Ruth Davidson accused the SNP of failing a “generation” and set out plans in the Scottish Tory manifesto to “reset” the controversial Curriculum for Excellence.

    Ms Davidson said there must be a renewed focus on learning “core knowledge and facts” rather than the present criteria, which revolve around “outcomes and experiences.”

    The manifesto also promised to end the “comprehensive one-size-fits-all model” of schooling in Scotland, with more diversity and choice for parents and greater autonomy for headteachers. However, it omitted Mrs May’s pledge to roll out a new wave of grammar schools in England.

    ---------

    Simon Johnson, Scottish Political Editor
    4 March 2017 • 6:00am

    Ruth Davidson will today call Nicola Sturgeon’s education record a “mark of shame” and announce a 'back to basics' review of the school curriculum to give it a traditional emphasis on “knowledge and facts”.

    The Scottish Tory leader will use her keynote conference speech to state that it is an “absolute disgrace” that a series of studies have found standards in reading, maths and science have tumbled during the decade of SNP rule.
    Promising that her party will conduct a “root-and-branch review” of the Curriculum for Excellence, she is expected to argue that it has left parents and teachers “utterly confused” and concluded that “it is time to get rid of the waffle”.


    The curriculum places greater emphasis on teaching ‘life skills’ rather than learning facts by rote but Ms Davidson will claim that this approach has led to a “collapse in standards.”
    Her outspoken attack on Ms Sturgeon’s record came after Theresa May used her keynote address to the Glasgow conference to argue that “the SNP’s neglect and mismanagement of Scottish education has been a scandal.”
    The Prime Minister said fewer youngsters from the poorest backgrounds are getting into university in Scotland than in the rest of the UK and highlighted the cap on places, necessary so the SNP’s free tuition pledge is affordable.

    Theresa May made an outspoken attack on the SNP's education record during her speech to the Scottish Tory conference Credit: Getty
    Ms Sturgeon has said she wants to be judged on her success in closing the wide gulf in attainment between the wealthiest and poorest pupils but an international study published in December found the Scottish education system had recorded its worst ever performance.

    The Programme for International Student Assessment (PISA) for 2015 found Scotland has tumbled down league tables for maths, reading and science and no longer performs above the international average in any subject area. It has also fallen behind England.
    Ms Davidson will also highlight a study by think tank the Sutton Trust, which found last month that there was no area where the brightest Scottish 15-year-olds “really excel.”

    The Scottish Tory leader will say: “What an absolute disgrace. What a mark of shame. So much for your social justice, Nicola.” She will argue that a school system hampered by “SNP incompetence”, and not teachers, are to blame.
    Announcing her plan for a curriculum review, she is expected to say she does not want to scrap it altogether as teachers do not want “yet another top-down reform.”

    But she will add: “We do have to challenge the prevailing orthodoxy which has led to this collapse in standards, which thinks of facts and knowledge as of secondary importance, which puts the latest fashionable theory before the basic need for a teacher to teach and which has left a generation of teachers, parents and pupils utterly confused about what is going on, or what Curriculum for Excellence even is.”
    Pledging that her review group will report back with practical recommendations, Ms Davidson will say: “It is time to get rid of the waffle, and the theories that have failed – and restore Scotland’s reputation as providing the best education in the world.”

    It emerged this week that the SNP’s flagship legislation giving headteachers more autonomy has been delayed until after the local government elections in May.

    I’ve been on the campaign trail in Scotland, and was struck by how often education was raised by voters – underlining a…
    blogs.spectator.co.uk|Door Fraser Nelson

    06-06-2017 om 13:21 geschreven door Raf Feys  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Tags:Schotland
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Is Zweden - met zijn spectaculaire daling van de PISA-scores - het nieuwe onderwijsparadijs, het nieuwe Finland?

    Is Zweden - met zijn spectaculaire daling van de PISA-scores - het nieuwe onderwijsparadijs, het nieuwe Finland?

    5 juni 2017 door Marjolein Zwik
    Over Kunskapsskolan, maatwerk en gepersonaliseerd leren

    Met een zekere regelmaat wordt de publieke opinie bestookt met verhalen over zeer noodzakelijke onderwijsvernieuwingen. Deze worden vaak geïllustreerd met fantastische ervaringen uit het buitenland, alsof deze alleen al reden genoeg zijn zich achter de nieuwe onderwijsvisie te scharen. Gaandeweg vergeten we dat we in Nederland een van de beste onderwijssystemen hebben. Blijkbaar moet dat dan weer door mensen uit het buitenland tegen óns gezegd worden: OESO, Alma Harris (Britse hoogleraar Educational leadership) [link].
    Ook in het onderwijs is het gras blijkbaar altijd groener bij de buurman.

    Onlangs berichtte de NOS over de toenemende populariteit van het uit Zweden overgewaaide onderwijsconcept ‘Kunskapsskolan’. Een concept waarbij gepersonaliseerd leren het uitgangspunt is. Steeds meer scholen in Nederland lijken enthousiast over het concept uit het Scandinavische land. Wordt Zweden het nieuwe Finland als gidsland voor het onderwijs?
    Jelmer Evers heeft in een duidelijk en genuanceerd stuk bericht over het bedrijf Kunskapsskolan, de wereldwijde trends van automatisering, commercialisering en privatisering in het onderwijs en de mogelijke gevolgen voor het Nederlandse onderwijs. In dit stuk wil ik nog enkele andere kanttekeningen plaatsen.

    Jonas Linderoth

    Ik verbaas me over het NOS bericht, omdat nog niet zo lang geleden Jonas Linderoth, professor pedagogiek aan de universiteit van Göteborg, zijn excuses aanbood over de laatste twintig jaar van onderwijsvernieuwingen. De afgelopen 20 jaar is de verantwoordelijkheid voor het onderwijs verschoven van de onderwijsgevenden naar de lerenden. “De leraar die wil onderwijzen is lange tijd gedemoniseerd door politici, onderwijsonderzoekers, vakbonden en lerarenopleidingen.”

    In zijn boek ‘Lärarens Återkomst’ (De terugkeer van de leraar) (september 2016) pleit hij juist vóór de terugkeer van het onderwijzen in de klas in plaats van de onderwijsvernieuwingen uit de jaren ‘90, die uitgingen van het idee dat leerlingen beter leren door zelf kennis op te zoeken. Daarnaast pleit hij voor de terugkeer van de verschillende vakken in plaats van vakken op te laten gaan in leergebieden en vakoverstijgende projecten.

    Volgens Jonas Linderoth heeft deze constructivistische pedagogie het beroep van leraar beschadigd en heeft het leerlingen beroofd van een goede opleiding.
    De Kunskapsskolan is juist ontstaan tijdens en als gevolg van deze onderwijsvernieuwingen in Zweden in de jaren ‘90 en is gestoeld op de constructivistische pedagogie.

    Opvallend is dat de NOS, zowel in de reguliere berichtgeving als in Nieuwsuur (d.d. 2 juni 2017), wel aandacht besteedt aan de opkomst van het concept ‘Kunskapsskolan’, maar indertijd geen aandacht had voor Jonas Linderoth.

    De excuses van Jonas Linderoth waren in Zweden ‘groot nieuws’, maar dit werd in Nederland vrijwel volledig genegeerd. Van de Nederlandse media berichtten alleen De Correspondent over deze excuses. In het Verenigd Koninkrijk was wel aandacht voor het mislukken van de Zweedse onderwijshervorming. The Guardian berichtte zelfs dat de Zweedse leraren zich schamen voor de ontstane onderwijsproblemen, terwijl het toch echt een door de politiek veroorzaakt probleem is.

    Kunskapsskolan

    Het concept van Kunskapsskolan (Kunskapsskolan Education, kortweg KED) kenmerkt zich door een vergaande vorm van maatwerk. Leerlingen stellen hun eigen doelen. In een wekelijks persoonlijk gesprek met hun coach worden ze daarin begeleid. Het onderwijs kenmerkt zich dus door een sterke interne differentiatie, flexibilisering en personalisering. Bij de zaakvakken wordt er vooral gewerkt met vakoverstijgende projecten. In Zweden beginnen leerlingen rond de leeftijd van 10 jaar met dit schoolconcept.

    In 2015 had Zweden 36 Kunskapskolar met gemiddeld 300 leerlingen. Ook al verscheen de eerste Kunskapsskola in Zweden in het jaar 2000, de ervaring met dit concept is dus beperkt, gezien het aantal leerlingen. Des te opvallender is het dat het zijn weg al heeft gevonden naar het buitenland en dit gevolgd wordt door de nationale pers (NOS). ....

    Interessant is het om te kijken hoe het Zweedse onderwijs internationaal scoort. Ik vaar niet blind op ranglijsten en heb daar het nodige voorbehoud bij, maar een ander alternatief dan het onderzoeksprogramma PISA heb ik niet.

    De PISA-resultaten van Zweden zijn minder goed dan de Nederlandse resultaten. Met name voor wiskunde en natuurwetenschappen is er een significant verschil in het voordeel van Nederland. Dat de Zweedse kunskapleerlingen hoger scoren dan hun Zweedse leeftijdgenoten betekent dus nog niet dat ze het beter doen dan de Nederlandse leerlingen in ons huidige onderwijssysteem. Na de onderwijsvernieuwingen uit de jaren ‘90 heeft Zweden een opvallende (lees: spectaculaire) daling gehad in de PISA-resultaten.
    (zie bijlage)

    Het staat niet vast dat de vernieuwingsscholen hiervoor verantwoordelijk zijn: causaliteit kan niet worden aangetoond, correlatie wel.

    Het Zweedse onderwijssysteem

    Zweden heeft een ander onderwijssysteem dan Nederland. Van oudsher kent het systeem geen aparte leerwegen als vmbo, havo en vwo. Leerlingen zitten daar tot en met 15 jaar op grundskolan (ons basisonderwijs en onderbouw vo). Omdat ook daar de niveaus tussen leerlingen uiteenlopen, maar alle kinderen bij elkaar in de klas blijven tot 16 jaar, kunnen kinderen vakken op verschillende niveaus volgen. Elk vak kan op één van de vijf niveaus worden afgesloten. Elk niveau is gekoppeld aan een puntenaantal. Het puntentotaal geeft vervolgens toegang tot het Zweedse vervolgonderwijs. Hoe hoger het puntenaantal, hoe groter de kans dat je toegang krijgt tot een gerenommeerde universiteit. Het implementeren van het concept Kunskapsskolan ligt in Zweden dus veel meer in het verlengde van het hele onderwijssysteem.

    Het Nederlandse onderwijssysteem

    In Nederland vindt de differentiatie anders plaats. Op de basisschool zitten leerlingen nog wel bij elkaar en differentieert de leerkracht onder andere naar instructiebehoefte en onderwijstijd. De eerste determinatie naar een leerweg vindt plaats direct na de basisschool. Na een korte of langere brugperiode vindt een tweede determinatie plaats. Dit is een heel andere vorm van maatwerk, dat voor velen nog niet ver genoeg gaat. Inmiddels kunnen in Nederland leerlingen ook nog eens een of enkele vakken op een hoger niveau afsluiten.

    Maatwerkdiploma?

    Voorstanders van het maatwerkdiploma in Nederland beroepen zich vaak op het argument dat een leerling het onderwijs volgt op het niveau van zijn of haar slechtste vak. Dat kinderen in Nederland beter zijn in het ene vak dan in het andere weet iedereen. Dat is de reden dat leerlingen hogere scores halen bij het ene vak dan bij het andere. Bovendien is het mogelijk te slagen met een onvoldoende op je lijst als je dat compenseert met een hoger cijfer voor een vak waar je goed in bent. Al met al, aardig wat maatwerk. Daarnaast wordt het examen afgenomen in een beperkt aantal vakken en kunnen leerlingen een profiel kiezen, dat het best aansluit bij hun voorkeur/ambities/sterke kanten.
    Bovendien kun je de stelling ook omdraaien: leerlingen in Nederland worden gestimuleerd om met enige vasthoudendheid en doorzettingsvermogen ook in hun slechtste vak een zeker niveau te halen.

    In Nederland wordt het maatwerkdiploma met een zekere regelmaat ‘geplugd’ door Paul Rosenmöller, voorzitter van de VO raad en één van reizigers naar de KED-scholen in Zweden [hier, hier en hier]. Mogelijk heeft hij dit idee opgedaan tijdens zijn reis naar Zweden. Hij gaat echter voorbij aan het feit dat een onderwijssysteem van het ene land niet zo kan worden geïmplementeerd in een bestaand onderwijssysteem van een ander land. In zijn voortdurende poging de publieke en politieke opinie te overtuigen van de noodzaak om leerlingen examens van de verschillende vakken op verschillende niveaus te laten doen, gaat hij voorbij aan een andere oplossing waar tientallen jaren geleden veel leerlingen gebruik van hebben gemaakt. Voordat de huidige profielkeuze geïntroduceerd werd, konden leerlingen een vakkenpakket kiezen dat beter aansloot bij hun interesses en sterke kanten. Deze vakken werden wel allemaal gevolgd op het niveau/leerweg waar je het onderwijs volgde. Zo was menig leerling in mijn schooltijd blij met het ongedeeld vwo. Dit gaf een vrijere keuze voor het vakkenpakket: Nederlands, minstens één moderne taal en voor de gymnasiast daarnaast nog minstens één klassieke taal waren verplicht, de rest bestond uit een vrije keuze van vakken. Bij die verdere keuze hield je rekening met je interesse en je ambitie voor een vervolgopleiding. Op dit moment lopen veel leerlingen met vwo-capaciteiten onnodig vast op de huidige eis van twee moderne talen.

    Ooit werd de vrijere vakkenpakketkeuze opgeheven, omdat het zogenaamde ‘pretpakketten’ (alpha-pakket) mogelijk maakte. Ik heb me altijd afgevraagd wat er zo ‘prettig’ was aan die enorme boekenlijst die gelezen moest worden. Ik had respect voor de mensen die het voor elkaar kregen. Verder vraag ik me nog steeds af in hoeverre een bèta-pakket niet een ‘pretpakket’ was voor de leerlingen die daar talent voor hadden. Nu houdt men vast aan een profielkeuze en wil men ter compensatie het niveau van de vakken loslaten… Het loslaten van de profielkeuze zou weleens meer maatwerk kunnen opleveren dan ‘het maatwerkdiploma’.

    Zweden het nieuwe gidsland?

    Is Zweden het nieuwe Finland? Ik denk het niet, en daar zijn duidelijk meer argumenten voor te vinden dan alleen de geografische ligging. Wat we wel van Zweden kunnen leren, is dat onderwijsvernieuwingen zeer serieus overwogen moeten worden. Hypes, mythes en markteconomische argumenten moeten zeker niet leidend zijn. Of het concept Kunskapsskolan, maatwerk en in het verlengde hiervan gepersonaliseerd leren de juiste keuze voor het Nederlandse onderwijs is, is nog maar de zeer de vraag. Daar hebben meerdere mensen hun twijfels over: [link naar artikel Gert Biesta]

    06-06-2017 om 13:17 geschreven door Raf Feys  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Tags:Zweden
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Controversiële basiscompetenties voor leerkrachten - ook in Vlaanderen
    1. Tendentieuze & ideologische 'basiscompetenties voor toekomstige leerkrachten': niet enkel in Australië (zie bijlage), maar ook in Vlaanderen

      In de uitgangspunten bij de ‘basiscompetenties’ lezen we dat    
      *“leren opgevat moet worden als een actief en constructief proces. Bij het formuleren van het beroepsprofiel en de basiscompetenties van de leraar is uitgegaan van een optimistische visie op leren en ontwikkeling, vertrekkend van de groeikracht van kinderen” (p. 16).
      *Onderwijsleersituaties moeten beantwoorden aan de persoonlijke leer- en ontwikkelingsbehoeften (p.8).
      *De traditionele schoolse kennis staat minder centraal. De nadruk ligt op probleemoplossende inzichten en vaardigheden (p. 10).

      Dit wordt verder verduidelijkt met een polariserende beschrijving van een aantal verschuivingen: “van zuivere kennis naar toegepaste kennis, van cognitief leren naar harmonische vorming, van specialisatie naar algemene vorming, van vakgerichte ordening naar totaalonderwijs en vakkenclusters, van sequentiële opbouw naar exemplarisch onderricht, van korte termijn leren naar beklijvend leren ...” (Decreet Beroepsprofielen en Basiscompetenties van de Leraren, 1999).

      *De instructietaak van de leerkracht wordt binnen de
      basiscompetenties in vaardigheid 1.7 constructivistisch omschreven in termen van ‘realiseren van een adequate leeromgeving’. De leraar moet vooral het zelf ontdekken en het probleemoplossend vermogen centraal stellen en de leerinhoud inbedden in authentieke situaties en contexten.

      Uitdrukkingen die verwijzen naar de klassieke instructiefunctie, naar het belang van direct/expliciete instructie, en naar het belang van het bijbrengen van voldoende basiskennis komen niet meer voor.

      Ook in de tekst ‘Uitgangspunten’ bij de eindtermen treffen we een analoge visie aan waarin eveneens het zgn. ‘nieuwe leren’ en/of de ‘zachte’ didactiek centraal staan. We lezen ook dat het gaat om een leerlinggerichte en emancipatorische visie waarbij de kennisinhouden niet langer centraal staan, maar wel de doelstelling om leerlingen op te voeden tot zelfrealisatie en mondigheid, dat leren een actief en constructief proces is, enzovoort. We merken dus opvallend veel gelijkenissen tussen de visie in de ‘Uitgangspunten’ en de procescriteria zoals de inspectie die beschreef in de jaarrapporten e.d.

      . In de ‘Uitgangspunten’ bij de ‘basiscompetenties’ komt een polariserende onderwijsvisie tot uiting die gebaseerd is op dubieuze dichotomieën. Het gaat om een verlossingsideologie die veel kenmerken vertoont van ‘het nieuwe leren’, ‘de zachte didactiek’, het zelfontplooiingsmodel, de ontscholing van het onderwijs, ... Het is precies zo’n simplistische visie die al vele jaren sterk gecontesteerd wordt door de meeste praktijkmensen en door veel onderwijskundigen. Zo’n ontscholende visie wordt ook mede verantwoordelijk geacht voor de niveaudaling van de voorbije decennia

    How standards remove the need for reason and evidence
    1. Any serious effort to put forward an educational idea should be supported by reason or evidence or both, right? Yes, I know that there are plenty of blog posts and newspaper articles that don’…
    1. gregashman.wordpress.com


    06-06-2017 om 13:08 geschreven door Raf Feys  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:basiscompetenties
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Houdt nieuwe onderwijsinspectie 2.0. rekening met de vele kritiek op de inspectie sinds 1991

    Houdt nieuwe onderwijsinspectie 2.0. rekening met de vele kritiek op de inspectie sinds 1991?

    Minister Crevits en de inspectiekopstukken pakken uit met de nieuwe inspectie 2.0 vanaf september 2018. Ze verwachten er heel veel heil van. Het is verwonderlijk dat de beleidsmakers en de inspectie in de recente teksten en uitlatingen over de nieuwe inspectie -op basis van het duizelingwekkend Referentiekader OnderwijsKwaliteit (ROK), nergens laten merken dat ze rekening hielden met de scherpe kritiek op de inspectie/doorlichting. We vezen dan ook dat het nieuwe inspectiemodel 2.0 geen antwoord zal bieden op de scherpe kritiek in de audits van het Rekenhof (2011), van de Andersen-audit van 2007 en van de leerkrachten/directies.

    We illustreren even de kritieken

    1.Kritiek in Rekenhofrapport van 2011

    In het Rekenhof-rapport van 2011 lezen we dat de inspectie nog steeds haar hoofdopdracht - de controle van het product, van het realiseren van de eindtermen en leerplandoelen - schromelijk verwaarloost: “De doorlichtingsverslagen rapporteren weinig over de output en effectiviteit van de scholen. Er is geen of hoogstens een zeer beperkte directe meting van output.
    De doorlichtingsverslagen en de Onderwijsspiegels leveren geen globaal beeld op van de resultaten van de leerlingen.” We kunnen er niet uit afleiden hoe het gesteld is met de leerprestaties binnen de afzonderlijke scholen en binnen het Vlaams onderwijs in het algemeen. Het Rekenhof betreurt verder “dat de inspectie zich al te veel op de processen richt, waarvoor zij niet altijd bevoegd is en waarvoor overigens ook weinig normen bestaan.”

    2.We citeren even de belangrijkste kritieken uit de Andersen-audit van 2002.

    Andersen: “Er is geen meting van output op zich. Een aantal taken worden zo uitgevoerd dat ze het decretaal vereiste overschrijden. Er is geen pure controle van de onderwijsoutput. ... Het toezicht door de onderwijsinspectie brengt hun effectiviteit niet nauwkeurig in kaart. De doorlichtingsverslagen, en bijgevolg ook de onderwijsspiegels, leveren geen globaal beeld op van de resultaten van de leerlingen op het Vlaamse niveau.”

    Een tweede kritische conclusie uit de Andersen-audit luidt: “De beoordeling van de onderwijsoutput verloopt voornamelijk via procesonderzoek. De inspectie geeft een te ruime invulling aan de globale beoordeling van de scholen (systeem- of procescontrole), waarbij het gehanteerde analyse/verklaringskader een ruimere scope heeft dan de elementen die tot haar strikte controlebevoegdheid behoren. De verklaringsvariabelen worden hier mee ingeschakeld om scholen te beoordelen” (Eindrapport “Doelmatigheidsanalyse van de Inspectie van Onderwijs, de Pedagogische Begeleidingsdiensten en de Dienst voor Onderwijsontwikkeling” Andersen, 8 maart 2002).

    3. Kritiek op Onderwijsspiegel 2007: leerkrachten passen onze constructivistische onderwijsvisie niet toe!

    We bekijken nu even wat de inspectie in 2007 schreef over de doorlichting van het leerproces en de hierbij gehanteerde procescriteria in Onderwijsspiegel 2005-2006 die in 2007 verscheen. Meteen zal duidelijk worden dat de inspectie geenszins rekening hield met de gangbare kritiek en met de Andersen-audit van 2002. We vinden in dit rapport over de ‘toestand van ons onderwijs’ weinig of geen uitspraken over de leerresultaten en over het niveau van het onderwijs, maar des te meer over de methodische aanpak van de leerkrachten en dit vanuit een ‘ontscholende’ onderwijsvisie.

    De opstellers schrijven expliciet dat de doorlichters niet enkel de decretale eindtermen moeten controleren, maar ook de nieuwe onderwijsvisie achter de eindtermen – zoals die o.a. tot uiting komt in de teksten ‘Uitgangspunten’ bij de eindtermen/basiscompetenties en in toelichtingen bij vakken of leergebieden.
    We lezen: “Met de introductie van de eindtermen wilde men meer aandacht besteden aan het leerproces en de leerlingen leren zelf dit proces te sturen. Het is de bedoeling dat ze in grotere mate er zelf verantwoordelijkheid voor leren dragen .... . De leerlingen dienen in de loop van het leerproces betekenisvolle en levensechte opdrachten te krijgen, waarbij de toetsing en de evaluatie niet langer los van de instructie staan, maar zinvol in het eigenlijke leerproces worden geïntegreerd. In de meeste scholen is er echter nog altijd een spanningsveld tussen kennis- en productgericht leren enerzijds en constructivistisch en competentiegericht leren anderzijds. ‘Constructivistisch leren’ impliceert dat de leerling als een actieve en zelfsturende partner in het onderwijsgebeuren optreedt, terwijl de leraar meer en meer de rol van coach en begeleider speelt. ‘Competentie’ betekent: het vermogen van een leerling om in levensechte situaties voor zichzelf bepaalde doelstellingen te formuleren en ze ook te bereiken, door functionele handelingen uit te voeren waarbij hij kennis en vaardigheden geïntegreerd inzet, de nodige attitudes verwerft en waarbij hij aan bepaalde kwaliteitseisen voldoet.”

    Vanuit zo’n constructivistische en competentiegerichte visie formuleerde de inspectie tal van kritieken op het vigerende onderwijs. Veel leerkrachten en scholen passen volgens de inspectie de opgelegde ‘referentiekaders’ niet toe: “Vaardigheidsgerichte doelstellingen worden sterk uiteenlopend gerealiseerd. Dat wijst erop dat het belang van het vaardigheidsonderwijs, respectievelijk het competentieleren, nog niet algemeen is doorgedrongen. Het gaat erom dat leerlingen competenties in levensechte situaties oefenen en verwerven, waarbij ze ook zichzelf en elkaar leren evalueren. Dat veronderstelt een dynamisch en experimenteel leerproces, waarin de leraar veeleer als coach optreedt dan als kennisoverdrager en waarin de leerling zelf meer en meer het stuur in handen neemt. In de plaats van de officiële referentiekaders (de eindtermen?) worden in het Vlaame onderwijs vaak leerboeken of eigen notities als leidraad voor de realisatie gebruikt. Daardoor worden de vaardigheidsdoelstellingen op de meeste scholen te weinig of op een te laag niveau gerealiseerd en worden principes als functionaliteit en vakkenintegratie onvoldoende gevolgd.” Het gebruik van leerboeken/cursussen is volgens de inspectie in strijd met de officiële onderwijsvisie. De inspectie pleit ook voor vakkenclusters i.p.v. vak-gericht werken. Vakkenclusters vormen o.i. vaak een grote bedreiging van de kwaliteit.

    We lezen verder: “Zowel in de basisvorming s.o. als in de specifieke vorming worden de vereiste leerinhouden nog vaak te theoretisch aangebracht, terwijl doe-activiteiten, vaardigheden en competenties onvoldoende worden aangeboden of ingeoefend. Dat is onder meer het geval in het talenonderwijs, hoewel de doelstellingen met betrekking tot spraakkunst in de eindtermen voor de communicatieve vaardigheden werden geïntegreerd.” Volgens de inspectie is er dus ook nog steeds te veel aandacht voor grammatica en mag de beperkte grammatica slechts geïntegreerd en sporadisch aan bod komen – en dat zou ook het geval moeten voor spelling. Er wordt ook verwacht dat veruit de meeste aandacht en punten besteed werden aan de zgn. vaardigheden. Vaak kregen leerkrachten lager en secundair onderwijs te horen dat ze te weinig luister- en spreeklessen organiseren en dat ze te veel aandacht besteedden aan spelling, woordenschat en grammatica.

    Specifiek in verband met het basisonderwijs betreurt de inspectie vooreerst dat de basisscholen en leerkrachten zich weinig bekommeren om de visietekst ‘Uitgangspunten’ bij de ontwikkelingsdoelen en eindtermen en die ‘opgelegde’ visie dus ook “niet integreren in hun onderwijsstijl. ... Het didactisch handelen wordt dan ook meestal gereduceerd tot een aanpak overeenkomstig de individuele perceptie van de betrokken leraar op ‘goed onderwijs’. Verder overaccentueren de leerkrachten de technisch-cognitieve aspecten voor Nederlands en Frans. Deze scholen werken voor dit aanbod dan niet in de geest van het leerplan waar de communicatieve vaardigheden centraal staan.”

    “Een overheersend frontale, meestal klassikale onderwijsstijl en de geringe plaats van (inter)actieve werkvormen beperken in een ruime minderheid van de scholen de actieve betrokkenheid van de leerlingen. Zowel in het kleuter- maar vooral in het lager onderwijs krijgen de kinderen minder mogelijkheden om inhoudelijk mee vorm te geven aan het onderwijsgebeuren. Vooral in het niveau lager hebben leerkrachten het nog moeilijk om het curriculum flexibel te hanteren en bepalen ze meestal de doelen en inhouden binnen een eerder starre jaarplanning. In geringe mate benutten ze de interesses en de initiatieven van kinderen als motor voor het leren. Het kleuteronderwijs scoort goed inzake continuïteit in de klasinrichting. De organisatie van speelwerkhoeken is hierbij alvast de rode draad. In het niveau lager is de continuïteit in de klasinrichting nog niet zo uitgesproken. ...”.

    Uit de ‘Onderwijsspiegel’ blijkt dat de inspectie ook nog in 2007 weinig begaan was met de leerresultaten, maar vooral het leerproces controleert op basis van procescriteria die aansluiten bij de ’ontscholende’ uitgangspunten en toelichtingen bij de eindtermen/ basiscompetenties, bij constructivistische, competentiegerichte & ervaringsgerichte leeropvattingen - die in 2007 al op de terugtocht waren. Die onderwijsvisie wijkt in sterke mate af van deze van de praktijkmensen en leidt tot een sterke aantasting van het onderwijsniveau.




    06-06-2017 om 12:58 geschreven door Raf Feys  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:inspectie, inspectie 2.0
    >> Reageer (0)
    03-06-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nieuwe inspectie 2.0 op basis van IKZ en duizelingwekkend referentiekader onderwijskwaliteit

    Nieuwe inspectie 2.0 op basis van IKZ en duizelingwekkend referentiekader onderwijskwaliteit – overbevraging van de school als een soort ‘total institution’ en veel extra werk- en planlast, ten koste ook van de echte kwaliteits- en niveaubewaking.  

    1.       Onderwijsinpectie 2.0 : doorlichting van IKZ van elke school, soort meta-evaluatie

    Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits: “Vanaf januari 2018 houden we de onderwijsinspectie 2.0 boven de doopvont. De vernieuwde onderwijsinspectie wordt meer dan ooit de partner van onderwijs- en CLB-teams Alles vertrekt vanuit een breed gedragen referentiekader over wat kwaliteitsvol onderwijs is en het globale kwaliteitsbeleid van onderwijsinstellingen. Vertrouwen is daarbij een sleutelwoord.” De klemtoom zal voortaan liggen op doorlichting van de ‘interne kwaliteitszorg’ van de school. De inspectie moet vooral nagaan of de school voldoende aandacht  besteed aan interne kwaliteitszorg en kan aantonen dat dit de kwaliteit van het onderwijs ten goede komt; een soort meta-evaluatie dus. Men zal dus focussen op de verantwoordelijkheid van de school voor de eigen kwaliteit.

    2.       IKZ: controversiële , wollige  en tijdrovende zaak

    Wat IKZ voor een school betekent is nog steeds niet echt duidelijk. Het kan vele richtingen uitgaan.  IKZ  werd destijds als een wondermiddel voor het bedrijfsleven en later ook voor het onderwijs voorgesteld. Men verwees hierbij naar het succes van IKZ in het Japanse bedrijfsleven. Maar jaren later bleek dat de Japanse bedrijven toch allesbehalve effectief en productief functioneerden. 

    In een bijdrage over ‘kwaliteitszorg in het onderwijs’ (2000) schreef de toenmalige inspecteur-generaal Peter Michielsen:”  In de toekomst zal de inspectie wel meer en meer rekening houden met wat er op het vlak van evaluatie en interne kwaliteitszorg gebeurt. Wat de scholen zelf hebben geëvalueerd moeten wij immers niet meer doen. We moeten dan alleen controleren of het evaluatiesysteem deugdelijk is," aldus Michielsens. Een schooldirectie kan trouwens zelf beslissen om binnen de enveloppe werkingsmiddelen bijvoorbeeld 10 uren vrij te maken voor een kwaliteitscoördinator, in plaats van die uren te besteden aan kleinere klassen." De inspectie nieuwe stijl , inspectie 2.0, zou nu vanaf volgend schooljaar resoluut dit systeem toepassen.  …

    Hoe een basisschool of een secundaire school de interne kwaliteitszorg moet organiseren wordt nergens geconcretiseerd. Er wordt wel verwezen naar het ROK (Referentiekader Onderwijskwaliteit),  een duizelingwekkende opsomming van de vele taken van het onderwijs waarbij de school opgevat wordt als een total institution (zie artikel hier over in bijlage).

    Uit het verhaal van Michielsens bleek verder dat ook hij in 2000 niet goed wist wat IKZ voor een inhield. Michielsens  “Midden de jaren '90, ter gelegenheid van de schaalvergroting van het hoger onderwijs, begon de filosofie te overheersen dat de scholen zelf verantwoordelijkheid moesten nemen op het vlak van kwaliteitszorg. "Vanaf dan zag je ook dat consultantsorganisaties gespecialiseerd in IKZ, voor het onderwijs belangstelling begonnen te tonen. Zo ontwierp een projectgroep samen met hogeschooldirecties een kwaliteitsevaluatiesysteem (Proza)voor onderwijs, gebaseerd op het EFQM-model. …” Zelf hebben we enkel maar negatieve ervaringen met het IKZ-systeem dat onze lerarenopleiding rond 2000 werd opgedrongen: 2.000 PROZA-indicatoren die jaarlijks beoordeeld moeten worden op een 5-puntenschaal en waarbij in principe die score jaarlijks zou moeten verhogen. Veel hogescholen stopten hier veel energie in, maar achteraf bleek dat de PROZA-IKZ niet rendeerde, al te veel energie vergde en enkel maar veel werk- en planlast opleverde.

    In de recente documenten over de nieuwe aanpak wordt ook nergens duidelijk wat IKZ concreet betekent, welke instrumenten de school moet gebruiken, hoeveel tijd hierin geïnvesteerd moet worden,  of de aanpak in het basisonderwijs dezelfde moet zijn dan die in het secundair, enz. De overheid en inspectie beweert ook geregeld dat ook het schoolbestuur verantwoordelijk is voor de kwaliteitsbewaking. Maar de schoolbesturen werden nog niet ingelicht over de nakende invoering van de (R)OK-doorlichting; ze werden uiteraard ook niet geraadpleegd.

    Inspecteur-generaal Michielsens pleitte in 2000 wel voor die ‘nieuwe inspectie’, maar wist  ook niet welk IKZ-model bruikbaar is voor scholen. Hij stelde: “Kwaliteitsmodellen EFQM die voor profit-organisaties werden ontwikkeld zijn volgens Peter Michielsens niet klakkeloos over te nemen. "Er is zeker een vertaalslag nodig. Want we mogen absoluut de eigenheid van het onderwijs niet vergeten, de eigen doelstellingen. Daardoor is ook de resultaatmeting helemaal anders. Want het verwachtingspatroon van ouders over een school kan sterk uiteenlopen. Het ene ouderpaar kan de best mogelijke voorbereiding op de hogeschool verwachten, het andere kan van de school verwachten dat hun kind er gelukkig is. Of dezelfde ouders kunnen voor verschillende van hun kinderen andere verwachtingen koesteren. "Peter Michielsens ziet in de toekomst IKZ dieper doorgroeien in het onderwijs, met ook kwaliteitshandboeken, procedures.”  We merken dus dat de inspecteur-generaal niet precies wist wat IKZ voor een school betekent en dat hij tegelijk zich ook wel bewust was van de complexiteit zoals de uiteenlopende verwachtingen van de stakeholders. 

    We vrezen dat de brede en tegelijk wollige IKZ-opdracht die de scholen nu opgelegd wordt tot een gevoelige verhoging van de werk- en planlast zal leiden. Zo stelde inspecteur Michielsens: “Een schooldirectie kan b.v. zelf beslissen om binnen de enveloppe  bijvoorbeeld 10 uren vrij te maken voor een kwaliteitscoördinator.” Omdat het Referentiekader Onderwijskwaliteit (ROK) veel te veel verwacht van de school en de school beschouwt als een total institution (zie artikel in bijlage), zal de IKZ-opdracht een zware belasting betekenen.  Het grote aantal kwaliteitscriteria in het ROK roept nare herinneringen op omtrent het omvangrijke PROZA-referentiekader waarmee we destijds in de lerarenopleiding moesten werken.   En tussen de lijnen wordt in het ROK ook subtiel een visie op het hoe van het onderwijs opgedrongen.  Er wordt geen rekening gehouden met de scherpe kritiek op de huidige inspectie ( zie punt 3).

    3.       Geen rekening gehouden met scherpe kritiek - ook vanwege Rekenhof, nog minder controle leerresultaten 

    Minister Crevits, de inspectie, en vele anderen verwachten dus veel heil van de nieuwe doorlichting vanaf september 2018.  Zelf zijn we er veel minder gerust in.  We wezen al op de sterke toename van de werk-en planlast die zo’n IKZ zal meebrengen, e.d. We merken verder ook dat bij de hervorming geen rekening gehouden werd met de scherpe kritiek op de inspectie zoals die ook in de Rekenhof-audit van 199 geformuleerd en bevestigd werd. De grote kritiek sinds 1991 was precies dat de inspectie haar specifieke decretale opdracht,   ‘de controle van de output, van de  leerresultaten en  de leerwinst’ verwaarloosde;  en  vooral en ten onrechte  focuste op de (subjectieve) beoordeling van het pedagogisch leerproces. Ook in de Rekenhof-audit van 2011 stond die kritiek centraal.   Het Rekenhof stelde: “De doorlichtingsverslagen rapporteren weinig over de output en effectiviteit van de scholen. Er is geen of hoogstens een zeer beperkte directe meting van output. De doorlichtingsverslagen en de Onderwijsspiegels leveren geen globaal beeld op van de resultaten van de leerlingen.”  We kunnen er niet uit afleiden hoe het gesteld is met de leerprestaties binnen de afzonderlijke scholen en binnen het Vlaams onderwijs in het algemeen.  Het Rekenhof  betreurt verder “dat de inspectie zich te veel op de processen richt, waarvoor zij niet altijd bevoegd is en waarvoor overigens ook weinig (objectieve) normen bestaan.”  Zo luidde steevast de (proces)kritiek in de inspectierapporten dat de leerkrachten te veel aandacht besteedden aan directe/expliciete instructie en te weinig  aan constructivistische en competentiegerichte aanpakken. PISA-2015 wees echter eens te meer uit dat landen die meer aandacht besteden aan directe instructie de hoogste PISA-scores behaalden.

     In teksten over de nieuwe inspectie krijg je geenszins de indruk dat de inspectie zich in de toekomst minder zal inlaten met de beoordeling van het leerproces en dat ze meer aandacht zal besteden aan haar kernopdracht: de product- of outputcontrole. Integendeel.  De ROK-criteria zijn praktisch alle proces-criteria.

    In de mededeling van de nieuwe inspectie vanwege minister Crevits (zie bijlage) en in  uitspraken van inspecteurs in de commissie onderwijs van donderdag j.l. bleek  geenszins dat voortaan de product-controle, de controle van de leerresultaten  centraal zal staan. In het recent inspectierapport dat in de commissie onderwijs op donderdag 1 juni ter sprake kwam,  bleek overigens dat de inspectie i.v.m. Frans in de derde graad s.o. geen uitspraken deed over de output, de resultaten, maar enkel over de gehanteerde methodiek, over het feit dat de (eenzijdige) communicatieve aanpak onvoldoende gehanteerd werd.  Er werd ook  geen rekening gehouden met de eindtermen-evaluatie.  Zo namen de twee inspecteurs het kwalijk dat nog veel leerkrachten systematisch aandacht besteden aan de vervoeging van de werkwoorden avoir, être en aan de geschreven taal in het algemeen. Woordenschat, grammatica  mogen volgens de inspectie enkel sporadisch  en geïntegreerd aan bod komen.  En dus mogen woordenschat, de vervoeging van het werkwoord ‘manger’ enkel maar  aan bod komen binnen communicatieve interactie-activiteiten waarbij de leerlingen iets zeggen over eten en drinken.  Dus geen systematische woordenschat,  vervoegingen als  je suis, tu es, il est … Gelukkig wees een lid van de commissie onderwijs er op dat de slinger in het taalonderwijs blijkbaar is doorgeslagen en dat taal  ook inhoudelijke bagage vereist.

    In Onderwijskrant nr. 181 (mei 2017) besteedden we een bijdrage aan de nieuwe inspectie die voortaan gebaseerd zal worden op het zgn. ROK -Referentiekader voor OnderwijsKwaliteit (zie bijlage.)

    ----------------------------------------------------------------------------------------------------------

    Duizelingwekkend  Referentiekader voor OnderwijsKwaliteit: te lang & zwaar ROK/JUK                                                                            -vooral ook voor de nieuwe doorlichting van de almachtige en totalitaire school . Nog minder output-controle. 

     Onderwijskrant 181 (april-mei-juni 2017)

    1.       ROK en overbevraging van scholen

    Op 5 februari 2015 gaf Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits aan de onderwijsinspectie de opdracht om met belanghebbenden een Referentiekader voor OnderwijsKwaliteit (ROK) uit te werken. Bij de uitwerking van het referentiekader vroeg de minister om vertegenwoordigers te betrekken van onderwijskoepels en het GO!, begeleidingsdiensten, vakbonden ,leraren en andere onderwijspartners. In september j.l. werd het refentiekader gepubliceerd. 

    We krijgen geenszins de indruk dat het ROK  tegemoet komt aan de vele kritiek op de huidige overbevraging van de school en van de leerkrachten, en aan de vele klachten over de al te grote plan- en werklast. Integendeel. De taak van de school wordt nog verbreed; en de indruk wordt  ook gewekt dat de school almachtig is.  De allesomvattende IKZ  zal ook veel tijd en energie vergen van de directies, schoolbesturen en leerkrachten-  en dit op een moment waarop iedereen het eens is odr het feit dat de werk-en planlast nu al veel te hoog is.

     In de tekst over de inspectie nieuwe stijl van 1991 werd uitdrukkelijk gesteld dat de inspectie zich voortaan zou focussen op- en beperken tot de productcontrole, de controle van de leerresultaten. Men vond dat de inspectie-oude-stijl zich te veel inliet met het leerproces, met de procescontrole.  Maar in de praktijk bezondigden de inspecteurs zich na de intrede van het  decreet van 1991 toch aan al te veel procescontrole en proces-uitspraken. Ze hielden zich ook minder (i.p.v. meer)  met de controle van de leerresultaten bezig dan weleer.   We hebben hier in Onderwijskrant krachtig en tijdig op gereageerd. Zo  hanteerde de inspectie basisonderwijs voor de procescriteria in sterke mate de visie van het ervaringsgericht onderwijs van het CEGOLeuven van Ferre Laevers. En de inspectie s.o. Interpreteerde ten onrechte de tekst ‘Uitgangspunten’ bij de eindtermen’ opgesteld door Roger Standaerd & de DVO,  als een decretale tekst. Zo werd b.v. nagegaan of de scholen en leerkrachten de competentiegerichte aanpak toepasten (=leerprocescontrole) en al te weinig hoe het gesteld was met de leerresultaten (=product-controle).

     Dat de inspectie zich ten onrechte en in sterke mate inliet met de procescontrole en hierbij eigenzinnig criteria opdrong,  was ook de grote kritiek in een paar audits van de inspectie: de inspectie drong al te zeer een modieuze onderwijsvisie op. 

    Als het ROK straks het nieuwe referentiekader wordt voor de inspectie dan vrezen we dat de klemtoon evenzeer en wellicht nog meer op de procescontrole zal liggen. We hebben nog meer kritiek op de overbevraging van scholen die de aandacht afleidt van de hoofdopdracht: de leerresultaten voor de verschillende vakken. ‘In der Beschränking zeigt sich erst der Meister’, maar dit is blijkbaar niet aan de ROK-opstellers besteed. 

    2.Enkele van de vele opdrachten van de scholen en leerkrachten volgens het ROK

    *Vooreerst een reeks doelen die wijzen op een allesomvattende opdracht van de almachtige school, de school als een 'total institution'

    Het schoolteam biedt begeleiding zowel op het vlak van leren, leerloopbaan, sociaal-emotionele ontplooiing als fysiek welzijn. … Om een brede en harmonische vorming te realiseren is een evenwichtige aandacht voor de diverse cultuurcomponenten (exact-wetenschappelijk,muzisch-creatief…)                  én alle ontwikkelingsgebieden (cognitieve, sociaalemotionele en motorische vorming) cruciaal (= De school als total instituion). 

     

    Leren verloopt zowel incidenteel als intentioneel. Bij incidenteel leren is het beoogde resultaat niet vooraf bepaald. Scholen streven intentioneel of doelgericht leren na en benutten incidenteel leren. (Commentaar: in het onderwijs gaat het vooral om intentioneel leren, en niet om incidenteel, alledaags, informeel leren.)

     Het schoolteam begeleidt de lerenden via een continuüm van zorg en/of via handelingsplanning. Een gefaseerde benadering van brede basiszorg, verhoogde zorg, uitbreiding van zorg, een individueel aangepast curriculum en/of handelingsplanning vormt de ruggengraat van de begeleiding. Een sterke brede basiszorg werkt preventief.  

    (Commentaar: opnieuw een overbevraging van de leerkrachten. een individueel aangepast curriculum hoort meestal niet thuis in het gewoon onderwijs, dan gaat het meestal om kinderen die een groot deel van de gewone lessen niet kunnen volgen.

    Voor lerenden met specifieke onderwijsbehoeften plant het schoolteam redelijke en gepaste aanpassingen waaronder het inzetten van stimulerende, remediërende, differentiërende, compenserende en/ of dispenserende maatregelen. Op die manier draagt het schoolteam bij tot het realiseren van gelijke kansen voor alle lerenden en tot inclusie.

     De school beoogt bij alle lerenden persoonlijkheidsontwikkeling, deelname aan het vervolgonderwijs of de arbeidsmarkt en aan diverse facetten van de samenleving. In welke mate deze effecten op langere termijn bereikt worden, hangt af van vele factoren waarop scholen niet altijd een invloed hebben.

     Het is belangrijk dat de school alles in het werk stelt om elke lerende zoveel mogelijk ontwikkelingskansen te bieden. Ze ambieert een ruime ontwikkeling en streeft naar zoveel mogelijk leerwinst bij elke lerende. Dit duidt op de toename van kennis en vaardigheden en op de ontwikkeling van attitudes, competenties en talenten van lerenden gedurende een bepaalde periode.   

    2bis. Nog enkele veeleisende opdrachten  die vaak leiden tot een te grote plan- en werklast & daardoor ook  tot een lagere leskwaliteit en niveau-daling

     De school ontwikkelt haar kwaliteit vanuit een gedragen visie die vertaald is in de onderwijsleerpraktijk. Het schoolteam hanteert doelen die sporen met het gevalideerd doelenkader en zorgt voor samenhang tussen de doelen. De school ontwikkelt en voert een doeltreffend personeelsbeleid dat integraal en samenhangend is.   

    Scholen onderzoeken, borgen en verbeteren op systematische wijze hun onderwijskwaliteit .Ze bepalen zelf de inhoud en de methode voor de eigen kwaliteitszorg op basis van hun vaststellingen, prioriteiten of doelen.   

    Bij het zelf analyseren en evalueren van de onderwijskwaliteit gebruikt de school diverse relevante bronnen en betrekt ze belanghebbenden. De resultaten en effecten die de school bij de lerenden bereikt, vormen daarbij samen met de context- en inputkenmerken het uitgangspunt. Er is maar sprake van systematiek als de school op geregelde basis haar werking evalueert. Naast het systematische is het cyclische karakter van kwaliteitszorg belangrijk. Een cyclus herhaalt niet de vorige maar voegt er iets aan toe. Op die manier wordt bij elke cyclus kwaliteit verder ontwikkeld.

    Commentaar: het is precies mede door al die formele IKZ-opdrachten die veel plan- en werklast veroorzaken dat  de kwaliteit van de lessen gedaald is; dat de directie minder aandacht kan besteden aan de didactische begeleidingsopdrachten.  

    3. Bijlage: vier invalshoeken van ROK

    3.1.Bewaakt, verbetert en borgt mijn school haar onderwijskwaliteit kwaliteitsvol? 

    Kwaliteitszorg is gericht op het verbeteren van de onderwijsresultaten en effecten. Hiertoe zet de school acties op om binnen de eigen context en met de eigen populatie de vooropgestelde doelen te bereiken. Kwaliteitszorg impliceert ook dat de school evalueert of deze doelen zijn behaald en actie onderneemt om de realisatie ervan te borgen of te verbeteren. 

    3.2. Zijn de onderwijsresultaten en effecten optimaal en vervult mijn school haar opdracht kwaliteitsvol?    

    Kwaliteit blijkt uit de onderwijsresultaten en effecten ervan. Dit bevat onder meer de leerdoelen opgelegd door de regelgeving, tevredenheid en welbevinden, maatschappelijke participatie (loet en voet), doorstroom binnen het leertraject en naar vervolgonderwijs of arbeidsmarkt. Kwaliteitsvol onderwijs blijkt ook uit de mate waarin de school de eigen vooropgestelde doelen realiseert.   

    3.3 Ondersteunt mijn school de ontwikkeling van de lerenden (!) op een kwaliteitsvolle wijze? 

    Kwaliteit is ook zichtbaar wanneer de school rekening houdt met de leermogelijkheden en -behoeften van haar populatie en haar werking hierop afstemt met het oog op de vooropgestelde onderwijsresultaten en effecten. Bepalende factoren voor onderwijskwaliteit zijn de organisatie en opvolging van het onderwijs- en leerproces, de zorg voor individuele noden en het leer- en leefklimaat. 

    3.4.Organiseert mijn school zich kwaliteitsvol om binnen haar context en met de eigen populatie optimale onderwijsresultaten en effecten te bereiken? 

     Effectieve kwaliteitszorg, optimale onderwijsresultaten en effecten en kwaliteitsvolle ondersteuning van lerenden zijn mede het gevolg van een sterk beleid. Aspecten zoals leiderschap, de ontwikkeling van een visie en strategie, het werken met partners, het beheer van personeel, infrastructuur, uitrusting. 


    03-06-2017 om 19:38 geschreven door Raf Feys  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:inspectie: dooelichting, ROK, inspectie 2.0
    >> Reageer (0)
    31-05-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.M-decreet en ondersteuningsnetwerken : noodkreten

    M-decreet en ondersteuningsnetwerken : noodkreten

    1. Op de algemene vergadering van de Brugse St. Lodewijk scholen (13 scholen)

    kreeg het M-decreet veel kritiek. Het leidt tot de ontwrichting van zowel het buitengewoon als het gewoon onderwijs. Echte inclusie: Ja!, maar geen schijninclusie voor leerlingen die grotendeels het gewone curriculum niet kunnen volgen.Leerlingen met ernstige gedagsstoornissen moeten ook in een aparte setting opgevangen worden. Enz.

    Men gelooft ook geenszins dat de gecompliceerde ondersteuningsnetwerken effectief zullen zijn.

    2.Lieven Coppens: ervaren CLB-adviseur

    Welnu mevrouw Crevits, u hebt van het M-decreet geen zootje gemaakt, maar wel een compleet circus. Erger nog, u gijzelt kinderen met verschillende noden door u tergend langzame manier van werken.

    U gijzelt ook leerkrachten, leerlingbegeleiders en ouders door uw gebrek aan daadkracht en beslissingsmoed: en eigenlijk ondergraaft u uzelf door al uw beslissingen vrijblijvend te maken: uw hervorming van het secundair onderwijs is geen hervorming, want iedere school mag kiezen wat ze ermee doet. U herinterpreteert het VN-verdrag waardoor inclusie nooit inclusie kan worden.

    Het resultaat laat zich nu al voelen: leerkrachten verliezen het plezier in hun job, jonge directies houden het gemiddeld maar twee jaren vol omwille van de (administratieve) regelneverij waardoor ze geen tijd meer hebben om hun leerkrachten te ondersteunen en te coachen waar nodig. U wou uw stempel drukken op het onderwijs? Dat is u gelukt! Alleen drukt die stempel veel leerkrachten, directies, ouders en kinderen met specifieke noden dood.


    Reacties

    Sofie Baert: huilen met de pet op! Mooi politiek spelletje, nog mooier uit de media gehouden!! Petitie wordt genegeerd, schrijnende verhalen van ouders en leerkrachten worden niet beluisterd! Het is té laat.... ik verwacht drama's.... teams zijn aan het crashen, gezinnen gaan er onder door....

    2b. Koen Hallaert

    Op den duur wordt een mens daar zo moe van hé... Zo zijn er duizenden verhalen... Met pijn in het hart blijven we dit lezen als leerkrachten van het buitengewoon onderwijs. In de eerste plaats omwille van de zorg voor onze kinderen, in de 2de plaats de zorg voor ons team... Op 1 september 2018 moeten we één vestiging type basisaanbod in Brugge sluiten omwille van een sterke daling van leerlingen... In 5 jaar tijd gaan we van +/- 300 leerlingen naar +/- 100 leerlingen. 2 vestigingen is niet meer haalbaar... Zonde, zonde, zonde met veel verdriet... En toch zegt men... Er is geen vuiltje aan de lucht...

    Ook onze BUSO school krijgt harde klappen... Een 10tal leerkrachten verliezen hun job op 1 september 2017 omwille van het M-decreet... En niemand die er maar iets om geeft... Verdorie toch...

    3.Saskia Van Nieuwenhove
    26 mei om 10:34 ·

    Beste mevrouw Crevits en alle parlementsleden onderwijs,
    Mogen we nu écht eens duidelijkheid over die aanpassingen van het M-decreet en die zogenaamde nieuwe goeie maatregelen?
    Extra middelen wordt er geschouderklopt.
    Extra leerkrachten wordt er "hoera, hoera" geroepen.
    Ik zie géén extra middelen en géén extra leerkrachten, minister.
    Ik zie wél 300 leerkrachten uit het buitengewoon onderwijs verschuiven naar het reguliere onderwijs. Dé vraag is daar ook onder welk statuut. Wat met de vaste benoemingen, bvb, minister?

    (NvdR: minister Crevits vermeldt niet dat er volgend jaar weer heel wat inclusieleerlingen bijkomen!).

    En ik zie 15 miljoen euro ook herverdeeld. Ik zie daar géén extra geld. Van die 15 miljoen euro zou nu 70 % worden verdeeld naar de koepel en de netten volgens het leerlingenaantal.
    Het katholieke net krijgt zo 6.45 miljoen middelen tegenover de koepel van het GO! = 1.62 miljoen en 2.37 miljoen voor de overige. Zo ik zeg, volgens leerlingenaantal, niet volgens de zorgzwaarte van de leerlingen.

    Dit geld zou bvb naar ondersteuningsteams gaan. De overige 30 % wordt uitgedeeld volgens kinderen met een hoge zorgnood.
    Ik ga concreet naar bestaande diensten. Ik ken er wel wat.
    Zo zijn er al diensten die jaren én jaren werken en bvb GON-begeleiding geven aan kinderen met een zorgvraag.
    (Ter info voor de niet-kenners : Om leerlingen met een handicap of met leer- en opvoedingsmoeilijkheden de kans te geven om les te volgen in een gewone school, kunnen zij 'GON-begeleiding' aanvragen. GON staat voor 'geïntegreerd onderwijs').

    Zo is er een dienst met jaren en jaren ervaring die netoverschrijdend werkt. Dus ook al zijn ze verbonden aan GO! bvb, zij begeleiden ook kinderen in het katholieke net.
    Daar zijn kinderen bij met ernstig autisme. Het vraagt maanden om een vertrouwensband op te bouwen met hun begeleider.
    Eén van die begeleiders heeft 11 kindjes waarvan 7 uit het katholieke net.

    Deze GON-begeleider weet niet of hij 1 september die kinderen uit het katholieke net nog verder kan begeleiden. Ook de ouders en de scholen weten dat niet.
    Waar staat hier het kind centraal, minister, in die "hoera, hoera-aanpassingen?"
    Sterker : het is helemaal niet gezegd dat deze kinderen nog begeleiding zullen krijgen.

    Om een attest te krijgen zijn de zaken ook verstrengd.
    Zo kon je vroeger met een IQ van 70 al in type 2 zitten. Dat werd verlaagd naar 60 en nu zijn het enkel nog kinderen met een IQ van 55 of minder die type 2 krijgen. Dus iemand met een IQ van 68 valt daar niet meer onder.
    "Ah, maar dan zijn er de ondersteuningsteam", zegt u.
    "Ah ja, minister?"
    Die ondersteuningsteams zouden nu worden ingezet om de leerkrachten te versterken. Jawel, de leerkrachten. Bye bye, 1 op 1-werking met het kind. Het is zoals een dokter die niet zijn patiënt rechtstreeks helpt maar tegen een bezoeker in het ziekenhuis zegt "Ik zal u zeggen hoe je de stoma moet steken".
    Het kind centraal, minister?
    U zet nu het GO! met minder middelen. Het is een open deur dat daar nochtans de meeste expertise zit.
    Dat is historisch zo gegroeid. Dat is een stuiptrekking van die jaren dat het katholieke onderwijs elitescholen waren.
    De "moeilijke" kinderen gingen naar het GO!. Daar hebben ze dus jaren geleden al expertise opgebouwd, nog voor er sprake was van de eerste inclusie binnen onderwijs.
    Die expertise-begeleiders stappen niet naar het katholieke net.
    Zo werkt dat niet. Maar met dit nieuwe decreet kunnen zij geen kinderen meer begeleiden in dat net.
    De vraag is zelfs of ze überhaupt nog kinderen kunnen/mogen begeleiden.

    Zo ik zeg, veel strengere voorwaarden. Die kinderen die nu recht hadden op GON hebben dat helemaal niet zeker met uw aanpassingen in dit nieuwe decreet.
    Ik heb met de beste wil minister, dagen en dagen rondgevraagd maar niemand weet hoe het zal werken en werkt.

    En dat noemt u "goede aanpassingen en het kind centraal?"
    Nog nooit heb ik zo'n chaos op het terrein aangetroffen. Leerkrachten, begeleiders, ouders en last but not least alle kinderen weten niet waar ze staan.
    Het is dan ook aan de parlementsleden om duidelijkheid te scheppen en niet zomaar "ja" te stemmen.
    Slapen jullie of zo? Hallo meerderheidspartijen én oppositie?

    4.Minister Crevits, mijn kinderen vallen uit de boot - open brief van een bezorgde moeder (mevrouw Francen)

    Ook mijn zorg·dinsdag 30 mei 2017

    Geachte minister Crevits,

    Ik zit hier in de kapel van het universitaire ziekenhuis in Leuven, u wel bekend. Vanuit mijn elektrische rolstoel en met een flinke dosis pijn, wil ik u meer vertellen over de stress die het leven én uw beslissingen voor ons met zich meebrengen.
    Zelf ben ik zwaar ziek, ik mis mijn job als leerkracht lager onderwijs en later als GON-begeleidster nog iedere dag, ik ben er immers, zoals velen, voor geboren. Mijn echtgenote werkt voltijds én in bijberoep. Anders komen we er niet. Ik zit hier niet voor mezelf, ik heb net mijn jongste zoontje afgezet op de K-dienst van het ziekenhuis. Hij zal hier 5 maanden in dagopname verblijven.

    Onze oudste zoon heeft lichamelijke problemen én de diagnose ASS, die vrij snel gesteld is in het COS. Hij was pas 3 jaar. Onmiddellijk hebben we alle hulp aangegrepen die er toen was. Hij wordt twee keer per week door ons van Leuven naar het revalidatiecentrum in Aarschot gebracht, dichterbij zijn we nooit op een wachtlijst geraakt, die zijn nog steeds bevroren. We rijden tijdens de werkuren welteverstaan, want kleuters moeten overdag naar het centrum.

    Zijn superjuf doet alles wat ze kan. Jonas ontwikkelt zich goed, hij lijkt bijna geen ASS meer te hebben op school - ware het niet dat hij na school thuis iedere keer ontlaadt. Gelukkig geloven ze ons op school. Hij heeft een krak van een GON-begeleidster die hem helpt bij de psychosociale problemen die hij als 5-jarige ondervindt. Spelen met zijn vriendjes op de speelplaats in al zijn complexiteit is niet evident voor kinderen met contextblindheid. Hij is onderdanig en kan niet goed voor zichzelf opkomen.
    Hij is een slimme jongen.

    Hij heeft leren tellen, niet op een telraam, maar door ongerust de nachten te tellen tot hij zijn problemen kan vertellen aan zijn GON-begeleidster in de broodnodige gesprekjes. “Nog zoveel nachtjes en dan kan ik aan juf Hanne vertellen wat mijn hartje me zegt.” Die vertrouwenspersoon maakt het verschil voor hem. Wij mailen met de GON-juf welke dingen op zijn maag liggen, zo weten we zeker dat hij begrepen zal worden. De zorg wordt even
    overgenomen, wat de stress ook bij ons naar beneden haalt.
    Hoe moet ik mijn bijna-eersteklasser gaan vertellen dat er binnenkort geen vertrouwenspersoon meer zal zijn? Dat zijn schooljuf tijd voor hem zal moeten maken, net als voor alle andere leerlingen met een bijzonderheid, omdat de bazen van het land GON niet als waardevol genoeg meer zien?
    Wie zal onze expert zijn waar wij als ouder contact mee moeten opnemen als we zien dat onze zoon het even niet meer trekt?
    Oh, ik vergeet hierbij te zeggen dat we vanaf volgend schooljaar ná de schooluren naar het revalidatiecentrum moeten rijden, hij mag niet te veel lessen missen.

    Ik nodig u uit om hem te vertellen dat zijn juf Hanne geen gesprekjes meer zal hebben met hem maar enkel met zijn toekomstige juffen. Wel gek dat een expert niet zo bij zijn expertise mag komen! We laten een huisarts toch ook geen oorbuisjes plaatsen omdat de chirurg niet meer bij zijn patiënt mag komen?

    Dan is er zijn 29 maanden jongere broer, zijn parcours was een stuk moeilijker. De diagnose werd niet onmiddellijk gesteld. We stonden in de kou toen we op school startten. We kregen onvoldoende terugbetaling voor logopedie, ondanks het feit dat hij op percentiel 5 zit voor spraak.

    Zijn ‘ongelukkig voelen’ ging van kwaad naar erger. Het liep niet op school. De juf zag duidelijk dat hij ongelukkig was. Na lang zoeken en wachten kwamen we in het ziekenhuis terecht, op kleine k. Na 6 weken dagopname hebben ze daar ASS vastgesteld met een bijkomende taalontwikkelingsstoornis. De psychiater zei ons dat ons kind in hoge nood is, net als wij als ouders in zware stress. We hebben meer dan een jaar voor hem gevochten om hulpverleners te doen inzien dat ons kind in nood is. Nu zien ze dit, dat was een opluchting, maar wat met zorg? De psychiater vertelde ons dat hij GON zou moeten krijgen vanuit twee types, type 7 en type 9 met individuele logopedische begeleiding: dat zal het CLB voor u regelen mevrouw. Nu ook voor jullie jongste zoon naar een revalidatiecentrum rijden, zou jullie opnieuw stress brengen die zou afspiegelen op jullie kind. Die extra zorg zou broodnodig zijn. Eigenlijk is dit waar het M-decreet voor zou moeten staan: dat kinderen de hulp krijgen die ze nodig hebben.

    Maar u weet zeer goed dat dit niet het geval is, minister Crevits. Met een taalontwikkelingsstoornis krijgt een kind geen individuele begeleiding. Ook voor zijn ASS niet. We zouden wel een type 9-attest kunnen krijgen, maar die scholen gaven aan dat enkel de zwaarst ‘getroffen’ kinderen therapie krijgen, want u geeft steeds minder middelen aan type 9.
    ‘Deze kinderen moeten naar het gewoon onderwijs in het kader van de internationale rechten van het kind voor inclusief onderwijs.’
    Mooie inclusie, een plek waar een kind met ASS met minstens 20 andere kinderen in een te klein lokaal moet zitten en stress moet opstapelen om die dan op school of thuis te ontladen.
    Mooie integratie als een kind, om de juiste zorgen te kunnen krijgen, door de ouders uit de klas moet worden gehaald om naar een revalidatiecentrum te gaan.
    Mooie integratie als een kind op een overdrukke speelplaats op de tippen van zijn tenen moet staan en niet met de hulp van een expert (het heette ooit GON-begeleiding) vriendjes kan duidelijk maken dat hij niet snelsnel kan beslissen wat hij moet spelen, maar dat hij anders is en meer tijd nodig heeft.
    Ik lig al een week wakker van wat ik moet doen met mijn jongste. Ploeteren in het gewone onderwijs met een revalidatiecentrum én een grote kans op enorme stress met regressie tot gevolg? Hij is nog maar 3,5 jaar en heeft al zo’n hoge stress opgebouwd dat hij ondanks zijn bovengemiddeld IQ functioneert als een 2-jarige. Of een rustigere klas maar géén zorg op maat voor zijn spraakontwikkelingsstoornis?

    Als het echt nodig is, kan onze jongste naar het Bijzonder onderwijs, zegt u? Bent u het niet die de CLB’s vraagt zo weinig mogelijk attesten te schrijven? Want integratie is beter?
    En komen we dan in het Bijzonder onderwijs terecht, dan zijn de klassen wel klein maar is er te weinig geld voor therapie. Oh, maar dan rijden we als ouders wel naar het revalidatiecentrum… Ah nee, daar ben je niet meer welkom, je krijgt tenslotte al Bijzonder onderwijs. Dan gaan we wel naar de logopedist in de privé… Ah nee, want uw collega minister De Block maakte dat er geen terugbetaling door het RIZIV mogelijk is. Onze kinderen kosten al geld genoeg in het Bijzonder onderwijs… Oh, maar je krijgt toch wel verhoogde kinderbijslag? Bij die controlearts hoorde ik “ze zijn met zoveel hé mevrouw, die autisten, maar meneer Vandeurzen zit echt met jullie in.”

    Ga eens samenzitten met uw collega-ministers om de ontbrekende puzzelstukjes te leggen, het zijn er namelijk veel! Velen die mijn kinderen op hun pad zullen tegenkomen en waar wij niet gaan kunnen helpen. Wij als ouders die verantwoordelijk zijn voor hun goede, zo gelukkig mogelijke ontwikkeling. Wij als goede burgers die al jaren belastingen betalen die blijkbaar beter besteed worden voor militairen in de straat, waar u het blijkbaar ook niet voor hebt. Ik zag de nieuwe gevechtsvliegtuigen vanuit pure zinsverbijstering voorbij vliegen achter die controlearts. Te uitgeput en in zo’n ongeloof van dit hele systeem om nog een traan te laten…
    Waar bent u in godsnaam mee bezig? Dat ik God erbij betrek is misschien niet mooi, maar was u het niet die op uw speech in het kader van Rerum Novarum pleitte dat niemand uit de boot mag vallen? Wel minister Crevits, mijn kinderen vallen uit de boot.

    Ik verwacht van u een persoonlijk antwoord, niet de ‘copy-paste’-mail die meneer Misseeuw al honderden keren heeft moeten doormailen naar ongeruste ouders terwijl u op de luxeboot van Gert Verhulst zat.
    U bent van CD&V? Grappig, want ik meende dat het net N-VA was die pleitte voor een bedrag per kind en dus de grootte van de school en niet speciaal voor de kinderen die door goede zorgscholen de zorg proberen te geven die hun zorgleerlingen nodig hebben.
    We hebben een supergoede school, met superleerkrachten. Het ergste van al: als ouders willen we wel op straat komen om duidelijk te maken dat we tegen dit alles zijn, maar we zijn te moe, te moe om nog te strijden, te moe om deze rechtse regering te zeggen dat de kloof steeds groter wordt tussen ‘normaal’ en ‘minder normaal’, dat er veel boten in de zee zijn, maar niet genoeg voor onze speciallekes.
    Want, lieve zoon van me, de bazen van het land vinden die boten te duur, en plaatsen dat dan ook nog in het kader van de internationale rechten van het kind…

    ***
    Ondanks de duidelijke vraag naar een persoonlijk antwoord, kreeg deze bezorgde moeder op haar brief opnieuw enkel de mail ten antwoord die al tientallen ouders kregen, vanwege de adjunct-privésecretaris van het kabinet van Hilde Crevits:

    Voorzitter, minister, collega’s van de meerderheid, ik ben blij dat we in zo’n druk bijgewoonde…
    vlaamsparlement.be

    31-05-2017 om 18:17 geschreven door Raf Feys  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:M-decreet
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Debat over eindtermen in impasse!

    Hoe ver gaat de macht van de onderwijskoepels bij de invulling van de nieuwe eindtermen? Over die vraag botst CD&V met de andere partijen in het Vlaams Parlement.
    (De Tijd, 30 mei)

    ‘Een van de meest fundamentele debatten van ons onderwijs.’ Zo noemde Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V) het debat over wat leerlingen in de toekomst moeten leren. De eindtermen werden twintig jaar geleden opgesteld en zijn dus aan een opfrisbeurt toe.

    Crevits bevroeg leerlingen, ouders en het onderwijsnet over hun visie op de leerstof van de toekomst. De politici namen een jaar geleden de resultaten van dat maatschappelijke debat in ontvangst, maar sindsdien bleef het stil.
    Een rondvraag bij de betrokken parlementsleden leert dat de inhoudelijke discussie over wat toekomstige leerlingen moeten kennen en kunnen nog niet is gevoerd. Eerst wilden ze de juridische contouren afbakenen, maar daar botsen ze op een uiterst gevoelig punt: de vrijheid van onderwijs.

    Beschuldigende vinger
    Zowel de N-VA, Open VLD, de sp.a als Groen hamert op de transparantie van de nieuwe eindtermen die door de onderwijsverstrekkers in leerplannen worden gegoten. ‘Duidelijkheid creëert vrijheid’, zegt Vlaams Parlementslid Koen Daniëls (N-VA). ‘Als je als leerkracht weet wat moet, weet je ook wat mag. De leerkrachten moeten het verschil zien tussen wat de overheid van hen verwacht en wat van de onderwijskoepels komt.’
    Als je als leerkracht weet wat moet, weet je ook wat mag.

    De partijen wijzen met een beschuldigende vinger naar de katholieke onderwijskoepel, die via CD&V zou weigeren om de nieuwe eindtermen letterlijk in de leerplannen op te nemen. ‘Die weerstand bij Katholiek Onderwijs Vlaanderen moeten we inhoudelijk counteren’, zegt Vlaams Parlementslid Jo De Ro (Open VLD). ‘Het doel van meer transparantie voor de leerkrachten moet voor het parlement volstaan om door te duwen.’

    Volgens CD&V en de Guimardstraat is die discussie intussen beslecht. Ze hebben er geen probleem mee dat de eindtermen zichtbaar zijn, luidt het. ‘We leggen in ons nieuwe leerplan basisonderwijs bijvoorbeeld een elektronische link naar de eindtermen’, zegt topman Lieven Boeve. ‘Leraren kunnen doorklikken naar de relevante eindtermen voor bepaalde leerplandoelen.’

    De eindtermen zijn de minimumdoelen die leerlingen voor kennis, vaardigheden, inzicht en attitudes moeten halen. Ze worden door het Vlaams Parlement vastgelegd. De onderwijskoepels vertalen die eindtermen volgens hun pedagogisch project in leerplannen. Dat is een overzicht van de leerstof die in een klas moet worden behandeld. De leerplannen worden vervolgens in onderwijshandboeken gegoten, waarmee leraars aan de slag gaan.
    Maar dat is voor de andere partijen niet voldoende. ‘Zo’n digitale link verdwijnt in de handboeken’, luidt het ook in de meerderheid. ‘Die discussie is nog lang niet beslecht. De leraars moeten zwart op wit zien wat Vlaanderen van hen verwacht.’
    Een tweede twistpunt is de invulling van een deel van de eindtermen. Naast de algemene eindtermen zijn er ook eindtermen die specifiek voor een richting gelden. De onderwijsverstrekkers willen die voor het algemeen secundair onderwijs zelf invullen.

    ‘De Vlaamse overheid heeft gevraagd dat de onderwijsverstrekkers curriculumdossiers opstellen om de inhoud van studierichtingen over de netten heen meer op elkaar af te stemmen’, zegt Boeve. ‘We stellen voor dat de onderwijsverstrekkers die richtingspecifieke eindtermen formuleren en het Vlaams Parlement ze daarna valideert.’

    Dat is ook de vraag van CD&V. ‘We moeten dat overlaten aan de experts op het terrein’, zegt Kathleen Helsen, voorzitter van de Commissie Onderwijs. ‘Dat is een andere visie op de rol van de overheid.’ Alle andere partijen noemen het logisch dat de overheid ook voor de specifieke eindtermen de pen vasthoudt.
    ‘Voor CD&V zijn die punten cruciaal, want het gaat over de vrijheid van onderwijs. Maar ondertussen is nog geen seconde gesproken over wat de leerlingen in de toekomst moeten leren’, luidt het bij een betrokkene. Helsen komt binnenkort met een voorstel. Daarna kan de inhoudelijke discussie starten.
    ‘We zijn klaar om het proces in een stroomversnelling te brengen’, zegt Vlaams Parlementslid Caroline Gennez (sp.a). Ook Elisabeth Meuleman (Groen) zegt dat dit ‘geen uitstel meer verdraagt’. De onderwijsverstrekkers waren vragende partij om de nieuwe eindtermen te laten ingaan bij de start van de modernisering van het middelbaar onderwijs op 1 september 2018. ‘Maar in onderwijstermen is dat gisteren’, zegt een gesprekspartner.




    31-05-2017 om 18:14 geschreven door Raf Feys  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:eindtermen
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.When accompanying text with images, a learner learns better. However, this only works when they are combined properly!
    Paul A. Kirschner & Mirjam Neelen When accompanying text with images, a learner learns better. However, this only works when they are combined properly! Double-Barrelled Learning for Young & Old Paul A. Kirschner & Mirjam Neelen When accompanying text with images, a learner learns better. However, this only works when they are combined properly!  A good combination of words and images … 3starlearningexperiences.wordpress.com

    31-05-2017 om 18:13 geschreven door Raf Feys  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:plaatjes
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Against the use of play as a 'priority' medium of learning in schools

    I am against the use of play as a 'priority' medium of learning in schools (kleuteronderwijs e.d.) because it is grossly unfair to disadvantaged children.

    (Sinds 1976 bestrijden we al de stelling van het EGKO -ervaringsgericht kleuteronderwijs van Ferre Laevers - dat 'vrij spel' de centrale werkvorm moet zijn in het kleuteronderwijs)

    Here are the reasons:

    Firstly, play is incredibly noisy.

    Those who arrive at reception year not speaking at all or with poor vocabulary and enunciation should not be condemned to have their lack of speaking and listening skills entrenched simply because Jemima and Jonte love to role play being veterinary surgeons. The children who can’t speak need to hear the best sentences, phrases and words and with the best enunciation; this means the teacher needs to be teaching (and this could be simply reading a lovely story and explaining things along the way) and no, working with a group while the rest of the class hoof it up in the role play areas is not good enough. There needs to be a super quiet and calm backdrop, just like those advantaged children get to experience at home when Mummy and Daddy read them a lovely story and explain what everything means.

    The above point also reminds me that we really need to ensure that the teachers in reception year, or even in nurseries, need to be very well-read and confident mathematicians so that the disadvantaged children get to experience the erudition that matches what advantaged children experience at home from their well-educated parents.
    I think many young educators in particular are unaware that the parents of advantaged children will quite happily talk about CERN at the dinner table, or even talk about the mating characteristics and genetics of snail populations when pottering about in the garden (hell I know I have!), yet teachers insist on bringing the level of conversation down with limited vocabulary and ‘relevant’ topics in the classroom.

    Secondly, play as a medium for learning is incredibly inefficient.
    Those disadvantaged children need to catch up, not fall behind, but if ‘learning through play’ were instigated for them, then we risk that they might not learn anything at all (particularly if they lack the vocabulary and general knowledge to access what Jemima and Jonte have rustled up) or even worse the wrong thing.

    Thirdly, a teacher can only ‘play’ with a small group of children at a time.
    So, while the teacher is getting excited that Jemima and Jonte have asked for clipboards and hardhats so that they can pretend to be health and safety supervisors at a meeting of the World Economic Forum in Davos, the disadvantaged children have resorted to arguing with each other, or experimenting with life-physics by stress-testing the lego area with a toy hammer. OK, so these are extreme examples of free play, but even if you use the examples of guided play whereby the teacher has set up different stations where children play ‘maths’ or ‘writing’ using the number bonds or phonemes taught first thing in the morning, the teacher cannot be at every station at the same time ensuring that 100% of the children are on the right track. Maybe the teacher could take the time to explain the purpose of each station? That would take ages and just imagine if all that time explaining ‘how to play at the maths station’ could be used to actually teach?

    Finally, if play-learning is such hard work, then why not expend all that energy efficiently?
    Research shows that the most efficient way of teaching and learning is through the use of explicit instruction. But wait, this means the children would need to sit and listen which is surely too much for their little bodies? I see no problem with this and it’s what Jemima and Jonte are expected to do at the dinner table anyway: not being allowed to talk over the adults and to listen carefully. Why not give disadvantaged children this opportunity to develop self-control, concentration and listening/questioning skills?

    So, instead of play as a go-to medium of learning, let’s have play as a medium of play (or a reward for working hard) and teaching as the main, equitable medium of learning.

    So, Tom Bennett and Tim Taylor have recently written about the use of ‘play’ as a medium for learning in the classroom and I thought I’d wade in. Tom’s position was that pla…
    thequirkyteacher.wordpress.com

    31-05-2017 om 18:11 geschreven door Raf Feys  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:spel, EGKO
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.M-decreet: kritische analyse ondersteuningsmodel

    M-decreet: Stand van zaken Ondersteuningsmodel

    Analyse

    Vanuit de VLOR (Vlaamse onderwijsraad) werden aanbevelingen gedaan die we niet terugvinden in het huidige ondersteuningsmodel:
    Ondersteuners zouden moeten ingezet kunnen worden in iedere fase van het zorgcontinuum. Dit is wat Vlor aanraadt. “De inzet van een ondersteuningsteam op fase 0 en 1 van het zorgcontinuüm mag niet enkel afhangen van het doorlopen van een handelingsgericht traject n.a.v. de vraag van een schoolteam. De Vlor is er van overtuigd dat het leeuwendeel van de middelen zal ingezet worden voor ondersteuning in de fasen 2 en 3, maar dat fase 0 en 1 er niet van uitgesloten mogen worden. Het moet daarnaast mogelijk zijn dat de ondersteuning die aan leerlingen in fase 2 of 3 van het zorgcontinuüm geboden wordt, ook kan renderen voor meer leerlingen (in fasen 0 en 1). De Vlor beklemtoont het preventieve karakter van de fases 0 en 1 en dat het welslagen van het M-decreet mee afhangt van de inspanningen in de fases 0 en 1.”

    Basiszorg moet versterkt worden, scholen moeten betere financiering krijgen. De investering in middelen voor het onderwijs van de voorbije jaren is zelfs niet voldoende om de inflatie te compenseren. Ook leidde de toegenomen leerlingengroei maar in beperkte mate tot een stijging van de werkingsmiddelen.
    ....

    Ook vanuit de VLOR horen we:

    “Voldoende financiering voor alle fases van het zorgcontinuüm. De middelen voor basiszorg en verhoogde basiszorg zijn momenteel ontoereikend. Als leerlingen specifieke onderwijs- ondersteuning nodig hebben in de ondersteuningsfase 0 en 1, moeten er ook voldoende extra middelen voorzien zijn om die noden te lenigen.”
    “Er moet absoluut vermeden worden dat er een concurrentie ontstaat tussen samenwerkings- verbanden en/of ondersteuningsteams om zoveel mogelijk scholen te ondersteunen.”
    “Omdat de focus van de ondersteuning van de individuele leerling verschuift naar de ondersteuning van de leraren, speelt het pedagogisch project een belangrijke rol bij de organisatie van de ondersteuning.”
    “Extra middelen voor de coördinatie, coaching en aansturing van de ondersteuningsteams.” Ondersteuners moeten bijgeschoold worden.

    “Het voorstel om met onderwijszones of andere van bovenaf bepaalde geografische gehelen te werken, wordt afgewezen omdat die bestaande samenwerkingsverbanden kunnen doorkruisen.”
    Volgens de VLOR is de timing van dit ganse ondersteuningsmodel op zijn zachtst gezegd ‘krap’ te noemen.
    Er moeten nog te veel elementen van het ondersteuningsmodel opgehelderd en geregeld worden zoals de regionale samenwerking tussen de verschillende actoren, de verdeling van de middelen en het competentieprofiel van de ondersteuners.

    Er is tijd nodig om samenwerkingsverbanden en ondersteuningsteams te laten groeien en operationeel te maken. Ze kunnen onmogelijk volledig operationeel zijn op 1/9/2017.
    Onder druk van een snelle invoering mogen geen beslissingen worden genomen die het langetermijnperspectief in het gedrang brengen.
    Ouders en leerlingen moeten tijdig geïnformeerd worden over de veranderingen die op til zijn.

    Er zijn heel wat legistieke wijzigingen nodig in decreten en besluiten waaronder de huidige regelgeving GON, gemotiveerde verslagen, ...
    Ook volgens de VLOR: “Samenwerking met departement Welzijn is nodig. Er moet nagedacht worden over een afstemming met de persoonsvolgende financiering. Omdat onderwijs niet stopt op school, worden er meer PAB’s gevraagd voor minderjarigen zodat bijvoorbeeld ondersteuning bij vervoer of thuis mogelijk wordt. PAB moet ook ingezet kunnen worden in de school en klas en moet vooral beschikbaar zijn voor leerlingen die dit nodig hebben.”
    We horen en lezen ook steeds hét kind en dé leerkracht. We hebben niets gehoord over verschillen in secundair en basisonderwijs. Eén leerling in het basisonderwijs heeft één leerkracht die ondersteund moet worden door een ondersteuningsteam. Eén leerling in het secundair onderwijs heeft er verschillende. Op welke manier worden de leerkrachten daar ondersteund en hoeveel tijd moet de leerkracht daarvoor voorzien? Eén leerkracht in het secundair heeft bovendien véél leerlingen.

    De vraag is natuurlijk ook wat verstaan wordt onder verhoogde zorgnood en wie dit zal bepalen. Als er geen attestering meer gebeurt door externen, zal de ‘interne attestering’ toch moeten overnemen. Wie en op welke basis zal beslissen wanneer en welke verhoogde zorgnood nodig is? Wie garandeert welk budget voor welke zorgnood door welk ondersteuningsnetwerk zal toegekend worden. Hoe lang kan ondersteuning duren? Een hele schoolcarrière lang als het moet?

    De deur staat open voor ‘ondersteuningsshoppen’, zeker als sommige ondersteuningscentra netgebonden blijven. De ondersteuningsnetwerken krijgen de volledige vrijheid hierin en er is geen enkel controle orgaan. Een bepaalde conformiteit en een werkkader en controle hierop lijkt ons nochtans aangewezen. Een leerling die in één ondersteuningsnetwerk op een bepaalde manier wordt getest en waar een bepaalde ondersteuning wordt aan toegewezen moet op dezelfde manier dezelfde hoeveelheid ondersteuning krijgen in een ander ondersteuningsnetwerk (van een ander net bv.).
    70% van de middelen worden aan de ondersteuningsnetwerken gegeven op basis van het aantal leerlingen die onder dit netwerk vallen. De motivatie is dat er een studie is die aantoont dat het vooral hoogopgeleide tweeverdieners zijn die ‘attesten jagen’ en GON krijgen en er dus een sociale correctie moet gebeuren. Jammer dat deze studie gebaseerde is op cijfers van 2010, met publicatiedatum 2012 (dus nog voor het M-decreet). Nochtans heeft dhr. Mardulier op de inclusiedag 2002 van ‘ouders voor inclusie’ gezegd dat er binnen het buitengewoon onderwijs een oververtegenwoordiging van bepaalde groepen is, zoals kinderen van allochtone afkomst en kansarme kinderen. Dus blijkbaar werden er toch veel attesten afgegeven aan kinderen van minder gegoede afkomst? Maar misschien wisten zij gewoon de weg niet naar GON? Dit is iets helemaal anders dan zeggen dat de attesten enkel worden afgegeven als ouders er de hersenen en het geld voor hebben. Een onderzoek door het COS (centrum voor ontwikkelingsstoornissen) is bovendien niet onnoemelijk duur.

    11.We vinden niets terug ivm verplaatsingsvergoedingen i.f.v. dienstopdrachten (binnen het onderwijs geldt dat er geen vergoeding is voor woon-werkverkeer met de eigen wagen: waar stopt het ene en start het andere?).
    Gezien alle middelen rechtstreeks naar de klasvloer moeten gaan: moeten dan ondersteuners zelf hun benzine betalen voor verplaatsingen i.f.v. dienstopdrachten?

    Moeten de scholen BuO dan zelf de middelen ophoesten voor de invulling van de coördinatiefunctie?

    In geen enkele passage of communicatie vinden we de rol van de ouders en het kind zelf terug. Enkel in de ‘ronde van Vlaanderen’ presentatie voor directeurs (mei en juni 2017) staat er dat buitengewoon onderwijs scholen een aanspreekpunt voor ouders moeten installeren en dat ouders betrokken worden bij het HGD traject (handelingsgericht diagnostisch traject opgesteld door het CLB). Op geen enkele manier wordt, vanuit de overheid, begrijpelijke en juiste informatie voor ouders beschikbaar gesteld!

    Voor ouders is het belangrijk om duidelijkheid te krijgen over de continuïteit van de ondersteuning. Hoeveel en in welke vorm krijgt hun kind nog ondersteuning? Vooral voor de grote groep type 9 kinderen heerst nu veel onduidelijkheid, veel kinderen hebben baat bij leerlinggerichte individuele begeleiding. Het is niet duidelijk of dit nog zal kunnen. Er heerst een sfeer van volstrekte willekeur.

    We blijven ijveren voor een gegronde inspraak van ouders zodat het doorverwijzen/attestering niet alleen afhangt van mensen die in het ondersteuningsnetwerk werkzaam zijn. Uiteindelijk zullen de ouders degene zijn die hun kind zien vastlopen en mee aan de alarmbel zullen trekken. Het kan niet dat een kind eerst herhaaldelijk tegen zijn grenzen aan moet lopen vooraleer het tot een buitengewoon onderwijs wordt toegelaten. De draagkracht van het gezin moet mee in het bepalen van de ondersteuningsnood/toegang tot buitengewoon onderwijs zitten.

    Zullen er voldoende ondersteuners zijn? Er wordt een extra budget voor 300 ondersteuners uitgetrokken. Onze vraag is van waar deze zullen komen? Hopelijk niet allemaal uit het buitengewoon onderwijs? Zoals de VLOR ook aanhaalt: “Doordat de zorgzwaarte van de populatie in het buitengewoon onderwijs toeneemt, moet de financiering herbekeken en indien nodig verhoogd worden. Leerlingen in een gespecialiseerde setting mogen niet vergeten worden.”

    Nergens vinden we ook de impact terug voor kinderen in het buitengewoon onderwijs.

    Wat als er te weinig kinderen overblijven in een buitengewone school om nog leefbaar te blijven? Er zijn nu al buitengewone scholen die de deuren moeten sluiten en waar expertise dus wegvloeit. Wat is de langetermijnvisie van de regering? Wat is ze op lange termijn van plan met het buitengewoon onderwijs en de kinderen met zware zorgnoden? Zal ze de VN volgen dat stelt dat er geen apart onderwijssysteem mag bestaan voor kinderen met een beperking? We blijven ijveren voor de keuze van een kwalitatief buitengewoon onderwijs met inspraak van ouders en kinderen. In een gewone onderwijssetting kan nooit dezelfde ondersteuning geboden worden als in het buitengewoon onderwijs zoals het nu is. Zeker voor leerlingen met zware zorgnoden is dit onderwijs onmisbaar.

    Nergens wordt vermeld dat er in de opleiding van leerkrachten een hervorming zal gebeuren om leerkrachten vanuit hun basisopleiding al competenter te maken in de omgang met leerlingen met een beperking.

    We lezen niets over het toegankelijk maken van schoolgebouwen.
    We lezen niets over leerlingenvervoer.
    We lezen niets over buitenschoolse opvang.

    We lezen niets over therapie uren zoals kine, logopedie, enz.. dat extra binnen de schooluren zou kunnen ingepast worden. Zeker voor leerlingen van type 4 is kinesitherapie onontbeerlijk. In het buitengewoon onderwijs wordt daar aan tegemoet gekomen. Moeten ouders en kinderen daar ’s avonds voor opdraaien?
    We lezen niets over wat er gedaan wordt voor de leerlingen die momenteel nergens terecht kunnen voor onderwijs op maat en nu TOAH (tijdelijk onderwijs aan huis) krijgen.
    Zullen er in totaal genoeg middelen zijn? Is de 106,8 miljoen genoeg? Niemand weet het.

    Het lijkt alsof de middelen die vroeger gingen naar leerlingen in het buitengewoon onderwijs, nu uitgesmeerd en verdeeld moeten worden over kindbegeleiding, leerkrachtbegeleiding en - opleiding, logistieke ondersteuning,.. voor in totaal véél meer leerlingen met ondersteuningsnood. Wellicht help je daar inderdaad meer kinderen mee, maar de vraag is hoe je ze helpt. Help je ze voldoende of blijft het een druppel op een hete plaat. En de vraag is of er voldoende budget blijft voor de leerlingen met zware zorgnoden.

    23.En als laatste maar niet onbelangrijke opmerking is de ethische kwestie. Hoe ga je verantwoorden dat een kind in het buitengewoon onderwijs veel meer middelen krijgt dan een kind in het gewoon onderwijs met een vergelijkbare problematiek en nood aan ondersteuning?

    Aangezien ouders voorlopig nog geen informatie krijgen of kunnen krijgen hebben wij de informatie, die momenteel voorhanden is, opgezocht en gelezen en geprobeerd om
    inclusiefbuitengewoon.be


    31-05-2017 om 18:08 geschreven door Raf Feys  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:M-decreet
    >> Reageer (0)
    25-05-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vlaamse 15-jarigen scoren uitstekend voor financiële geletterdheid -ook zonder vak economie/financiële geletterdheid in de eerste graad s.o.
    PISA 2015 : Vlaamse 15-jarigen scoren het hoogst voor financiële geletterdheid -ook zonder vak economie/financiële geletterdheid in de eerste graad s.o. Vlaamse 15-jarigen doen het goed op de PISA-test voor financiële geletterdheid. Met een gemiddelde score van 541 scoren ze het hoogst van alle OESO-landen die deelnamen aan financiële geletterdheid in PISA 2015. P.S. Ook voor PISA-2012 scoorden de Vlaamse 15-jarigen uitstekend: " Uit de 18 bevraagde landen, scoorde Vlaanderen na Shanghai-China het beste. De gemiddelde Vlaamse leerling kon zijn/haar inzicht in de meest gebruikte financiële termen, begrippen en producten toepassen op situaties die relevant zijn voor hen, en kan in beperkte mate de gevolgen van een financiële beslissing inschatten." P.S. Volgens mij is er in de eerste graad s.o. geen nood en ruimte voor een vak economie/financiële geletterdheid

    25-05-2017 om 10:09 geschreven door Raf Feys  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Tags:financiële geletterdheid
    >> Reageer (0)
    23-05-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.M-decreet: zwarte dinsdag voor ons (buitengewoon) onderwijs

    1. 23 mei 2017 'zwarte dinsdag' voor ons onderwijs.

      Vandaag zou 'het' normaal goedgekeurd worden...
      - ondersteuningsmodel M-decreet -

      ...

      Nog nooit waren er zoveel reacties van ouders, leerkrachten,... met:
      - een OPEN brief...
      - discussies op de radio...
      - FB-pagina's die op ontploffen stonden...
      - een petitie van collega's over alle netten heen...
      enz enz...

      En toch...
      politiek kregen we geen gehoor, laat staan een reactie...
      Het werd alleen -een goed nieuws show-

      Onze kinderen, leerkrachten, ouders en buitengewone scholen type basisaanbod zijn het slachtoffer van deze M-decreet-trofee!
      Maar ook de kinderen en leerkrachten in het gewoon onderwijs zullen in de toekomst niet gespaard blijven...

      Ik hoop dat Minister Crevits, haar kabinet, de Vlaamse Regering en alle commissieleden de vele verhalen uit het werkveld hebben gelezen en goed beseffen waar ze eigenlijk mee bezig zijn !

      Koen Hallaert

    23-05-2017 om 11:23 geschreven door Raf Feys  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Tags:M-decreet
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Convergente differentiatie binnen jaarklassen met voldoende klassikale instructi

    Convergente differentiatie binnen jaarklassen met voldoende klassikale instructie als beste aanpak voor een beter omgaan met verschillen in het lager onderwijs

    Convergente differentiatie wordt dikwijls geplaatst tegenover divergente differentiatie, maar ook staat convergente differentiatie tegenover star klassikaal onderwijs, waar geen differentiatie plaatsvindt.

    Convergente differentiatie betekent, dat er doelgericht onderwijs wordt gegeven om alle leerlingen in de groep minstens de gestelde minimumdoelen voor de basisvaardigheden te laten bereiken, waarbij het streven is dat alle leerlingen profiteren van de groepsinstructie, maar dat er tijdens de verwerking rekening wordt gehouden met de verschillen tussen leerlingen. Bijvoorbeeld goede en gemiddelde leerlingen gaan dan zelfstandig of in duo’s aan het werk met verdiepingsstof en zwakke lezers krijgen verlengde, meer intensieve instructie in een groepje van 3 – 5 kinderen, waar rekening wordt gehouden met hun leerbehoeften en waar goed feedback gegeven kan worden. Het model houdt in, dat met name tijdens de verwerking rekening gehouden wordt met de verschillen tussen leerlingen.

    Werken vanuit doelen is een belangrijk aspect van convergente differentiatie; doelen die door alle leerlingen – dus ook de zwakke – minimaal moeten worden behaald. Het omgaan met verschillen moet namelijk tot gevolg hebben dat risicoleerlingen beter gaan functioneren en ook de voor hen noodzakelijke doelen die voor alle leerlingen gelden, gaan halen. Bijvoorbeeld: alle kinderen verlaten minimaal met een AVI-9 leesniveau na groep 8 -zesde leerjaar in Vlaanderen- de basisschool; door dit niveau zijn ze functioneel geletterd.

    Het is van belang dat voortdurend de vooruitgang van leerlingen in verlengde instructiegroepen wordt gemonitoord en indien nodig de samenstelling van de ‘tijdelijke homogene ‘groep wordt gewijzigd. Cruciaal voor risicoleerlingen is, dat zowel de groeps- als intensieve instructie voor hen effectief moet zijn. Verlengde instructie moet na de groepsinstructie komen en niet in plaats daarvan. Bovendien laat onderzoek zien, dat wanneer zwakke lezers niet meedoen aan de groepsinstructie dit negatieve effecten heeft voor hun leesontwikkeling en zelfvertrouwen. Bij de aanwezigheid van zwakke leerlingen is het van belang naar effectieve groepsinstructie te streven die tot doel heeft juist die leerlingen daarbij actief te betrekken.

    Een sterke toename van intensieve instructie voor risicoleerlingen is duidelijk een effectieve interventie. Het is namelijk buiten twijfel dat risicolezers en zwakke lezers sneller leren bij meer intensieve instructie dan alleen bij doorsnee groepsinstructie. Meta-analyses laten voortdurend positieve effecten voor intensieve instructie in kleine groepjes zien (Elbaum, Vaugh, Hughes & Moody, 1999). Van belang is dat dergelijke intensieve instructie frequent plaatsvindt, n.l. 4 á 5 keer per week en dan met een lengte van 20 – 45 minuten (Torgesen, 2004). Dat op een kwalitatief verantwoorde wijze de instructietijd uitbreiden effect heeft, laat ook onderzoek van Wang e.a. (1997) zien. In 97% van de door hen bekeken onderzoeken had uitbreiding van de instructietijd positieve effecten voor het leren van de leerling! Meer onderwijstijd in de zin van instructie- en leertijd dan de gemiddelde leerlingen krijgen, is een must voor de leerontwikkeling van risicoleerlingen.

    Het is dan niet vreemd, dat the National Reading Panel (2000) in een overzichtstudie schrijft, dat expliciete, intensieve instructie een essentieel kenmerk van effectieve interventies voor zwakke lezers dient te zijn. Bij de verlengde instructie dient herhaling een belangrijke plaats in te nemen. Uit onderzoek blijkt, dat herhaling voor zwakke lezers een effectieve methodiek is die sterk door onderzoek ondersteund wordt (Lezotte en Cipriano Pepperl, 1999). Daarnaast is preteaching als methodiek effectief, omdat het leidt tot een verbeterde taakgerichte leertijd van risicolezers tijdens de komende groepsinstructie. De zwakke leerling weet dan al vast enigszins waar het in de komende les om zal gaan, zodat hij of zij beter, actiever, die les kan volgen.

    Kortom: convergente differentiatie betekent dat de leerkracht voor zwakke lezers na de groepsinstructie meer ‘intensieve’ instructietijd, minimaal één uur per week, moet organiseren. Zonder die extra inspanningen, zullen zoals eerder is aangegeven, zwakke lezers niet de gestelde minimumdoelen halen. Het leerlingvolgsysteem en protocolmatig werken zijn belangrijke hulpmiddelen om na te gaan of leerlingen zich in de richting van de gestelde doelen ontwikkelen.

    Het model van convergente differentiatie ziet er als volgt uit:

    De convergente differentiatie kan worden versterkt door aanvullend op de intensieve instructie voor zwakke leerlingen tutoring of duoleren te laten plaatsvinden. Door deze activiteiten vindt er uitbreiding van de leertijd c.q. toename van de taakgerichte leertijd plaats, maar kan er ook met de specifieke problemen van een leerling worden rekening gehouden. Zo kunnen zwakkere lezers via interactie met sterkere lezers geholpen worden in het opbouwen van beter leesbegrip van schoolse teksten. De zwakkere lezers trekken zich op aan het voorbeeld, het taalaanbod, de motivatie en de uitleg van de meer vaardige leerlingen .

    Volgens Slavin (1997) kan het inzetten van een oudere leerling die met een jongere leerling werkt, zeer effectief zijn. Diverse onderzoeken laten dat zien. Ook ouders kunnen een rol spelen. Bijvoorbeeld door na schooltijd met hun kind bepaalde vaardigheden die op school aan de orde geweest zijn nog eens te oefenen met hun kind.

    Een belangrijke factor voor een beter omgaan met verschillen is het hebben van een goed inzicht in de verschillen tussen leerlingen en dan in het bijzonder bij risicoleerlingen. Het monitoren van hun resultaten is van groot belang, o.a. om bijvoorbeeld te zien dat een interventie als verlengde instructie effect voor hun leerontwikkeling heeft. Bij de monitoring kunnen observaties en leerlingvolgsysteemgegevens een belangrijke rol spelen;
    bij de leerlingvolgsysteemgegevens moet gekeken worden naar de zogenaamde D- en E-leerlingen.

    6. De effectiviteit van convergente differentiatie

    In een aantal leesprojecten, n.l. het BOV- en HARD-project is gewerkt vanuit het model van de convergente differentiatie. De aanleiding van beide projecten was, dat de deelnemende scholen – vooral scholen met veel leerlingen uit risicogroepen – dikwijls met een leesuitval van 25% of hoger in de groepen 3 en 4 te maken hadden. Een dergelijk hoge leesuitval verklaart ook, waarom rond de 25% van de kinderen na groep 8 met een onvoldoende leesvaardigheid de basisschool verlaat. Beide projecten projecten, waarin het versterken van de groepsinstructie en het realiseren van verlengde instructie centraal stond om de gestelde leesdoelen, n.l. minimaal AVI-2 op het einde van groep 3 en minimaal AVI-5 op het einde van groep 4 te realiseren, wisten de leesuitval – concreet het aantal kinderen dat de gestelde doelen niet haalde – te reduceren tot 4 – 6%. Deze bevinding sluit aan bij die van Elbaum e.a. (1999), dat dergelijke kleine intensieve instructiegroepen betere resultaten voor zwakke leerlingen tot gevolg hebben. Er is ook onderzoek dat laat zien, dat dergelijke kleine instructiegroepen even effectief of zelfs effectiever zijn dan één-op-één aanpakken.

    7. Samenvatting

    Het omgaan met verschillen is duidelijk een complexe aangelegenheid, waarbij moet worden voorkomen, dat de keuze voor een aanpak van het omgaan met verschillen negatieve effecten voor risicoleerlingen heeft. Onderzoek uit de afgelopen decennia heeft duidelijk gemaakt dat risicoleerlingen het beste in heterogeen samengestelde groepen leren en met name meer instructie- en leertijd nodig hebben om bijvoorbeeld een gemiddelde lezer te worden.

    De mate van effectiviteit van onderwijs is bovenal afhankelijk van de beschikbare tijd voor zowel het onderwijs geven als voor het leren van de stof (zie Dronkers, 2007). Aangezien tijd cruciaal is voor risicoleerlingen, is het juist zorgelijk dat het recente Onderwijsverslag van de inspectie van onderwijs (mei 20078) laat zien, dat het efficiënt gebruik van onderwijstijd geleidelijk afneemt, omdat leraren meert tijd nodig hebben voor het orde houden.

    Convergente differentiatie heeft de minst negatieve effecten voor risicoleerlingen, zowel op cognitief als sociaal-emotioneel gebied. Convergente differentiatie vraagt ook om gerichte implementatie. In de praktijk zullen leerkrachten vooral geprofessionaliseerd en ondersteund moeten worden bij het vormgeven van intensieve instructie c.q. het klassenmanagement dat dit vereist. Daarnaast is het van belang rekening te houden met het gegeven, dat intensieve instructie alleen bij effectief gegeven groepsinstructie effectief is.

    Het omgaan met verschillen is duidelijk een complexe aangelegenheid, waarbij moet worden voorkomen, dat de keuze voor een aanpak van het omgaan met…
    onderwijsmaakjesamen.nl


    23-05-2017 om 11:16 geschreven door Raf Feys  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:differentiatie, convegentge differentiatie
    >> Reageer (0)
    21-05-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Aantal slachtoffers van M-decreet zal per 1 september nog gevoelig toenemen

    Kritische bedenkingen bij  nieuwe regionale ondersteuningsnetwerken voor inclusieleerlingen: aantal slachtoffers van M-decreet (kinderen, leerkrachten ouders) zal nog verder toenemen!

    1.Crevits verwacht ten onrechte veel heil van advisering van leerkrachten door ondersteuners - ook voor type-2-leerlingen met een IQ lager dan 60, leerlingen met ernstige gedragsstoornissen e.d.

    Crevits stelt o.a.: "Bijvoorbeeld voor kinderen met gedragsproblemen: als je de leerkracht op een goede manier ondersteunt, zal ook de leerling en de volledige klas goed ondersteund zijn." Crevits wekt de indruk dat met een simpel advies van een ondersteuner het probleem van leerlingen met ernstige gedragsstoornissen en van de medeleerlingen in een klas met 20 leerlingen opgelost zal zijn". Naïviteit troef! Het gaat bij de aanpak van inclusieleerlingen die het gewone curriculum niet kunnen volgen of die grote gedragsstoornissen vertonen, niet om een tekort aan competentie' bij de leerkrachten, maar om het feit dat de leerkracht voor een onmogelijke opdracht wordt geplaatst, en/of om het feit dat de medeleerlingen de dupe zijn.

    In landen als Finland zitten die leerlingen meestal en terecht in aparte b.o.-klasjes! In Vlaanderen plaatst men ze zomaar in gewone klassen.

    2.Niet de minste aandacht voor de verdere ontwrichting van het buitengewoon onderwijs. En nog steeds geen recht tot toegang tot het b.o

    *De nieuwe maatregelen zullen leiden tot minder kinderen in het b.o..: meer leerlingen die gewone curriculum absoluut niet kunnen volgen en/of met ernstige gedragsstoornissen zullen toch in gewoon onderwijs terecht komen.

    Minister Crevits gaf dit zelf terloops toe : "Maar dit kan nooit een rush naar het buitengewoon onderwijs tot gevolg hebben; integendeel." Dus: minder leerlingen naar het b.o.

    Maar niemand van de velen die bij de opstelling van de maatregelen betrokken waren bekommerden zich daarvoor - blijkbaar ook de lerarenvakbonden niet.

    Het is bekend dat de departementale verantwoordelijken voor het M-decreet als Theo Mardulier radicale voorstanders zijn van het gewoon opdoeken van het b.o. Binnen de administratie is er niemand die het de voorbije 20 jaar opnam voor het b.o.

    Ook nog steeds geen recht op toegang tot bo: nog steeds geen oplossing voor een van de belangrijkste problemen.
    E. Meuleman (Groen) stelde:
    "We zijn allemaal getuige geweest van die drama's, minister, de voorbije twee jaar. Er zijn heel wat kinderen geweest die misschien beter in het buitengewoon onderwijs hadden gezeten en van wie je voelde dat ouders en het kind zelf misschien alleen daar de rust hadden kunnen vinden die ze op dat moment nodig hadden . Zij konden daar soms niet naartoe omdat ze geen verslag hadden."

    3. Het M-decreet en de nieuwe ondersteuning leiden niet tot meer, maar tot minder ontwikkelingskansen voor kansarme leerlingen. Minister Crevits gewaagt ten onrechte van sociale correctie.

    Commentaar bij stelling van Crevits dat nieuwe regeling voordelig zal zijn voor probleemkinderen uit 'lagere' milieus. en dat het gaat om een 'sociale' correctie. We zijn het daarmee niet eens.

    De ondersteuningsnetwerken zullen bij bepaalde ouders (vooral uit de zgn. 'betere' milieus) nog meer de indruk wekken dat het gewoon onderwijs hoe dan ook hun kind moet kunnen opvangen - ook al kan het kind geenszins het gewone curriculum volgen en/of vertoont het grote gedragsstoornissen.

    De ondersteuningscenten zullen dus nog meer dan op vandaag bij de kinderen van 'betere' ouders terecht komen.

    Andere ouders die het b.o. verkiezen krijgen er te maken met een ontwricht b.o. dat hun kinderen minder ontwikkelingskansen kan bieden. Dus: de probleemkinderen uit de 'lagere' milieus zijn het meest de dupe van het M-decreet.

    Kansarme leerlingen in het gewoon onderwijs zullen ook in klassen met inclusieleerlingen die al te veel aandacht opeisen van de leerkracht en het gewone lesverloop verstoren, minder i.p.v. meer ontwikkelingskansen krijgen.

    Nog dit: aangezien men de doelgroep gaat vergroten tot alle kinderen met noden en voortaan meer GON-uren per leerling in principe mogelijk zijn, zal het budget al te klein zijn om hieraan tegemoet te komen. Men belooft zaken en wekt hoge verwachtingen die men in de praktijk niet kan realiseren.

    Minister Crevits over 'sociale' correctie

    Crevits: Met de nieuwe regeling doen we ook een sociale correctie. Als we kijken naar het profiel – toch wel relevant – van de ouders van de gon-leerlingen vandaag, zijn het vooral leerlingen van hoogopgeleide tweeverdieners die gon krijgen. Er is een zeer interessant gon-onderzoek van 2012 waaruit blijkt dat 86,9 procent van de ouders beiden voltijds betaald werk heeft; bijna 7 op 10 van de ouders heeft een diploma hoger onderwijs. 57 procent heeft allebei een diploma hoger onderwijs. Als we dat afzetten op het gemiddelde van Vlaanderen over het hebben van een diploma secundair onderwijs, dan ligt dat een stuk lager. Mij zou het bijzonder verbazen als leerlingen met bijzondere zorgnoden in overgrote mate zouden wonen of leven in gezinnen waar de ouders een diploma hoger onderwijs hebben. Collega's, door nu de volledige leerlingenpopulatie mee te nemen, doen we net een sociale correctie omdat we afstappen van de nood aan medische labeling en toelaten dat scholen, centra voor leerlingenbegeleiding en ouders samen gaan zoeken en op flexibele wijze gaan zoeken naar de beste manier om een leerling ondersteuning te geven. "

    Het zijn inderdaad vooral ouders uit betere milieus die vaak ten onrechte eisen dat hun kind toch het gewoon onderwijs kan volgen, ook al kan hun kind het gewoon curriculum niet volgen. Het zijn ook die ouders die makkelijker een PAB bekomen. Het zijn die kinderen die het grootste deel van het curriculum niet kunnen volgen en/of die grote gedragsstoornissen vertonen die het meest problemen scheppen voor de leerkrachten, en een probleem vormen voor het leerproces van de medeleerlingen. De ondersteuningsnetwerken zullen bij die 'betere' ouders nog meer de indruk wekken dat het gewoon onderwijs hoe dan ook hun kind moet kunnen opvangen.

    4.C. Gennez bevestigt wat we al herhaaldelijk signaleerden: regionale & al te complexe ondersteuningsnetwerken functioneren slecht in Nederland en dat zal bijna zeker ook zo zijn in Vlaanderen

    Gennez: "En als we vandaag net over het muurtje kijken, naar Nederland, dan zien we dat men daar al langer experimenteert met die samenwerkingsverbanden voor zorg, die effectief zijn uitgerold, maar dat het op dit moment bij onze noorderburen niet goed loopt met de financiering.

    En dan zou het toch wel geen kwaad kunnen om daaruit lessen te trekken. Soms zijn ‘good practices’ zeer inspirerend, maar in dit geval zijn ‘bad practices’ misschien inspirerend. Ik hoop dat we dat niet gaan zien in ons onderwijs. Zegt u dan niet dat men u van op het veld niet heeft gewaarschuwd. Want, als ik zeg dat er te weinig betrokkenheid is van ouders en hun vertegenwoordigers, zeg ik tegelijkertijd ook dat, als u die ondersteuningsteams uitrolt, de controle op de aanwending van die middelen door de overheid essentieel is, wil men debacles zoals in Nederland vermijden."

    Crevits en co beloven wel dat er een evaluatie zal komen, maar de beloofde objectieve evaluatie van het M-decreet werd ook al officieel geboycot. In Onderwijskrant nr. 181 leggen we uitvoerig uit waarom zo'n gecompliceerde en regionale netwerken en met zgn.' open financiering' niet effectief kunnen zijn. Zo'n indringende hervormingen moeten ook vooraf uitgetest worden. Improvisatie is eens te meer troef!

    5. Ondersteuners weten niet welk statuut ze zullen krijgen.

    Ook Crevits en Co hebben geen oplossing. Dit probleem wordt dan maar 3 jaar uitgesteld, maar dit zorgt nog voor meer onzekerheid en onrust bij personeelsleden en scholen. Ervaren en vastbenoemde personeelsleden zullen minder vlug bereid zijn om deel uit te maken van zo'n netwerk. En tijdelijke personeelsleden weten ook nietwaar ze waar ze aan toe zijn.

    Crevits: "Daarnaast is het ook van belang om een duidelijk traject te schetsen naar een aangepast personeelsstatuut voor de ondersteuners. Ook hier zijn er zorgen op het terrein. Werken met een overgangsperiode biedt een opportuniteit om dat nieuwe statuut op een onderbouwde manier voor te bereiden en uit te werken. De transitie naar een nieuw ondersteuningsmodel zal ook een verschuiving van personeelsleden en hun competenties vergen. Om het voor de betrokken personeelsleden en schoolbesturen zo zorgzaam mogelijk te laten verlopen, gelden in deze overgangsperiode aparte regels voor het personeelsstatuut, maar die vormen geenszins een voorafname van een aangepast statuut voor de ondersteuners."

    6. Scholen met veel probleemleerlingen zullen de dupe zijn - voor het s.o. vooral ook bso - Het bso zal door de toename van de probleemleerlingen nog problematischer worden. 

    E. Meuleman  (Groen) getuigde commissie onderwijs 

    Minister, ik kan me goed voorstellen dat er ondersteuningsnetwerken zullen zijn die een heel aantal grote aso-scholen onder hun hoede zullen hebben en die dus heel veel middelen zullen genereren op basis van het aantal leerlingen, maar waarvan er absoluut geen zekerheid is dat zij een groot aantal kinderen zullen moeten bedienen met het grootst aantal zorgnoden.

    Omgekeerd kan het zijn dat er ondersteuningsnetwerken zullen zijn die minder middelen zullen genereren op basis van het aantal leerlingen, maar die misschien wel heel veel bso-scholen onder hun hoede zullen hebben waar heel veel kinderen in de B-stroom zitten die misschien vroeger in het buitengewoon onderwijs zouden hebben gezeten, en veel meer ondersteuning nodig zullen hebben. Ik kan me inbeelden dat er een grotere ongelijkheid zal zijn die sommige bevoordeelt en andere minder."

    7.Besluit: aantal slachtoffers van M-decreet zal per 1 september nog gevoelig toenemen 

    Vooral ook de leerkrachten met inclusieleerlingen die een apart curriculum vereisen en/of die ernstige gedragsstoornissen vertonen zullen de dupe zijn van het verhaal. Ook de medeleerlingen zullen de dupe zijn.

    Bijlage:1. Nog enkele reacties

    1.Heleen van Hecke


    Beste minister,
    ik heb tijd gemaakt om u een brief te typen op de Facebookpagina van het m-decreet. Ik ben de mama van vier kinderen waarvan er 3 een beperking hebben. Zo te zien vindt u het niet belangrijk wat wij als ouders met beperkingen moeten doormaken en dan nog eens moeten 'vechten' tegen het m decreet.

    Ik spreek uit naam van vele ouders en kinderen met een beperking die tegen dit m-decreet moeten vechten en gevochten hebben om hun kinderen in het buitengewoon onderwijs te krijgen. En nu loopt het helemaal uit de hand met u plan dat u samen met andere ministers hebt opgemaakt om op 1 september uit te voeren. Is er nog respect voor het onderwijs, weet je wat de leerkrachten in het buitengewoon onderwijs allemaal verwezenlijken met kinderen met een beperking, beseft u welke druk u legt op de leerkrachten in het gewoon onderwijs, beseft u wat u de ouders aan doet met kinderen met een beperking, weet u hoe erg dit is voor onze kinderen met een beperking.

    Beste minister, u maakt heel veel kapot. Er blijven veel onduidelijkheden, onzekerheden en u speelt met de toekomst van onze kinderen. Moet het leven nog zwaarder worden dan het nu al is.

    Gelukkig heb ik al 2 kinderen die heel gelukkig zijn in het buitengewoon onderwijs. Maar wat met onze laatste meisje met een beperking in het gewoon onderwijs. Autisme met een normale begaafdheid, een verborgen beperking maar wel degelijk met vele problemen. Zal zij, samen met vele kinderen ook voldoende begeleid en ondersteund worden. Je ziet er weinig van, maar het is een niet te onderschatten beperking. Ministers, weten jullie eigenlijk wel wat de verschillende beperkingen inhouden, hoe ze het best geholpen worden,... Ik stel me vragen, vele vragen. Het maakt me verdrietig en bang. Vriendelijke groeten uit Brugge

    2.Anja Verduyn

    Door het onnozel M-decreet word mijn zoon ferm op de proef gesteld en gestraft. Moet dagelijks in klas zitten waar hij geen extra hulp krijgt. Niet mee kan in de les.
    Erbovenop nog 5 uur in zijn nodige vrije tijd revalidatie moet volgen in reva Spermalie. De vooruitzichten zien er niet goed uit. Volgend jaar terug 1 ste leerjaar, terug die frustratie na schooltijd de woede de bom die thuis ontploft. Een beproeving voor gans ons gezin. Dyslexie en dyscalculitie kan maar vastgesteld worden na 4 de leerjaar. Dus gom begeleiding geen recht op.

    Hoop dat ik later als hij ontspoord is wel recht zal hebben op goeie advocaat. Want nu nog eens extra gaan bijverdienen lukt niet want ben 's avonds kapot en op nadat mijn zoon zijn frustratie heeft uitgewerkt.

    3.Koen Hallaert

    Na de goed-nieuws-shows rond het ondersteuningsmodel M-decreet toch even enkele kritische bedenkingen...

    Wij in het buitengewoon onderwijs type basisaanbod voelen ons nog steeds in de kou staan...
    Op 1 september 2018 moeten wij één vestiging sluiten door het M-decreet... Er zijn meer dan 100 schoolverlaters in 2 jaar en de instroom wordt geschat op +/- 20 leerlingen. Meer kinderen krijgen we niet binnen...
    Heel wat jonge collega's verliezen hun job of ze moeten aansluiten binnen het ondersteuningsteam. Hoe dit eruit zal zien is nog koffiedik kijken...

    Er is nog steeds een verschil in het ambt van onderwijzer en onderwijzer ASV. Mensen die 10 jaar werken als TADD'er in het buitengewoon onderwijs moeten helemaal opnieuw beginnen in het gewoon onderwijs...
    Als we een vestiging moeten sluiten, moeten we als straf een deel van de subsidie van Agion terugbetalen aan de overheid... Waarde = een mooi huis ! Gevolg van het M-decreet waar wij niet voor gekozen hebben...
    Men moet DRINGEND het M-decreet opnieuw evalueren EN bijwerken !!!

    Men kan in het gewoon basisonderwijs NOOIT dezelfde ondersteuning aanbieden als in het buitengewoon onderwijs... Wie dit gelooft maakt zichzelf iets wijs... De leerkrachten in het gewoon onderwijs staan nu al op de toppen van hun tenen. Meer kan echt niet!
    Er zijn nog scholen type basisaanbod die in hetzelfde schuitje zitten, die moeten sluiten maar hier horen we niks over, niemand die zich dit aantrekt...
    We horen alleen maar een goed-nieuws-show...
    Wel, voor onze, kinderen, ouders en leerkrachten is dit heel emotioneel en TRIEST !

    4.Mike Verhaeghe

    Ik zal zeker NIET kijken naar deze M-show van Crevits in de 7de dag In de plaats van een debat ten gronde kunnen de ontwerpers van dit decreet hun triomfronde op de VRT starten.
    Volgende dinsdag = zwarte dinsdag voor leerlingen en leerkrachten uit het buitengewoon onderwijs. Voor wie de vorige jaren op een andere planeet zat: het M-decreet predikt het credo: "eerst gewoon, dan buitengewoon onderwijs". Het ontneemt duizenden jongeren hun recht op de professionele ondersteuning in het buitengewoon onderwijs en teams die al tientallen jaren samenwerken worden uit elkaar getrokken en ingezet als pionnen in een Monopoly-spel. Het gaat om geld en macht en de komende verkiezingen.

    5.Lieselotte Vervaecke

    Laten we eens luisteren naar de mensen die écht in het werkveld staan. Ik snap niet hoe dit kon gebeuren. En dan heb ik het niet alleen over de mensen in het buitengewoon onderwijs. Wekelijks krijg ik in het 'gewoon' secundair onderwijs te horen dat 'dit' toch niet de bedoeling kan zijn van onderwijs?

    Leerkrachten kunnen 'geen weg' met bepaalde leerlingen omdat ze de knowhow niet bezitten... Ze voelen zich een slechte leraar, weten niet hoe ze iedereen nog evenveel aandacht kunnen geven in hun klas. Er zijn gewoon geen middelen, geen structuur, om nog maar te zwijgen van de grootte van de klasgroep, de klasinrichting, enz... Alle energie gaat verloren. Het gaat compleet de verkeerde richting uit.

    Dit is een intrieste beslissing. Inclusie is voor mij NIET eerst gewoon, dan buitengewoon. Het is net andersom. Dán pas komt er net wel integratie in ons maatschappelijk leven. Maar geen mens die er écht mee te maken heeft, die dit begrijpt. Zelfs de minister niet. Met alle respect, maar dit is een beslissing die de toekomst van onze 'buitengewone gewone' leerlingen wegneemt. En dáár zit enorm mee in. Want onze leerlingen verdienen veel meer dan dit.

    Voorzitter, minister, collega’s van de meerderheid, ik ben blij dat we in zo’n druk bijgewoonde…
    vlaamsparlement.be



    Een paar vlugge bedenkingen bij stellingen over nieuwe regionale ondersteuningsnetwerken voor inclusieleerlingen: aantal slachtoffers van M-decreet (kinderen, leerkrachten ouders) zal nog verder toenemen! 1.Crevits verwacht ten onrechte veel heil van advisering van leerkrachten door ondersteuners - ook voor type-2-leerlingen met een IQ lager dan 60, leerlingen met ernstige gedragsstoornissen e.d. Crevits stelt o.a.: "Bijvoorbeeld voor kinderen met gedragsproblemen: als je de leerkracht op een goede manier ondersteunt, zal ook de leerling en de volledige klas goed ondersteund zijn." Crevits wekt de indruk dat met een simpel advies van een ondersteuner het probleem van leerlingen met ernstige gedragsstoornissen en van de medeleerlingen in een klas met 20 leerlingen opgelost zal zijn". Naïviteit troef! Het gaat bij de aanpak van inclusieleerlingen die het gewone curriculum niet kunnen volgen of die grote gedragsstoornissen vertonen, niet om een tekort aan competentie' bij de leerkrachten, maar om het feit dat de leerkracht voor een onmogelijke opdracht wordt geplaatst, en/of om het feit dat de medeleerlingen de dupe zijn. In landen als Finland zitten die leerlingen meestal en terecht in aparte b.o.-klasjes! In Vlaanderen plaatst men ze zomaar in gewone klassen. 2.Niet de minste aandacht voor de verdere ontwrichting van het buitengewoon onderwijs. En nog steeds geen recht tot toegang tot het b.o *De nieuwe maatregelen zullen leiden tot minder kinderen in het b.o..: meer leerlingen die gewone curriculum absoluut niet kunnen volgen en/of met ernstige gedragsstoornissen zullen toch in gewoon onderwijs terecht komen. Minister Crevits gaf dit zelf terloops toe : "Maar dit kan nooit een rush naar het buitengewoon onderwijs tot gevolg hebben; integendeel." Dus: minder leerlingen naar het b.o. Maar niemand van de velen die bij de opstelling van de maatregelen betrokken waren bekommerden zich daarvoor - blijkbaar ook de lerarenvakbonden niet. Het is bekend dat de departementale verantwoordelijken voor het M-decreet als Theo Mardulier radicale voorstanders zijn van het gewoon opdoeken van het b.o. Binnen de administratie is er niemand die het de voorbije 20 jaar opnam voor het b.o. Ook nog steeds geen recht op toegang tot bo: nog steeds geen oplossing voor een van de belangrijkste problemen. E. Meuleman (Groen) stelde: "We zijn allemaal getuige geweest van die drama's, minister, de voorbije twee jaar. Er zijn heel wat kinderen geweest die misschien beter in het buitengewoon onderwijs hadden gezeten en van wie je voelde dat ouders en het kind zelf misschien alleen daar de rust hadden kunnen vinden die ze op dat moment nodig hadden . Zij konden daar soms niet naartoe omdat ze geen verslag hadden." 3. Het M-decreet en de nieuwe ondersteuning leiden niet tot meer, maar tot minder ontwikkelingskansen voor kansarme leerlingen. Minister Crevits gewaagt ten onrechte van sociale correctie. Commentaar bij stelling van Crevits dat nieuwe regeling voordelig zal zijn voor probleemkinderen uit 'lagere' milieus. en dat het gaat om een 'sociale' correctie. We zijn het daarmee niet eens. De ondersteuningsnetwerken zullen bij bepaalde ouders (vooral uit de zgn. 'betere' milieus) nog meer de indruk wekken dat het gewoon onderwijs hoe dan ook hun kind moet kunnen opvangen - ook al kan het kind geenszins het gewone curriculum volgen en/of vertoont het grote gedragsstoornissen. De ondersteuningscenten zullen dus nog meer dan op vandaag bij de kinderen van 'betere' ouders terecht komen. Andere ouders die het b.o. verkiezen krijgen er te maken met een ontwricht b.o. dat hun kinderen minder ontwikkelingskansen kan bieden. Dus: de probleemkinderen uit de 'lagere' milieus zijn het meest de dupe van het M-decreet. Kansarme leerlingen in het gewoon onderwijs zullen ook in klassen met inclusieleerlingen die al te veel aandacht opeisen van de leerkracht en het gewone lesverloop verstoren, minder i.p.v. meer ontwikkelingskansen krijgen. Nog dit: aangezien men de doelgroep gaat vergroten tot alle kinderen met noden en voortaan meer GON-uren per leerling in principe mogelijk zijn, zal het budget al te klein zijn om hieraan tegemoet te komen. Men belooft zaken en wekt hoge verwachtingen die men in de praktijk niet kan realiseren. Minister Crevits over 'sociale' correctie Crevits: Met de nieuwe regeling doen we ook een sociale correctie. Als we kijken naar het profiel – toch wel relevant – van de ouders van de gon-leerlingen vandaag, zijn het vooral leerlingen van hoogopgeleide tweeverdieners die gon krijgen. Er is een zeer interessant gon-onderzoek van 2012 waaruit blijkt dat 86,9 procent van de ouders beiden voltijds betaald werk heeft; bijna 7 op 10 van de ouders heeft een diploma hoger onderwijs. 57 procent heeft allebei een diploma hoger onderwijs. Als we dat afzetten op het gemiddelde van Vlaanderen over het hebben van een diploma secundair onderwijs, dan ligt dat een stuk lager. Mij zou het bijzonder verbazen als leerlingen met bijzondere zorgnoden in overgrote mate zouden wonen of leven in gezinnen waar de ouders een diploma hoger onderwijs hebben. Collega's, door nu de volledige leerlingenpopulatie mee te nemen, doen we net een sociale correctie omdat we afstappen van de nood aan medische labeling en toelaten dat scholen, centra voor leerlingenbegeleiding en ouders samen gaan zoeken en op flexibele wijze gaan zoeken naar de beste manier om een leerling ondersteuning te geven. " Het zijn inderdaad vooral ouders uit betere milieus die vaak ten onrechte eisen dat hun kind toch het gewoon onderwijs kan volgen, ook al kan hun kind het gewoon curriculum niet volgen. Het zijn ook die ouders die makkelijker een PAB bekomen. Het zijn die kinderen die het grootste deel van het curriculum niet kunnen volgen en/of die grote gedragsstoornissen vertonen die het meest problemen scheppen voor de leerkrachten, en een probleem vormen voor het leerproces van de medeleerlingen. De ondersteuningsnetwerken zullen bij die 'betere' ouders nog meer de indruk wekken dat het gewoon onderwijs hoe dan ook hun kind moet kunnen opvangen. 4.C. Gennez bevestigt wat we al herhaaldelijk signaleerden: regionale ondersteunigsnetwerken functioneren slecht in Nederland en dat zal bijna zeker ook zo zijn in Vlaanderen Gennez: "En als we vandaag net over het muurtje kijken, naar Nederland, dan zien we dat men daar al langer experimenteert met die samenwerkingsverbanden voor zorg, die effectief zijn uitgerold, maar dat het op dit moment bij onze noorderburen niet goed loopt met de financiering. En dan zou het toch wel geen kwaad kunnen om daaruit lessen te trekken. Soms zijn ‘good practices’ zeer inspirerend, maar in dit geval zijn ‘bad practices’ misschien inspirerend. Ik hoop dat we dat niet gaan zien in ons onderwijs. Zegt u dan niet dat men u van op het veld niet heeft gewaarschuwd. Want, als ik zeg dat er te weinig betrokkenheid is van ouders en hun vertegenwoordigers, zeg ik tegelijkertijd ook dat, als u die ondersteuningsteams uitrolt, de controle op de aanwending van die middelen door de overheid essentieel is, wil men debacles zoals in Nederland vermijden." Crevits en co beloven wel dat er een evaluatie zal komen, maar de beloofde objectieve evaluatie van het M-decreet werd ook al officieel geboycot. In Onderwijskrant nr. 181 leggen we uitvoerig uit waarom zo'n gecompliceerde en regionale netwerken en met zgn.' open financiering' niet effectief kunnen zijn. Zo'n indringende hervormingen moeten ook vooraf uitgetest worden. Improvisatie is eens te meer troef! 5. Ondersteuners weten niet welk statuut ze zullen krijgen. Ook Crevits en Co hebben geen oplossing. Dit probleem wordt dan maar 3 jaar uitgesteld, maar dit zorgt nog voor meer onzekerheid en onrust bij personeelsleden en scholen. Ervaren en vastbenoemde personeelsleden zullen minder vlug bereid zijn om deel uit te maken van zo'n netwerk. En tijdelijke personeelsleden weten ook nietwaar ze waar ze aan toe zijn. Crevits: "Daarnaast is het ook van belang om een duidelijk traject te schetsen naar een aangepast personeelsstatuut voor de ondersteuners. Ook hier zijn er zorgen op het terrein. Werken met een overgangsperiode biedt een opportuniteit om dat nieuwe statuut op een onderbouwde manier voor te bereiden en uit te werken. De transitie naar een nieuw ondersteuningsmodel zal ook een verschuiving van personeelsleden en hun competenties vergen. Om het voor de betrokken personeelsleden en schoolbesturen zo zorgzaam mogelijk te laten verlopen, gelden in deze overgangsperiode aparte regels voor het personeelsstatuut, maar die vormen geenszins een voorafname van een aangepast statuut voor de ondersteuners." 6. Scholen met veel probleemleerlingen zullen de dupe zijn - voor het s.o. vooral ook bso - Het bso zal door de toename van de probleemleerlingen nog problematischer worden. 7. Vooral ook de leerkrachten met inclusieleerlingen die een apart curriculum vereisen en/of die ernstige gedragsstoornissen vertonen zullen de dupe zijn van het verhaal. Ook de medeleerlingen zullen de dupe zijn. E. Meuleman : Minister, ik kan me goed voorstellen dat er ondersteuningsnetwerken zullen zijn die een heel aantal grote aso-scholen onder hun hoede zullen hebben en die dus heel veel middelen zullen genereren op basis van het aantal leerlingen, maar waarvan er absoluut geen zekerheid is dat zij een groot aantal kinderen zullen moeten bedienen met het grootst aantal zorgnoden. Omgekeerd kan het zijn dat er ondersteuningsnetwerken zullen zijn die minder middelen zullen genereren op basis van het aantal leerlingen, maar die misschien wel heel veel bso-scholen onder hun hoede zullen hebben waar heel veel kinderen in de B-stroom zitten die misschien vroeger in het buitengewoon onderwijs zouden hebben gezeten, en veel meer ondersteuning nodig zullen hebben. Ik kan me inbeelden dat er een grotere ongelijkheid zal zijn die sommige bevoordeelt en andere minder." Bijlage:1. Nog enkele reacties 1.Heleen van Hecke Beste minister, ik heb tijd gemaakt om u een brief te typen op de Facebookpagina van het m-decreet. Ik ben de mama van vier kinderen waarvan er 3 een beperking hebben. Zo te zien vindt u het niet belangrijk wat wij als ouders met beperkingen moeten doormaken en dan nog eens moeten 'vechten' tegen het m decreet. Ik spreek uit naam van vele ouders en kinderen met een beperking die tegen dit m-decreet moeten vechten en gevochten hebben om hun kinderen in het buitengewoon onderwijs te krijgen. En nu loopt het helemaal uit de hand met u plan dat u samen met andere ministers hebt opgemaakt om op 1 september uit te voeren. Is er nog respect voor het onderwijs, weet je wat de leerkrachten in het buitengewoon onderwijs allemaal verwezenlijken met kinderen met een beperking, beseft u welke druk u legt op de leerkrachten in het gewoon onderwijs, beseft u wat u de ouders aan doet met kinderen met een beperking, weet u hoe erg dit is voor onze kinderen met een beperking. Beste minister, u maakt heel veel kapot. Er blijven veel onduidelijkheden, onzekerheden en u speelt met de toekomst van onze kinderen. Moet het leven nog zwaarder worden dan het nu al is. Gelukkig heb ik al 2 kinderen die heel gelukkig zijn in het buitengewoon onderwijs. Maar wat met onze laatste meisje met een beperking in het gewoon onderwijs. Autisme met een normale begaafdheid, een verborgen beperking maar wel degelijk met vele problemen. Zal zij, samen met vele kinderen ook voldoende begeleid en ondersteund worden. Je ziet er weinig van, maar het is een niet te onderschatten beperking. Ministers, weten jullie eigenlijk wel wat de verschillende beperkingen inhouden, hoe ze het best geholpen worden,... Ik stel me vragen, vele vragen. Het maakt me verdrietig en bang. Vriendelijke groeten uit Brugge 2.Anja Verduyn Door het onnozel M-decreet word mijn zoon ferm op de proef gesteld en gestraft. Moet dagelijks in klas zitten waar hij geen extra hulp krijgt. Niet mee kan in de les. Erbovenop nog 5 uur in zijn nodige vrije tijd revalidatie moet volgen in reva Spermalie. De vooruitzichten zien er niet goed uit. Volgend jaar terug 1 ste leerjaar, terug die frustratie na schooltijd de woede de bom die thuis ontploft. Een beproeving voor gans ons gezin. Dyslexie en dyscalculitie kan maar vastgesteld worden na 4 de leerjaar. Dus gom begeleiding geen recht op. Hoop dat ik later als hij ontspoord is wel recht zal hebben op goeie advocaat. Want nu nog eens extra gaan bijverdienen lukt niet want ben 's avonds kapot en op nadat mijn zoon zijn frustratie heeft uitgewerkt. 3.Koen Hallaert Na de goed-nieuws-shows rond het ondersteuningsmodel M-decreet toch even enkele kritische bedenkingen... Wij in het buitengewoon onderwijs type basisaanbod voelen ons nog steeds in de kou staan... Op 1 september 2018 moeten wij één vestiging sluiten door het M-decreet... Er zijn meer dan 100 schoolverlaters in 2 jaar en de instroom wordt geschat op +/- 20 leerlingen. Meer kinderen krijgen we niet binnen... Heel wat jonge collega's verliezen hun job of ze moeten aansluiten binnen het ondersteuningsteam. Hoe dit eruit zal zien is nog koffiedik kijken... Er is nog steeds een verschil in het ambt van onderwijzer en onderwijzer ASV. Mensen die 10 jaar werken als TADD'er in het buitengewoon onderwijs moeten helemaal opnieuw beginnen in het gewoon onderwijs... Als we een vestiging moeten sluiten, moeten we als straf een deel van de subsidie van Agion terugbetalen aan de overheid... Waarde = een mooi huis ! Gevolg van het M-decreet waar wij niet voor gekozen hebben... Men moet DRINGEND het M-decreet opnieuw evalueren EN bijwerken !!! Men kan in het gewoon basisonderwijs NOOIT dezelfde ondersteuning aanbieden als in het buitengewoon onderwijs... Wie dit gelooft maakt zichzelf iets wijs... De leerkrachten in het gewoon onderwijs staan nu al op de toppen van hun tenen. Meer kan echt niet! Er zijn nog scholen type basisaanbod die in hetzelfde schuitje zitten, die moeten sluiten maar hier horen we niks over, niemand die zich dit aantrekt... We horen alleen maar een goed-nieuws-show... Wel, voor onze, kinderen, ouders en leerkrachten is dit heel emotioneel en TRIEST ! 4.Mike Verhaeghe Ik zal zeker NIET kijken naar deze M-show van Crevits in de 7de dag In de plaats van een debat ten gronde kunnen de ontwerpers van dit decreet hun triomfronde op de VRT starten. Volgende dinsdag = zwarte dinsdag voor leerlingen en leerkrachten uit het buitengewoon onderwijs. Voor wie de vorige jaren op een andere planeet zat: het M-decreet predikt het credo: "eerst gewoon, dan buitengewoon onderwijs". Het ontneemt duizenden jongeren hun recht op de professionele ondersteuning in het buitengewoon onderwijs en teams die al tientallen jaren samenwerken worden uit elkaar getrokken en ingezet als pionnen in een Monopoly-spel. Het gaat om geld en macht en de komende verkiezingen. 5.Lieselotte Vervaecke Laten we eens luisteren naar de mensen die écht in het werkveld staan. Ik snap niet hoe dit kon gebeuren. En dan heb ik het niet alleen over de mensen in het buitengewoon onderwijs. Wekelijks krijg ik in het 'gewoon' secundair onderwijs te horen dat 'dit' toch niet de bedoeling kan zijn van onderwijs? Leerkrachten kunnen 'geen weg' met bepaalde leerlingen omdat ze de knowhow niet bezitten... Ze voelen zich een slechte leraar, weten niet hoe ze iedereen nog evenveel aandacht kunnen geven in hun klas. Er zijn gewoon geen middelen, geen structuur, om nog maar te zwijgen van de grootte van de klasgroep, de klasinrichting, enz... Alle energie gaat verloren. Het gaat compleet de verkeerde richting uit. Dit is een intrieste beslissing. Inclusie is voor mij NIET eerst gewoon, dan buitengewoon. Het is net andersom. Dán pas komt er net wel integratie in ons maatschappelijk leven. Maar geen mens die er écht mee te maken heeft, die dit begrijpt. Zelfs de minister niet. Met alle respect, maar dit is een beslissing die de toekomst van onze 'buitengewone gewone' leerlingen wegneemt. En dáár zit enorm mee in. Want onze leerlingen verdienen veel meer dan dit. Verslag commissievergadering donderdag 18 mei 2017 14.20u - Vlaams Parlement Voorzitter, minister, collega’s van de meerderheid, ik ben blij dat we in zo’n druk bijgewoonde… vlaamsparlement.be

    21-05-2017 om 10:00 geschreven door Raf Feys  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Tags:M-decreet, ondersteuningsnetwerken
    >> Reageer (0)
    18-05-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nieuwe Franse minister onderwijs opteert voor expliciete/directe instructie

    Nieuwe Franse minister onderwijs opteert voor expliciete/directe instructie

    « La comparaison internationale montre à nouveau les vertus d’un enseignement structuré, explicite et centré sur l’acquisition des savoirs fondamentaux » (p 34). Hij is ook tegenstander van nivellerende en egalitaire gemeenschappelijke eerste graad s.o.

    (Dit staat haaks op de huidige modieuze tendensen in Vlaanderen/ vernieuwingsestablisment die directe/expliciet instructie voorbijgestreefd vinden - cf. ook ZILL-leerplanoperatie katholiek onderwijs., enz. )

    Par conséquent, si on veut un enseignement de qualité, la conclusion s’impose : « Il faut donc proposer une pédagogie explicite, progressive, qui tienne compte des sciences cognitives, et qui soit à la fois exigeante et ambitieuse » (p 38).
    Pour le moment, en France, nous en sommes encore loin.

    Quant à l’élémentaire, Jean-Michel Blanquer rappelle que « la mission de l’école élémentaire est l’acquisition – et la maîtrise – des savoirs fondamentaux par tous les élèves » (p 31). Ce qui a été un peu oublié sur les quarante dernières années. Le résultat s’en fait d’ailleurs cruellement sentir aujourd’hui : « À la sortie de l’école primaire, plus d’un enfant sur trois est en difficulté ou n’a que des acquis fragiles en lecture, en écriture et en calcul. Pourtant la recherche montre que presque tous les enfants peuvent réussir lorsque des méthodes d’enseignement appropriées sont déployées très tôt » (p 20).

    Pour mettre un terme à cette situation, l’auteur nous donne quelques propositions très simples à mettre en œuvre : « Pour l’école élémentaire, le premier pilier est constitué par les pratiques pédagogiques appuyées sur les résultats de la recherche scientifique et la comparaison internationale. Il apparaît essentiel d’assurer un nombre minimal d’heures en français et en mathématiques (20 heures sur 26) et de veiller à l’application en classe des pédagogies les plus efficaces. La logique de l’inspection devra désormais être de se concentrer sur cet aspect, en veillant à conseiller et à soutenir les professeurs » (p 42).

    À quoi s’ajoute un autre point qui nous semble particulièrement pertinent : « Il faut non seulement rétablir les évaluations nationales, mais les étendre à chaque fin d’année, du CP au CM2. Cela permettra de créer un lien entre les années, de disposer d’un instrument de pilotage pédagogique, de retrouver les cohortes permettant d’établir des comparaisons, mais aussi de responsabiliser l’ensemble des acteurs » (p 43). C’est ce que nous proposons : des programmes par niveaux d’enseignement accompagnés d’évaluations sérieuses en fin d’année (utiles à la fois à l’institution, aux enseignants, aux élèves et leurs familles).

    Un autre paramètre capital serait également à changer dans les plus brefs délais : « Aujourd’hui, la courbe de financement de notre système éducatif est à rebours des enseignements de la recherche, avec davantage de moyens consacrés au secondaire qu’au primaire » (p 20).

    Le Primaire est la base de toute scolarité réussie. Ainsi, « la maternelle et l’élémentaire sont les niveaux clés pour résoudre les problèmes qui paraissent parfois insolubles au collège » (p 51). Il est très difficile par la suite de revenir sur ce qui a été loupé dans les enseignements élémentaires, sur les connaissances et les habiletés qui n’ont pas été mises en place solidement et durablement : « Le collège fixe les niveaux scolaires des enfants acquis à la fin du primaire. Il ne permet ni véritable dépassement du niveau atteint au primaire ni comblement des difficultés accumulées. La plupart du temps, on sort du collège comme on y est entré : avec ses points forts et ses lacunes. Aujourd’hui, on retrouve à la sortie du collège les 20 % d’élèves en difficulté dès la fin de l’école élémentaire, ceux-là mêmes qui ne maîtrisent pas les savoirs fondamentaux. En somme, le collège ne parvient pas à remédier aux difficultés apparues dès l’école primaire » (p 53).

    Jean-Michel Blanquer, nouveau ministre de l'Éducation nationale

    Les enseignants explicites félicitent le nouveau ministre Jean-Michel Blanquer pour sa nomination à la tête de l’Éducation nationale et saluent en lui un authentique et fidèle soutien de leur courant pédagogique.

    L’objectif est d’établir en France une École totalement efficace grâce à une Éducation nationale complètement rénovée.

    Nous rejoignons bon nombre des objectifs tracés par Jean-Michel Blanquer dans son dernier livre, L’École de demain, et nous nous tiendrons désormais à ses côtés pour lui permettre de réussir dans la mission qui lui a été confiée.

    Bien former les générations montantes est un devoir qui nous est incontournable. Il s’agit d’un enjeu crucial pour le rayonnement culturel, économique, social et scientifique de notre pays.

    Après quarante années d’égarements pédagogiques constructivistes, il est grand temps de revenir à une École instructionniste capable d’enseigner de manière solide et durable les connaissances et les habiletés indispensables à tout citoyen éclairé et à tout travailleur compétent.

    Pour y parvenir, nous disposons de solutions basées sur des données probantes massives, récentes et incontestables. L’enseignement peut et doit devenir enfin efficace. Cela se fera notamment par la mise en œuvre dans les classes des procédures de la Pédagogie Explicite. Celles-ci permettent déjà à de plus en plus d'élèves de réussir dans leurs apprentissages grâce à des enseignants qui sont des professionnels sérieux, reconnus et respectés.

    De fait, l’École de demain commence aujourd’hui.

    Blog de Bernard Appy sur la pédagogie explicite et l'enseignement explicite.
    bernardappy.blogspot.com

    18-05-2017 om 16:26 geschreven door Raf Feys  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:directe instructie
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Do Pre-Kindergarten Curricula Matter? JA Kritiek op CEGO-visie

    Do Pre-Kindergarten Curricula Matter? JA!

    (Kritiek op eenzijdig 'whole-child curriculum ' à la Ervaringsgericht Kleuteronderwijs van CEGO en prof. Laevers).

    JADE MARCUS JENKINS AND GREG J. DUNCAN
    (In: The Current State of Scientific Knowledge on Pre-Kindergarten Effects, The Brookings Institute in the U.S.)

    Conclusions

    Given the large, persistent and consequential gaps in literacy and numeracy between high- and low-income children when they enter kindergarten, perhaps the most important policy goal of pre-k and other publicly supported early childhood education programs should be to boost early achievement skills and promote the socioemotional behaviors that support these skills.
    Federal, state and local policy can influence the effectiveness of preschool programs by prescribing curricula, as well as by regulating and monitoring early care settings. We have concentrated on curriculum policies.

    Our review of the evidence highlights that curricular supplements focused on specific school readiness skills are more successful at boosting these skills than are widely used whole-child curricula.

    Recent data show no advantages in improving academic skills from popular whole-child curricula such as Creative Curriculum, compared with a “usual practice” curricular approach developed by the teacher or district themselves.
    These results lead us to question the policy wisdom of prioritizing whole-child curricula. While it is conceivable that some kind of effective global, whole-child curriculum will be developed, there is currently no strong evidence to support these curricula as they currently exist.
    In the absence of such evidence, it may be best to focus more attention on assessing and implementing proven skill-focused curricula and move away from the comparatively ineffective whole-child approach.
    ---------------------------------------------------------------------------
    The report groups preschool curricula into three classes; whole-child, skill specific and locally developed / no curriculum. The skill specific curricula allow lots of time for play but they also include sessions in mathematics, literacy or both. These sessions feature sequenced, explicit instruction but should not be pictured as whole classes completing worksheets. Instead, the academic work takes place in small or large groups and includes elements such as storybook reading, games, art and discovery activities.

    Whole-child (sometimes termed “global” or “developmental constructivist”) curricula emphasize child-centered active learning that is cultivated by strategically arranging the classroom environment. Rather than explicitly targeting developmental domains such as early math skills, whole-child approaches seek to promote learning by encouraging children to interact independently with the equipment, materials and other children in the classroom environment.”

    The authors of the report note that children from disadvantaged backgrounds tend to start school just over one standard deviation behind their more advantaged peers in literacy and numeracy (a standard deviation is simply a standardised way of measuring the difference between two groups).

    “By devoting time and attention to academic skills, it might be feared that skill-focused curricula would preclude full development of children’s socioemotional capacities. But for the most part, such curricula generate impacts only in the developmental domain they target, such as math curricula affecting math skills, but not literacy or socioemotional skills. Importantly, developmentally appropriate skills-focused curricula do not appear to generate negative impacts on children’s development in socioemotional domains.”

    18-05-2017 om 11:18 geschreven door Raf Feys  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:kleuteronderwijs, CEGO
    >> Reageer (0)
    17-05-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dick Wursten over religie als menselijke zoektocht wars van waarheidsclaims

    De visie van Dick Wursten, een 'vrij-zinnige' gelovige en inspecteur godsdienst, spreekt me wel aan.

    Religie als een cultureel ethos...

    Pleidooi voor religie als een menselijke zoektocht, een cultureel ethos, wars van zelfgenoegzame waarheidsclaims. Liever aarzelend op weg, dan halsoverkop de afgrond in.

    Ik zit niet te wachten op zelfverzekerde gelovigen, die ferm hun geloofsovertuigingen poneren en maatschappelijke erkenning vragen voor het daaraan gelieerd gedrag. En die je vervolgens aankijken met een blik van: "waag het niet om er iets van te zeggen want 'vrijheid van godsdienst', respect!"

    Sinds de islam haar plaats opeist in de seculiere samenleving – en die is haar gegund en mag ze claimen op grond van onze onvolprezen grondwet, no need for change – hoor ik steeds vaker christenen dingen zeggen als: ’t is toch eigenlijk wel knap hoe die moslims voor hun geloof uitkomen!’ (subtekst: dat zouden wij ook meer moeten doen). Ook zie ik steeds vaker allianties ontstaan tussen behoudsgezinden uit diverse confessies rond ethische onderwerpen als homohuwelijk, abortus, euthanasie, gender-issues, en - niet te vergeten - rond ritueel slachten en de vrouwelijke hoofddoekdracht (alliantie jodendom-islam).

    Ook Mgr. De Kesel heeft zich in het recente interview in het rijtje gevoegd van christenen die zo onder de indruk van de islam zijn dat ze zich gaan spiegelen aan de islam. Hij zegt bijv:
    De allergrootste uitdaging voor onze kerk is om haar juiste plaats te vinden in deze seculiere samenleving. De westerse samenleving was nooit eerder zo seculier, maar religie was ook nooit zo sterk aanwezig als nu. Mede dankzij de islam, want die heeft godsdienst weer helemaal op de kaart gezet.

    En Mgr. De Kesel over de kerk van de toekomst:
    Het zal wel een kleinere kerk zijn, maar - en dat is veel belangrijker - het zal een meer belijdende kerk zijn, een zelfzekere kerk. Nu schamen vele mensen zich voor hun geloof. Als je iemand vraagt of hij een christen is, antwoordt hij aarzelend: 'Ja, maar...' Men belijdt zijn godsdienst met een zekere reserve. In de toekomst zal men meer zelfverzekerd christen zijn, maar zonder arrogant te worden.

    Ik zou dit graag willen tegenspreken. Ik vind dit geen vooruitgang, maar regressie. Ik zit niet te wachten op zelfverzekerde gelovigen, die ferm hun geloofsovertuigingen poneren en maatschappelijke erkenning vragen voor het daaraan gelieerd gedrag. En die je vervolgens aankijken met een blik van: "waag het niet om er iets van te zeggen want 'vrijheid van godsdienst', respect!"

    Ik vond het eigenlijk wel aangenaam dat in de 20ste eeuw de kerk geëvolueerd was in die zin dat we op dat punt wat voorzichtiger waren geworden met onze claims. Ik zelf was godsdienst en geloof beginnen te begrijpen èn opnieuw waarderen als een bijzonder complexe menselijke poging om het bestaan richting en zin te geven. Dat doe je door in dialoog te treden met oude verhalen (op een historisch-kritische en creatieve manier). Ik ervoer hoe belangrijk symbolen, rituelen, en muziek zijn als het erom gaat om je leven te structureren, zin en perspectief te geven. Het dogma moest inbinden en er kwam ruimte voor een ethos. De cultus was ingebed in een brede cultuur – en dus even onzeker en experimenteel als die cultuur – en het religieuze aspect van de identiteit stond open voor verandering, bevraging. Gelovigen in deze stijl hebben de waarheid niet in pacht, God niet in hun broekzak, en zijn nog steeds op zoek naar de zin van hun leven. Ze zijn nieuwsgierig, leergierig, op dialoog gericht. Spannend!

    Anders gezegd: Een hermeneutische benadering zowel van de bijbelse teksten (zij werden in hun context geplaatst) als van de hedendaagse mens (de menswetenschappen werden serieus genomen) begon de regel te worden. Dit kwam in de plaats van een rechtlijnige a-historische lezing van de oude teksten met dito gedragsregels. In deze richting verdergaan, godsdienst verder exploreren als een diep-menselijke zaak, dat leek me een kerk met toekomst.

    Wat Monseigneur De Kesel hekelt, de ‘aarzeling’ om zich ongegeneerd als christen te outen en de ‘gereserveerdheid’ van de geloofsbelijdenis hangt met deze ontwikkeling samen en vind ik dus geen tekort maar juist een kwaliteit van de huidige christenheid. Geef mij maar aarzelende, zoekende christenen (en moslims en..) Veel liever dan ‘zelfverzekerde christenen’, die samen met ‘zelfverzekerde moslims’ en weet ik nog welke andere zelfverzekerde levensbeschouwelijke groepen meer, hun belangen gaan opeisen in de samenleving.
    Het lijkt me voor de samenleving zelf ook geen vooruitgang.
    Dick Wursten, 26 mei 2016

    17-05-2017 om 11:54 geschreven door Raf Feys  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:Dick Wursten, religie
    >> Reageer (0)
    16-05-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Inclusiefbuitengewoon: ouders die strijden voor recht op buitengewoon onderwijs

    Nieuwe vereniging:.inclusiefbuitengewoon ouders die strijden voor recht op buitengewoon onderwijs! Verdient o.i. alle steun! Felicitaties vanwege Onderwijskrant!

    (www.inclusiefbuitengewoon.be; ook fb InclusiefBuitengewoon en twitter)

    Visie

    Deze website wil een platform zijn voor de ouders en familieleden van een kind met een beperking die naar het buitengewoon onderwijs gaat of die buitengewone zorgen nodig heeft maar dit momenteel niet voldoende krijgt. Ook de kinderen/jongeren zelf zijn hier van harte welkom!
    We hopen dat we, door ons te verenigen, een stem krijgen in het beleid rond onderwijs.


    Welke stem is dit dan?
    We willen ijveren voor het behoud van een buitengewoon onderwijs. We merken zelf dat niet ieder kind het beste onderwijs kan krijgen in een klas van het gewoon onderwijs, zelfs met de beste ondersteuning en de beste middelen. Het gewoon onderwijs kan nooit helemaal buitengewoon worden. We willen geen afbreuk doen aan ouders en kinderen waarvoor inclusie de beste optie is en respecteren dit. Maar de keuze voor een aparte en kwalitatieve buitengewone onderwijssetting moet blijven, en ouders en zeker het kind moeten er meer zeggenschap in krijgen!

    We willen ijveren voor een opwaardering van dit buitengewoon onderwijs en eventueel hervorming waar nodig. De leerkrachten, para-medici (kinesisten, logopedisten, enz…) en medewerkers verdienen beter. Het BuO wordt soms stiefmoederlijk behandeld en als ‘minderwaardig’ onderwijs aanzien. Ze zouden als volwaardige partner in het onderwijslandschap aanzien moeten worden, en het BuSO staat in dat opzicht naast BSO, ASO, KSO, TSO,...

    We gaan uit van het belang van het kind/jongere. Is dit kind/deze jongere gelukkig? Is inclusie voor hem/haar de beste oplossing? Welke tools heeft het nodig om zijn volwaardige plaats in deze maatschappij te vinden.

    We ijveren voor een buitengewoon onderwijs verbonden met één of meerdere gewone scholen zodat er een kruisbestuiving en een grotere samenwerking tot stand kan komen en leerlingen op die manier meer met elkaar in contact kunnen komen om diversiteit en acceptatie aan te moedigen. Dit vanuit het standpunt van ‘gezonde nieuwsgierigheid ‘ en begeleide interacties ipv. een opdring-cultuur. We weten allemaal dat iets niet goed werkt als het opgedrongen wordt, zeker als het over zaken gaat waar het hart en de emoties mee gemoeid zijn, zoals het accepteren van onze kinderen met welke beperking dan ook. Pestgedrag moet absoluut vermeden worden.

    Deze website wil ook proberen informatie te bundelen aangaande kinderen/jongeren met een beperking. Het is soms moeilijk om als ouders het bos door de bomen te zien ivm vrije tijds activiteiten, ondersteuningsmogelijkheden, wetgeving,…

    We onderhouden een facebookgroep waar we kort op de bal willen spelen ivm nieuwsberichten en waar je uiteraard ook je verhaal kunt vertellen en je zeg kunt doen, zolang het op een respectvolle manier gebeurt uiteraard. We hopen er te zijn voor elkaar en ook positieve berichten over onze buitengewone kinderen de wereld in te sturen...

    We zijn er voor en door de ouders van een kind met een beperking, dus heb je zelf iets wat je zou willen zien verschijnen op de website, laat het ons dan weten, we bekijken het!

    apr 2017
    ------------------------------------------------------------------------------------

    Persoonlijke brief aan de VN

    Ingediend door Annemie P. op 18/04/17
    Onderstaande brief die ik gemaakt had naar aanleiding van het voorgestelde verplichte inclusief onderwijs, werd verstuurd op 28/02/17 naar crpd@ohchr.org en InfoDesk@ohchr.org. Tot nu toe geen enkel bericht terug gekregen...


    Aan The Committee on the Rights of Persons with Disabilities,
    Aan The Office of the United Nations High Commissioner for Human Rights,

    Dit is een brief van een ouder uit België van een 15-jarige zoon met een handicap die het niet eens is met de visie rond inclusief onderwijs. Uw woorden hebben mij geschokt, ja, ik heb ervan wakker gelegen. Het druist in tegen mijn visie rond rechten van personen met een handicap en ik ben zeker niet alleen met die visie. Ik hoop dat u de tijd neemt om mijn betoog te lezen. Ik hoop dat ik een stem mag krijgen.

    Het begon allemaal met een reactie van GRIP (een organisatie die zich inzet voor inclusie van personen met een handicap in onderwijs en maatschappij) op de nieuwe nota van onze Vlaamse Minister van Onderwijs rond inclusief onderwijs. Daarin liet GRIP doorschijnen dat het Buitengewoon Onderwijs (BuO genoemd) moet verdwijnen en moet opgaan in een inclusief onderwijs, zoals verplicht door de VN. Dit was de 1e keer dat ik hoorde dat het BuO op termijn moet verdwijnen en ik was diep geschokt. Ik heb dan ook een brief gestuurd naar GRIP die ook in de krant verschenen is. Ik heb daar heel veel positieve reacties op gekregen. En ik heb ook met GRIP een serene dialoog gehad over inclusief onderwijs. Maar telkens kwam het erop neer dat we nu eenmaal verplicht zijn om het te doen ‘omdat VN het gezegd heeft’.

    Wel geachte Meneer, Mevrouw, daarom maar een brief rechtstreeks naar de ‘bron’, naar u dus, want ik stoot in mijn land, bij de mensenrechtenorganisaties op een bepaalde onwil. En ik heb het gevoel dat de VN, ongetwijfeld allemaal mensen met heel goede bedoelingen, niet goed begrijpen wat er omgaat in de harten van hun mensen. En dat er beslissingen boven mijn hoofd getroffen worden, door mensen uit verre landen, die een rechtstreeks impact hebben op mij en vele ouders van buitengewone kinderen en dat die zeker niet altijd ten goede zijn.

    Ik wil kort mijn situatie even schetsen, dat u weet van waaruit dat mijn verontwaardiging komt. Mijn zoon Joris is 15 jaar en heeft ataxie van ongekende ethiologie. Hij kan nauwelijks stappen, verplaatst zich in een manuele rolstoel sinds hij 6 jaar is. Hij kan nauwelijks schrijven door zijn moeilijkheden met de fijne motoriek. Hij heeft een IQ van 53, leest op niveau 2e leerjaar, heeft het héél moeilijk met rekenen.

    Ik neem voornamelijk aanstoot op de general comment waarin beschreven is hoe het inclusief onderwijs er moet uitzien volgens u. Ik ben het volledig oneens dat u het buitengewoon onderwijs wilt zien opgaan in een inclusief onderwijs. Dat is heel idealistisch en utopisch. En ik vind niet dat men met kinderen ideologisch moet omgaan. Men mag zomaar niet experimenteren, en dan vooral niet met uiterst kwetsbare kinderen zoals kinderen met een handicap.

    U druist met uw visie op inclusief onderwijs ook in op een aantal zaken die ook in het VN-verdrag zijn aangehaald;

    U zegt: “Respect voor verschillen en aanvaarding dat personen met een handicap deel uitmaken van de mensheid en menselijke diversiteit;”
    “Zich voorts rekenschap gevend van de diversiteit van personen met een handicap,”
    Maw: Mensen aanvaarden zoals ze zijn.
    Maar dat doet u niet. U accepteert ze niet met al hun verschillen en beperkingen, u wilt ze juist gelijk maken. Waarom moet het kind met zware beperkingen meedraaien in een klasgebeuren en waarom moet het kind steeds ‘op vol vermogen’ draaien met het reëel risico van ‘oververhitting’? Waarom moet het kind altijd horen dat iedereen gelijk is, terwijl het zich meer dan waarschijnlijk helemaal anders voelt? Is het vanuit een sociaal model? Vanuit de overtuiging dat ‘anderen’ moeten leren omgaan met mensen met een handicap? Is het in het belang van ‘de maatschappij’? Dat kan best zijn, maar ik denk nog altijd dat we het kind voor ogen moeten houden; ‘is het kind gelukkig met zijn inclusie’, niet ‘leren de andere kinderen over mensen met beperkingen’. Ze zijn geen studiemateriaal.

    U zegt: “De noodzaak erkennend de mensenrechten van alle personen met een handicap, met inbegrip van hen die intensievere ondersteuning behoeven, te bevorderen en beschermen,”
    “De gewaardeerde bestaande en potentiële bijdragen erkennend van personen met een handicap aan het algemeen welzijn en de diversiteit van hun gemeenschappen, en onderkennend dat bevordering van het volledige genot van de mensenrechten en fundamentele vrijheden en de volwaardige participatie door personen met een handicap ertoe zal leiden dat zij sterker gaan beseffen dat zij erbij horen en zal resulteren in wezenlijke vorderingen in de humane, sociale en economische ontwikkeling van de maatschappij en de uitbanning van armoede”
    Maw: Mensen met een handicap moeten zich begrepen en gelukkig voelen.
    U gaat ervan uit dat mensen met een handicap zich gelukkig voelen als ze kunnen participeren in het gewone leven. Wat als u verkeerd bent? Wat als blijkt dat inclusief onderwijs niet voor àlle kinderen goed is? Wat als blijkt dat na verloop van tijd het BuO in ons land nog zo slecht niet was, maar o jammer, we hebben het al afgeschaft omdat ‘het moet van de VN’? Wat gebeurt er met de kinderen die helemaal niet aarden in het inclusief onderwijs? Moeten ze dan volledig afgezonderd worden? Ontdaan van alle mogelijkheden van enig onderwijs? Is thuisonderwijs dan nog de enige optie? Wat met kinderen die een lage levensverwachting hebben? Wat als de handicap niet weg is, ook al verwijder je alle barrières in de maatschappij? Waarom onderkent u de medische kant van een handicap? Wat als zorg primeert op educatie? Of is zorg ondergeschikt?

    U zegt: “Respect voor de inherente waardigheid, persoonlijke autonomie, met inbegrip van de vrijheid zelf keuzes te maken en de onafhankelijkheid van personen”
    “Het belang voor personen met een handicap erkennend van individuele autonomie en onafhankelijkheid, met inbegrip van de vrijheid hun eigen keuzes te maken,”
    “Overwegend dat personen met een handicap in de gelegenheid moeten worden gesteld actief betrokken te zijn bij de besluitvormingsprocessen over beleid en programma’s, met inbegrip van degenen die hen direct betreffen,”
    Maw: Keuzevrijheid en inspraak voor mensen met een handicap
    Maar dat doet u niet. Educatie moet een basisrecht zijn en inclusief onderwijs mag geen plicht worden. U beknot de keuzevrijheid voor mij en mijn kind. Wat als zou blijken dat bepaalde kinderen met een ernstige handicap zich vrijelijk zouden kunnen uitdrukken en zouden aangeven dat ze liever niet naar een ‘gewone’ school zouden gaan? Wij ‘gewone mensen’ gaan daar van uit maar misschien is dat wel helemaal niet zo. En dan zijn het vooral de ouders die hun kind het beste kennen en die dit kunnen aangeven.

    U zegt: “Ervan overtuigd dat het gezin de natuurlijke hoeksteen van de samenleving vormt en recht heeft op bescherming door de samenleving en de Staat en dat personen met een handicap en hun gezinsleden de nodige bescherming en ondersteuning dienen te ontvangen, teneinde hun gezinnen in staat te stellen bij te dragen aan het volledige genot van de rechten van personen met een handicap en wel op voet van gelijkheid met anderen,”
    Ik beroep mij, als ouder, op mijn recht om het beste te willen voor mijn kind. Ik en meerdere professionelen met mij, ben stellig van mening dat inclusief onderwijs niet de juiste aanpak is voor mijn kind met meervoudige beperkingen. Ik wil niet dat mijn kind telkens tegen zijn onkunde botst en daarmee geconfronteerd wordt, want dàt hij niet slim is begrijpt hij heel zeker! Ik wil een omgeving speciaal aangepast voor mijn kind, waar er àltijd speciale aandacht is voor wat hij wél kan. Ik wil dat hij omringd wordt met kinderen zoals hij, zodat hij zich niet altijd het buitenbeentje moet voelen en ook voelt dat hij niet alleen is met zijn problemen. Speciaal onderwijs is een dienst in een speciale plaats voor bepaalde kinderen. En in simpele bewoordingen van mijn kind uitgelegd: ‘Schaf mijn school niet af aub. Ik ga heel graag naar school en wil dat die blijft.’ HIJ IS GELUKKIG! Waar haalt u het recht vandaan om voor mij en mijn zoon te beslissen welk soort onderwijs wij krijgen. De vrijheid van de één stopt waar die van de ander begint.

    U zegt: “Respect voor de zich ontwikkelende capaciteiten van kinderen met een handicap en eerbiediging van het recht van kinderen met een handicap op het behoud van hun eigen identiteit.”
    Ik ben er zeker van dat sommige kinderen meer leren in een gespecialiseerde omgeving dan ze ooit zouden kunnen leren in een inclusieve klasomgeving. Het BuO heeft juist als belangrijk doel om het kind met handicap voor te bereiden op de maatschappij. En dat doen ze op veel verschillende manieren, op cognitief en vooral ook op sociaal en emotioneel vlak. Enkel een kind dat zich goed voelt komt tot leren. Er zijn wel degelijk projecten van inclusie vanuit het buitengewoon onderwijs. Er is reeds een interactie aan het groeien met het gewoon onderwijs. Het is niet zo dat het kind in het buitengewoon onderwijs volledig afgesloten wordt van de maatschappij. We stoppen ze niet weg om ze te vergeten. Neen, we geven hun de tools om om te gaan met de maatschappij, een basis waarop ze hun verder leven kunnen verder bouwen.

    U zegt: ”1.De Staten die Partij zijn nemen alle nodige maatregelen om te waarborgen dat kinderen met een handicap op voet van gelijkheid met andere kinderen ten volle alle mensenrechten en fundamentele vrijheden genieten.
    2. Bij alle beslissingen betreffende kinderen met een handicap vormen de belangen van het kind een eerste overweging.
    3. De Staten die Partij zijn waarborgen dat kinderen met een handicap het recht hebben vrijelijk blijk te geven van hun opvattingen over alle aangelegenheden die hen betreffen, waarbij op voet van gelijkheid met andere kinderen en in overeenstemming met hun leeftijd en ontwikkeling naar behoren rekening wordt gehouden met hun opvattingen en waarbij zij bij hun handicap en leeftijd passende ondersteuning krijgen om dat recht te realiseren.”
    Voor mij is dit het belangrijkste in de hele discussie: de belangen van het kind zijn de eerste overweging. Laat de kinderen én hun ouders zelf kiezen hoe ze hun recht op onderwijs ingevuld zien. Nu ontneemt u ons dat recht van keuze van onderwijs, en dat kan niet de bedoeling zijn, hoop ik!

    Het verbaast me verder dat u wel toelaat dat er handicapspecifiek sport- en recreatieactiviteiten bestaan. Gelukkig maar, anders was dit verdrag misschien het einde van de Paralympics. Paralympics is oke, special education niet… Eigenlijk vraagt u, met betrekking tot het onderwijs, om een inclusieve olympics waar de rolstoelatleten moeten wedijveren met de lopers. Uitgaande van de gedachte dat het beter is mee te doen dan mee te kunnen en dan verwachten dat de persoon in een rolstoel dat helemaal niet erg vindt, en met het argument dat dit dé manier is waarop hij/zij kan groeien tot de beste versie van zichzelf. Het spijt me, maar ik zie het niet, ik word er eerder triest en kwaad van…

    Inclusief als het kan en gewild is, absoluut! Maar alstublieft, schaf het buitengewoon onderwijs, zoals ze de dag van vandaag bestaat, niet af. Laat de kinderen en de ouders de beste onderwijsoptie KIEZEN zodat het kind GELUKKIG is (ipv zo geschoold mogelijk) en zijn eigen plaats in deze wereld kan leren vinden.

    Getekend,
    Annemie Pupe

    Onderstaande brief die ik gemaakt had naar aanleiding van het voorgestelde verplichte inclusief onderwijs, werd verstuurd op 28/02/17 naar crpd@ohchr.org en InfoDesk@ohchr.org. Tot nu toe 
    inclusiefbuitengewoon.be

    16-05-2017 om 15:43 geschreven door Raf Feys  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-05-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen. Nieuwe ZILL-leerplannen, maar nog geen nieuwe eindtermen!

    Commissie voor Onderwijs 27 april: Nieuwe ZILL-leerplannen, maar nog geen nieuwe eindtermen!

    Vraag om uitleg over ZILL, het nieuwe leerplan basisonderwijs in het Katholiek Onderwijs Vlaanderen, en de verhouding ervan tot de op stapel staande nieuwe eindtermen

    1.Koen Daniëls (N-VA)

    Voorzitter, ik heb een vraag om uitleg over de verhouding tussen een nieuw leerplan en de op stapel staande nieuwe eindtermen. Op 30 maart 2017 heeft de commissie Onderwijs een hoorzitting gehouden met de pedagogische begeleidingsdiensten. Ze hebben allemaal uiteengezet hoe ze werken en waar ze mee bezig zijn. Op het einde heeft de begeleidingsdienst van het Katholiek Onderwijs, enigszins buiten de scope van de vergadering, gesteld dat er een volledig nieuw leerplan voor het basisonderwijs zou zijn met de naam ‘Zin in leren! Zin in leven!’ (ZILL). De dame in kwestie heeft een zeer lijvig werkstuk getoond en de pedagogische begeleidingsdienst heeft ook zeer veel werk geïnvesteerd in dat nieuw leerplan.

    Los van de evaluatie van het rapport-Monard over de tijdsbesteding van de pedagogische begeleidingsdienst is hieraan toegevoegd dat de begeleidingsdienst volop werkte aan de implementatie van dit nieuw leerplan. Er is ook een website, die ik ondertussen eens heb bekeken.
    Naar verluidt, zou het Katholiek Onderwijs Vlaanderen eind 2016 het nieuw leerplan ZILL bij de Vlaamse onderwijsinspectie hebben ingediend met het oog op een snelle invoering in het gewone basisonderwijs. Tijdens het schooljaar 2016-2017 zouden reeds een aantal proeftuinen zijn gestart om de scholen kennis te laten maken met het nieuw leerplanconcept.

    Sinds het einde van 2015 is het debat over de vernieuwde eindtermen in een stroomversnelling gekomen. Er zijn hoorzittingen in het Vlaams Parlement gehouden. We hebben de Vlaamse Scholierenkoepel hierbij betrokken. We hebben alle Vlaamse provincies bezocht. De commissie heeft een werkbezoek aan Schotland gebracht. Er is de publieke campagne ‘Van leRensbelang?’ geweest en tienduizenden deelnemers hebben samengewerkt om na te gaan wat kinderen in de toekomst op school zouden moeten leren. Dit gaat zeer breed. Het begint in de kleuterstroom en gaat tot de uitstroom naar het lager secundair onderwijs.

    Momenteel werken we met meerderheid en oppositie samen verder aan de uitwerking van een nieuw begrippenkader en kader voor de eindtermen en de invulling. Ik ben dan ook blij dat er nog een aantal leden van de oppositie aanwezig zijn. Volgens de huidige timing zullen de nieuw eindtermen op 1 september 2018 worden geïmplementeerd. De eindtermen sluiten natuurlijk aan bij elkaar. Ik verwijs in dit verband naar wat we in Schotland hebben gezien met de zogenaamde leerlijn, die zich uiteraard uitstrekt van het kleuteronderwijs tot en met het einde van het secundair onderwijs.

    Minister, tijdens de commissievergadering hebben een aantal commissieleden, waaronder ikzelf, een aantal vragen opgeworpen die ik u nu ook graag zou stellen.Gezien het feit dat het nieuw leerplan eind 2016 voor goedkeuring bij de Vlaamse onderwijsinspectie zou zijn ingediend, vraag ik me af op basis van welke eindtermen, ontwikkelingsdoelen, referentiekaders en decretale definities de Vlaamse onderwijsinspectie zich zal baseren. Ik vermoed dat ze zich zullen baseren op wat op dat ogenblik van toepassing was.
    Het reeds vermelde nieuwe leerplan ZILL zou op 1 september 2018 worden ingevoerd. Dit zou samen gebeuren met de nieuwe eindtermen, want dat is ook een doelstelling. Ik vraag me af hoe dit nieuw leerplan dan kan voldoen aan de nieuwe eindtermen, ontwikkelingsdoelen, referentiekaders en decretale definities die momenteel nog in ontwikkeling zijn.

    Er is ons verteld dat volop vormingen over het nieuwe leerplan aan de gang zijn. Leerkrachten en scholen investeren tijd om hun huidige werkwijze tot de nieuwe werkwijze om te vormen. Op zich kan ik daar geen waardeoordeel over uitspreken. Daar kruipt echter veel tijd in, ook met betrekking tot het maken en aanpassen van plannen. Er is bijgevolg een reële kans dat dit werk in de nabije toekomst opnieuw moet worden verricht zodra de nieuwe eindtermen, ontwikkelingsdoelen, referentiekaders en decretale definities er zijn.

    Bij leerkrachten en scholen kan dit het gevoel versterken dat de planlast en administratieve last verhoogt. Hoe kunt u dit voorkomen? Het gaat niet enkel om de administratie van de scholen. Het gaat ook om de tarra van de leerkrachten.
    Ik weet niet of het nieuw leerplan u al bekend is of dat u misschien al een advies van de Vlaamse onderwijsinspectie hebt ontvangen. Is in het nieuw leerplan voldoende rekening gehouden met de regelgeving die stelt dat het leergebied wetenschap en techniek een apart leergebied moet zijn? Op die manier moet hier voldoende aandacht aan worden geschonken en moet dit in de schijnwerper worden geplaatst. Ik wijs er nogmaals op dat dit in het schooljaar 2015-2016 apart had moeten zijn. Ik heb de doelen bekeken. Dit staat nog steeds binnen dezelfde kolom. Kan een leerplan dat dit leergebied niet apart behandelt volgens u worden goedgekeurd?
    Wanneer mogen we, tot slot, het rapport van de Vlaamse onderwijsinspectie over dit nieuw leerplan verwachten?

    2. Elisabeth Meuleman (Groen)

    Minister, ik heb tijdens de hoorzitting toch ook wel de wenkbrauwen gefronst. We zijn volop bezig met het voeren van een eindtermendebat. We zijn met de mensen die daarmee bezig zijn, er toch van uitgegaan dat het wel een en ander zal veranderen.

    Eerst en vooral is er, zoals de heer Daniëls ook zei, een maatschappelijk debat geweest dat aangetoond heeft dat er vanuit de maatschappij echt wel wat vragen zijn. De eindtermen zijn twintig jaar oud, de maatschappij is veranderd en we hebben dat gevoeld aan alles wat we hebben binnengekregen. Leerlingen vragen zaken die in de eindtermen zouden moeten zitten en zeker zouden moeten worden versterkt; werkgevers vragen zaken die extra zouden moeten worden toegevoegd. Er is een maatschappelijke vraag om de eindtermen echt wel te moderniseren, en we willen dat ernstig nemen.

    We zijn in de vergaderingen ook vertrokken van de peilingproeven. Er zijn dan wel eindtermen, maar is een groot verschil in de manier waarop die worden behaald. Door bepaalde zaken worden die eindtermen absoluut niet gehaald door de meerderheid van de leerlingenpopulatie. Wat voor zin heeft het dan dat wij minimumdoelen vastleggen? Er moet iets veranderen, ofwel aan die doelen zelf, ofwel aan de manier waarop die worden bereikt. Heel wat partijen zijn tot de conclusie gekomen dat het bijzonder belangrijk is dat duidelijk is voor de leerkrachten welke de eindtermen zijn die vanuit de overheid worden gevraagd. Nu zijn er de eindtermen, maar er zijn ook de leerplannen en de handboeken.

    Leerkrachten – en dat is echt een vraag vanuit het veld – zien door het bos de bomen niet meer. Ze weten niet welke eindtermen men echt moet behalen en waarop men door de inspectie wordt beoordeeld, wat dan leerplan is en wat dan handboek is. Het is dan ook de mening van mijn partij, maar ook van het veld, dat het belangrijk is dat in de leerplannen zichtbaar is welke de eindtermen zijn, zodat leerkrachten de gelaagdheid kunnen vatten. Als men op het einde van het jaar echt gehaast is en wil weten welke leerstof essentieel is, dan moet dat duidelijk zijn. We moeten vertrouwen geven aan scholen, maar ook kan leerkrachten, om eigenaar te zijn van de materie waarover ze les moeten geven en om zelf te kunnen nadenken over hoe ze bepaalde zaken gaan overbrengen aan leerlingen.

    Ik vind het zeer raar dat men al leerplannen zou opmaken zonder dat geweten is welke nieuwe eindtermen zullen worden vastgelegd. Ik denk dan dat die eindtermen niet zichtbaar en herkenbaar aanwezig zullen zijn in die leerplannen. Voor mijn partij en voor een aantal collega’s ook is dat toch wel fundamenteel.
    Ik moet dus zeggen dat ik toch ook wel verbaasd was en dat ik enigszins de verwondering van de heer Daniëls begrijp en kan ondersteunen.

    3.Minister Hilde Crevits

    Mijnheer Daniëls, ik zal met uw laatste vraag starten. Ik kan moeilijk zeggen wanneer we het rapport mogen verwachten, want het nieuw leerplan is nog niet bij de administratie ingediend. Dat was gisteren toch de stand van zaken. U kijkt nu naar iemand anders. Ik kan me inbeelden waarom. We hebben het echter nagevraagd: het leerplan is nog niet voor goedkeuring ingediend.
    Zelfs indien dat wel zou zijn gebeurd, zou de Vlaamse onderwijsinspectie zich moeten baseren op de bestaande eindtermen om een stempel te kunnen zetten. U bent een pedagoog en geen jurist. We kunnen moeilijk een leerplanstop in Vlaanderen invoeren omdat we in het Vlaams Parlement aan nieuwe eindtermen werken. Ik weet immers niet hoe lang het proces betreffende de eindtermen zal duren. Sowieso moet de Vlaamse onderwijsinspectie zich baseren op wat bestaat.

    Aangezien het leerplan niet is ingediend, kan ik moeilijk een inhoudelijke discussie voeren. Ik begrijp au fond echter wel uw bezorgdheid. We zijn met die oefening bezig. Het zou jammer zijn indien nu een leerplan wordt ingediend en er later nieuwe eindtermen komen.
    De vraag is echter of dit wel een groot probleem zou zijn. Wat het curriculum betreft, tekenen zich immers tendensen af die volgens mij veel worden gedeeld. Het gaat dan om interdisciplinariteit, samenhang, het belang van transversale vaardigheden, informatieverwerking, kritisch denken, samenwerken en probleemoplossend denken. Die elementen staan centraal in het Vlaams eindtermendebat en in de aanbevelingen van de Vlaamse Scholierenkoepel. Vorige week heb ik een debat met ondernemers bijgewoond. De belangrijkste vraag die me daar is gesteld, is of ik het hokjesdenken kan verlaten en de focus meer op die interdisciplinariteit kan leggen.

    Meer dan de huidige leerplannen, laat het leerplan ruimte voor eigenaarschap en biedt het scholen beleidsruimte. Ik moet opletten, want ik mag niets zeggen over een document dat nog niet is ingediend of beoordeeld. Voor mij is het belangrijk dat er meer beleidsruimte voor de scholen komt. Dat is een van de goedkeuringscriteria van de Vlaamse onderwijsinspectie. Dit staat los van de toetsing die nog moet gebeuren zodra het leerplan effectief is ingediend.

    Mijnheer Daniëls, u hebt nog een opmerking gemaakt over wetenschappen en techniek. Eerst en vooral wil ik erop wijzen dat de Vlaamse overheid heeft beslist dat er twee leergebieden zijn. Het oude leergebied wereldoriëntatie wordt gesplitst in mens en maatschappij en wetenschappen en techniek. Voor mij is het belangrijk dat beide leergebieden zeer herkenbaar aanwezig zijn in de leerplannen. Dit geldt ook voor de andere thema’s die uit de tendensen blijken.
    De indeling in leergebieden is geen criterium waaraan een leerplan moet voldoen om te worden goedgekeurd. De indeling is ook niet bedoeld om een bepaalde structuur te verlenen aan het onderwijsaanbod in de klas of op school. De school is op dat vlak vrij. Het leerplan moet wel de doelstellingen bevatten die noodzakelijk zijn om de eindtermen of basiscompetenties te bereiken of om de ontwikkelingsdoelen na te streven. Het leergebied moet herkenbaar aanwezig zijn.
    Ik heb van de gelegenheid gebruik gemaakt om na te gaan of bij de Vlaamse onderwijsinspectie al een leerplan wetenschappen en techniek of mens en maatschappij is ingediend. Geen van de onderwijsverstrekkers heeft dat tot nu toe gedaan.

    Ik heb uw laatste vraag eigenlijk al beantwoord. Aangezien er nog geen datum van indiening is, kan ik u nog geen timing geven voor het rapport van de Vlaamse onderwijsinspectie.

    4.Koen Daniëls (N-VA)

    Ik ben wel erg verbaasd dat er nog niets binnen is bij de inspectie, want aan de scholen wordt wel gezegd dat men op elk moment verwacht dat de inspectie daarover een uitspraak gaat doen. Men gebruikt dat ook als argument om die scholen aan te zetten om met het nieuwe leerplan aan de slag te gaan en mensen af te vaardigen naar begeleidingen. Dat is hier vorige week in de commissie tijdens de hoorzitting zeer duidelijk gezegd door de betrokken pedagogisch directeur van de koepel. Ik maak me er toch een beetje zorgen over. Ook op de betrokken website vindt u dit terug.
    Ik ben blij dat u mijn bekommernis deelt in het licht van potentiële planlast, om nu dingen te doen die dan eventueel moeten worden bijgestuurd.

    Ik deel uw mening dat er een aantal globale zaken zijn waarover we het eens zijn, maar niet over de eindtermen zelf: bijvoorbeeld over wat er zeker in wetenschap en techniek zou moeten zitten, maar ook bijvoorbeeld over burgerschap of over EHBO of over financiële geletterdheid, waarover de Gezinsbond een heel duidelijk en zeer goed advies heeft gegeven of over wat de Vlaamse Scholierenkoepel naar voren brengt. We kunnen een glazen bol hebben, maar ik weet niet hoe goed die glazen bol werkt bij de ontwikkelaars van het leerplan om al te kunnen zien hoe dit parlement, hoe de ontwikkelcommissies, hoe de referentiekaders, hoe het hoger onderwijs daarmee zal omgaan. Ik hoor in uw antwoord dat u zegt dat het de verantwoordelijkheid is van diegenen die dit opstellen en dat u er op dit moment nog niet op kunt antwoorden omdat er nog niet is ingediend, laat staan dat het beoordeeld is door de inspectie.

    Minister, ik vind het niet onbelangrijk dat u in deze commissie dit signaal meegeeft en dat we tenminste aan de scholen en de leerkrachten kunnen zeggen: ‘Hold your horses, want op dit moment is er nog niets beslist, laat staan goedgekeurd, laat staan ingediend.’

    5.Kathleen Helsen (CD&V)

    Collega’s, ik was niet van plan om iets te zeggen, maar na jullie gehoord te hebben, wil ik toch drie dingen zeggen.
    Collega Meuleman, ik volg u volledig wanneer u zegt dat we vertrouwen moeten geven. Er is heel veel expertise aanwezig in het veld en de vraag is natuurlijk op welke manier wij als overheid een aantal dingen moeten formuleren en welke ruimte we moeten geven aan het veld. Daar moeten we vertrouwen vooropstellen. De Vlaamse Regering heeft dat ook als uitgangspunt genomen voor deze legislatuur. De vraag is hoe we dat concreet invullen. Ik vind dat we voldoende ruimte moeten geven en echt moeten geloven in de expertise die aanwezig is.

    Collega Daniëls zegt regelmatig in dit parlement dat wij kwalitatief sterk onderwijs hebben. Dat betekent dat wij vertrouwen mogen hebben in de kracht van het onderwijsveld. Als wij het hebben over eindtermen en hoe we daarmee omgaan, mogen we dat dan ook vooropstellen, want het gaat over kwaliteitsbewaking.

    Als een nieuw leerplan de kwaliteit van ons onderwijs niet in de weg staat, dan zie ik op dit moment niet echt een probleem. Waarom? Ik vind iets raar aan wat jullie zeggen. Er is een maatschappelijk debat geweest. Dat is zeer goed geweest, want het heeft duidelijk aangegeven wat onze samenleving van het onderwijs verwacht. Wij hebben ook aan de administratie gevraagd om een screening te doen. We hebben uit dat maatschappelijk debat heel veel informatie gekregen. We hebben aan de administratie gevraagd om van al die elementen die de samenleving vraagt om in het onderwijs aan bod te laten komen, na te gaan welke vandaag nog niet aan bod komen. Die screening is gebeurd. Daaruit is gebleken dat er weinig elementen uit het maatschappelijk debat zijn die vandaag niet aan bod komen. Vandaar dat het mij verwondert dat u zegt dat de samenleving andere verwachtingen stelt.

    Wat wel naar voren is gekomen, is dat er andere prioriteiten worden gesteld. We moeten dus nagaan of de prioriteiten die we vandaag in de eindtermen stellen, overeenkomen met die die de samenleving verwacht en die uit het maatschappelijk debat naar voren zijn gekomen. Wij hebben kunnen vaststellen dat er een verschuiving is: de persoonlijke en sociale ontwikkeling is veel sterker op de voorgrond gekomen in het maatschappelijk debat. Een evaluatie is dus nodig. Maar als u het over de inhoud hebt, wil ik toch wel zeggen dat de screening toch wel duidelijkheid heeft gebracht dat er geen of nauwelijks nieuwe elementen naar voren zijn gekomen.Dit wou ik toch zeggen na de input die jullie hebben gegeven.

    6.Minister Hilde Crevits

    Collega’s, ik zou me willen houden aan de vraag die is gesteld door collega Daniëls. Er is een zeer uitgebreid debat aan het ontstaan over wat er in de eindtermen moet of niet.
    Voor mij is er het regeerakkoord, waarin ik een uitdrukkelijke opdracht heb gekregen om te zorgen voor een meer heldere formulering van de eindtermen en voor minder eindtermen. Ik zal mij ook getrouw kwijten van deze opdracht.
    Ik vind persoonlijk dat het weinig zin heeft om alles dicht te betonneren zodat er geen enkele vrijheid meer is voor scholen en om niet alleen het wat te bepalen maar ook het hoe. Het is een heikele grens die we op de best mogelijke wijze moeten proberen te bewaken.

    Collega Daniëls, ik zal mij nog eens informeren over het al of niet ingediend zijn, want als men zegt dat het is ingediend en het is niet ingediend, dan vind ik dat verrassend.
    Ik kijk uit naar de verdere debatten en gesprekken die jullie onder elkaar zullen voeren over onze zo geliefde en beminde eindtermen in Vlaanderen.
    7.Koen Daniëls (N-VA)
    Mijn vraag is vooral ingegeven door de mensen die het moeten doen, de leerkrachten. We waren het er allemaal over eens dat de leerkrachten het verschil niet zien of toch weinig kennen, laat staan ermee bezig zijn. Een leerkracht is bezig met het afwerken van zijn leerplan omdat dat is wat hij kent.

    Een leerkracht is niet bezig om te zorgen dat de minimumdoelen die zijn vastgelegd door de overheid bij de meerderheid van de leerlingen worden bereikt, want die zitten vervat in de eindtermen. Dan komen we op die vervatheid.
    Mevrouw Helsen, we moeten er wel voor opletten dat we niet zeggen dat de debatten die we hebben gehad, eigenlijk niet uitmaken omdat er een passe-partout is die erop past. Dat zou zeer jammer zijn en tegengesteld aan alle debatten, provinciale avonden – ik heb ze allemaal meegemaakt –, de debatten hier in het Vlaams Parlement en de zaken waarvan geopperd is dat ze er wel in moeten zitten. Ik denk aan EHBO, financiële geletterdheid en burgerschapsvorming. Er zijn toch al een aantal schoten voor de boeg gelost waarvan iedereen het erover eens is dat ze erin moeten zitten. Het hoe en het wat, is wel nog een andere zaak, en dan vooral het wat. Op dat vlak moeten we opletten.

    Minister, u hebt het terecht over een duidelijke formulering en een reductie. Het duidelijk formuleren van eindtermen die zeer duidelijk zichtbaar zijn in een leerplan, geeft aan een leerkracht vrijheid. Ze weten dan wat eindterm is, wat uitbreiding en wat differentieel. Op die manier is het duidelijk zichtbaar. Het probleem momenteel is dat hij dat niet ziet. Voor mensen die deze commissie volgen, is het duidelijk dat het leerplan zeker en vast nog niet is goedgekeurd, laat staan ingediend. U zult dat nakijken. Het zou raar zijn als ze na uw vraag zeggen dat het wel is ingediend en dat ze erover hadden gezien. Als ik het lijvige document bekijk, dan is dat geen stuk dat men kan missen. Ik weet ook dat daar de nodige contacten zijn. Er zal dus wel wat navraag zijn gedaan.
    Tot slot, we moeten de oefening van de eindtermen maken. Die oefening maakt wel degelijk uit. De logische volgorde is: eindtermen, leerplannen, leerkrachten, bijscholing, handboeken enzovoort



    09-05-2017 om 12:51 geschreven door Raf Feys  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:Eindtermen, ZILL
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 30/04-06/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 11/12-17/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017
  • 20/11-26/11 2017
  • 13/11-19/11 2017
  • 06/11-12/11 2017
  • 30/10-05/11 2017
  • 23/10-29/10 2017
  • 16/10-22/10 2017
  • 09/10-15/10 2017
  • 02/10-08/10 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 11/09-17/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 21/08-27/08 2017
  • 14/08-20/08 2017
  • 07/08-13/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 24/07-30/07 2017
  • 17/07-23/07 2017
  • 10/07-16/07 2017
  • 03/07-09/07 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 19/06-25/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 22/05-28/05 2017
  • 15/05-21/05 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 24/04-30/04 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 10/04-16/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 27/03-02/04 2017
  • 20/03-26/03 2017
  • 13/03-19/03 2017
  • 06/03-12/03 2017
  • 27/02-05/03 2017
  • 20/02-26/02 2017
  • 13/02-19/02 2017
  • 06/02-12/02 2017
  • 30/01-05/02 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 09/01-15/01 2017
  • 02/01-08/01 2017
  • 26/12-01/01 2017
  • 19/12-25/12 2016
  • 12/12-18/12 2016
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 14/11-20/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 19/09-25/09 2016
  • 12/09-18/09 2016
  • 05/09-11/09 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 04/07-10/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 13/06-19/06 2016
  • 06/06-12/06 2016
  • 30/05-05/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 04/04-10/04 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 15/02-21/02 2016
  • 08/02-14/02 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 18/01-24/01 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 14/12-20/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 30/11-06/12 2015
  • 23/11-29/11 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 09/11-15/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 28/09-04/10 2015
  • 21/09-27/09 2015
  • 14/09-20/09 2015
  • 07/09-13/09 2015
  • 31/08-06/09 2015
  • 24/08-30/08 2015
  • 17/08-23/08 2015
  • 10/08-16/08 2015
  • 03/08-09/08 2015
  • 27/07-02/08 2015
  • 20/07-26/07 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 06/07-12/07 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 08/06-14/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 18/05-24/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 20/04-26/04 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 30/03-05/04 2015
  • 23/03-29/03 2015
  • 16/03-22/03 2015
  • 09/03-15/03 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 09/02-15/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 19/01-25/01 2015
  • 12/01-18/01 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 29/12-04/01 2015
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 03/11-09/11 2014
  • 27/10-02/11 2014
  • 20/10-26/10 2014
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 29/09-05/10 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 15/09-21/09 2014
  • 08/09-14/09 2014
  • 01/09-07/09 2014
  • 25/08-31/08 2014
  • 18/08-24/08 2014
  • 11/08-17/08 2014
  • 04/08-10/08 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 21/07-27/07 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 07/07-13/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 26/05-01/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 12/05-18/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 28/04-04/05 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 31/03-06/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 17/03-23/03 2014
  • 10/03-16/03 2014
  • 03/03-09/03 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 13/01-19/01 2014
  • 06/01-12/01 2014
  • 30/12-05/01 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 16/12-22/12 2013
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 11/11-17/11 2013
  • 04/11-10/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs