Veel leerlingen s.o halen eindtermen niet; weinig studenten wiskunde kiezen voor onderwijs
Te veel leerlingen secundair onderwijs halen de eindtermen wiskunde niet en te weinig studenten wiskunde kiezen voor onderwijs
"Aanleiding is een onderzoek naar het behalen van de eindtermen wiskunde in de laatste graad van het secundair onderwijs, dat op een colloquium wordt voorgesteld. Philippe Cara, wiskundeprofessor van de Vrije Universiteit Brussel en ondervoorzitter van het Belgisch Wiskundig Genootschap, kon al een voorlopige versie van het onderzoek inkijken. Volgens... hem beloven de resultaten "dramatisch" te worden. Uit eerder onderzoek blijkt bovendien dat de wiskunde-eindtermen ook in de eerste twee graden te vaak niet gehaald worden.
Cara zegt dat een van de meest prangende problemen de achtergrond van de nieuwe wiskundeleerkrachten is. Minder dan twintig afgestudeerde wiskundigen in Vlaanderen kozen vorig jaar voor het onderwijs."
Commentaar
1. Dat zoveel leerlingen de eindtermen 3de graad niet halen is inderdaad zorgwekkend. Niet verwonderlijk uiteraard daar ook veel leerlingen 1ste graad de eindtermen niet haalden. Dit laatste is o.i. voor een groot deel te wijten aan de leerplannen (en aan de constructivistische filosofie van eindtermen en leerplanne.).
2.:Jammer genoeg vermeldt prof. Cara niet hoeveel % van de wiskunde-studenten voor onderwijs kozen. Het probleem is niet enkel dat weinig wiskunde- studenten voor wiskunde kiezen, maar wellicht nog meer dat heel weinig leerlingen eind s.o. nog voor wiskunde kiezen. 50 jaar geleden waren er veel minder s.o.-leerlingen dan op vandaag, maar er waren minstens 3x meer studenten die voor wiskunde kozen dan op vandaag.
Verschillende wiskundeprofessoren pleiten vandaag voor meer wiskundigen voor de klas. Aanleiding is een onderzoek naar het behalen van de eindtermen wiskunde
Volgens Nobelprijswinnaar economie. Paul Krugman is het digitale tijdperk fel overroepen. Zou het kunnen dat de vele oproepen voor het centraal stellen van digitale vaardigheden in het onderwijs ook overroepen zijn? Graag een debat!
Citaten:
"Iedereen zegt te weten dat we in een tijdperk van ongelooflijke snelle technologische veranderingen leven, waarin alles anders wordt. Maar als iedereen het nu eens bij het verkeerde eind zou hebben? ... De nieuwe technologieën hebben t...ot grote krantenkoppen geleid, maar nauwelijks economisch resultaat opgeleverd.
Ik weet in ieder geval dat we de hype moeten temperen. Schrijven en aan één stuk doorpraten over hoe de nieuwe technologie alles verandert, kan namelijk onschuldig lijken, maar leidt in de praktijk de aandacht af van fundamentele zaken en is als een excuus om daar slecht mee om te gaan. Als je teruggaat naar de jaren 30, tref je veel invloedrijke personen aan die dezelfde dingen zegden die dergelijke mensen vandaag zeggen: pleidooien voor radicale technologische veranderingen en over een beroepsbevolking die niet over de juiste vaardigheden voor het nieuwe tijdperk zou beschikken. Dankzij de Tweede Wereldoorlog kregen we destijds eindelijk de stimulans van de vraag die we nodig hadden, en al die zogenaamd ongekwalificeerde werknemers bleken in de moderne economie opeen heel goed mee te kunnen.
Begrijp ik dan niet dat alles nu anders is? Wel, ik begrijp waarom de mensen dat graag zeggen (dat de beroepsbevolking niet over de juiste vaardigheden beschikt). Maar daarom is het nog niet waar."
M-decreet: illusoire en impulsieve voorstellen in âImpulsâ maart 2015
M-decreet: illusoire en impulsieve voorstellen in Impuls maart 2015
1. Pleidooien voor radicale hervormingen, aanpassing van onderwijs
Het onderwijstijdschrift Impuls besteedde in maart j.l. een themanummer aan het M-decreet. We merken niet enkel dat de redactie het decreet kritiekloos omarmt, maar ook allerhande radicale, utopische en nefaste aanpassingen van het onderwijs aan de noden van de inclusieleerlingen formuleert. In de bijdrage M-decreet: vloek of zegen? poneert pedagoog-directeur Peter Op t Einde dat het M-decreet tot een totale omwenteling van het onderwijs en van de taak van een leerkracht zou moeten leiden. Hij pleit zelfs voor het opdoeken van het jaarklassensysteem - o.i. het fundament van gestructureerd onderwijs dat al heel lang zijn degelijkheid en onverwoestbaarheid bewezen heeft.
We merken dat ook Katrijn Jansegers (VSKO-begeleider) en Lies Peperstraete (Arteveldehogeschool) in hun M-decreetsuggesties over de organisatie van de schoolpraktijk het afstappen van het jaarklassensysteem voostellen. Ze schrijven: Denk eraan dat het niet wettelijk verplicht is om de samenstelling van de klasgroepen te organiseren op basis van leeftijd (het jaarklassensysteem); denk eraan dat de leerdoelen niet na één jaar behaald moeten worden wanneer dat niet kan en dat doelen op verschillende tijdstippen geëvalueerd kunnen worden; aanvaard dat redelijke aanpassingen voor kinderen met specifieke behoeften een recht zijn.
In een andere bijdrage stellen een viertal VUB-onderwijskundigen binnenklasdifferentiatie (BKD) voor als het wondermiddel om de door het M-decreet vereiste redelijke aanpassingen voor inclusieleerlingen te bieden. In hun BKD-voorbeelden blijkt o.i. de praktijkvreemdheid van deze onderwijskundigen en van hun voorstellen.
2. Op t Einde : M-decreet vereist omwenteling onderwijs
Op t Eynde, coördinerend directeur Scholengemeenschap Dilbeek: Het M-decreet neemt een radicaal tegenovergestelde insteek ten opzichte van de dominante rationaliteit in ons huidig secundair onderwijs. Het laat zich dan ook aanzien dat scholen geconfronteerd zullen worden met vragen en verwachtingen van ouders en in een latere fase misschien van rechtbanken die ze vanuit hun dominante rationaliteit als niet/redelijk/haalbaar ervaren omdat ze evidente vooronderstellingen die aan ons huidig schoolse functioneren ten grondslag liggen, in vraag stellen. Bijvoorbeeld: Kan mijn zoon met een ander handboek werken? Kan een leerling meer tijd krijgen voor bepaalde lesonderdelen? Kan hij de leerstof van een vak in functie van zijn eigen (onderwijs)behoeften spreiden over twee jaar? ...)
Wat voor ons haalbaar en redelijk is, wordt bepaald door de bril waardoor wij naar ons onderwijs kijken, door onze gangbare vooronderstellingen. Die vertrekken nog sterk van een jaarklassensysteem. Misschien moeten we durven te onderkennen dat dit denkkader vandaag tegen zijn grenzen aanloopt. We merken nu al in scholen dat we met moeite opgewassen zijn tegen de zorgvragen die zich stellen. Scholen en leerkrachten voelen zich overvraagd en lopen op de tippen van hun tenen.
Zou het kunnen dat we, om echt tot volwaardige antwoorden te komen op die uitdagingen, een aantal van onze dominante vooronderstellingen en traditionele kaders moeten proberen los te laten? Moeten we niet op zoek gaan naar organisatievormen en praktijken die minder uitgaan van onze size fits all en meer ruimte laten voor individuele en flexibele trajecten? Zou het niet kunnen dat we aansluitende daarbij de schoolorganisatie en de taakinvulling van de leerkracht die de trajecten moet uittekenen en daarbinnen moet lesgeven, moeten herbekijken? Zal de leerkracht niet veel meer moeten kunnen functioneren als een professional die zelf en cours de route inspeelt op de specifieke noden en behoeften, samen met zijn naaste collegas, werkvormen, leerplannen en geschikt materiaal ontwikkelt en/of gebruikt?
Het M-decreet maakt de uitdagingen nog groter en geeft ze bovendien een juridische basis die weleens als dwingende hefboom zou kunnen werken. Verdient het dan niet de voorkeur dat we een dergelijk veranderingsproces intern vanuit de scholen en leerkrachten aansturen, dan vanuit een extern juridisch moeten?
Commentaar
Peter Op t Eynde pleit dus voor een radicale omwenteling van het onderwijs, voor b.v. individuele en flexibele trajecten. Dit lijkt ons utopisch en allesbehalve wenselijk Zijn pleidooi voor het in dit verband afschaffen van het het jaarklassensysteem, zou o.i. ook het einde van gestructureerd en degelijk onderwijs betekenen. De jaarklassen werden al heel vroeg toegepast in de zgn. Latijnse school voor de happy few, maar pas in de tweede helft van de negentiende eeuw was de overheid bereid en financieel in staat om ook dit systeem in te voeren in de scholen voor het gewone volk. Dit was volgens ons de belangrijkste hervorming ooit en leidde tot een enorme kwaliteitsverbetering. 99,9% vinden het jaarklassensysteem een evidentie. Het is o.m. de basis voor het kunnen indelen van de leerstof, opmaken van leerplannen en gestructureerd lesgeven.
In 1997 werd het jaarklassenprincipe geschrapt in het decreet basisonderwijs, maar in de praktijk bleven de scholen en leerkrachten dit evenzeer toepassen als vóór 1997. We hadden de toenmalige beleidsmakers daarvoor verwittigd, maar toch bleven ze de illusie koesteren dat dit principe het best werd opgedoekt. Ze kregen gelukkig ongelijk vanwege de praktijkmensen. (Zie ook themanummer over Jaarklassensysteem van Onderwijskrant, nr 134 op www.onderwijskrant.be ; http://www.onderwijskrant.be/kranten/ok134.pdf#page=9 )
Pedagoog Op t Eynde pleitte de voorbije jaren ook voor de invoering van een gemeenschappelijke eerste graad met doorgedreven differentiatie en een constructivistische aanpak van het leerproces als tovermiddelen. 80 à 90% van de praktijkmensen is tegenstander van een gemeenschappelijke eerste graad. Inmiddels wordt het constructivisme overal in vraag gesteld en blijkt het ook moeilijk uitvoerbaar. We zijn er ook van overtuigd dat meer dan 90% van de praktijkmensen het jaarklassensysteem absoluut wensen te behouden. Pedagoog Op t Einde heeft wel ergens gelijk: als men de filosofie (ideologie) van inclusief onderwijs consequent doordenkt, dat zou eigenlijk de totale grammatica van klassiek onderwijs de helling op moeten. Dit staat haaks op de stelling van veel beleidsmakers dat het M-decreet al bij al slechts een beperkte aanpassing vereist.
3. Praktijkvreemde VUB-voorstellen voor binnenklasdifferentiatie
In een andere bijdrage pleiten vier onderwijskundigen van de VUB voor redelijke aanpassingen voor inclusieleerlingen via doorgedreven binnenklasdifferentiatie. BKD kan volgens hen velerlei vormen aannemen en zij illustreren dit telkens met voorbeelden voor de klaspraktijk. Op die manier willen de onderwijskundigen ook met voorbeelden verduidelijken wat redelijke aanpassingen volgens het M-decreet zoal betekent.
Een van de voorstellen luidt: inspelen op individuele leerprofielen. Dit wordt als volgt geïllustreerd: Tijdens de les fysica laat de leerkracht zijn leerlingen op verschillende manieren kennismaken met het thema (eenparige rechtlijnige beweging, de wet van behoud van energie, ...). De leerkracht kiest ervoor om elk thema op verschillende manieren te introduceren. Sommige leerlingen krijgen de opdracht iets concreets uit te voeren, te observeren en te noteren wat is gebeurd. Andere leerlingen bekijken een verschijnsel aan de hand van een artikel uit EOS, nog andere leerlingen krijgen filmmateriaal waarin een verschijnsel voorkomt en observeren dat aan de hand van enkele richtvragen. Nadien voert de leekracht een onderwijsleergesprek met de leerlingen vanuit de verschillende opdrachten om de themas te duiden. Door verschillen in leerprofiel toe te laten en vanuit die insteek de les te starten, is het werken in dit voorbeeld met redelijke aanpassingen een evidentie geworden (K. Struyven, N. Engels, C. Coubergs, E. Gheysens; Het BKD-leer-krachtmodel: binnenklasdifferentiatie realiseren in klas, Impuls, maart 2015) .
Het inspelen op de verschillen in leerstatus wordt geïllustreerd als volgt: Leraar Pauwels bouwt zijn geschiedenislessen op het activeren van verschillende leerprocessen. Zo onderscheidt hij voor het thema van de Franse Revolutie in onze huidige samenleving doelen op verschillende niveaus zodat iedereen op zijn niveau kan deelnemen aan de lessen: *doelen op het niveau van het onthouden (wat is er wanneer gebeurd); toepassen en analyseren (zoek restanten van de Franse Revolutie in onze huidige samenleving), creatie (het creëren van een Facebookpagina van Napoleon), ... In termen van het M-decreet wordt er voorzien in redelijke aanpassingen zodat iedereen van de klas kan leren over de Franse Revolutie.
Een andere differentiatie-aanpak betreft het inspelen op verschillen in interesses. Het aanbeiden van keuzes speelt hierbij een belangrijke rol. Ook het wekken van nieuwe interesses valt hieronder, waarbij de leerkracht leerlingen laat nadenken over de zinvolheid van bepaalde themas. Een voorbeeld: In het s.o. bestuderen de leerlingen de leer van Lenin in het kader van het communisme. De leeerkracht start met de volgende opdracht. Maak een fictieve Facebookpagina aan van Lenin. Welke groepen zullen er op zijn profiel staan? Met wie zou hij vrienden zijn? Wat zou hij liken? Welke selfies zou hij maken? De resultaten worden aan elkaar voorgesteld. Commentaar: Pleitbezorgers van het M-decreet, van een gemeenschappelijke (brede) eerste graad en heterogene klassen, pakken o.i. al te graag en te vlug uit voor radicale binnenklasdifferentiatie als wondermiddel. In bijdragen in Onderwijskrant hebben we al herhaaldelijk aangetoond dat zon radicale binnenklasdifferentiatie niet wenselijk en ook niet doenbaar is. Dit blijkt o.i. ook uit de BKD-voorbeelden die de VUB-onderwijskundigen voorleggen.
4. Joost Laeremans (VVKSO) over individueel curriculum
Joost Laeremans, stafmedewerker VVKSO, illustreert in Het ABC van het M-decreet hoe ook volgens het VVKSO het afwijken van het gemeenschappelijk programma en het aanbieden van een individueel curriculum vérreikende proporties kan aannemen.
Laeremans schrijft over dispenserende maatregelen: Wanneer dispenserende maatregelen genomen moeten worden, is het vervangen van het gemeenschappelijk curriculum door gelijkwaardige doelen eerst aan de orde. (Laeremans kan dit principe blijkbaar zelf niet illustreren.) Laeremans vervolgt: Indien dit niet mogelijk is , beoordeelt de klassenraad of nog voldaan is aan het principe van het volgen van het gemeenschappelijke curriculum. Geregeld zal de vraag opduiken hoeveel vrijstellingen toegekend kunnen worden en vanaf wanneer er sprake is van een individueel aangepast curriculum. Een voorbeeld: een GON-leerling van het eerste leerjaar van de tweede graad s.o. humane wetenschappen is blind. De vakken chemie, aardrijkskunde, biologie, fysica lopen heel moeizaam. Hij scoort wel goed voor de taalvakken en de humane vakken. Kan de leerling vrijgesteld worden voor de wetenschappelijke vakken? Het is niet mogelijk om op die vragen een eenduidig antwoord te formuleren. Uiteindelijk zal het steeds de klassenraad zijn die een individuele afweging moet maken.
5. Besluit
Rector Rik Torfs twitterde een tijdje geleden: Een onderwijsexpert die zelf geen les heeft gegeven is zoals een voetbaltrainer die nooit een match heeft gespeeld. De bijdrage van Op t Eynde, een pedagoog die zelf nooit les gegeven heeft, de bijdrage van de vier VUB-onderwijskundigen, het pleidooi van de VSKO-begeleider voor het afschaffen van het jaarklassensysteem ... tonen o.i. aan dat Torfs blijkbaar gelijk heeft.
Impuls presenteert zich als Tijdschrift voor onderwijsbegeleiding, en als het enige tijdschrift in Vlaanderen dat de onderwijsactualiteit volgt vanuit de onderwijsbegeleiding. Tot de redactie behoren enkel onderwijskundigen en begeleiders. In de impulsieve pleidooien van Impuls voor M-decreet, comprehensief onderwijs, constructivistisch en competentiegericht leren, binnenklasdifferentiatie ... komt telkens opnieuw de kloof tussen de Impuls-visie en deze van de praktijkmensen tot uiting.
Degelijke overzichtstudie over (grote) erfelijke aanleg
Psychological Comments -Wednesday, 20 May 2015 over erfelijke aanleg Wednesday, 20 May 2015
Gone with the Wind
Every now and then a blockbuster paper comes along which, like the 1939 top grossing $1,640,602,400 movie Gone with the Wind, carries all before it. It may be that Meta-analysis of the heritability of human traits based on fifty years of twin studies by Tinca Polderman, Beben Benyamin, Christiaan de Leeuw, Patrick Sullivan, Arjen van Bochoven, Peter Visscher & Danielle Posthuma in Nature Genetics is such a paper. Although the title is not very snappy, it is a relief to read a paper on genetics where the author list is less than a thousand. This Magnificent Seven have ploughed through fifty years of twin studies to assemble 14,558,903 partly dependent twin pairs drawn from 2,748 publications. After all these monumental labours, perhaps their publication may yet get known as the Gone with the Wind paper, because it blows away much confusion, much prevarication and much obfuscation about twin studies.
The authors find that estimates of heritability cluster strongly within functional domains, and across all traits the reported heritability is 49%. For a majority (69%) of traits, the observed twin correlations are consistent with a simple and parsimonious model where twin resemblance is solely due to additive genetic variation. The data are inconsistent with substantial influences from shared environment or non-additive genetic variation. (This finding has been under-reported).
All human traits contain a substantial heritable element. The blank slate is totally false. If you have colleagues who doubts the twin method or who have difficulty accepting the power of ancestry, shall I repeat for them Rhett Butlers last words to Scarlett O'Hara right now, or is it better that I tell you a little more about the findings?
I expect you have an interest in the results on cognition, so rest easy, heritability is high, though not as strong as for skeletal, metabolic, ophthalmological, dermatological, respiratory, and neurological traits. Usually there is a big difference (top line of figures) between the high correlations for monozygotic and the lower correlations for dizygotic twins, showing a strong genetic effect. The exception is social values, in which the environment makes a bigger contribution than usual, though not quite as big as heredity.
Cognitive traits correlate 0.646 in identical twins, 0.371 in fraternal twins, with miniscule error terms of .01 in these enormous samples. An additive model seems appropriate for cognition.
They conclude: Our results provide compelling evidence that all human traits are heritable: not one trait had a weighted heritability estimate of zero. The relative influences of genes and environment are not randomly distributed across all traits but cluster in functional domains. In general, we showed that reported estimates of variance components from model-fitting can underestimate the true trait heritability, when compared with heritability based on twin correlations. Roughly two-thirds of traits show a pattern of monozygotic and dizygotic twin correlations that is consistent with a simple model whereby trait resemblance is solely due to additive genetic variation. This implies that, for the majority of complex traits, causal genetic variants can be detected using a simple additive genetic model.
Approximately one-third of traits did not follow the simple pattern of a twofold ratio of monozygotic to dizygotic correlations. For these traits, a simple additive genetic model does not sufficiently describe the population variance. An incorrect assumption about narrow-sense heritability (the proportion of total phenotypic variation due to additive genetic variation) can lead to a mismatch between the results from gene-finding studies and previous expectations. If the pattern of twin correlations is consistent with a substantial contribution from shared environmental factors, as we find for conduct disorders, religion and spirituality, and education, then gene-mapping studies may yield disappointing results. If the cause of departure from a simple additive genetic model is the existence of non-additive genetic variation, as is, for example, suggested by the average twin correlations for recurrent depressive disorder, hyperkinetic disorders and atopic dermatitis, then it may be tempting to fit non-additive models in gene-mapping studies (for example, GWAS or sequencing studies). However, the statistical power of such scans is extremely low owing to the many non-additive models that can be fitted (for example, within-locus dominance versus between-locus additive-by-additive effects) and the penalty incurred by multiple testing. Our current results signal traits for which an additive model cannot be assumed. For most of these traits, dizygotic twin correlations are higher than half the monozygotic twin correlations, suggesting that shared environmental effects are causing the deviation from a simple additive genetic model. Yet, data from twin pairs only do not provide sufficient information to resolve the actual causes of deviation from a simple additive genetic model. More detailed studies may identify the likely causes of such deviation and may as such uncover epidemiological or biological factors that drive family resemblance. To make stronger inferences about the causes underlying resemblance between relatives for traits that deviate from the additive genetic model, additional data are required, for example, from large population samples with extensive phenotypic and DNA sequence information, detailed measures of environmental exposures and larger pedigrees including non-twin relationships.
By all standards of academic debate, this is the mother of F*** Off samples, which should lay low five decades of quibbling about the twin method. Author Beben Benyamin has given reassuring interviews saying that it is not a case of genetics versus environment but genetics with environments (which was always understood by researchers). The genetic component is increasingly understood, the environmental component remains vague, with ad hoc speculations about shared variance which are usually not validated. Despite this massive paper being reported in The Guardian (though without drawing attention to the findings on cognitive ability) I fear that many journalists, commentators and researchers, in the attributed words of a British Trade Union leader turning down a management offer he considered too low, will treat it with a complete and utter ignoral.
Leuvenes onderzoekers stelden nog onlangs in hun publicaties over zittenblijven Zweden - een land zonder zittenblijvers - als een model voor Vlaanderen voor. Voor de invoering van comprehensief secundair onderwijs - een gemeenschappelijke eerste graad - verwezen beleidsmakers en onderzoekers in het verleden ook al te vlug blijkbaar naar Zweden als model. In Onderwijskrant hebben we die fabeltjes geregeld weerlegd
Les résultats du prog...ramme international d'évaluation PISA des élèves suédois ont fortement chuté, "passant de la moyenne des 33 pays de l'organisation en 2000 à un niveau nettement inférieur à la moyenne en 2012". Aucun autre pays participant au PISA n'a connu une chute aussi importante que la Suède durant la même période : elle se classe en 28e position en mathématiques, 27e en compréhension de l'écrit et 27e en sciences parmi les 34 pays qui ont participé à l'enquête. D'après le rapport, les élèves suédois sont aussi plus susceptibles d'arriver en retard en classe que dans n'importe quel autre pays membre.
Alors que la Suède est réputée pour son système scolaire et le bien-être de ses enfants, un rapport de l'Organisation pour la coopération et le développement économique (OCDE) tire la sonnette d'alarme.
Tom Bennett reviews âCreative Schools: the grassroots revolution that's changing educationâ by Ken Robinson (TES)
Tom Bennett reviews Creative Schools: the grassroots revolution that's changing education by Ken Robinson (TES)
Tom Bennett 22nd May 2015
Man who doesn't teach kids or run schools tells us how to teach kids and run schools
If you only read one book by Ken Robinson this year, dont read this one. In fact, put the other ones down too. There, I just saved you an afternoon of being patronised.
Ken Robinson has made an Indian Summer career of being portrayed as a guru of a topic he has little experience of: what happens in classrooms. It isnt the first time someone who doesnt actually teach children has told us what were all doing wrong when we teach children, but its rare for that person to be received with open arms by the very class he excoriates. Hes the butcher given a ticker tape parade by the National Union of Pigs. Too strong? Ill scale down the carpet bombs when his impact lessens on our lessons. His ideas have started to catch the ear of policy Caesars everywhere, hungry to outdo each other in modernity, innovation and revolution. His advocates portray him as a revolutionary. But hes no John the Baptist. Hes just Herods favourite educationalist.
There's little new material here; at least in terms of new arguments, there's slim pickings. Sir Ken has many advocates who applaud his diagnosis of educations ills, but he's been criticised for being vague as to the remedy. What this book attempts to do is to provide a road map of what schools should actually do. Unfortunately, because his diagnosis is so faulty, his prescription is equally wrong. He's the doctor that amputates your hand because you cut your finger, replacing it with a kipper sellotaped to an iPad. So what are his arguments in this book and why do they appeal?
He starts by criticising contemporary educational systems. Fair enough, theres a lot of hay to make there. Contemporary schooling isn't working. He demonstrates this by pointing out things like literacy levels and similar. But what this argument boils down to is, "the system isn't perfect, and has frailties that need addressing". Sure, we can all probably agree that. But it reminds me of the old wonky syllogism from Yes Minister: "Something needs to be done; this is something; therefore this needs to be done." This can mean a lot of things.
And the rest of the book is an attempt to show 'this.' He spends several chapters looking at schools, many of which have done extraordinary things in extraordinarily hard circumstances. And then he does what every politician does: he cherry picks, looking at schools that purposefully have overtly committed to the kind of schooling he believes work. It's certainly inspiring to look at these schools, especially where children of little opportunity have suddenly found themselves in receipt of re-invigorated education. But you can find a million stories like this, involving schools with very different styles of pedagogy, from Common Core to group hugs to rote and chant.
Cherry picking like this to advance a cause is the worst kind of fundamentalism. You can lasso any data set carefully enough and torture it to say what you want. Pulling out every school in alignment with your own tastes and claiming it represents the truth of education is wilful ignorance. Perhaps he doesn't know what goes on in schools other than the ones he gets invited to?
Whats wrong with education?
Plenty, in the Gospel According to Ken. Schools kill creativity because theyre based on a Victorian factory model. They test children too much. They treat children as units in a spreadsheet rather than individuals. They dont cater for peoples individual talents. They offer a one-size-fits-all model. Globally, education has become an exercise in cramming, passing tests and treating academia as the universal goal of human life, at the expense of individual creativity. There are elements of truth in many of these. But the truth is mixed with theatre and fiction.
Do schools kill creativity, as he suggests? No. Half an hour in a school in the UK will give this the lie. The curriculum is stuffed with subjects, the entire nature of which could be said to be creative: art; design and technology; drama; music. Then there are the subjects that contain enormous creative components as part of their curriculum: English literature (which is in part the study of art in practice); PE (which in many areas contains dance as a compulsory pursuit). And, finally, there are subjects where invention, criticism and synthesis are a regular, dominant feature of study: history, RE, geography, maths.
Add to that the reality of every school club, every drama production, every orchestra and lunch band, every Glee club, every single extra-curricular activity that schools do which dont fit into the simplistic factory model of education, and it becomes apparent that to claim schools dont provide huge opportunities for creativity, is to wilfully ignore what actually occurs. And to insult the millions of adults dedicated to it.
You see, schools are very different to this vision. I work in schools where children are routinely asked to come up with their own ideas; to express opinions; to challenge each other even me if they disagree with points made in lessons. Where their essays are marked for the quality of expression and originality; where their art is praised, critiqued and hung on the wall. Where knowledge is taught as a means to increasing their ability to create with greater complexity and nuance. Frankly I'm somewhat weary of being told what schools are like by someone who doesn't actually work in one. But it certainly explains a lot of the misconceptions.
Are schools based on a factory model?
No, and its ridiculous to suggest they are, designed to process children into the needs of a working economy. The implication is obviously that children are mere units in this metaphor, carved and sculpted into the shapes that the machine economy needs. Ken proves this point by revealing the shocking truth that schools frequently have bells JUST LIKE FACTORIES. How has this evil been allowed? How could we be blind to the horrors of children sitting at desks, in rows and columns JUST LIKE A PRISON OR SOMETHING.
ken-creativity.png
Schools are also very unlike Victorian factories. For example, not many Victorian factories have chess clubs, Red Nose Day and assemblies about Movember. Not many factories have parents evenings and gold stars and reintegration meetings and catch-up tutorials for children going through bereavement. In fact, the list of dissimilarities between Victorian factories and contemporary classrooms seems rather long. But why let reality intervene in the disservice of a catchy metaphor?
As I'm fond of pointing out, education is frequently harrowed by people who style themselves as Moses, liberators of oppressed children. But as Crispin Weston points out (link below), they're no such thing; theyre Pharaoh; the slavers, not the slaves. Because while the groovier end of the education spectrum may lend value to a small subset of very able, mature and supported children, for the most part they do not. If you set a child with low literacy an independent study program to boost their grammar skills, some will flourish, like Tarzan (who is regrettably fictional. But he did teach himself to read from a picture book in Burroughss original text). But most will give up when it gets hard, or a bee flies in the room. If you only ask children to study those things that they are interested in, would anyone be surprised if they only study things that appeal to them and forego anything difficult or remote? Apparently, Sir Ken would be surprised. It's not a stretch to believe that children are naturally curious, they kind of are what they arent is naturally self-disciplined. Curiosity isnt a good in itself; it is only a good when directed in a structured way that eschews novelty and distraction.
What is his prescription? Sadly, no new therapies, medicines or regimes are revealed. It's the usual blend of personalised learning, project work, thematic curriculums, knowledge-light/skill-heavy lessons that we've come to love from the 21st-century education movement (which incidentally, is the real Germ). No mouldy, skeletal cliché is too obvious that it isn't disinterred, stuck on a stick and paraded through Main Street: we're training children for jobs that havent been invented yet; why do we focus on knowledge when they have Google? and so on. I suspect even a fan might feel slightly short-changed by this book. You could have visited a Montessori school a hundred years ago and felt perfectly at home with the homilies preached therein, and here.
Not just pointless, but harmful
Poor children simply dont have time for this kind of pious, optimistic grooviness. They just dont. Sir Ken makes a living mocking the 'lie' that if you get a degree you'll get a good job, but that's a straw man. No one seriously claims a degree guarantees that. What people actually claim is that possession of an academic education is valuable in itself in order to be an informed member of the human race; plus it offers some advantage over those who dont. Is there anything more sad than the sight of someone denying children the right to an academic curriculum and the fruits thereof, than from someone who is the very pinnacle of such an education? Yes, Sir Richard Branson and Lord Sugar made skyscrapers out of their lives without a degree. Yes, Sir John Major rose to the heights of prime minister without one. But what about all the millions more who suffered because they didnt? You might as well point to Princess Diana or Paris Hilton and say, "Look at how successful they were."
The kind of schools Sir Ken is talking about have just as many counter examples of failure as success. In the 70s a new type of school was attempted ironically, also called free schools. From the BBC website
"There would be no timetable, no compulsory lessons, no uniform, no hierarchy. Teachers would be called by their first names. The children would make up the rules and decide what they wanted to learn."
And the result? "Many quickly folded." If you've ever seen schools shut down, you'll know how that short phrase covers a mountain of misery, disruption and the closing of a thousand doors to children who deserved better than the twinkly futurism of well-meaning but clueless educators. Stealing an education from children is the worst kind of theft, and that's what Sit Kens diagnosis often leads to. I'd phrase this less firmly if the philosophy werent so damaging to so many children.
Other than all that, I liked the book.
If you want some further reading about where Robinson gets it wrong, here are a few more things to read, by people who are frequently more careful and precise than my bazooka approach:
Kyle Liao has some good ideas here. Scott Goodman provides a comprehensive and thorough exposure of some of the major fallacies of Robinson's arguments here. Crispin Weston undertakes a similarly careful unfolding of the faulty reasoning and factual inaccuracy that constitutes a great deal of the World according to Ken. This is particularly good.
I've had a few goes myself over the years to point out that the Emperor is wearing clothes made of invisible paperclips and imagination. Here, here and here. Oh, and here. I really need to get out more.
*VSKO-grootschaligheidsplan: geen bestuurlijke optima- lisering & democratisch en modern bestuur, maar veel stappen achteruit! ... * Grootschalige scholengroepen & besturen: too big & oligarchisch to succeed!
* Leuvense professor Herman De Dijn: "In plaats van schaalvergroting en fusies zijn decentralisatie en subsidiariteit aangewezen" * Kritiek op grote scholengroepen á la VSKO-plan vanuit onderzoeksrapporten, hoorzittingen e.d.
*Kritische vragen directeurs katholiek onderwijs over grote scholengroepen & bestuurlijke schaalvergroting & verzet van directie van Steden & Gemeenten *Leren uit nefaste gevolgen van grote scholengroepen in Nederlands secundair onderwijs en in onze Vlaamse hogescholen
*Van scherpe kritiek op oligarchische & bureaucratische KULeuven (2003-mei 2013), naar recent COBRA-plan voor medezeggenschap & collegiaal bestuur
Onderwijskrant is een tijdschrift dat 4x per jaar verschijnt. Het brengt beschrijvingen van - en kritische reflecties op onderwijs en onderwijsbeleid. Bepaalde bijdragen zijn doorwrochte werkstukken, andere geven opvattingen en ervaringen weer
Onderwijs. Lieven Boeve: leraars in hogere leerjaren s.o.moeten ook 22 uur les geven!??
Hautekiet: moeten (alle) leraars in hogere leerjaren s.o. ook 22 uur les geven?
"Leraars in het middelbaar onderwijs 22 uur doen
lesgeven? Wat een ergerlijk persbericht" Wiskundige Dirk Huylebrouck is
niet zo tevreden over het meest recente persbericht van onderwijstopman Lieven
Boeven. Daarin vraagt Boeven dat alle leerkrachten in zijn net 22 uur per week
gaan lesgeven.
Ook Dirk Huylebrouck heeft het persbericht gelezen.
"Ergerlijk", vindt hij het.
Dat vraagt om enige
uitleg. Dus krijgt hij van ons 1 minuut:
Ten eerste zal het bij vele mensen de reactie opwekken dat
er in het onderwijs al veel vakantiedagen zijn terwijl het er minder zijn dan
aan de spoorweg of in de magistratuur maar ook dat ze dus niet eens 36, laat
staan 40 uur per week werken. Want dat leraars hun lesvoorbereidingen,
administratie en liefst ook nog hun wetenschappelijke vorming moeten bijhouden,
dat gaat er voor de meeste mensen niet in. Nu, voetballers werken maar 90
minuten, maar daar is nog nooit een klagend persbericht over geweest.
Ten tweede hebben niet alle leraars dezelfde opdracht. Er
zijn te weinig wiskundeleraars, en daarom wordt in de Verenigde Staten het
probleem van vraag en aanbod gecompenseerd door een beter salaris. Maar bij ons
zou er zelfs niet eens een compensatie meer kunnen zijn door een aangepaste
lesopdracht. En dus worden de LO-leraars die vanop een stoeltje de leerlingen
doen voetballen, gelijk gesteld aan de wiskundigen, die dikwijls een echt
gevaarlijk beroep uitoefenen."
Commentaar: De meeste leraars in de hogere leerjaren hebben
o.i. meer tijd nodig voor de voorbereiding van de lessen dan de leraars in de
lagere klassen. Ze kunnen minder een beroep doen op handboeken en moeten dus
meer eigen cursussen, werkbladen e.d. opstellen; ze doceren moeilijkere
materies, geven les aan een kritischer publiek ....Ook wij vrezen ten zeerste dat
het voorstel van Boeve tot een lagere kwaliteit van de lessen in de hogere
leerjaren zal leiden en tot nog minder kandidaat-leerkrachten.
We betreuren verder dat men vanuit de onderwijskoepel eens
te meer de stemmingmakerij tegen het onderwijs/de leerkrachten in de hand werkt
(zie reacties op websites kranten). De
Guimardstraat deed de voorbije 25 jaar ook niet de minste inspanning om de vele
stemmingmakerij en kwakkels over schooluitval, sociale discriminatie,waterval, zittenblijven, PISA-prestaties, ...
recht te zetten. Vorige week nog orakelde minister Crevits dat de Vlaamse
leerlingen voor PISA e.d. enkel goed presteerden voor pure kennis, maar zwak
voor het toepassen van kennis. De Vlaamse 15-jarigen behaalden echter de
Europese topscore voor de toegepaste PISA-wiskunde-opgaven en ook voor Probleemoplossend
leren. Geen rechtzetting vanwege de
koepel!
P.S. 1 De hervorming van het hoger onderwijs heeft er ook
toe geleid dat de lectoren steeds meer lessen moeten geven. Dit leidde tot een
daling van de kwaliteit van de lessen, tot minder eigen cursussen, tot minder
tijd voor het zich verder (wetenschappelijk) bekwamen (lectoren lezen veel
minder den voorheen), tot weinig of geen tijd meer voor het publiceren en voor
maatschappelijk dienstbetoon ...
P.S 2 Reactie van Geert Deceuninck
De nieuwe baas van het Katholiek onderwijs vraagt meer
flexibiliteit van de leerkrachten. Een statement dat bewijst dat hij geen
voeling heeft met de realiteit. Op het artikel in de media heb ik volgende
reactie geplaatst:
Weer het oude zeer,
er wordt enkel naar het aantal uren les gekeken. Leerkrachten als
luxewerknemers afschilderen maar dan wel meteen eisen dat hun kinderen op
school een degelijke opvoeding krijgen. Als gepensioneerd leerkracht erger ik
mij blauw aan de vooroordelen en reacties van velen die geen notie hebben van
de inspanningen die leraren leveren om, naast het aanbrengen van de leerstof,
ook nog moeten sociale opvoeding geven, relatietherapie inbouwen in hun lessen,
inspelen op radicalisering, en noem maar op. Ook de buitenschoolse activiteiten
worden vaak vergeten, iets waar vele uren werk aan besteed wordt. Dan hebben we
het nog niet over administratief werk, vergaderingen, deliberaties, enz. Een
goede leerkracht heeft een hart voor zijn school en voor zijn leerlingen. Wie
daar geen weet van heeft zou hier beter geen reacties plaatsen. Wie geen
vertrouwen heeft in leerkrachten, hen zelfs minacht, doet er dan beter aan om
aan thuisonderwijs te doen. Maar ja, wat thuis mis loopt moet op school
gecorrigeerd worden door zogenaamd overbetaalde en van veel vakantie genietende
'stofjassen'. Ik heb 37 jaar in het onderwijs gestaan, met veel plezier, maar
ook met een boel frustraties. Flexibiliteit, wat de nieuwe topman vraagt, is
altijd al een norm geweest. Wie denkt dat een leerkracht zijn uurtjes klopt en
dan lekker thuis zit heeft het mis. Och ja, ik kan hier nog lang doorgaan, maar
het komt neer op respect. Zovelen hebben geen respect meer voor onderwijzend
personeel omdat men enkel nog kijkt naar het effectief aantal uren dat een
leerkracht les geeft. Wat daarnaast gebeurt is dan bijzaak. Hoe veel meer
flexibiliteit kan nog van een leerkracht geëist worden?
Onderwijs. Vrijeâ interpretatie van wollige M-decreet door Tine Geysen en âvrijeâ CLB-koepel
Vrije interpretatie van wollige
M-decreetdoor Tine Geysen en vrije CLB-koepel
1.Minister
Crevits:interpretatievrijheid voor
CLB!?
Op 12 februari gaf minister Crevits in de
commissie onderwijs grif toe dat het M-decreet heel vaag is en veel
interpretatie toelaat. Zelf vond ze die vaagheid en interpretatievrijheid
blijkbaar zelfs goed en vertrouwt ze naar eigen zeggen op de interpretatievrijheid-
en wijsheid van de CLB-mensen. Een paar Vlaamse parlementsleden stelden de
vraag of kinderen als het dochtertje Flo van An Nelissen na het derde kleuter
volgens het M-decreet al dan niet rechtstreeks naar het buitengewoon onderwijs
(type basisaanbod) mogen overstappen. Ze gingen er zelf van uit dat dit niet
kon en drongen aan op een aanpassing van het decreet.Minister Crevits ontweek een antwoord op deze
concrete vraag : Ik heb ookde verslagen gelezen die de afgelopen dagen
in de pers (over Flo e.d.) zijn verschenen. Ik wil niet op individuele gevallen
ingaan. Dat lijkt me ook moeilijk. Ik ken de zorgen van die mensen niet. Ik kan
naar hen luisteren, maar ik kan dat niet oplossen. We zullen vertrouwen moeten
hebben in de goede werking van de CLBs. De CLBs zullen case per case nagaan
hoe een probleem kan worden opgelost. Crevits was dus niet van plan het
decreet aan te passen.
2. Vrije interpretatie van M-decreet door
verantwoordelijke VCLB-koepel
Minister Crevits wees dus op de grote interpretatievrijheid
vanwege de CLBs en op het feit dat deze volgens haar geval per geval moeten
bekijken.Uitrecente bijdragen van Tine Geysen,verantwoordelijke voor het M-decreet binnen
de Vrije CLB-koepel, blijkt alvast dat zij en haar CLB-koepel het M-decreet op
een eigenzinnige wijze interpreteren en deze interpretatie blijkbaar ook willen
opleggen aan de afzonderlijke CLBs. We merken tegelijk dat bepaalde
CLB-directeurs het CLB-decreet dit decreet wel wat anders en minder strak
interpreteren dan Tine Geysen en Co.
In de bijdrage M-decreet: vraag en antwoord
in Caleidoscoop van eind februari
2015 besteedt Tine Geysen aandacht aan vragen over het M-decreet waarmee CLBers nog zitten over de concrete
uitwerking van het M-decreet. Zij doet dat ook in een bijdrage in het
tijdschrift Impuls van maart 2015. In
beide bijdragen manifesteert Geysen zich als een enthousiaste pleitbezorger van
het M-decreet die vindt dat er al te veel kinderen naar het b.o. verwezen
worden en dat veel van die kinderen nu meer
kansen zullen krijgen binnen het gewoon onderwijs (Impuls, p. 142). Dat
het aantal b.o.-kinderen mede een gevolg is van de sterke toename van
(anderstalige) allochtone leerlingen, wordt uiteraard niet vermeld. We zullen
verderop ook merken dat Geysen en Co de gangbare CLB-praktijk inzake het
opstellen van diagnoses en verslagen aanzienlijk willen beperken. Bij
betwistingen tussen scholen en ouders willen zij ook bijna onvoorwaardelijk het
oordeel van de ouders voorrang geven.
Tine Geysen beklemtoont in de Impuls-bijdrage
o.i. ook al te zelfbewust en ostentatief dat de eindverantwoordelijkheid steeds
ligt bij het CLB en dat het CLB zich als kritische
partner van de school moet opstellen: het
CLB en de school zijn partners, maar parters mogen elkaar kritisch bekijken.
3. Liefst geen verwijzing naar b.o. in de
loop van een schooljaar!??
In de Caleidoscoop-bijdrage behandelt Tine
Geysen o.a. de vraag: Kan een leerling verwezen worden naar het type
basisaanbod in de loop van het schooljaar? Geysen schrijft:Een eerste verwijzing in de loop van het
schooljaar (b.v. in een eerste leerjaar)
kan, al moet steeds goed overwogen worden of dit wel wenselijk is. Streefdoel
is om een overstap naar buitengewoon onderwijs te laten ingaan op 1 september
Een kind kan volgens het M-decreet pas overstappen naa het
b.o.-basisaanbodals aangetoond wordt
dat het weinig kan opsteken in b.v. het eerste leerjaar. (Ook al wekt directeur
Vandenbroucke van het vrije CLB-Ieper in een standpunt op de website Klasse
voor ouders de indruk dat leerlingen b.v. na het derde kleuter wel nog
rechtstreeks kunnen overstappen naar het typs basisaanbod.)Voor een aantal leerlingen waarvan men al in
de kleuterschool weet dat het gewoon onderwijs moeilijk haalbaar is, zal uiteraard
al heel vlug blijken dat het volgen van het eerste leerjaar niet wenselijk is.
Bij zon afweging na 1 of een paar maanden speelt vooral ook mee dat men er ten
zeerste van overtuigd is dat dit kind ook in de erop volgende maanden weinig
zal opsteken in dit eerste leerjaar en dat dus het verder volgen van dit
leerjaar geenszins zinvol is.We
begrijpen nietwaarom volgens Geysen het
streefdoel van het CLB is om een overstap naar het buitengewoon onderwijs pas
te laten ingaan op 1 september van het volgend schooljaar.
Op onze kritiek repliceerde Geysen op de blog
van An Nelissen: Ik heb wel nergens
geschreven dat een kind enkel kan verwezen worden naar buitengewoon onderwijs
als kan aangetoond worden dat het niets kan opsteken in het 1ste
leerjaar. Wat het streefdoel betreft om een overgang te laten samenvallen met
de start van een nieuw schooljaar daarmee geven we enkel aan dat waar mogelijk
we een instap in buitengewoon onderwijs willen laten samenvallen met de start
van een nieuw schooljaar. Het is geenszins de bedoeling om een instap in het
buitengewoon onderwijs in de loop van een schooljaar te verhinderen indien dit
het meest aangewezen is voor de leerling in kwestie. Waarom vermelden
Geysen en het VCLB niet dat kinderen waarvan men al in het kleuteronderwijs en
bijna vanaf de eerste dag van het eerste leerjaar heel goed weet dat ze weinig
kunnen opsteken in het eerste leerjaar, er alle belang bij hebben om zo vlug
mogelijk over te stappen naar het buitengewoon onderwijs? En waarom vermeldde Geysen
wel uitdrukkelijk dat het streefdoel moet zijn om kinderen pas na het eerste
leerjaar, op 1 september te laten overstappen?
3.Enkel (doorverwijzings)verslag als ouders ermee akkoord gaan!??
In de bijdrage in Impuls (De rol van het CLB binnen het M-decreet) schrijft Geysen
o.i. ook een aantal merkwaardige zaken over het optreden van de CLBs. Zo
schrijft ze: Het VCLB (= koepel vrije
CLB- centra) kiest er heel uitdrukkelijk voor om enkel een verslag (nodig voor
overstap naar buitengewoon onderwijs) op te maken wanneer ouders zich hier ook
in kunnen vinden. Slechts in heel uitzonderlijke omstandigheden kan hiervan
afgeweken worden en dat kan enkel als het in het belang van de leerling is om
toch een verslag op te maken.
Minister Crevits stelde al in de
onderwijscommissie dat de CLB over veel verantwoordelijkheid en vrijheid
beschikken. We begrijpen echter niet dat een decreet de koepel van de vrije
CLBs toelaat om het decreet zo eigenzinnig toe te passen. De CLBs van het vrij onderwijs zullen volgens haar pas een verslag
(voor overstap naar het b.o. opmaken als ze daartoe de toestemming krijgen
vanwege de ouders.Als de ouders
van meet af aan een overstap weigeren, dan zullen de CLBs volgens Geysen in
principe zelfs geen verslag opstellen.
Hier merken we dus dat volgens Geysen de
CLBs het gefundeerd oordeel van de leerkrachten/school zomaar naast zich
kunnen neerleggen, maar dat ze anderzijds wel het oordeel van de ouders meestal
zullen respecteren.Een paar paginas
ervoor geeft Geysen in de bijdrage wel toe dat bij de beoordeling van een
leerlingde kennis van de eindtermen en
leerplannen belangrijk is en dat die
kennis bij de school zit. In die zin is het belangrijk dat de school en het CLB
die afweging samen maken. Maar hoe kunnen CLB-mensen die afweging samen
maken als de CLBers over weinig kennis omtrent eindtermen, leerplannen en
methodische aanpak beschikken. Vroeger, in de tijd van het PMS-project
leerzorg, beschikten de CLBers nog over meer kennis omtrent lezen, spellen en
rekenen in het basisonderwijs.Sinds de
grote PMS-hervorming werd hier nog weinig aandacht aan besteed.
Hoe verantwoordt Geysen het prioriteit
verlenen aan het oordeel van de ouders? Ze schrijft: Het CLB is niet alleen een partner van de school, maar ook een partner
van ouders en leerling. Dat vraagt van scholen het nodige begrip omdat
bepaalde situaties ervoor zorgen dat het CLB als partner van de leerling en de
ouders stappen zet waar scholen het mogelijk niet of minder mee eens zijn. ...
Het VCLB kiest er hier uitdrukkelijk voor om enkel een verslag op te maken
wanneer ouders zich hier ook kunnen in vinden. Geysen veronderstelt ook
blijkbaar dat indien het oordeel van de ouders ingaat tegen het oordel van de
school, dit ook steeds in het belang is van het kind en dat dit bij het oordeel
vanwege de leerkrachten blijkbaar niet het geval is. Waarom zou het oordeel van
de school niet meer in het belang kunnen zijn van het kind dan het oordeel van
zijn ouders?Het is ook opvallend dat
Geysen niet ingaat op situaties zoals dit van het dochtertje Flo van An
Nelissen waarbij zowel de ouders als de school vinden dat Flo na het derde
kleuter rechtstreeks toegang moet krijgen tot het buitengewoon onderwijs-type
basisaanbod.
4. Wat
gebeurt er als ouders of leraren niet akkoord gaan met het CLB-verslag?
Op de vraag wat gebeurt er als leraren of ouders niet akkoord gaan met het
CLB-verslag, formuleert Hans
Vandenbroucke, directeur vrij CLB-Ieper, een antwoord op de website Klasse
voor ouders dat anders klinkt dan de opvatting van Geysen. Hierbij blijkt ook
datVandenboucke de mening toegedaan is
dathet CLB niet vooraf de toestemming
vooraf moet vragen aan de ouders om een verslag op te maken.
Vandenbroucke stelt: Er zal bij betwisting van het CLB-verslag dan discussie zijn. In het
begin omdat er nog twijfel bestaat over de interpretatie van het M-decreet.
Maar ook nadien. Het voordeel van overleg is dat alle partijen argumenten
kunnen inbrengen en zoeken naar oplossingen. Maar er zijn ook nadelen. Soms zal
er geen consensus zijn. Dan hakt het CLB de knoop door. Dat is een ondankbare
taak. Voor de ene ouder/school zal het CLB te snel een verslag geven, voor de
andere ouder/school te laat. Als
bestuurslid van een aantal scholen zouden we daar zelf ook op aandringen.
In dezelfde context situeert zich ook een
uitspraak van Geysen die o.i. opnieuw nogal afwijkt van dit van Vandenbroucke.
Zij poneert: Wanneer de ouders van de
leerling met een verslag buitengewoon onderwijs dat toelating geeft tot het
buitengewoon onderwijs, toch een inschrijving wensen in het gewoon onderwijs,
zullen wij met hen alle mogelijkheden binnen het gewoon en buitengewoon
onderwijs doorlopen en hun keuze respecteren. Kiezen ouders voor het gewoon
onderwijs, dan voorziet de huidige procedure dat ouders een school kiezen en
dat die school die leerling kan inschrijven onder ontbindende voorwaarde.
5. Veel
minder attesten & diagnoses vanwege CLB!?
In de Impuls-bijdrage schrijft Geysen
tevens dat de CLBs in de toekomst principieel veel minder vlug zullen geneigd
zijn om een diagnose (voor toelating tot GON of b.o.) uit te schrijven. Vanuit
haar persoonlijke keuze voor inclusief onderwijs en voor het sterk verminderen
van het aantal type1-& 8-leerlingen,verantwoordt dit zo: De
CLB-sector verkiest eerder om sterk in te zetten op handelingsgerichte
diagnostiek en handelingsgericht werken. Een classificatie (b.v. ADHD, ASS,
dyslexie, ...) kan hier deel van uitmaken, maar indiceren welke hulp nodig is
kan ook losstaan van classificatie.
In de context van kritiek op het weigeren van
attesten door sommige CLB-centra in een bijdrage over de dochter Flo op de blog
van An Nelissen (Achter de camera)gaf
directeur Vandenbroucke wel grif toe
dat van overheidswege druk werd uitgeoefend op het CLB om minder attesten uit
te schrijven en te verwijzen naar het b.o., maar niet dat de CLB principieel
het opstellen van diagnoses (en verslagen) principieel sterk wou reduceren.
We vragen ons in dit verbandook af of de CLB-mensen (nieuwe stijl) wel
voldoende leerinhoudelijk en didactisch onderlegd zijn voor het ondersteunen
van de leerkrachten bijhet indiceren
welke hulp leerlingen nodig hebben. En zijn ze in dezelfde context wel
voldoende onderlegd om als scheidsrechter uit te maken of het oordeel van de
school over het niet voldoende kunnen volgen van het gemeenschappelijk
curriculum al dan niet verantwoord is? Bij de grote hervorming van de
PMS-centra heeft men er precies voor gekozen dat de CLB-adviseurs zich veel
minder met leerinhoudelijke en vakdidactische zaken zouden inlaten. Wil men nu
plots weer een andere richting uit met de CLBs?
6.
Besluit: wollig M-decreet, vrije interpretatie en conflicten
Het verwondert ons ten zeerste dat de
beleidsmakers de CLBs zoveel vrijheid inzake interpretatie en toepassing van
het M-decreet toekennen. Dit zal ook tot veel conflicten leiden. Uit de
bijdragen van Geysen blijkt dat zij en VSLB-koepelhet wollige M-decreet - dat o.i. al te veel
vrijheid laat aan de CLBs -op een
eigenzinnige wijze interpreteert.
Deze interpretatiewijze kan ook sterk kan
afwijken van de interpretatie vanwege de koepel van het gemeenschapsonderwijs.
Geysen heeft het niet enkel over de verordeningen van het M-decreet, maar
voortdurend ook over de eigen interpretatie en invulling door de VCLB-koepel.
Geysen heeft het hier ook enkel over de
opstelling van de koepel van de vrije Centra; het zou dus best kunnen dat de
andere koepel het M-decreet en de rol van de CLB hierbij anders interpreteert.
Naar verluidt zouden oudersook opeen ander CLB een beroep mogen doen dus ook
op een CLB van een ander onderwijsnet. We denkenook datscholen overschakelen naar een ander CLB als ze merken dat hun CLB zich
bij de toepassing van het M-decreet even strak opstelt als Tine Geysenen Co.
Het wollige M-decreet laat al te veel vrije
interpretatie door de CLB e.d. toe en dit zal tot veel problemen en conflicten
leiden.Geysen wekt hierbij ook de
indruk dat de vrije CLBs de interpretatie van de VCLB-koepel zullen en moeten
volgen, waardoor de zgn. vrijheid voor de afzonderlijke CLBs ten zeerste wordt
ingeperkt. Ook dit zal o.i. tot conflicten leiden.
M-decreet in Duitsland: Studie: Inklusion überfordert Lehrer
JUNGE FREIHEIT18. Mai 2015
...DÜSSELDORF. Viele Lehrer sind mit der Inklusion von behinderten Kindern in Regelschulen überfordert. Dies geht aus einer Befragung des Meinungsforschungsinstituts Forsa für den Lehrerverband Bildung und Erziehung (VBE) hervor.
Demnach war für 82 Prozent der befragten Lehrer die Inklusion kein Bestandteil der Ausbildung. 57 Prozent gaben an, über keine sonderpädagogischen Kenntnisse zu verfügen. Obwohl der Unterrichtsaufwand deutlich gestiegen sei, sagten zwei Drittel der Befragten, die Klassengröße habe sich nicht verringert.
97 Prozent halten an Sonderschulen smile-emoticon buitengewoon onderwijs) fest
97 Prozent der Lehrer sprach sich dafür aus, die Sonderschulen ganz oder teilweise zu erhalten. Nur zwei Prozent sprachen sich für eine vollständige Abschaffung aus. Deutschland hatte sich in der UN-Behindertenrechtskonvention verpflichtet, auch geistig behinderte Schüler an allgemeinbildenden Schulen zu unterrichten.
VBE-Chef Udo Beckmann zeigte sich entsetzt über die Ergebnisse. Von der Politik wird billigend in Kauf genommen, daß Inklusion vor die Wand gefahren wird, sagte er am Montag in Düsseldorf. Die Schulwirklichkeit sei bestimmt durch fehlendes Fachpersonal an Regelschulen, zu große Lerngruppen, Mangel an passenden Klassenräumen, nicht vorhandene Barrierefreiheit sowie die ungenügende Vorbereitung der Lehrer auf inklusives Unterrichten.
Die Piratenfraktion im nordrhein-westfälischen Landtag forderte eine deutliche Verbesserung der Ausstattung von Schulen. Durch die mangelhaften Rahmenbedingungen ist die Akzeptanz für das gemeinsame Lernen bei Lehrern und Eltern gefährdet, warnte die bildungspolitische Sprecherin der Piratenfraktion im Landtag, Monika Pieper. Sonst wird aus der guten Absicht, alle Schüler gemeinsam zu unterrichten, ein Bumerang, der Inklusion eher verhindert als fördert. (ho)
Lecture has come under attack recently. "Flipped learning" is the current buzz term among higher-education reformers. We old-fashioned chalk-and-talk professors are told that we need to stop being the "sage on the stage," but should become the "guide on the side," helping students develop their problem-solving skills. Lecture, we are told, is an ineffective strategy for reaching today's young people, whose attention span is measured in nanoseconds.... We should not foolishly expect them to listen to us, but instead cater to their conditioned craving for constant stimulation.
Hogwash. You need to learn to listen. The kind of listening you need to learn is not passive absorption, like watching TV; it is critical listening. Critical listening means that you are not just hearing but thinking about what you are hearing. Critical listening questions and evaluates what is being said and seeks key concepts and unifying themes. Your high school curriculum would have served you better had it focused more on developing your listening skills rather than drilling you on test-taking.
In a topical reading unit, all texts are about some aspect of a single main concept. Topical readings provide a natural and highly productive way of revisiting and extending learning. Across readings, as the books build interlaced networks of knowledge, the similarities, contrasts, and usages of the words gain clarity. In tandem, the stories gain plot and excitement, and the informational texts gain structure and provoke wonder. Further, as ...the knowledge network is enriched, the mind is ever better prepared to understand the language of each new sentence.***
The deeper domain knowledge that topical units help students acquire is of inestimable importance in itself, but topical units also bring a number of other benefits. Direct benefits include increases in reading fluency, accelerated vocabulary growth, and improvements in the spelling, style, organization, and ideas in students writing. Because topical units offer a means of scaffolding texts, they allow students to rapidly work their way up to engage productively with texts that would otherwise be beyond their reach. In turn, experience in understanding more sophisticated texts brings additional benefits.
Ook problemen in gemeenschappelijke lagere cyclus s.o. in Finland
Finse prof. Jukka Sarjala overproblemen in de comprehensieve lagere cyclus s.o. in Finland: te grote
verschillen tussen leerlingen;veel
gedragsproblemen , minder interesse voor lerarenberoep
Vooraf: de voorbije jaren stelden de Vlaamse pleitbezorgers van een
gemeenschappelijke/comprehensieve eerste graad Finland voor als een modelland
inzake comprehensief onderwijs en brede eerste graad.De vele berichten over de problemen met die
comprehensieve lagere cyclus werden weggemoffeld. In voorliggende bijdrage
schetst de Finse onderwijskundige Kukka Sarjala eens te meer de problemen met
een gemeenschappelijke lagere cyclus. In andere bijdragen wordt gewezen op het
feit dat Finland voor b.v. PISA heel weinig toppers telt veel minder dan
Vlaanderen en dat dit een gevolg is van de gemeenschappelijke lagere cyclus.
Jukka Sarjala: Problems
in the Comprehensive School
1. What Were Our Objectives
In Finland, we had a sweeping school reform in
the 1970s. The reform was not easy, for political parties, researchers, and teachers
disagreed on whether the new school was any better than the existing one. Those
opposed to the reform felt that with the existing education system we could already
reach the objectives which the ones in favour of the reform were striving for.
For one hundred years, we had a parallel school
system in child and youth education. In that system, children attended a
uniform school for the first four years. After the fourth year (na vierde
leerjaar) they were then divided between two different streams of schooling.
The streams were quite different from each other as far as their duration,
subjects and opportunities for furthere ducation wereconcerned. The popularity
of the more extensive stream, which offered theoretical subjects, began to grow
in the 1950s because it afforded a chance for the person to advance socially.
There were several shortcomings
in the old system:
1. Schools which offered a better chance for social
advancement were not equally distributed in the country. The school system was
unjust because children did not have equal opportunities for social advancement
througheducation. ( De leerlingen
werden al na het vierde leerjaar lager onderwijs opgesplitst cf. Duitsland.
Men vond dat terechtte vroeg. In een
land met een lage bevolkingsdichtheid is het echter moeilijker om te differentiëren in eerste
graads.o.. Vlaanderen kan zich die luxe permitteren en kan dus in de eerste
graad ook technische opties aanbieden.)
2. The general education of the populace showed
great differences. People clamoured for raising the level of education, but
there was no agreement on having two types of streams in basic education. There
were no reasonable grounds for determining how big a portion of the agegroup
was to be sent to schools which offered either a more extensive or more limited
basic education. This formula varied randomly from place to place.
2. How Was the Reform
Carried Out
The government and parliament decided that every
school-age child had to be offered a chance to attend a nine-year school ( van
7 tot 16 jaar). The curriculum of this new school was more or less the same for
everyone; among other things, everyone had to study one foreign language and
the second national language of the country.
The main problem of the new school was: how to teach
an entire agegroup in the same school, in the same class. In the planning
stages of the reform, people said that slow-learners would dangerously lag
behind; on the other hand, the school could be too easy for talented children.
In Finland, it is the municipalities that are
responsible for arranging basic education.
3. Problems of the Comprehensive School
3.1Te grote
niveauverschillen en te weinig centen voor kleine niveauklassen
The originalproblem still exists. Especially in
the uppercomprehensive school (=lagere cyclus s.o.) teachers are faced with students
with different learningabilities. Every student should receive instruction
at the level of his skills, but that requires small teaching groups (in Finland
probeerde men ook met niveauklassen te werken, maar als er in de vele
landelijke gebieden maar een 30 à 50leerlingen zijn per jaar is dit moeilijk haalbaar).
In the past few years, the economic situation
of the municipalities has worsened. Some of the municipalities have been forced
to cut their education budgets. This has led to increasing the nurses, school
psychologists. There are too few officers who are supposed to help the student salong.
There have been cuts in the funding for teaching materials and supplies.
3.2Minder
discipline en leermotivatie bij de leerlingen
Many teachers say that in their teaching
career, students have become more and more negative. Children are more restless
and more self-centered; they are notso persistent in their work any more.
Students have become polarized: a great majority of the students are doing better
than ever before; on the other hand, there is a growing group of students who
do not fare so well.
Family problems have increased: among other things,
unemployment, mental disorders, alcoholism, broken families. Competition in the
labour market has increased and parents have less and less time for their children.
Children bring the family problems to school.
3.3 Lesgeven is minder aantrekkelijk geworden. Minder interesse voor
lerarenberoep
The relations between the home and the school
are not optimal in every case. A number of teachers are facing difficulties because
some parents behave aggressively. Some teachers have been threatened with litigation
on the grounds that they have given too poor grades to the students.
Many of the problems in the comprehensive
school stem from the problems of society. Schools do not get enough resources;
the economic differences between municipalities have a bearing on the school
results.
Up to now, teaching has been anattractive profession,
and we have been able to select candidates for teacher training from a large
number of applicants. Just recently, we have heard, though, that a number of
teachers would like to change jobs. This is a rather disheartening scenario for
the Finnish education system.
Weg met de gemeenschappelijke lagere cyclus s.o. (collège unique) in Frankrijk. Vlaamse beleidsmakers willen gemeenschappelijke/brede eerste graad invoeren; Franse politieke partij van Sarkozy wil 'collge unique' opdoeken!
Il faut donc, selon vous, renoncer au collège unique ?
Je propose de remplacer le collège unique par un collège diversifié. Il serait fondé sur un socle de connaissances comprenant le français, les maths, lhistoire et une langue étrangère. Ces quatre mati...ères fondamentales devraient être maîtrisées parfaitement, grâce à un accompagnement personnalisé réservé aux collégiens en difficulté.
Comment sorganiserait, concrètement ce collège diversifié ?
Ce tronc commun représenterait une vingtaine dheures par semaine. On y ajouterait six à huit heures dédiées aux options. Que ceux qui sont doués pour les nouvelles technologies ou la mécanique par exemple puissent en faire vraiment sérieusement, comme pour le sport ou les langues. Imposer à chacun un moule unique, cest une souffrance pour les élèves, leurs parents et leurs professeurs.
Bruno Le Maire, député UMP, plaide pour la suppression de la deuxième langue pour tous et la constitution dun seul corps de professeurs du CP à la troisième.
Pasi Sahlberg doorprikt mythe over excellente Finse leerkrachten waarvoor hij mede verantwoordelijk
Pasi Sahlberg doorprikt mythe over excellente Finse
leerkrachte n waarvoor hij mede
verantwoordelijk is
Michael Shaw17th May
2015 at 17:40 TES
Samenvattende citaten: Professor Pasi Sahlberg told the Oppi
education festival in New York this weekend that neither Finland nor Singapore
take an academically elitist approach to selecting teachers, recognising that
under-performers at school could be the best later at explaining ideas to
pupils. Mythe over 'excellente' (superintelligente) leerkrachten in Finland . Pasi Salbberg said he feared that young people
with the right skills would be put off going into teaching if it were only for
the academic elite. "That's why this myth, that we only select the best
and the brightest, is a dangerous one. It's changing the whole idea of what it
is to be a teacher." "That's
why this myth, that we only select the best and the brightest, is a dangerous
one. It's changing the whole idea of what it is to be a teacher."
The idea that top-performing school systems only select the
most academically successful to become teachers is a "dangerous
myth", a Finnish education academic has warned.
Professor Pasi Sahlberg told the Oppi education festival in
New York this weekend that neither Finland nor Singapore take an academically
elitist approach to selecting teachers, recognising that under-performers at
school could be the best later at explaining ideas to pupils.
England has been among countries that have attempted to
emulate high-performing nations in recent years by restricting entry to the
profession to those with better degrees.
The Harvard education academic acknowledged that fewer than 10
per cent of applicants for teacher training places in Finland were successful.
But he said that, of the 120 students accepted by the
University of Helsinki for teacher training, only a quarter came from those in
the top 20 per cent for academic results. Another quarter were in the bottom
half.
"Why does the university want to have someone who
hasn't got the highest marks in reading, maths and science when there are so
many applicants they could easily fill the 120 seats with the best kids there?
"It's because in my country - and also in Singapore,
and, as far as I know, in many other places where they are doing well with the
teaching profession - the teaching profession is for everybody. It's a
completely different idea to saying teaching is only for the best and the
brightest who had the highest test scores."
The students with the lower academic results were "the
young people who have the heart and mind to pick up teaching but they are not
necessarily good students in a school because they've often had something else
to do".
"Typically many of those students are the ones that
have been doing youth work, sports and arts or community service or something
like that and that's why they didn't go to school properly. But they can
explain - and that's what makes them good teachers."
Professor Sahlberg said teacher education in Singapore took
the same approach, although he had yet to obtain comparative data.
He said he feared that young people with the right skills
would be put off going into teaching if it were only for the academic elite.
"That's why this myth, that we only select the best and
the brightest, is a dangerous one. It's changing the whole idea of what it is
to be a teacher."
Onderwijs. Debat in 'Hautekiet' over kennis-vaardigheden, ervaringsgerichte aanpak ...
Debat in Hautekiet over kennis versus vaardigheden, ervaringsgerichte aanpak n.a.v. Reyers Laat over standpunt van leerlinge Alice E.
Reactie in studio van Piet Ruysschaert (taalkampen): de eenzijdige vaardigheidsgerichte aanpak leidde tot een achteruitgang van het onderwijs. Zonder een basis grammatica kan men b.v. geen taal behoorlijk aanleren.
1.Prof. Wim Van den Broeck: De vraagstelling van Hautekiet is verkeerd!
1.Prof. Wim Van den Broeck: De vraagstelling is verkeerd! Theoretische en praktische kennis zijn helemaal niet tegengesteld: ze kunnen elkaar perfect aanvullen. De gelijkschakeling tussen praktijkgericht en ervaringsgericht slaat nergens op. Elk onderwijs heeft ervaringsgerichte elementen, maar voor het doorgedreven ervaringsgericht onderwijs à la Laevers is er geen enkele wetenschappelijke basis. Integendeel dit debat is wereldwijd wetenschappelijk al lang beslecht: kennisoverdracht is altijd cruciaal.
2.Koen Daniëls (N-VA): Moeten we eerst theorie doen OF eerst ervaringsgericht en daaruit kennis opbouwen. Helaas is de vraagstelling te eenvoudig voor de complexiteit van leren. Een goede theorie is te vergelijken met de fundering van een huis. Maar als je geen plan hebt -ervaring/aanschouwelijkheid- dan is het moeilijker om die fundering te gieten. In Nederlands is er geen onderscheid meer tussen lijdend voorwerpe en meewerkend voorwerp. Dan is het niet evident om het verschil tussen COD en COI in Frans uitgelegd te krijgen. Dan vaststellen dat leerlingen die Latijn doen beter scoren is dus vaststellen dat die leerlingen wat ze in Nederlands niet (meer) zien wel in Latijn zien.
2b.Koen Daniëls: Pieter Ruysschaert : Inderdaad ... we moeten dringend stoppen met het "verleukeren" van onderwijs. Als we iedereen -leerlingen, leerkrachten en ouders- wijs maken dat onderwijs leuk moet zijn en we dus alle niet-leuke onderdelen schrappen weet ik niet waar we eindigen, maar allicht niet waar we willen staan. Er is een cruciaal en wezenlijk onderSCHEID tussen leuk enerzijds en aangenaam, aanschouwelijk en motiverend ANDERZIJDS. Het kan leuk zijn, maar dat is het doel niet.
3.Sigrid Hoebus: Ik kreeg op de middelbare school een zeer degelijke basis, inderdaad veel drillen en memoriseren om kennis te verwerven, weinig 'opzoekwerkjes', wel creatieve opdrachten. Daarna aan de universiteit ook weer zeer veel theorie (vaak tot mijn frustratie omdat ik de 'toepassing' niet zag). Maar toen ik nog later in de V.S. een master/PhD ging halen, was ik zo dankbaar voor dit oerdegelijk en stevig fundament: ik beschikte over een toolset waarover veel van mijn Amerikaanse medestudenten niet beschikten. Ik had naar mijn gevoel "the best of both worlds".
3bis: An: Mijn jongste kind is slecht in Engels omdat de lessen te weinig theoretisch onderbouwd zijn. Wij kregen vroeger grammatica, die daarna werd ingeoefend. Nu gaat men er van uit dat jongeren sowieso al veel Engels oppikken. Er wordt meteen met praktijk gestart en hier en daar wordt dan fragmentarisch naar de grammatica verwezen. Voor jongeren met een taalstoornis is dat nefast, want die pikken niet spontaan taal op en hebben een houvast nodig. Maar ook mijn andere kinderen kennen hun talen bij lange niet zo goed als wij vroeger na de humaniora. Ze kunnen b.v. met moeite een Franse roman lezen, terwijl wij op school al Sartre en Camus lazen.
3c. Louis: Ik ga even onbeleefd zijn, maar wat een oeverloos gelul. We zijn al 20 jaar bezig met ons onderwijs naar de vaantjes te helpen door toe te geven aan de roep naar "vaardigheden". Gewoon een excuus om de waarheid te verbloemen en die is dat jonge mensen niet meer bereid zijn (ik schrijf bewust bereid in plaats van kunnen) om inspanningen te leveren op jonge leeftijd. Het moet leuk zijn en vooral niet te moeilijk. Laat nu precies theorie moeilijk zijn en je kent de uitkomst direct. Waarom doen we de lakmoesproef niet? Laten we testen opstellen die normaal gangbaar waren een kwarteeuw geleden en laat onze studenten die oplossen. Slagen ze gemiddeld op alle niveaus, dan stoppen we met de discussie en erkennen we dat we nog steeds op topniveau zitten. Zoniet moeten de verdedigers van het competentieonderwijs deemoedig het hoofd buigen en toegeven dat ze er volledig naast zitten. Wie durft?
4.Raf Feys: reactie op pleidooi van Mark Hermans, lerarenopleiding PXL Hasselt, voor een competentiegerichte aanpak in de lerarenopleiding: Aan Mark Hermans (lerarenopleiding Hasselt): precies door de competentiegerichte aanpak in heel wat lerarenopleidingen worden heel wat leerkrachten gediplomeerd die inhoudelijk te weinig competent zijn. Competentiegerichte aanpak leidt tot in-competente studenten/leerlingen.
5. Raf Feys: Kwakkel-campagne van Onderwijskrant : We vragen Hautekiet, minister Crevits en CO om een 'Reyers Laat'- kwakkel over Vlaamse leerlingen uit de wereld te helpen. Citaat van minister Crevits: : Vlaamse leerlingen kunnen hun kennis niet eens toepassen!??? Enkel goede scores voor pure kennis volgens Crevits. We merkten in de kranten en in de sociale media dat deze zomaar de Crevits'kwakkel over niet kunnen toepassen van kennis overnamen. Dit was ook veelal het geval bij de lezers die reageerden op dit bericht. Ook in Hautekiet werd het herhaald. De Vlaamse 15-jarigen behaalden echter niet enkel voor PISA-wiskunde (vooral toepassingsvragen), maar ook voor 'probleemoplossend leren' (zie bijlage) de Europese topscore. We vragen de VRT, Hautekiet, minister Crevits ( de beleidsmakers, en de onderwijskoepels en onderwijsvakbonden) om deze kwakkel zo vlug mogelijk recht te zetten. . We vragen de beleidsmakers ook dat ze tegelijk de kwakkels over de grote schooluitval in het onderwijs en het grote aantal zittenblijvers in de eerste graad s.o. uit de wereld helpen. Ook in de Zevende Dag van vorige zondag werd die valse indruk gewekt. Volgens Eurostat behaalde Vlaanderen ook inzake schooluitval een prima-score: amper 7,5% - opvallend beter dan in de meeste landen. Er zijn ook gemiddeld geen 9 à 10% zittenblijvers in onze eerste graad, maar amper 2,7%.
Cultural ignorance is an Achillesâ heel (Over belang van geschiedenisonderwijs)
Cultural ignorance is an Achilles heel (Over belang van geschiedenisonderwijs)
Published in TESS on 15 May, 2015 | By: robert peal
If we fail to teach students a core body of historical knowledge, we are excluding them from the national conversation
Citaat vooraf: If we dont empower pupils to understand historical events, we exclude them from taking part in intelligent conversation. Meanwhile, children at private schools, or from families with a high level of cultural literacy, will be initiated into such public debates regardless. As Hirsch argues: To withhold traditional culture from the school curriculum in the name of progressive ideas is in fact an unprogressive action that helps preserve the political and economic status quo."
Recently, Ive been making a mental note of historical terms used in general conversation. I described a friends attitude towards lesson planning as cavalier; a minimally furnished flat as spartan; and a colleagues work ethic as puritanical. A friend labelled herself a Luddite for her views on classroom technology and tyrannical for her opinions on behaviour management. Another friend said he was on a crusade against pupils with untucked shirts.
Some may feel that those who pepper conversation with historical allusions are simply being pretentious. However, such terms serve an important purpose. Take the word Luddite. It is an economical means of describing a very particular outlook, and has far more power than explaining at length that someone resists in vain the advance of new technologies, much like the stocking weavers of early 19th-century Nottingham.
The use of such vocabulary exemplifies what the American educationalist E D Hirsch describes as a societys shared knowledge. Through making references and allusions, we are able to communicate complex ideas with ease, enriching our national conversation. Hirsch argues that it is through teaching a knowledge-based curriculum that we can initiate young people into such discussions.
That our national conversation is rich with historical allusion is not an opinion. It is a fact. A search of The Times digital archive reveals that over the course of 2014, the British Empire was referenced 168 times; the Industrial Revolution 149 times; Magna Carta 139 times; and the Battle of Waterloo 52 times (the last two may have something to do with their upcoming anniversaries). As for historical vocabulary, Luddite was used 35 times; puritan 78 times; and spartan 66 times.
The importance of such shared knowledge was recently brought home to me when I began teaching classical civilisation GCSE. This has allowed me to address what has always been a gaping lacuna in my own cultural literacy: my ignorance of classical literature. Reading Homer over the summer was a revelation. Not only do I now have a proper understanding of what is meant by an Achilles heel and a Trojan Horse, I finally know what is meant by a wailing Cassandra, a lotus-eater and being between Scylla and Charybdis. I understand the origin of the words siren, tantalising and hector, not to mention the name of the Dutch football team Ajax. Increasingly, Im spotting classical references in newspapers, books and on television that for years sailed over my head.
Such historical and literary allusions are an example of a wider argument about the transferability of knowledge. We often hear talk of schools equipping children with transferable skills but knowledge is just as easily transferred if not more so.
Take the example of history. Learning about the feudal system in medieval England gives pupils a frame of reference for understanding other social hierarchies, be it the Hindu caste system or Russian serfdom. And learning about the English Civil War involves themes (tyranny, popular uprising, military dictatorship) that provide insight into other national upheavals such as the French Revolution or even the Arab Spring of 2011.
A lifelong journey
I share the belief of many teachers that schools should develop lifelong learners, but it is through giving pupils transferable knowledge that we will best achieve this aim. Existing knowledge gives pupils the mental architecture to acquire new knowledge. As the Classics teacher A C Benson wrote in his 1902 book The Schoolmaster, a well-educated child is one who knows enough to want to know more.
This is one reason why I do not oppose the teaching of predominantly British history in schools. Were we given the luxury of infinite time, it would be marvellous to teach children all of world history, from Plato to Nato. However, as in all subjects, teaching time in history is squeezed. Most pupils in this country have just three years of compulsory history teaching from a specialist teacher at the beginning of secondary school, often for only one hour a week.
The idea of focusing on UK history is frequently parodied as chauvinistic. In 2013, Sir Richard Evans, regius professor of history at the University of Cambridge, condemned the focus of Englands new national curriculum as rote learning of the patriotic stocking-fillers so beloved of traditionalists.
I disagree. There is a world of difference between learning about British history and celebrating it. Too often it is assumed that the former must mean the latter. However, I dont see how teaching pupils about Cromwell in Ireland, the transatlantic slave trade or the Boer War could leave them with anything but a sense of distaste for our past. Whether one celebrates or bemoans what occurred is of secondary importance: the vital point is that pupils should know about it.
As for those who claim that this history isnt relevant to national life in 2015, they strike me as so many King Canutes trying in vain to hold back the tide. In recent years, the news has been awash with British history, from the runaway success of Hilary Mantels Wolf Hall to Danny Boyles Olympic opening ceremony and Richard III being found in a Leicester car park.
If we dont empower pupils to understand historical events, we exclude them from taking part in intelligent conversation. Meanwhile, children at private schools, or from families with a high level of cultural literacy, will be initiated into such public debates regardless. As Hirsch argues: To withhold traditional culture from the school curriculum in the name of progressive ideas is in fact an unprogressive action that helps preserve the political and economic status quo.
I believe there will always be a space for a nations cultural heritage on the school curriculum. Call me a Victorian, a jingoist or a Luddite. Compare me to Thomas Gradgrind. Heck, you can even call me a Pharisee. But know that it is the teaching of a traditional curriculum that will allow future generations of schoolchildren to understand such allusions.
Robert Peal is a teacher at the West London Free School and author of Progressively Worse: the burden of bad ideas in British schools
Inspirerend essay van Graa Boomsma, leraar Nederlands s.o. en schrijver, over de precaire toestand van het middelbaar onderwijs
Inspirerend essay van Graa Boomsma, leraar Nederlands s.o. en schrijver, over de toestand van het middelbaar onderwijs in Nederland - de achteruitgang van de taalkennis, het competentiegerichte leren, het foute en ondoordachte onderwijsbeleid, enz. (De Groene Amsterdammer, 23 april 2014).
De toestand van het onderwijs is precair . Bijna drie jaar geleden, op een warme namiddag in juni, zat ik op het achterterras van het Catshuis aan een gedekte tafel tegenover minister-president Mark Rutte, die toen nog elke donderdagochtend een uurtje maatschappijleer gaf aan een Haagse mavo-klas. ... Wat was er aan de hand? Zeer recent had de Onderwijsinspectie alarm geslagen. De middelbare school zat in de gevarenzone, want de cijfers van de eindexamens Nederlands, Engels en wiskunde tegenwoordig de drie kernvakken waarvoor je hoogstens één vijf mag halen waren in vijf jaar tijd steeds slechter gemaakt, terwijl die examens niet moeilijker waren geworden.... En dan was en is er nog het hardnekkige tekort aan docenten, dat wil zeggen degelijk opgeleide, vakbekwame leraren aan wie zowel de slimme als de slome leerling zich kan optrekken. ...
Maar om die redenen zat ik niet aan die tafel achter het Catshuis, aan de rand van een weelderige tuin. Ik had mogen aanschuiven omdat er net een kritisch boekje van mij was verschenen, Uit de school, over mijn ervaring als docent Nederlands op een middelbare school in de Zuid-Hollandse bollenstreek. In een reeks korte hoofdstukken probeerde ik heel concreet te vertellen wat er zoal in een klaslokaal, met vaak meer dan dertig pubers, gebeurt. Ik stelde vragen. Hoe taalvaardig is de gemiddelde havo- en vwo-leerling van zestien jaar? Bestaat er nog zoiets als huiswerk, of wil de leerplichtige leerling liever werken als pizzakoerier, vakkenvuller, krantenbezorger, slagersknecht of broodjesverkoper? Hoe bestrijd ik het kortermijnmaterialisme onder leerlingen die liever geld verdienen dan lezen of studeren? Hoe kunnen gebrekkig opgeleide docenten heel veel didactiek en onderwijskunde, steeds minder vakkennis toch nog degelijk lesgeven aan een vwo-bovenbouwklas als ze zelf slechts havo hebben? ...
Een van de meest huiveringwekkende ervaringen die ik de laatste tien jaar in de bovenbouw opdeed, was het ernstige gebrek aan vocabulaire. Het woordenboek zou elke dag binnen handbereik moeten zijn, maar liever leest de leerling eroverheen. Woorden als harmonie, antisemitisme, nauwgezet, effectief, permanent, accuraat, cruciaal, miniem, geringschattend of ondermijnen ze zeggen de meeste vwo5-leerlingen niets En dit is nog maar een kleine greep uit mijn lespraktijk. Hoe moet je dan, met een krappe of krimpende woordenschat, in godsnaam De Groene Amsterdammer lezen? En hoe kun je, met een lichte taalbagage, je weg vinden in vaak slecht geschreven lesmateriaal dat de vaderlandse geschiedenis, biologische verschijnselen of filosofische of artistieke ontwikkelingen wil uitleggen? Ach, muziek en kunst zijn al lang vakken in de marge van welke schoolactiviteit ook geworden. Niet praktisch en nuttig genoeg, en zeker niet meetbaar.
Twintig jaar lang afbraak en bezuinigingen én de terreur van het zogenaamde competentiegerichte leren (de leraar als coach in de marge, de leerling als zelfstandige student) hebben een spoor van vernieling door het voortgezet onderwijs getrokken. De middelbare school is cruciaal. Er is een deltaplan nodig om die school beter te laten aansluiten op het hoger onderwijs, hbo en universiteit. Dan pas kan Nederland een werkelijk vooraanstaand kennisland in de wereld worden en wordt ons land niet rechts en links ingehaald.
Dát was het gespreksonderwerp op die warme zomermiddag en -avond achter het Catshuis. Wij, nobele lesboeren en ambitieuze schoolleiders, fulmineerden op beschaafde wijze tegen het onophoudelijke ideeënbombardement van bovenaf, de eeuwige vernieuwingsdrift, de toetsenterreur, de vervalsende meten is weten-ideologie en de treurige, welhaast hopeloze staat waarin de gemiddelde lerarenopleiding verkeert. Rutte en zijn hoge ambtenaren luisterden en notuleerden... Wij hebben het allemaal gezegd, in verschillende toonaarden. Maar politici die écht lezen wat leraren met jarenlange ervaring te melden hebben, beleidsmakers die écht luisteren, bestaan die wel? Waarom zat ik daar achter het Catshuis in de avondzon? Liet ik mijn ego maar een beetje strelen, blies ik stoom af, of meende ik een paar politici en ambtenaren bij de les te kunnen houden en te kunnen corrigeren? Er zou een vervolg op deze onderwijsavond op het Catshuis komen. Er kwam geen vervolg, wel Rutte II.
Er is een deltaplan nodig om de middelbare school beter te laten aansluiten op het hoger onderwijs, hbo en universiteit
Een van de recente toverwoorden in het onderwijs is excellentie. Vijf procent van de leerlingen schijnt excellent te zijn dat is iets anders dan hoogbegaafd en die zeer heldere hoofden dienen de docenten, excellent of niet, beter te bedienen. Hoe? Door hun extra en moeilijker werk te geven: niet het lage leren maar het hogere, inzichtelijke studeren. Dat is gedifferentieerd lesgeven (maatwerk in simpel en verraderlijk onderwijsjargon), ook al worden de klassen groter; een klas van meer dan dertig leerlingen is voor een kernvakdocent geen uitzondering. Hoewel de regering de nullijn in de salarissen jarenlang heeft volgehouden wil zij wel extra geld uittrekken voor weer een ander ideetje, deze keer van de Onderwijsraad: prestatieloon voor excellente docenten, teams en scholen. Het is façadepolitiek. Laat ik eens consequent doorredeneren: als excellente docenten een beloning kunnen krijgen, dan moeten slecht presterende docenten financieel een stapje terug zetten. Maar wie binnen een school wil daar verantwoordelijk voor zijn? Sectiehoofden, de rector, afdelingsleiders, jaarlaagcoördinatoren, de conciërge, een paar excellente leerlingen uit vwo6? De docentenkamer zou onleefbaar worden.
Het zal je maar overkomen, topleraar zijn op je eigen school. Dan word je, echt waar, één dag per week vrijgesteld van lesgeven om aan speciale projecten geen idee welke te mogen werken. Daarvoor krijg je dan tweehonderd euro bruto extra per maand, komend uit de driehonderd miljoen bezuinigingen op het onderwijs voor leerlingen met ernstige leerproblemen, het passend onderwijs. Briljant idee! Haal de beste leraren weg uit het klaslokaal, geef hun een fooi oftewel een klapsigaar uit eigen onderwijsdoos en zet in plaats van die topsporters een middelmatige meester of juf voor de klas, als die al te vinden is. De ziekte die dan door de docentenkamer waart, heet de pleuris. Niemand gelooft dat met dit idee het lerarentekort voor vooral de kernvakken verdwijnt, laat staan dat de excellentie onder docenten en leerlingen stijgt.
Kleinere klassen, minder bemoeizucht van leken, verplichte bijscholingscursussen voor beroerd opgeleide of routineuze docenten, stimulerende salarissen en het allerbelangrijkste een drastische verbetering van de lerarenopleiding: laat alleen vwo-leerlingen toe, zet veel meer doorknede docenten met diepe vakkennis in en besnoei de didactiekwildgroei.
In het Nationaal Onderwijsakkoord van vorig jaar is afgesproken dat onderwijsminister Jet Bussemaker (pvda) tot 2017 bijna zevenhonderd miljoen extra mag uittrekken voor onder meer het voortgezet onderwijs. Om jonge docenten aan te kunnen trekken voor het basis- en voortgezet onderwijs is er tot 2017 150 miljoen uitgetrokken. Een druppel die niet eens op een gloeiende plaat valt. En de veelbesproken 1040 uur per jaar reduceert de regering dan wel tot duizend uur, de werkdruk van en de roofbouw op de doorsneedocent gaat onverminderd door, niet in de laatste plaats door afschaffing van de seniorenkorting (leraren van 52 en ouder krijgen deels betaalde werkverkorting, Bapo genaamd).
Het is helaas compromisbeleid, halfslachtig herstelbeleid. De werkdruk vermindert niet en de salarissen blijven achter: voor de helft van de docenten dé redenen om te overwegen uit het onderwijs te stappen. Dat noem ik een zeer dreigende situatie. ... Een blik op de harde praktijk. Graag zou ik het tekort aan goede docenten in mijn sectie Nederlands snel aanvullen met een paar doorknede docenten die in onder- én bovenbouw inzetbaar zijn, maar helaas was de oogst aan sollicitanten heel mager toen een van ons aankondigde dat ze binnenkort met zwangerschapsverlof ging: twee. We moesten onze wensen drastisch bijstellen en aanpassen aan de rauwe realiteit: roeien met één riem. Goede docenten Nederlands zijn nog steeds zeldzaam. Alleen al dat feit zou alarmerend moeten zijn in onderwijsland, ook omdat de moedertaal in andere vakken (de vreemde talen, geschiedenis, aardrijkskunde, economie, biologie en maatschappijleer) een dominante rol speelt. Hoe vaak moet de ervaren docent nog zeggen dat de toestand te ernstig is voor politieke lapmiddelen op de korte termijn?
Ga er maar aan staan: zeven uur lesgeven aan een klas met zon dertig leerlingen en voortdurend alert zijn, anders verlies je grip. Wat mij verbaasde, is dat docenten minder dan de helft van hun werkuren voor de klas staan. Ze hebben zoveel neventaken dat kennisoverdracht een bijzaak lijkt. Een docente vertelde mij dat ze lesgeven tussendoor doet, als een verzetje. Aan het woord is Paul Rosenmöller, voorzitter van de raad voor het voortgezet onderwijs (VO-raad). Die neventaken (werkgroepjes, dyslexiebegeleiding, schoolreisjes, sportdagen, enzovoort) zijn inderdaad op te veel scholen een woekering geworden, en voor matig presterende docenten een ontsnappingsroute uit het klaslokaal. Het heet promotie als je als docent wordt vrijgesteld van lessen en andere taken binnen school krijgt toebedeeld. Hoe hoger in de hiërarchie, hoe meer je verdient en hoe minder je in de klas staat. Dat blijf ik een bizarre situatie vinden, een weerspiegeling van de verkeerde mentaliteit. In het klaslokaal gebeurt het, de rest blijft ruis.
Maar wat biedt Rosenmöller aan oplossingen? Dan klinkt hij opeens minder verstandig en zakt hij af tot bedenkelijke borrelpraat (het probleem is: iedereen denkt dat hij verstand heeft van lesgeven): Ik zou zeggen: sluit aan bij de belevingswereld van jongeren en gebruik de smartphone of iPad in de les. Erger nog, hij wil zijn steentje aan de voortwoekerende onderwijsvernieuwing bijdragen door te beweren dat de maatschappelijke ontwikkeling van individualisering, informatisering en internationalisering over scholen heen gewaaid zou zijn. Ach ja, bezoek 25 scholen binnen twee maanden en je bent expert. Dan mag je zomaar zulke onzin debiteren en de docenten voor de voeten lopen. Alsjeblieft, VO-voorzitter, bemoei je niet met wat er in het klaslokaal zou moeten gebeuren, daar heb je geen verstand van.
Ook staatssecretaris Sander Dekker (vvd) weet het beter dan de docent. Nadat zijn ideetje dat leerlingen met een cum laude hun eindexamen moesten kunnen behalen, was gesneuveld, komt hij nu met de bewering dat veel intelligente leerlingen zich vervelen en intellectuele uitdaging missen. De excellentie is weer terug. Ik zie heel wat anders in het klaslokaal: onzelfstandige leerlingen die je heldere instructies moet geven de docent als wandelende en ordelijke agenda en die snel verdwalen met of in hun smartphone, die altijd binnen handbereik ligt en om de twee minuten door de verslaafden gecheckt wordt. Dit is een dagelijkse bron van ergernis onder docenten, die tegelijkertijd al lang weten dat de smartphone (internet, woordenboek!) soms een snelle en effectieve bijdrage aan een les kan zijn. Leerlingen die zich vervelen, vormen een grote uitzondering. Beste Sander, loop eens een paar dagen met me mee, dan zie je hopelijk de weerbarstige werkelijkheid met eigen ogen (weerbarstig is een woord dat de havo- of vwo-leerling helaas niet kent).....
Ach, de lippendienst die de politiek bewijst aan het onderwijs sinds het debacle van het Studiehuis en het competentiegerichte leren (de docent als coach in de kantlijn, de leerling als jeugdige zzper) heeft niet veel om het lijf als het echt om krachtdadig onderwijskundig en gericht financieel beleid gaat. Er bestaat een noodtoestand in het middelbaar onderwijs, probeerde ik de beleidsmakers en de politici in de achtertuin van het Catshuis duidelijk te maken. En die toestand ervaar ik elke schooldag. Zolang er geen ruim reservoir van degelijk opgeleide vakdocenten in de kernvakken is, blijven alle plannetjes en ideetjes lapmiddelen op de korte termijn. Een deltaplan dus. Graa Boomsma is schrijver en docent Nederlands.
Onderwijs. STEM: hoeveel STEM-ers hebben we nodig? Gevolgen voor andere vakken.
Hoe meer stemmen over 'STEM', hoe minder eenstemmigheid! Hoeveel STEM-ers hebben we nodig? Gevolgen voor andere vakken?
Citaat:Given all of the above, it is difficult to make a case that there has been, is, or will soon be a STEM labor shortage. If there was really a STEM labor market crisis, youd be seeing very different behaviors from companies, notes Ron Hira, an associate professor of public policy at the Rochester Institute of Technology, in New York state. You would...nt see companies cutting their retirement contributions, or hiring new workers and giving them worse benefits packages. Instead you would see signing bonuses, youd see wage increases. You would see these companies really training their incumbent workers.
None of those things are observable, Hira says. In fact, theyre operating in the opposite way.
Citaat 2: Emphasizing STEM at the expense of other disciplines carries other risks. Without a good grounding in the arts, literature, and history, STEM students narrow their worldviewand their career options. In a 2011 op-ed in The Wall Street Journal, Norman Augustine, former chairman and CEO of Lockheed Martin, argued that point. In my position as CEO of a firm employing over 80 000 engineers, I can testify that most were excellent engineers, he wrote. But the factor that most distinguished those who advanced in the organization was the ability to think broadly and read and write clearly
Onderwijs. Vijf foute opvattingen over lerene n onderwijs
Five Common Misconceptions about Learning
May 16, 2015 | Author: gregashman
There are many books out there that deal with education myths. Daisy Christodoulous Seven Myths about Education is excellent and I have recently been sent Urban Myths about Learning and Education by De Bruyckere, Kirschner and Hulshof which I will review when I have finished reading it.
However, in this necessarily brief post I am going to characterise some common ideas as misconceptions rather than as myths. To me, this is how such views often present themselves; they are plausible, a wide range of people seem to arrive at them independently and yet the available evidence suggests that they are flawed. They feel truthy in much the same way that it seems reasonable that something must be pushing the Moon around the Earth.
1. Novices should emulate the behaviour of experts
This misconception has legs. It is a key driver behind inquiry-based programmes in science, mathematics and history. For instance, in an article in The Telegraph, Jo Boaler contrasts the work of a PhD mathematics student with the sort of maths that takes place in classrooms, finding the latter wanting. But why should children who are just embarking on their mathematical journey need the same kind of learning experiences as someone much more expert? Experts have a vast amount of content knowledge that enables them to perform differently. It is easy to underestimate the scale of this. A key finding of cognitive science is that experts and novices benefit from quite different types of instruction.
If you ask a history student to read a source document then at least you are replicating the actual behaviour of experts. This may not be optimal for learning but it could have value as part of a range of strategies students might enjoy it, perhaps. However, some strategies that are supposed to be based upon the behaviour of experts might not even reflect what experts do. For instance, the use of multiple cues or searchlights in reading instruction is meant to reflect experts strategies but it is unclear whether expert readers actually use these cues.
2. You understand concepts better if you discover them for yourself
I recently fixed the toilet. It was a frustrating experience because I didnt know what I was doing. There was lots of cursing and plenty of, what does this bit do? I spent at least the next week wondering whether an eruption of soiled water was imminent. Do I now understand toilets better than if a plumber had been alongside me, explaining exactly what to do? Definitely not.
So why do we have this intuitive preference for students figuring things out for themselves? In one seminal study, students were randomly divided into two groups. The first group were explicitly instructed in the fundamental scientific principle of controlling variables. The second group were given investigations to complete in which they had to figure out this concept for themselves. Unsurprisingly, fewer students in the second condition learnt the principle. However, those that did were no better than students from the first group at later evaluating science fair posters. There was no advantage to discovery.
Nowadays, advocates of student discovery tend to promote the less ambitious idea of productive failure. They concede that explicit instruction is needed but only after a period of open-ended problem solving. Interestingly, given the above discussion, it has been argued that many of the experiments that have been designed to test this idea fail to properly control variables (see the discussion at the end of this paper). A 2014 study by Manu Kapur is the best quality study so far but there is still a problem with it: The students given explicit instruction prior to problem solving then have to spend a whole hour solving a single problem which they already know how to solve.
3. Meta-cognition is a short-cut to expertise
So if simply imitating the behaviour of an expert will not make you an expert, are there other shortcuts available? Clearly, it would be great if we could find a way to develop expertise without students having to learn and practice all of the boring stuff. Perhaps we can teach general strategies which, if our students apply them, can be used in a range of situations. This way, we can teach them how to learn and they can apply this to anything they need to learn in the future.
The picture here is actually quite complex. Take the example of reading comprehension strategies. These are general strategies that you can apply to anything that you read in order to help you understand it. Such strategies exist, although they pretty much boil down to one single strategy asking yourself questions whilst reading. These strategies can also be explicitly taught to students and confer an advantage. However, they tend to provide a one-off boost which further repetition and practice doesnt seem to increase very much.
The same can be said of critical thinking skills or learning to learn skills. Asking yourself questions whilst reading a text is only helpful if you can answer those questions. Similarly with critical thinking; asking who wrote a source is only of any use if you can find the answer and know what this means. The fact that a source was written be a loyalist doesnt help much if you dont know anything about the American Revolution.
Similarly, learning to learn when not presented vaguely seems to reduce to study skills and, of these, the evidence for self-testing stands-out from the rest. Its worth knowing that this is a good studying strategy but it acts to help consolidate the knowledge base rather than reduce the need for it. At its all rather prosaic when you consider the fact that these ideas are often sold as somehow teaching students how to think.
4. Knowledge-based education is really boring
We tend to conjure an image of some kind of nineteenth century classroom where the teacher beats facts into children at the end of a cane. And yet what is being proposed instead?
I cannot think of anything worse than spending hour after lengthy hour repeating reading comprehension exercises. In his recent book, David Perkins makes the case for authentic learning activities in which students naturally acting like experts engage in, Project-based learning in mathematics or science, which, for instance, might ask students to model traffic flow in their neighbourhood or predict water needs in their community over the next twenty years.
Really?
Set against this, a whole-class discussion of the dinosaurs or the possibility of alien life or the battle of El Alamein or the concept of infinity or whether Macbeth is a misogynistic play; these all seem positively in-tune with your average teenagers interests.
The purpose of education is not to entertain; it is to educate. But if the criticism of knowledge-based education is that it is boring then the critics need to work a bit harder on the alternative.
5. Education must be personalised
Setting aside practical considerations, education should clearly work better if it meets students at their point of need. However, it needs to meet them there and then take them somewhere else. To borrow from Eric Kalenze, education should act like a funnel that prepares diverse students for college, careers and engagement in civic society.
However, it seems as if we have lost this clear mission. If students are pursuing their own interests and are expected to engage in learning only if we make it as easy and as accessible as possible then how are we preparing them for life after school?
Imagine a tour operator running trips to Greece. Of course, the tour operator needs to take account of where people are travelling from so that she can arrange planes and the like. But she still has to get them to Greece. It would be a poor tour operator indeed that told people not to bother going there and to go for a walk around their home town instead.
Students need to be able to read, write and do basic maths. These are functional skills that society demands and, in order to do the first of these, they will need a fair amount of general knowledge. As an advocate of the liberal arts, I would also argue that education must go beyond a merely instrumental role and seek to improve the quality of peoples lives. By taking academic studies further we open up opportunities for future study, careers or cultural interests.
BLog:Filling the pail ("Education is not the filling of a pail, but the lighting of a fire." As W. B. Yeats never said)