*VSKO-grootschaligheidsplan: geen bestuurlijke optima- lisering & democratisch en modern bestuur, maar veel stappen achteruit! ... * Grootschalige scholengroepen & besturen: too big & oligarchisch to succeed!
* Leuvense professor Herman De Dijn: "In plaats van schaalvergroting en fusies zijn decentralisatie en subsidiariteit aangewezen" * Kritiek op grote scholengroepen á la VSKO-plan vanuit onderzoeksrapporten, hoorzittingen e.d.
*Kritische vragen directeurs katholiek onderwijs over grote scholengroepen & bestuurlijke schaalvergroting & verzet van directie van Steden & Gemeenten *Leren uit nefaste gevolgen van grote scholengroepen in Nederlands secundair onderwijs en in onze Vlaamse hogescholen
*Van scherpe kritiek op oligarchische & bureaucratische KULeuven (2003-mei 2013), naar recent COBRA-plan voor medezeggenschap & collegiaal bestuur
Onderwijskrant is een tijdschrift dat 4x per jaar verschijnt. Het brengt beschrijvingen van - en kritische reflecties op onderwijs en onderwijsbeleid. Bepaalde bijdragen zijn doorwrochte werkstukken, andere geven opvattingen en ervaringen weer
Onderwijs. Lieven Boeve: leraars in hogere leerjaren s.o.moeten ook 22 uur les geven!??
Hautekiet: moeten (alle) leraars in hogere leerjaren s.o. ook 22 uur les geven?
"Leraars in het middelbaar onderwijs 22 uur doen
lesgeven? Wat een ergerlijk persbericht" Wiskundige Dirk Huylebrouck is
niet zo tevreden over het meest recente persbericht van onderwijstopman Lieven
Boeven. Daarin vraagt Boeven dat alle leerkrachten in zijn net 22 uur per week
gaan lesgeven.
Ook Dirk Huylebrouck heeft het persbericht gelezen.
"Ergerlijk", vindt hij het.
Dat vraagt om enige
uitleg. Dus krijgt hij van ons 1 minuut:
Ten eerste zal het bij vele mensen de reactie opwekken dat
er in het onderwijs al veel vakantiedagen zijn terwijl het er minder zijn dan
aan de spoorweg of in de magistratuur maar ook dat ze dus niet eens 36, laat
staan 40 uur per week werken. Want dat leraars hun lesvoorbereidingen,
administratie en liefst ook nog hun wetenschappelijke vorming moeten bijhouden,
dat gaat er voor de meeste mensen niet in. Nu, voetballers werken maar 90
minuten, maar daar is nog nooit een klagend persbericht over geweest.
Ten tweede hebben niet alle leraars dezelfde opdracht. Er
zijn te weinig wiskundeleraars, en daarom wordt in de Verenigde Staten het
probleem van vraag en aanbod gecompenseerd door een beter salaris. Maar bij ons
zou er zelfs niet eens een compensatie meer kunnen zijn door een aangepaste
lesopdracht. En dus worden de LO-leraars die vanop een stoeltje de leerlingen
doen voetballen, gelijk gesteld aan de wiskundigen, die dikwijls een echt
gevaarlijk beroep uitoefenen."
Commentaar: De meeste leraars in de hogere leerjaren hebben
o.i. meer tijd nodig voor de voorbereiding van de lessen dan de leraars in de
lagere klassen. Ze kunnen minder een beroep doen op handboeken en moeten dus
meer eigen cursussen, werkbladen e.d. opstellen; ze doceren moeilijkere
materies, geven les aan een kritischer publiek ....Ook wij vrezen ten zeerste dat
het voorstel van Boeve tot een lagere kwaliteit van de lessen in de hogere
leerjaren zal leiden en tot nog minder kandidaat-leerkrachten.
We betreuren verder dat men vanuit de onderwijskoepel eens
te meer de stemmingmakerij tegen het onderwijs/de leerkrachten in de hand werkt
(zie reacties op websites kranten). De
Guimardstraat deed de voorbije 25 jaar ook niet de minste inspanning om de vele
stemmingmakerij en kwakkels over schooluitval, sociale discriminatie,waterval, zittenblijven, PISA-prestaties, ...
recht te zetten. Vorige week nog orakelde minister Crevits dat de Vlaamse
leerlingen voor PISA e.d. enkel goed presteerden voor pure kennis, maar zwak
voor het toepassen van kennis. De Vlaamse 15-jarigen behaalden echter de
Europese topscore voor de toegepaste PISA-wiskunde-opgaven en ook voor Probleemoplossend
leren. Geen rechtzetting vanwege de
koepel!
P.S. 1 De hervorming van het hoger onderwijs heeft er ook
toe geleid dat de lectoren steeds meer lessen moeten geven. Dit leidde tot een
daling van de kwaliteit van de lessen, tot minder eigen cursussen, tot minder
tijd voor het zich verder (wetenschappelijk) bekwamen (lectoren lezen veel
minder den voorheen), tot weinig of geen tijd meer voor het publiceren en voor
maatschappelijk dienstbetoon ...
P.S 2 Reactie van Geert Deceuninck
De nieuwe baas van het Katholiek onderwijs vraagt meer
flexibiliteit van de leerkrachten. Een statement dat bewijst dat hij geen
voeling heeft met de realiteit. Op het artikel in de media heb ik volgende
reactie geplaatst:
Weer het oude zeer,
er wordt enkel naar het aantal uren les gekeken. Leerkrachten als
luxewerknemers afschilderen maar dan wel meteen eisen dat hun kinderen op
school een degelijke opvoeding krijgen. Als gepensioneerd leerkracht erger ik
mij blauw aan de vooroordelen en reacties van velen die geen notie hebben van
de inspanningen die leraren leveren om, naast het aanbrengen van de leerstof,
ook nog moeten sociale opvoeding geven, relatietherapie inbouwen in hun lessen,
inspelen op radicalisering, en noem maar op. Ook de buitenschoolse activiteiten
worden vaak vergeten, iets waar vele uren werk aan besteed wordt. Dan hebben we
het nog niet over administratief werk, vergaderingen, deliberaties, enz. Een
goede leerkracht heeft een hart voor zijn school en voor zijn leerlingen. Wie
daar geen weet van heeft zou hier beter geen reacties plaatsen. Wie geen
vertrouwen heeft in leerkrachten, hen zelfs minacht, doet er dan beter aan om
aan thuisonderwijs te doen. Maar ja, wat thuis mis loopt moet op school
gecorrigeerd worden door zogenaamd overbetaalde en van veel vakantie genietende
'stofjassen'. Ik heb 37 jaar in het onderwijs gestaan, met veel plezier, maar
ook met een boel frustraties. Flexibiliteit, wat de nieuwe topman vraagt, is
altijd al een norm geweest. Wie denkt dat een leerkracht zijn uurtjes klopt en
dan lekker thuis zit heeft het mis. Och ja, ik kan hier nog lang doorgaan, maar
het komt neer op respect. Zovelen hebben geen respect meer voor onderwijzend
personeel omdat men enkel nog kijkt naar het effectief aantal uren dat een
leerkracht les geeft. Wat daarnaast gebeurt is dan bijzaak. Hoe veel meer
flexibiliteit kan nog van een leerkracht geëist worden?
Onderwijs. Vrijeâ interpretatie van wollige M-decreet door Tine Geysen en âvrijeâ CLB-koepel
Vrije interpretatie van wollige
M-decreetdoor Tine Geysen en vrije CLB-koepel
1.Minister
Crevits:interpretatievrijheid voor
CLB!?
Op 12 februari gaf minister Crevits in de
commissie onderwijs grif toe dat het M-decreet heel vaag is en veel
interpretatie toelaat. Zelf vond ze die vaagheid en interpretatievrijheid
blijkbaar zelfs goed en vertrouwt ze naar eigen zeggen op de interpretatievrijheid-
en wijsheid van de CLB-mensen. Een paar Vlaamse parlementsleden stelden de
vraag of kinderen als het dochtertje Flo van An Nelissen na het derde kleuter
volgens het M-decreet al dan niet rechtstreeks naar het buitengewoon onderwijs
(type basisaanbod) mogen overstappen. Ze gingen er zelf van uit dat dit niet
kon en drongen aan op een aanpassing van het decreet.Minister Crevits ontweek een antwoord op deze
concrete vraag : Ik heb ookde verslagen gelezen die de afgelopen dagen
in de pers (over Flo e.d.) zijn verschenen. Ik wil niet op individuele gevallen
ingaan. Dat lijkt me ook moeilijk. Ik ken de zorgen van die mensen niet. Ik kan
naar hen luisteren, maar ik kan dat niet oplossen. We zullen vertrouwen moeten
hebben in de goede werking van de CLBs. De CLBs zullen case per case nagaan
hoe een probleem kan worden opgelost. Crevits was dus niet van plan het
decreet aan te passen.
2. Vrije interpretatie van M-decreet door
verantwoordelijke VCLB-koepel
Minister Crevits wees dus op de grote interpretatievrijheid
vanwege de CLBs en op het feit dat deze volgens haar geval per geval moeten
bekijken.Uitrecente bijdragen van Tine Geysen,verantwoordelijke voor het M-decreet binnen
de Vrije CLB-koepel, blijkt alvast dat zij en haar CLB-koepel het M-decreet op
een eigenzinnige wijze interpreteren en deze interpretatie blijkbaar ook willen
opleggen aan de afzonderlijke CLBs. We merken tegelijk dat bepaalde
CLB-directeurs het CLB-decreet dit decreet wel wat anders en minder strak
interpreteren dan Tine Geysen en Co.
In de bijdrage M-decreet: vraag en antwoord
in Caleidoscoop van eind februari
2015 besteedt Tine Geysen aandacht aan vragen over het M-decreet waarmee CLBers nog zitten over de concrete
uitwerking van het M-decreet. Zij doet dat ook in een bijdrage in het
tijdschrift Impuls van maart 2015. In
beide bijdragen manifesteert Geysen zich als een enthousiaste pleitbezorger van
het M-decreet die vindt dat er al te veel kinderen naar het b.o. verwezen
worden en dat veel van die kinderen nu meer
kansen zullen krijgen binnen het gewoon onderwijs (Impuls, p. 142). Dat
het aantal b.o.-kinderen mede een gevolg is van de sterke toename van
(anderstalige) allochtone leerlingen, wordt uiteraard niet vermeld. We zullen
verderop ook merken dat Geysen en Co de gangbare CLB-praktijk inzake het
opstellen van diagnoses en verslagen aanzienlijk willen beperken. Bij
betwistingen tussen scholen en ouders willen zij ook bijna onvoorwaardelijk het
oordeel van de ouders voorrang geven.
Tine Geysen beklemtoont in de Impuls-bijdrage
o.i. ook al te zelfbewust en ostentatief dat de eindverantwoordelijkheid steeds
ligt bij het CLB en dat het CLB zich als kritische
partner van de school moet opstellen: het
CLB en de school zijn partners, maar parters mogen elkaar kritisch bekijken.
3. Liefst geen verwijzing naar b.o. in de
loop van een schooljaar!??
In de Caleidoscoop-bijdrage behandelt Tine
Geysen o.a. de vraag: Kan een leerling verwezen worden naar het type
basisaanbod in de loop van het schooljaar? Geysen schrijft:Een eerste verwijzing in de loop van het
schooljaar (b.v. in een eerste leerjaar)
kan, al moet steeds goed overwogen worden of dit wel wenselijk is. Streefdoel
is om een overstap naar buitengewoon onderwijs te laten ingaan op 1 september
Een kind kan volgens het M-decreet pas overstappen naa het
b.o.-basisaanbodals aangetoond wordt
dat het weinig kan opsteken in b.v. het eerste leerjaar. (Ook al wekt directeur
Vandenbroucke van het vrije CLB-Ieper in een standpunt op de website Klasse
voor ouders de indruk dat leerlingen b.v. na het derde kleuter wel nog
rechtstreeks kunnen overstappen naar het typs basisaanbod.)Voor een aantal leerlingen waarvan men al in
de kleuterschool weet dat het gewoon onderwijs moeilijk haalbaar is, zal uiteraard
al heel vlug blijken dat het volgen van het eerste leerjaar niet wenselijk is.
Bij zon afweging na 1 of een paar maanden speelt vooral ook mee dat men er ten
zeerste van overtuigd is dat dit kind ook in de erop volgende maanden weinig
zal opsteken in dit eerste leerjaar en dat dus het verder volgen van dit
leerjaar geenszins zinvol is.We
begrijpen nietwaarom volgens Geysen het
streefdoel van het CLB is om een overstap naar het buitengewoon onderwijs pas
te laten ingaan op 1 september van het volgend schooljaar.
Op onze kritiek repliceerde Geysen op de blog
van An Nelissen: Ik heb wel nergens
geschreven dat een kind enkel kan verwezen worden naar buitengewoon onderwijs
als kan aangetoond worden dat het niets kan opsteken in het 1ste
leerjaar. Wat het streefdoel betreft om een overgang te laten samenvallen met
de start van een nieuw schooljaar daarmee geven we enkel aan dat waar mogelijk
we een instap in buitengewoon onderwijs willen laten samenvallen met de start
van een nieuw schooljaar. Het is geenszins de bedoeling om een instap in het
buitengewoon onderwijs in de loop van een schooljaar te verhinderen indien dit
het meest aangewezen is voor de leerling in kwestie. Waarom vermelden
Geysen en het VCLB niet dat kinderen waarvan men al in het kleuteronderwijs en
bijna vanaf de eerste dag van het eerste leerjaar heel goed weet dat ze weinig
kunnen opsteken in het eerste leerjaar, er alle belang bij hebben om zo vlug
mogelijk over te stappen naar het buitengewoon onderwijs? En waarom vermeldde Geysen
wel uitdrukkelijk dat het streefdoel moet zijn om kinderen pas na het eerste
leerjaar, op 1 september te laten overstappen?
3.Enkel (doorverwijzings)verslag als ouders ermee akkoord gaan!??
In de bijdrage in Impuls (De rol van het CLB binnen het M-decreet) schrijft Geysen
o.i. ook een aantal merkwaardige zaken over het optreden van de CLBs. Zo
schrijft ze: Het VCLB (= koepel vrije
CLB- centra) kiest er heel uitdrukkelijk voor om enkel een verslag (nodig voor
overstap naar buitengewoon onderwijs) op te maken wanneer ouders zich hier ook
in kunnen vinden. Slechts in heel uitzonderlijke omstandigheden kan hiervan
afgeweken worden en dat kan enkel als het in het belang van de leerling is om
toch een verslag op te maken.
Minister Crevits stelde al in de
onderwijscommissie dat de CLB over veel verantwoordelijkheid en vrijheid
beschikken. We begrijpen echter niet dat een decreet de koepel van de vrije
CLBs toelaat om het decreet zo eigenzinnig toe te passen. De CLBs van het vrij onderwijs zullen volgens haar pas een verslag
(voor overstap naar het b.o. opmaken als ze daartoe de toestemming krijgen
vanwege de ouders.Als de ouders
van meet af aan een overstap weigeren, dan zullen de CLBs volgens Geysen in
principe zelfs geen verslag opstellen.
Hier merken we dus dat volgens Geysen de
CLBs het gefundeerd oordeel van de leerkrachten/school zomaar naast zich
kunnen neerleggen, maar dat ze anderzijds wel het oordeel van de ouders meestal
zullen respecteren.Een paar paginas
ervoor geeft Geysen in de bijdrage wel toe dat bij de beoordeling van een
leerlingde kennis van de eindtermen en
leerplannen belangrijk is en dat die
kennis bij de school zit. In die zin is het belangrijk dat de school en het CLB
die afweging samen maken. Maar hoe kunnen CLB-mensen die afweging samen
maken als de CLBers over weinig kennis omtrent eindtermen, leerplannen en
methodische aanpak beschikken. Vroeger, in de tijd van het PMS-project
leerzorg, beschikten de CLBers nog over meer kennis omtrent lezen, spellen en
rekenen in het basisonderwijs.Sinds de
grote PMS-hervorming werd hier nog weinig aandacht aan besteed.
Hoe verantwoordt Geysen het prioriteit
verlenen aan het oordeel van de ouders? Ze schrijft: Het CLB is niet alleen een partner van de school, maar ook een partner
van ouders en leerling. Dat vraagt van scholen het nodige begrip omdat
bepaalde situaties ervoor zorgen dat het CLB als partner van de leerling en de
ouders stappen zet waar scholen het mogelijk niet of minder mee eens zijn. ...
Het VCLB kiest er hier uitdrukkelijk voor om enkel een verslag op te maken
wanneer ouders zich hier ook kunnen in vinden. Geysen veronderstelt ook
blijkbaar dat indien het oordeel van de ouders ingaat tegen het oordel van de
school, dit ook steeds in het belang is van het kind en dat dit bij het oordeel
vanwege de leerkrachten blijkbaar niet het geval is. Waarom zou het oordeel van
de school niet meer in het belang kunnen zijn van het kind dan het oordeel van
zijn ouders?Het is ook opvallend dat
Geysen niet ingaat op situaties zoals dit van het dochtertje Flo van An
Nelissen waarbij zowel de ouders als de school vinden dat Flo na het derde
kleuter rechtstreeks toegang moet krijgen tot het buitengewoon onderwijs-type
basisaanbod.
4. Wat
gebeurt er als ouders of leraren niet akkoord gaan met het CLB-verslag?
Op de vraag wat gebeurt er als leraren of ouders niet akkoord gaan met het
CLB-verslag, formuleert Hans
Vandenbroucke, directeur vrij CLB-Ieper, een antwoord op de website Klasse
voor ouders dat anders klinkt dan de opvatting van Geysen. Hierbij blijkt ook
datVandenboucke de mening toegedaan is
dathet CLB niet vooraf de toestemming
vooraf moet vragen aan de ouders om een verslag op te maken.
Vandenbroucke stelt: Er zal bij betwisting van het CLB-verslag dan discussie zijn. In het
begin omdat er nog twijfel bestaat over de interpretatie van het M-decreet.
Maar ook nadien. Het voordeel van overleg is dat alle partijen argumenten
kunnen inbrengen en zoeken naar oplossingen. Maar er zijn ook nadelen. Soms zal
er geen consensus zijn. Dan hakt het CLB de knoop door. Dat is een ondankbare
taak. Voor de ene ouder/school zal het CLB te snel een verslag geven, voor de
andere ouder/school te laat. Als
bestuurslid van een aantal scholen zouden we daar zelf ook op aandringen.
In dezelfde context situeert zich ook een
uitspraak van Geysen die o.i. opnieuw nogal afwijkt van dit van Vandenbroucke.
Zij poneert: Wanneer de ouders van de
leerling met een verslag buitengewoon onderwijs dat toelating geeft tot het
buitengewoon onderwijs, toch een inschrijving wensen in het gewoon onderwijs,
zullen wij met hen alle mogelijkheden binnen het gewoon en buitengewoon
onderwijs doorlopen en hun keuze respecteren. Kiezen ouders voor het gewoon
onderwijs, dan voorziet de huidige procedure dat ouders een school kiezen en
dat die school die leerling kan inschrijven onder ontbindende voorwaarde.
5. Veel
minder attesten & diagnoses vanwege CLB!?
In de Impuls-bijdrage schrijft Geysen
tevens dat de CLBs in de toekomst principieel veel minder vlug zullen geneigd
zijn om een diagnose (voor toelating tot GON of b.o.) uit te schrijven. Vanuit
haar persoonlijke keuze voor inclusief onderwijs en voor het sterk verminderen
van het aantal type1-& 8-leerlingen,verantwoordt dit zo: De
CLB-sector verkiest eerder om sterk in te zetten op handelingsgerichte
diagnostiek en handelingsgericht werken. Een classificatie (b.v. ADHD, ASS,
dyslexie, ...) kan hier deel van uitmaken, maar indiceren welke hulp nodig is
kan ook losstaan van classificatie.
In de context van kritiek op het weigeren van
attesten door sommige CLB-centra in een bijdrage over de dochter Flo op de blog
van An Nelissen (Achter de camera)gaf
directeur Vandenbroucke wel grif toe
dat van overheidswege druk werd uitgeoefend op het CLB om minder attesten uit
te schrijven en te verwijzen naar het b.o., maar niet dat de CLB principieel
het opstellen van diagnoses (en verslagen) principieel sterk wou reduceren.
We vragen ons in dit verbandook af of de CLB-mensen (nieuwe stijl) wel
voldoende leerinhoudelijk en didactisch onderlegd zijn voor het ondersteunen
van de leerkrachten bijhet indiceren
welke hulp leerlingen nodig hebben. En zijn ze in dezelfde context wel
voldoende onderlegd om als scheidsrechter uit te maken of het oordeel van de
school over het niet voldoende kunnen volgen van het gemeenschappelijk
curriculum al dan niet verantwoord is? Bij de grote hervorming van de
PMS-centra heeft men er precies voor gekozen dat de CLB-adviseurs zich veel
minder met leerinhoudelijke en vakdidactische zaken zouden inlaten. Wil men nu
plots weer een andere richting uit met de CLBs?
6.
Besluit: wollig M-decreet, vrije interpretatie en conflicten
Het verwondert ons ten zeerste dat de
beleidsmakers de CLBs zoveel vrijheid inzake interpretatie en toepassing van
het M-decreet toekennen. Dit zal ook tot veel conflicten leiden. Uit de
bijdragen van Geysen blijkt dat zij en VSLB-koepelhet wollige M-decreet - dat o.i. al te veel
vrijheid laat aan de CLBs -op een
eigenzinnige wijze interpreteert.
Deze interpretatiewijze kan ook sterk kan
afwijken van de interpretatie vanwege de koepel van het gemeenschapsonderwijs.
Geysen heeft het niet enkel over de verordeningen van het M-decreet, maar
voortdurend ook over de eigen interpretatie en invulling door de VCLB-koepel.
Geysen heeft het hier ook enkel over de
opstelling van de koepel van de vrije Centra; het zou dus best kunnen dat de
andere koepel het M-decreet en de rol van de CLB hierbij anders interpreteert.
Naar verluidt zouden oudersook opeen ander CLB een beroep mogen doen dus ook
op een CLB van een ander onderwijsnet. We denkenook datscholen overschakelen naar een ander CLB als ze merken dat hun CLB zich
bij de toepassing van het M-decreet even strak opstelt als Tine Geysenen Co.
Het wollige M-decreet laat al te veel vrije
interpretatie door de CLB e.d. toe en dit zal tot veel problemen en conflicten
leiden.Geysen wekt hierbij ook de
indruk dat de vrije CLBs de interpretatie van de VCLB-koepel zullen en moeten
volgen, waardoor de zgn. vrijheid voor de afzonderlijke CLBs ten zeerste wordt
ingeperkt. Ook dit zal o.i. tot conflicten leiden.
M-decreet in Duitsland: Studie: Inklusion überfordert Lehrer
JUNGE FREIHEIT18. Mai 2015
...DÜSSELDORF. Viele Lehrer sind mit der Inklusion von behinderten Kindern in Regelschulen überfordert. Dies geht aus einer Befragung des Meinungsforschungsinstituts Forsa für den Lehrerverband Bildung und Erziehung (VBE) hervor.
Demnach war für 82 Prozent der befragten Lehrer die Inklusion kein Bestandteil der Ausbildung. 57 Prozent gaben an, über keine sonderpädagogischen Kenntnisse zu verfügen. Obwohl der Unterrichtsaufwand deutlich gestiegen sei, sagten zwei Drittel der Befragten, die Klassengröße habe sich nicht verringert.
97 Prozent halten an Sonderschulen smile-emoticon buitengewoon onderwijs) fest
97 Prozent der Lehrer sprach sich dafür aus, die Sonderschulen ganz oder teilweise zu erhalten. Nur zwei Prozent sprachen sich für eine vollständige Abschaffung aus. Deutschland hatte sich in der UN-Behindertenrechtskonvention verpflichtet, auch geistig behinderte Schüler an allgemeinbildenden Schulen zu unterrichten.
VBE-Chef Udo Beckmann zeigte sich entsetzt über die Ergebnisse. Von der Politik wird billigend in Kauf genommen, daß Inklusion vor die Wand gefahren wird, sagte er am Montag in Düsseldorf. Die Schulwirklichkeit sei bestimmt durch fehlendes Fachpersonal an Regelschulen, zu große Lerngruppen, Mangel an passenden Klassenräumen, nicht vorhandene Barrierefreiheit sowie die ungenügende Vorbereitung der Lehrer auf inklusives Unterrichten.
Die Piratenfraktion im nordrhein-westfälischen Landtag forderte eine deutliche Verbesserung der Ausstattung von Schulen. Durch die mangelhaften Rahmenbedingungen ist die Akzeptanz für das gemeinsame Lernen bei Lehrern und Eltern gefährdet, warnte die bildungspolitische Sprecherin der Piratenfraktion im Landtag, Monika Pieper. Sonst wird aus der guten Absicht, alle Schüler gemeinsam zu unterrichten, ein Bumerang, der Inklusion eher verhindert als fördert. (ho)
Lecture has come under attack recently. "Flipped learning" is the current buzz term among higher-education reformers. We old-fashioned chalk-and-talk professors are told that we need to stop being the "sage on the stage," but should become the "guide on the side," helping students develop their problem-solving skills. Lecture, we are told, is an ineffective strategy for reaching today's young people, whose attention span is measured in nanoseconds.... We should not foolishly expect them to listen to us, but instead cater to their conditioned craving for constant stimulation.
Hogwash. You need to learn to listen. The kind of listening you need to learn is not passive absorption, like watching TV; it is critical listening. Critical listening means that you are not just hearing but thinking about what you are hearing. Critical listening questions and evaluates what is being said and seeks key concepts and unifying themes. Your high school curriculum would have served you better had it focused more on developing your listening skills rather than drilling you on test-taking.
In a topical reading unit, all texts are about some aspect of a single main concept. Topical readings provide a natural and highly productive way of revisiting and extending learning. Across readings, as the books build interlaced networks of knowledge, the similarities, contrasts, and usages of the words gain clarity. In tandem, the stories gain plot and excitement, and the informational texts gain structure and provoke wonder. Further, as ...the knowledge network is enriched, the mind is ever better prepared to understand the language of each new sentence.***
The deeper domain knowledge that topical units help students acquire is of inestimable importance in itself, but topical units also bring a number of other benefits. Direct benefits include increases in reading fluency, accelerated vocabulary growth, and improvements in the spelling, style, organization, and ideas in students writing. Because topical units offer a means of scaffolding texts, they allow students to rapidly work their way up to engage productively with texts that would otherwise be beyond their reach. In turn, experience in understanding more sophisticated texts brings additional benefits.
Ook problemen in gemeenschappelijke lagere cyclus s.o. in Finland
Finse prof. Jukka Sarjala overproblemen in de comprehensieve lagere cyclus s.o. in Finland: te grote
verschillen tussen leerlingen;veel
gedragsproblemen , minder interesse voor lerarenberoep
Vooraf: de voorbije jaren stelden de Vlaamse pleitbezorgers van een
gemeenschappelijke/comprehensieve eerste graad Finland voor als een modelland
inzake comprehensief onderwijs en brede eerste graad.De vele berichten over de problemen met die
comprehensieve lagere cyclus werden weggemoffeld. In voorliggende bijdrage
schetst de Finse onderwijskundige Kukka Sarjala eens te meer de problemen met
een gemeenschappelijke lagere cyclus. In andere bijdragen wordt gewezen op het
feit dat Finland voor b.v. PISA heel weinig toppers telt veel minder dan
Vlaanderen en dat dit een gevolg is van de gemeenschappelijke lagere cyclus.
Jukka Sarjala: Problems
in the Comprehensive School
1. What Were Our Objectives
In Finland, we had a sweeping school reform in
the 1970s. The reform was not easy, for political parties, researchers, and teachers
disagreed on whether the new school was any better than the existing one. Those
opposed to the reform felt that with the existing education system we could already
reach the objectives which the ones in favour of the reform were striving for.
For one hundred years, we had a parallel school
system in child and youth education. In that system, children attended a
uniform school for the first four years. After the fourth year (na vierde
leerjaar) they were then divided between two different streams of schooling.
The streams were quite different from each other as far as their duration,
subjects and opportunities for furthere ducation wereconcerned. The popularity
of the more extensive stream, which offered theoretical subjects, began to grow
in the 1950s because it afforded a chance for the person to advance socially.
There were several shortcomings
in the old system:
1. Schools which offered a better chance for social
advancement were not equally distributed in the country. The school system was
unjust because children did not have equal opportunities for social advancement
througheducation. ( De leerlingen
werden al na het vierde leerjaar lager onderwijs opgesplitst cf. Duitsland.
Men vond dat terechtte vroeg. In een
land met een lage bevolkingsdichtheid is het echter moeilijker om te differentiëren in eerste
graads.o.. Vlaanderen kan zich die luxe permitteren en kan dus in de eerste
graad ook technische opties aanbieden.)
2. The general education of the populace showed
great differences. People clamoured for raising the level of education, but
there was no agreement on having two types of streams in basic education. There
were no reasonable grounds for determining how big a portion of the agegroup
was to be sent to schools which offered either a more extensive or more limited
basic education. This formula varied randomly from place to place.
2. How Was the Reform
Carried Out
The government and parliament decided that every
school-age child had to be offered a chance to attend a nine-year school ( van
7 tot 16 jaar). The curriculum of this new school was more or less the same for
everyone; among other things, everyone had to study one foreign language and
the second national language of the country.
The main problem of the new school was: how to teach
an entire agegroup in the same school, in the same class. In the planning
stages of the reform, people said that slow-learners would dangerously lag
behind; on the other hand, the school could be too easy for talented children.
In Finland, it is the municipalities that are
responsible for arranging basic education.
3. Problems of the Comprehensive School
3.1Te grote
niveauverschillen en te weinig centen voor kleine niveauklassen
The originalproblem still exists. Especially in
the uppercomprehensive school (=lagere cyclus s.o.) teachers are faced with students
with different learningabilities. Every student should receive instruction
at the level of his skills, but that requires small teaching groups (in Finland
probeerde men ook met niveauklassen te werken, maar als er in de vele
landelijke gebieden maar een 30 à 50leerlingen zijn per jaar is dit moeilijk haalbaar).
In the past few years, the economic situation
of the municipalities has worsened. Some of the municipalities have been forced
to cut their education budgets. This has led to increasing the nurses, school
psychologists. There are too few officers who are supposed to help the student salong.
There have been cuts in the funding for teaching materials and supplies.
3.2Minder
discipline en leermotivatie bij de leerlingen
Many teachers say that in their teaching
career, students have become more and more negative. Children are more restless
and more self-centered; they are notso persistent in their work any more.
Students have become polarized: a great majority of the students are doing better
than ever before; on the other hand, there is a growing group of students who
do not fare so well.
Family problems have increased: among other things,
unemployment, mental disorders, alcoholism, broken families. Competition in the
labour market has increased and parents have less and less time for their children.
Children bring the family problems to school.
3.3 Lesgeven is minder aantrekkelijk geworden. Minder interesse voor
lerarenberoep
The relations between the home and the school
are not optimal in every case. A number of teachers are facing difficulties because
some parents behave aggressively. Some teachers have been threatened with litigation
on the grounds that they have given too poor grades to the students.
Many of the problems in the comprehensive
school stem from the problems of society. Schools do not get enough resources;
the economic differences between municipalities have a bearing on the school
results.
Up to now, teaching has been anattractive profession,
and we have been able to select candidates for teacher training from a large
number of applicants. Just recently, we have heard, though, that a number of
teachers would like to change jobs. This is a rather disheartening scenario for
the Finnish education system.
Weg met de gemeenschappelijke lagere cyclus s.o. (collège unique) in Frankrijk. Vlaamse beleidsmakers willen gemeenschappelijke/brede eerste graad invoeren; Franse politieke partij van Sarkozy wil 'collge unique' opdoeken!
Il faut donc, selon vous, renoncer au collège unique ?
Je propose de remplacer le collège unique par un collège diversifié. Il serait fondé sur un socle de connaissances comprenant le français, les maths, lhistoire et une langue étrangère. Ces quatre mati...ères fondamentales devraient être maîtrisées parfaitement, grâce à un accompagnement personnalisé réservé aux collégiens en difficulté.
Comment sorganiserait, concrètement ce collège diversifié ?
Ce tronc commun représenterait une vingtaine dheures par semaine. On y ajouterait six à huit heures dédiées aux options. Que ceux qui sont doués pour les nouvelles technologies ou la mécanique par exemple puissent en faire vraiment sérieusement, comme pour le sport ou les langues. Imposer à chacun un moule unique, cest une souffrance pour les élèves, leurs parents et leurs professeurs.
Bruno Le Maire, député UMP, plaide pour la suppression de la deuxième langue pour tous et la constitution dun seul corps de professeurs du CP à la troisième.
Pasi Sahlberg doorprikt mythe over excellente Finse leerkrachten waarvoor hij mede verantwoordelijk
Pasi Sahlberg doorprikt mythe over excellente Finse
leerkrachte n waarvoor hij mede
verantwoordelijk is
Michael Shaw17th May
2015 at 17:40 TES
Samenvattende citaten: Professor Pasi Sahlberg told the Oppi
education festival in New York this weekend that neither Finland nor Singapore
take an academically elitist approach to selecting teachers, recognising that
under-performers at school could be the best later at explaining ideas to
pupils. Mythe over 'excellente' (superintelligente) leerkrachten in Finland . Pasi Salbberg said he feared that young people
with the right skills would be put off going into teaching if it were only for
the academic elite. "That's why this myth, that we only select the best
and the brightest, is a dangerous one. It's changing the whole idea of what it
is to be a teacher." "That's
why this myth, that we only select the best and the brightest, is a dangerous
one. It's changing the whole idea of what it is to be a teacher."
The idea that top-performing school systems only select the
most academically successful to become teachers is a "dangerous
myth", a Finnish education academic has warned.
Professor Pasi Sahlberg told the Oppi education festival in
New York this weekend that neither Finland nor Singapore take an academically
elitist approach to selecting teachers, recognising that under-performers at
school could be the best later at explaining ideas to pupils.
England has been among countries that have attempted to
emulate high-performing nations in recent years by restricting entry to the
profession to those with better degrees.
The Harvard education academic acknowledged that fewer than 10
per cent of applicants for teacher training places in Finland were successful.
But he said that, of the 120 students accepted by the
University of Helsinki for teacher training, only a quarter came from those in
the top 20 per cent for academic results. Another quarter were in the bottom
half.
"Why does the university want to have someone who
hasn't got the highest marks in reading, maths and science when there are so
many applicants they could easily fill the 120 seats with the best kids there?
"It's because in my country - and also in Singapore,
and, as far as I know, in many other places where they are doing well with the
teaching profession - the teaching profession is for everybody. It's a
completely different idea to saying teaching is only for the best and the
brightest who had the highest test scores."
The students with the lower academic results were "the
young people who have the heart and mind to pick up teaching but they are not
necessarily good students in a school because they've often had something else
to do".
"Typically many of those students are the ones that
have been doing youth work, sports and arts or community service or something
like that and that's why they didn't go to school properly. But they can
explain - and that's what makes them good teachers."
Professor Sahlberg said teacher education in Singapore took
the same approach, although he had yet to obtain comparative data.
He said he feared that young people with the right skills
would be put off going into teaching if it were only for the academic elite.
"That's why this myth, that we only select the best and
the brightest, is a dangerous one. It's changing the whole idea of what it is
to be a teacher."
Onderwijs. Debat in 'Hautekiet' over kennis-vaardigheden, ervaringsgerichte aanpak ...
Debat in Hautekiet over kennis versus vaardigheden, ervaringsgerichte aanpak n.a.v. Reyers Laat over standpunt van leerlinge Alice E.
Reactie in studio van Piet Ruysschaert (taalkampen): de eenzijdige vaardigheidsgerichte aanpak leidde tot een achteruitgang van het onderwijs. Zonder een basis grammatica kan men b.v. geen taal behoorlijk aanleren.
1.Prof. Wim Van den Broeck: De vraagstelling van Hautekiet is verkeerd!
1.Prof. Wim Van den Broeck: De vraagstelling is verkeerd! Theoretische en praktische kennis zijn helemaal niet tegengesteld: ze kunnen elkaar perfect aanvullen. De gelijkschakeling tussen praktijkgericht en ervaringsgericht slaat nergens op. Elk onderwijs heeft ervaringsgerichte elementen, maar voor het doorgedreven ervaringsgericht onderwijs à la Laevers is er geen enkele wetenschappelijke basis. Integendeel dit debat is wereldwijd wetenschappelijk al lang beslecht: kennisoverdracht is altijd cruciaal.
2.Koen Daniëls (N-VA): Moeten we eerst theorie doen OF eerst ervaringsgericht en daaruit kennis opbouwen. Helaas is de vraagstelling te eenvoudig voor de complexiteit van leren. Een goede theorie is te vergelijken met de fundering van een huis. Maar als je geen plan hebt -ervaring/aanschouwelijkheid- dan is het moeilijker om die fundering te gieten. In Nederlands is er geen onderscheid meer tussen lijdend voorwerpe en meewerkend voorwerp. Dan is het niet evident om het verschil tussen COD en COI in Frans uitgelegd te krijgen. Dan vaststellen dat leerlingen die Latijn doen beter scoren is dus vaststellen dat die leerlingen wat ze in Nederlands niet (meer) zien wel in Latijn zien.
2b.Koen Daniëls: Pieter Ruysschaert : Inderdaad ... we moeten dringend stoppen met het "verleukeren" van onderwijs. Als we iedereen -leerlingen, leerkrachten en ouders- wijs maken dat onderwijs leuk moet zijn en we dus alle niet-leuke onderdelen schrappen weet ik niet waar we eindigen, maar allicht niet waar we willen staan. Er is een cruciaal en wezenlijk onderSCHEID tussen leuk enerzijds en aangenaam, aanschouwelijk en motiverend ANDERZIJDS. Het kan leuk zijn, maar dat is het doel niet.
3.Sigrid Hoebus: Ik kreeg op de middelbare school een zeer degelijke basis, inderdaad veel drillen en memoriseren om kennis te verwerven, weinig 'opzoekwerkjes', wel creatieve opdrachten. Daarna aan de universiteit ook weer zeer veel theorie (vaak tot mijn frustratie omdat ik de 'toepassing' niet zag). Maar toen ik nog later in de V.S. een master/PhD ging halen, was ik zo dankbaar voor dit oerdegelijk en stevig fundament: ik beschikte over een toolset waarover veel van mijn Amerikaanse medestudenten niet beschikten. Ik had naar mijn gevoel "the best of both worlds".
3bis: An: Mijn jongste kind is slecht in Engels omdat de lessen te weinig theoretisch onderbouwd zijn. Wij kregen vroeger grammatica, die daarna werd ingeoefend. Nu gaat men er van uit dat jongeren sowieso al veel Engels oppikken. Er wordt meteen met praktijk gestart en hier en daar wordt dan fragmentarisch naar de grammatica verwezen. Voor jongeren met een taalstoornis is dat nefast, want die pikken niet spontaan taal op en hebben een houvast nodig. Maar ook mijn andere kinderen kennen hun talen bij lange niet zo goed als wij vroeger na de humaniora. Ze kunnen b.v. met moeite een Franse roman lezen, terwijl wij op school al Sartre en Camus lazen.
3c. Louis: Ik ga even onbeleefd zijn, maar wat een oeverloos gelul. We zijn al 20 jaar bezig met ons onderwijs naar de vaantjes te helpen door toe te geven aan de roep naar "vaardigheden". Gewoon een excuus om de waarheid te verbloemen en die is dat jonge mensen niet meer bereid zijn (ik schrijf bewust bereid in plaats van kunnen) om inspanningen te leveren op jonge leeftijd. Het moet leuk zijn en vooral niet te moeilijk. Laat nu precies theorie moeilijk zijn en je kent de uitkomst direct. Waarom doen we de lakmoesproef niet? Laten we testen opstellen die normaal gangbaar waren een kwarteeuw geleden en laat onze studenten die oplossen. Slagen ze gemiddeld op alle niveaus, dan stoppen we met de discussie en erkennen we dat we nog steeds op topniveau zitten. Zoniet moeten de verdedigers van het competentieonderwijs deemoedig het hoofd buigen en toegeven dat ze er volledig naast zitten. Wie durft?
4.Raf Feys: reactie op pleidooi van Mark Hermans, lerarenopleiding PXL Hasselt, voor een competentiegerichte aanpak in de lerarenopleiding: Aan Mark Hermans (lerarenopleiding Hasselt): precies door de competentiegerichte aanpak in heel wat lerarenopleidingen worden heel wat leerkrachten gediplomeerd die inhoudelijk te weinig competent zijn. Competentiegerichte aanpak leidt tot in-competente studenten/leerlingen.
5. Raf Feys: Kwakkel-campagne van Onderwijskrant : We vragen Hautekiet, minister Crevits en CO om een 'Reyers Laat'- kwakkel over Vlaamse leerlingen uit de wereld te helpen. Citaat van minister Crevits: : Vlaamse leerlingen kunnen hun kennis niet eens toepassen!??? Enkel goede scores voor pure kennis volgens Crevits. We merkten in de kranten en in de sociale media dat deze zomaar de Crevits'kwakkel over niet kunnen toepassen van kennis overnamen. Dit was ook veelal het geval bij de lezers die reageerden op dit bericht. Ook in Hautekiet werd het herhaald. De Vlaamse 15-jarigen behaalden echter niet enkel voor PISA-wiskunde (vooral toepassingsvragen), maar ook voor 'probleemoplossend leren' (zie bijlage) de Europese topscore. We vragen de VRT, Hautekiet, minister Crevits ( de beleidsmakers, en de onderwijskoepels en onderwijsvakbonden) om deze kwakkel zo vlug mogelijk recht te zetten. . We vragen de beleidsmakers ook dat ze tegelijk de kwakkels over de grote schooluitval in het onderwijs en het grote aantal zittenblijvers in de eerste graad s.o. uit de wereld helpen. Ook in de Zevende Dag van vorige zondag werd die valse indruk gewekt. Volgens Eurostat behaalde Vlaanderen ook inzake schooluitval een prima-score: amper 7,5% - opvallend beter dan in de meeste landen. Er zijn ook gemiddeld geen 9 à 10% zittenblijvers in onze eerste graad, maar amper 2,7%.
Cultural ignorance is an Achillesâ heel (Over belang van geschiedenisonderwijs)
Cultural ignorance is an Achilles heel (Over belang van geschiedenisonderwijs)
Published in TESS on 15 May, 2015 | By: robert peal
If we fail to teach students a core body of historical knowledge, we are excluding them from the national conversation
Citaat vooraf: If we dont empower pupils to understand historical events, we exclude them from taking part in intelligent conversation. Meanwhile, children at private schools, or from families with a high level of cultural literacy, will be initiated into such public debates regardless. As Hirsch argues: To withhold traditional culture from the school curriculum in the name of progressive ideas is in fact an unprogressive action that helps preserve the political and economic status quo."
Recently, Ive been making a mental note of historical terms used in general conversation. I described a friends attitude towards lesson planning as cavalier; a minimally furnished flat as spartan; and a colleagues work ethic as puritanical. A friend labelled herself a Luddite for her views on classroom technology and tyrannical for her opinions on behaviour management. Another friend said he was on a crusade against pupils with untucked shirts.
Some may feel that those who pepper conversation with historical allusions are simply being pretentious. However, such terms serve an important purpose. Take the word Luddite. It is an economical means of describing a very particular outlook, and has far more power than explaining at length that someone resists in vain the advance of new technologies, much like the stocking weavers of early 19th-century Nottingham.
The use of such vocabulary exemplifies what the American educationalist E D Hirsch describes as a societys shared knowledge. Through making references and allusions, we are able to communicate complex ideas with ease, enriching our national conversation. Hirsch argues that it is through teaching a knowledge-based curriculum that we can initiate young people into such discussions.
That our national conversation is rich with historical allusion is not an opinion. It is a fact. A search of The Times digital archive reveals that over the course of 2014, the British Empire was referenced 168 times; the Industrial Revolution 149 times; Magna Carta 139 times; and the Battle of Waterloo 52 times (the last two may have something to do with their upcoming anniversaries). As for historical vocabulary, Luddite was used 35 times; puritan 78 times; and spartan 66 times.
The importance of such shared knowledge was recently brought home to me when I began teaching classical civilisation GCSE. This has allowed me to address what has always been a gaping lacuna in my own cultural literacy: my ignorance of classical literature. Reading Homer over the summer was a revelation. Not only do I now have a proper understanding of what is meant by an Achilles heel and a Trojan Horse, I finally know what is meant by a wailing Cassandra, a lotus-eater and being between Scylla and Charybdis. I understand the origin of the words siren, tantalising and hector, not to mention the name of the Dutch football team Ajax. Increasingly, Im spotting classical references in newspapers, books and on television that for years sailed over my head.
Such historical and literary allusions are an example of a wider argument about the transferability of knowledge. We often hear talk of schools equipping children with transferable skills but knowledge is just as easily transferred if not more so.
Take the example of history. Learning about the feudal system in medieval England gives pupils a frame of reference for understanding other social hierarchies, be it the Hindu caste system or Russian serfdom. And learning about the English Civil War involves themes (tyranny, popular uprising, military dictatorship) that provide insight into other national upheavals such as the French Revolution or even the Arab Spring of 2011.
A lifelong journey
I share the belief of many teachers that schools should develop lifelong learners, but it is through giving pupils transferable knowledge that we will best achieve this aim. Existing knowledge gives pupils the mental architecture to acquire new knowledge. As the Classics teacher A C Benson wrote in his 1902 book The Schoolmaster, a well-educated child is one who knows enough to want to know more.
This is one reason why I do not oppose the teaching of predominantly British history in schools. Were we given the luxury of infinite time, it would be marvellous to teach children all of world history, from Plato to Nato. However, as in all subjects, teaching time in history is squeezed. Most pupils in this country have just three years of compulsory history teaching from a specialist teacher at the beginning of secondary school, often for only one hour a week.
The idea of focusing on UK history is frequently parodied as chauvinistic. In 2013, Sir Richard Evans, regius professor of history at the University of Cambridge, condemned the focus of Englands new national curriculum as rote learning of the patriotic stocking-fillers so beloved of traditionalists.
I disagree. There is a world of difference between learning about British history and celebrating it. Too often it is assumed that the former must mean the latter. However, I dont see how teaching pupils about Cromwell in Ireland, the transatlantic slave trade or the Boer War could leave them with anything but a sense of distaste for our past. Whether one celebrates or bemoans what occurred is of secondary importance: the vital point is that pupils should know about it.
As for those who claim that this history isnt relevant to national life in 2015, they strike me as so many King Canutes trying in vain to hold back the tide. In recent years, the news has been awash with British history, from the runaway success of Hilary Mantels Wolf Hall to Danny Boyles Olympic opening ceremony and Richard III being found in a Leicester car park.
If we dont empower pupils to understand historical events, we exclude them from taking part in intelligent conversation. Meanwhile, children at private schools, or from families with a high level of cultural literacy, will be initiated into such public debates regardless. As Hirsch argues: To withhold traditional culture from the school curriculum in the name of progressive ideas is in fact an unprogressive action that helps preserve the political and economic status quo.
I believe there will always be a space for a nations cultural heritage on the school curriculum. Call me a Victorian, a jingoist or a Luddite. Compare me to Thomas Gradgrind. Heck, you can even call me a Pharisee. But know that it is the teaching of a traditional curriculum that will allow future generations of schoolchildren to understand such allusions.
Robert Peal is a teacher at the West London Free School and author of Progressively Worse: the burden of bad ideas in British schools
Inspirerend essay van Graa Boomsma, leraar Nederlands s.o. en schrijver, over de precaire toestand van het middelbaar onderwijs
Inspirerend essay van Graa Boomsma, leraar Nederlands s.o. en schrijver, over de toestand van het middelbaar onderwijs in Nederland - de achteruitgang van de taalkennis, het competentiegerichte leren, het foute en ondoordachte onderwijsbeleid, enz. (De Groene Amsterdammer, 23 april 2014).
De toestand van het onderwijs is precair . Bijna drie jaar geleden, op een warme namiddag in juni, zat ik op het achterterras van het Catshuis aan een gedekte tafel tegenover minister-president Mark Rutte, die toen nog elke donderdagochtend een uurtje maatschappijleer gaf aan een Haagse mavo-klas. ... Wat was er aan de hand? Zeer recent had de Onderwijsinspectie alarm geslagen. De middelbare school zat in de gevarenzone, want de cijfers van de eindexamens Nederlands, Engels en wiskunde tegenwoordig de drie kernvakken waarvoor je hoogstens één vijf mag halen waren in vijf jaar tijd steeds slechter gemaakt, terwijl die examens niet moeilijker waren geworden.... En dan was en is er nog het hardnekkige tekort aan docenten, dat wil zeggen degelijk opgeleide, vakbekwame leraren aan wie zowel de slimme als de slome leerling zich kan optrekken. ...
Maar om die redenen zat ik niet aan die tafel achter het Catshuis, aan de rand van een weelderige tuin. Ik had mogen aanschuiven omdat er net een kritisch boekje van mij was verschenen, Uit de school, over mijn ervaring als docent Nederlands op een middelbare school in de Zuid-Hollandse bollenstreek. In een reeks korte hoofdstukken probeerde ik heel concreet te vertellen wat er zoal in een klaslokaal, met vaak meer dan dertig pubers, gebeurt. Ik stelde vragen. Hoe taalvaardig is de gemiddelde havo- en vwo-leerling van zestien jaar? Bestaat er nog zoiets als huiswerk, of wil de leerplichtige leerling liever werken als pizzakoerier, vakkenvuller, krantenbezorger, slagersknecht of broodjesverkoper? Hoe bestrijd ik het kortermijnmaterialisme onder leerlingen die liever geld verdienen dan lezen of studeren? Hoe kunnen gebrekkig opgeleide docenten heel veel didactiek en onderwijskunde, steeds minder vakkennis toch nog degelijk lesgeven aan een vwo-bovenbouwklas als ze zelf slechts havo hebben? ...
Een van de meest huiveringwekkende ervaringen die ik de laatste tien jaar in de bovenbouw opdeed, was het ernstige gebrek aan vocabulaire. Het woordenboek zou elke dag binnen handbereik moeten zijn, maar liever leest de leerling eroverheen. Woorden als harmonie, antisemitisme, nauwgezet, effectief, permanent, accuraat, cruciaal, miniem, geringschattend of ondermijnen ze zeggen de meeste vwo5-leerlingen niets En dit is nog maar een kleine greep uit mijn lespraktijk. Hoe moet je dan, met een krappe of krimpende woordenschat, in godsnaam De Groene Amsterdammer lezen? En hoe kun je, met een lichte taalbagage, je weg vinden in vaak slecht geschreven lesmateriaal dat de vaderlandse geschiedenis, biologische verschijnselen of filosofische of artistieke ontwikkelingen wil uitleggen? Ach, muziek en kunst zijn al lang vakken in de marge van welke schoolactiviteit ook geworden. Niet praktisch en nuttig genoeg, en zeker niet meetbaar.
Twintig jaar lang afbraak en bezuinigingen én de terreur van het zogenaamde competentiegerichte leren (de leraar als coach in de marge, de leerling als zelfstandige student) hebben een spoor van vernieling door het voortgezet onderwijs getrokken. De middelbare school is cruciaal. Er is een deltaplan nodig om die school beter te laten aansluiten op het hoger onderwijs, hbo en universiteit. Dan pas kan Nederland een werkelijk vooraanstaand kennisland in de wereld worden en wordt ons land niet rechts en links ingehaald.
Dát was het gespreksonderwerp op die warme zomermiddag en -avond achter het Catshuis. Wij, nobele lesboeren en ambitieuze schoolleiders, fulmineerden op beschaafde wijze tegen het onophoudelijke ideeënbombardement van bovenaf, de eeuwige vernieuwingsdrift, de toetsenterreur, de vervalsende meten is weten-ideologie en de treurige, welhaast hopeloze staat waarin de gemiddelde lerarenopleiding verkeert. Rutte en zijn hoge ambtenaren luisterden en notuleerden... Wij hebben het allemaal gezegd, in verschillende toonaarden. Maar politici die écht lezen wat leraren met jarenlange ervaring te melden hebben, beleidsmakers die écht luisteren, bestaan die wel? Waarom zat ik daar achter het Catshuis in de avondzon? Liet ik mijn ego maar een beetje strelen, blies ik stoom af, of meende ik een paar politici en ambtenaren bij de les te kunnen houden en te kunnen corrigeren? Er zou een vervolg op deze onderwijsavond op het Catshuis komen. Er kwam geen vervolg, wel Rutte II.
Er is een deltaplan nodig om de middelbare school beter te laten aansluiten op het hoger onderwijs, hbo en universiteit
Een van de recente toverwoorden in het onderwijs is excellentie. Vijf procent van de leerlingen schijnt excellent te zijn dat is iets anders dan hoogbegaafd en die zeer heldere hoofden dienen de docenten, excellent of niet, beter te bedienen. Hoe? Door hun extra en moeilijker werk te geven: niet het lage leren maar het hogere, inzichtelijke studeren. Dat is gedifferentieerd lesgeven (maatwerk in simpel en verraderlijk onderwijsjargon), ook al worden de klassen groter; een klas van meer dan dertig leerlingen is voor een kernvakdocent geen uitzondering. Hoewel de regering de nullijn in de salarissen jarenlang heeft volgehouden wil zij wel extra geld uittrekken voor weer een ander ideetje, deze keer van de Onderwijsraad: prestatieloon voor excellente docenten, teams en scholen. Het is façadepolitiek. Laat ik eens consequent doorredeneren: als excellente docenten een beloning kunnen krijgen, dan moeten slecht presterende docenten financieel een stapje terug zetten. Maar wie binnen een school wil daar verantwoordelijk voor zijn? Sectiehoofden, de rector, afdelingsleiders, jaarlaagcoördinatoren, de conciërge, een paar excellente leerlingen uit vwo6? De docentenkamer zou onleefbaar worden.
Het zal je maar overkomen, topleraar zijn op je eigen school. Dan word je, echt waar, één dag per week vrijgesteld van lesgeven om aan speciale projecten geen idee welke te mogen werken. Daarvoor krijg je dan tweehonderd euro bruto extra per maand, komend uit de driehonderd miljoen bezuinigingen op het onderwijs voor leerlingen met ernstige leerproblemen, het passend onderwijs. Briljant idee! Haal de beste leraren weg uit het klaslokaal, geef hun een fooi oftewel een klapsigaar uit eigen onderwijsdoos en zet in plaats van die topsporters een middelmatige meester of juf voor de klas, als die al te vinden is. De ziekte die dan door de docentenkamer waart, heet de pleuris. Niemand gelooft dat met dit idee het lerarentekort voor vooral de kernvakken verdwijnt, laat staan dat de excellentie onder docenten en leerlingen stijgt.
Kleinere klassen, minder bemoeizucht van leken, verplichte bijscholingscursussen voor beroerd opgeleide of routineuze docenten, stimulerende salarissen en het allerbelangrijkste een drastische verbetering van de lerarenopleiding: laat alleen vwo-leerlingen toe, zet veel meer doorknede docenten met diepe vakkennis in en besnoei de didactiekwildgroei.
In het Nationaal Onderwijsakkoord van vorig jaar is afgesproken dat onderwijsminister Jet Bussemaker (pvda) tot 2017 bijna zevenhonderd miljoen extra mag uittrekken voor onder meer het voortgezet onderwijs. Om jonge docenten aan te kunnen trekken voor het basis- en voortgezet onderwijs is er tot 2017 150 miljoen uitgetrokken. Een druppel die niet eens op een gloeiende plaat valt. En de veelbesproken 1040 uur per jaar reduceert de regering dan wel tot duizend uur, de werkdruk van en de roofbouw op de doorsneedocent gaat onverminderd door, niet in de laatste plaats door afschaffing van de seniorenkorting (leraren van 52 en ouder krijgen deels betaalde werkverkorting, Bapo genaamd).
Het is helaas compromisbeleid, halfslachtig herstelbeleid. De werkdruk vermindert niet en de salarissen blijven achter: voor de helft van de docenten dé redenen om te overwegen uit het onderwijs te stappen. Dat noem ik een zeer dreigende situatie. ... Een blik op de harde praktijk. Graag zou ik het tekort aan goede docenten in mijn sectie Nederlands snel aanvullen met een paar doorknede docenten die in onder- én bovenbouw inzetbaar zijn, maar helaas was de oogst aan sollicitanten heel mager toen een van ons aankondigde dat ze binnenkort met zwangerschapsverlof ging: twee. We moesten onze wensen drastisch bijstellen en aanpassen aan de rauwe realiteit: roeien met één riem. Goede docenten Nederlands zijn nog steeds zeldzaam. Alleen al dat feit zou alarmerend moeten zijn in onderwijsland, ook omdat de moedertaal in andere vakken (de vreemde talen, geschiedenis, aardrijkskunde, economie, biologie en maatschappijleer) een dominante rol speelt. Hoe vaak moet de ervaren docent nog zeggen dat de toestand te ernstig is voor politieke lapmiddelen op de korte termijn?
Ga er maar aan staan: zeven uur lesgeven aan een klas met zon dertig leerlingen en voortdurend alert zijn, anders verlies je grip. Wat mij verbaasde, is dat docenten minder dan de helft van hun werkuren voor de klas staan. Ze hebben zoveel neventaken dat kennisoverdracht een bijzaak lijkt. Een docente vertelde mij dat ze lesgeven tussendoor doet, als een verzetje. Aan het woord is Paul Rosenmöller, voorzitter van de raad voor het voortgezet onderwijs (VO-raad). Die neventaken (werkgroepjes, dyslexiebegeleiding, schoolreisjes, sportdagen, enzovoort) zijn inderdaad op te veel scholen een woekering geworden, en voor matig presterende docenten een ontsnappingsroute uit het klaslokaal. Het heet promotie als je als docent wordt vrijgesteld van lessen en andere taken binnen school krijgt toebedeeld. Hoe hoger in de hiërarchie, hoe meer je verdient en hoe minder je in de klas staat. Dat blijf ik een bizarre situatie vinden, een weerspiegeling van de verkeerde mentaliteit. In het klaslokaal gebeurt het, de rest blijft ruis.
Maar wat biedt Rosenmöller aan oplossingen? Dan klinkt hij opeens minder verstandig en zakt hij af tot bedenkelijke borrelpraat (het probleem is: iedereen denkt dat hij verstand heeft van lesgeven): Ik zou zeggen: sluit aan bij de belevingswereld van jongeren en gebruik de smartphone of iPad in de les. Erger nog, hij wil zijn steentje aan de voortwoekerende onderwijsvernieuwing bijdragen door te beweren dat de maatschappelijke ontwikkeling van individualisering, informatisering en internationalisering over scholen heen gewaaid zou zijn. Ach ja, bezoek 25 scholen binnen twee maanden en je bent expert. Dan mag je zomaar zulke onzin debiteren en de docenten voor de voeten lopen. Alsjeblieft, VO-voorzitter, bemoei je niet met wat er in het klaslokaal zou moeten gebeuren, daar heb je geen verstand van.
Ook staatssecretaris Sander Dekker (vvd) weet het beter dan de docent. Nadat zijn ideetje dat leerlingen met een cum laude hun eindexamen moesten kunnen behalen, was gesneuveld, komt hij nu met de bewering dat veel intelligente leerlingen zich vervelen en intellectuele uitdaging missen. De excellentie is weer terug. Ik zie heel wat anders in het klaslokaal: onzelfstandige leerlingen die je heldere instructies moet geven de docent als wandelende en ordelijke agenda en die snel verdwalen met of in hun smartphone, die altijd binnen handbereik ligt en om de twee minuten door de verslaafden gecheckt wordt. Dit is een dagelijkse bron van ergernis onder docenten, die tegelijkertijd al lang weten dat de smartphone (internet, woordenboek!) soms een snelle en effectieve bijdrage aan een les kan zijn. Leerlingen die zich vervelen, vormen een grote uitzondering. Beste Sander, loop eens een paar dagen met me mee, dan zie je hopelijk de weerbarstige werkelijkheid met eigen ogen (weerbarstig is een woord dat de havo- of vwo-leerling helaas niet kent).....
Ach, de lippendienst die de politiek bewijst aan het onderwijs sinds het debacle van het Studiehuis en het competentiegerichte leren (de docent als coach in de kantlijn, de leerling als jeugdige zzper) heeft niet veel om het lijf als het echt om krachtdadig onderwijskundig en gericht financieel beleid gaat. Er bestaat een noodtoestand in het middelbaar onderwijs, probeerde ik de beleidsmakers en de politici in de achtertuin van het Catshuis duidelijk te maken. En die toestand ervaar ik elke schooldag. Zolang er geen ruim reservoir van degelijk opgeleide vakdocenten in de kernvakken is, blijven alle plannetjes en ideetjes lapmiddelen op de korte termijn. Een deltaplan dus. Graa Boomsma is schrijver en docent Nederlands.
Onderwijs. STEM: hoeveel STEM-ers hebben we nodig? Gevolgen voor andere vakken.
Hoe meer stemmen over 'STEM', hoe minder eenstemmigheid! Hoeveel STEM-ers hebben we nodig? Gevolgen voor andere vakken?
Citaat:Given all of the above, it is difficult to make a case that there has been, is, or will soon be a STEM labor shortage. If there was really a STEM labor market crisis, youd be seeing very different behaviors from companies, notes Ron Hira, an associate professor of public policy at the Rochester Institute of Technology, in New York state. You would...nt see companies cutting their retirement contributions, or hiring new workers and giving them worse benefits packages. Instead you would see signing bonuses, youd see wage increases. You would see these companies really training their incumbent workers.
None of those things are observable, Hira says. In fact, theyre operating in the opposite way.
Citaat 2: Emphasizing STEM at the expense of other disciplines carries other risks. Without a good grounding in the arts, literature, and history, STEM students narrow their worldviewand their career options. In a 2011 op-ed in The Wall Street Journal, Norman Augustine, former chairman and CEO of Lockheed Martin, argued that point. In my position as CEO of a firm employing over 80 000 engineers, I can testify that most were excellent engineers, he wrote. But the factor that most distinguished those who advanced in the organization was the ability to think broadly and read and write clearly
Onderwijs. Vijf foute opvattingen over lerene n onderwijs
Five Common Misconceptions about Learning
May 16, 2015 | Author: gregashman
There are many books out there that deal with education myths. Daisy Christodoulous Seven Myths about Education is excellent and I have recently been sent Urban Myths about Learning and Education by De Bruyckere, Kirschner and Hulshof which I will review when I have finished reading it.
However, in this necessarily brief post I am going to characterise some common ideas as misconceptions rather than as myths. To me, this is how such views often present themselves; they are plausible, a wide range of people seem to arrive at them independently and yet the available evidence suggests that they are flawed. They feel truthy in much the same way that it seems reasonable that something must be pushing the Moon around the Earth.
1. Novices should emulate the behaviour of experts
This misconception has legs. It is a key driver behind inquiry-based programmes in science, mathematics and history. For instance, in an article in The Telegraph, Jo Boaler contrasts the work of a PhD mathematics student with the sort of maths that takes place in classrooms, finding the latter wanting. But why should children who are just embarking on their mathematical journey need the same kind of learning experiences as someone much more expert? Experts have a vast amount of content knowledge that enables them to perform differently. It is easy to underestimate the scale of this. A key finding of cognitive science is that experts and novices benefit from quite different types of instruction.
If you ask a history student to read a source document then at least you are replicating the actual behaviour of experts. This may not be optimal for learning but it could have value as part of a range of strategies students might enjoy it, perhaps. However, some strategies that are supposed to be based upon the behaviour of experts might not even reflect what experts do. For instance, the use of multiple cues or searchlights in reading instruction is meant to reflect experts strategies but it is unclear whether expert readers actually use these cues.
2. You understand concepts better if you discover them for yourself
I recently fixed the toilet. It was a frustrating experience because I didnt know what I was doing. There was lots of cursing and plenty of, what does this bit do? I spent at least the next week wondering whether an eruption of soiled water was imminent. Do I now understand toilets better than if a plumber had been alongside me, explaining exactly what to do? Definitely not.
So why do we have this intuitive preference for students figuring things out for themselves? In one seminal study, students were randomly divided into two groups. The first group were explicitly instructed in the fundamental scientific principle of controlling variables. The second group were given investigations to complete in which they had to figure out this concept for themselves. Unsurprisingly, fewer students in the second condition learnt the principle. However, those that did were no better than students from the first group at later evaluating science fair posters. There was no advantage to discovery.
Nowadays, advocates of student discovery tend to promote the less ambitious idea of productive failure. They concede that explicit instruction is needed but only after a period of open-ended problem solving. Interestingly, given the above discussion, it has been argued that many of the experiments that have been designed to test this idea fail to properly control variables (see the discussion at the end of this paper). A 2014 study by Manu Kapur is the best quality study so far but there is still a problem with it: The students given explicit instruction prior to problem solving then have to spend a whole hour solving a single problem which they already know how to solve.
3. Meta-cognition is a short-cut to expertise
So if simply imitating the behaviour of an expert will not make you an expert, are there other shortcuts available? Clearly, it would be great if we could find a way to develop expertise without students having to learn and practice all of the boring stuff. Perhaps we can teach general strategies which, if our students apply them, can be used in a range of situations. This way, we can teach them how to learn and they can apply this to anything they need to learn in the future.
The picture here is actually quite complex. Take the example of reading comprehension strategies. These are general strategies that you can apply to anything that you read in order to help you understand it. Such strategies exist, although they pretty much boil down to one single strategy asking yourself questions whilst reading. These strategies can also be explicitly taught to students and confer an advantage. However, they tend to provide a one-off boost which further repetition and practice doesnt seem to increase very much.
The same can be said of critical thinking skills or learning to learn skills. Asking yourself questions whilst reading a text is only helpful if you can answer those questions. Similarly with critical thinking; asking who wrote a source is only of any use if you can find the answer and know what this means. The fact that a source was written be a loyalist doesnt help much if you dont know anything about the American Revolution.
Similarly, learning to learn when not presented vaguely seems to reduce to study skills and, of these, the evidence for self-testing stands-out from the rest. Its worth knowing that this is a good studying strategy but it acts to help consolidate the knowledge base rather than reduce the need for it. At its all rather prosaic when you consider the fact that these ideas are often sold as somehow teaching students how to think.
4. Knowledge-based education is really boring
We tend to conjure an image of some kind of nineteenth century classroom where the teacher beats facts into children at the end of a cane. And yet what is being proposed instead?
I cannot think of anything worse than spending hour after lengthy hour repeating reading comprehension exercises. In his recent book, David Perkins makes the case for authentic learning activities in which students naturally acting like experts engage in, Project-based learning in mathematics or science, which, for instance, might ask students to model traffic flow in their neighbourhood or predict water needs in their community over the next twenty years.
Really?
Set against this, a whole-class discussion of the dinosaurs or the possibility of alien life or the battle of El Alamein or the concept of infinity or whether Macbeth is a misogynistic play; these all seem positively in-tune with your average teenagers interests.
The purpose of education is not to entertain; it is to educate. But if the criticism of knowledge-based education is that it is boring then the critics need to work a bit harder on the alternative.
5. Education must be personalised
Setting aside practical considerations, education should clearly work better if it meets students at their point of need. However, it needs to meet them there and then take them somewhere else. To borrow from Eric Kalenze, education should act like a funnel that prepares diverse students for college, careers and engagement in civic society.
However, it seems as if we have lost this clear mission. If students are pursuing their own interests and are expected to engage in learning only if we make it as easy and as accessible as possible then how are we preparing them for life after school?
Imagine a tour operator running trips to Greece. Of course, the tour operator needs to take account of where people are travelling from so that she can arrange planes and the like. But she still has to get them to Greece. It would be a poor tour operator indeed that told people not to bother going there and to go for a walk around their home town instead.
Students need to be able to read, write and do basic maths. These are functional skills that society demands and, in order to do the first of these, they will need a fair amount of general knowledge. As an advocate of the liberal arts, I would also argue that education must go beyond a merely instrumental role and seek to improve the quality of peoples lives. By taking academic studies further we open up opportunities for future study, careers or cultural interests.
BLog:Filling the pail ("Education is not the filling of a pail, but the lighting of a fire." As W. B. Yeats never said)
Onderwijs. Eindtermen Nederlands voor het basisonderwijs moeten ambitieuzer
Eindtermen Nederlands voor het basisonderwijs moeten ambitieuzer .Inderdaad. Onderwijskrant wijst al sinds 1993 op de uitholling van het taalonderwijs (zie o.a. bijlage) . Sommigen vrezen echter dat de nieuwe eindtermen en leerplannen nog tot een verder uitholling zullen leiden.
"Overigens is geen studie nodig om te beseffen dat de Nederlandse taal of de gebrekkige kennis hiervan vaak de kern van het hele probleem vormt. Nu hoor je leerkrachten, zowel in het lagere als in het secundaire onderwijs, meer dan eens klagen dat dit moedertaalonderwijs oppervlakkig is geworden. Speels, en ...vooral gericht op communicatie. Taalbeschouwing, spelling en schrijfvaardigheid komen in mindere mate aan bod.
'Wie in het secundaire onderwijs een redelijke kans op slagen wil maken, dient tot meer in staat te zijn dan een (behoorlijk) mondje Nederlands te praten. '
Experts, die meestal zelf niet voor de klas staan, zijn er als de kippen bij om deze klachten af te doen als typisch nostalgisch en conservatief. Dient een taal niet bij uitstek om te communiceren? En moeten we ons zeker bij leerlingen met een anderstalige thuisachtergrond niet vooral op dit aspect concentreren? Recent internationaal onderzoek laat een heel andere klok luiden. Het wees uit hoe een tragere, analytische, meer stapsgewijze manier van taalleren, waarbij grammatica nadrukkelijker aan bod komt, schrijven en spelling centraler staan, en lectuur meer klemtoon krijgt dan het auditieve, een positieve impact heeft op de taalverwerving van zwakke leerlingen, ook voor andere vakken.
Wellicht knelt hier het schoentje. Wie in het secundaire onderwijs een redelijke kans op slagen wil maken, dient tot meer in staat te zijn dan een (behoorlijk) mondje Nederlands te praten.
In een eerste jaar secundair onderwijs mogen 'gewone' teksten in handboeken voor geschiedenis of aardrijkskunde geen hindernis meer vormen. Een taaltraining die hierop voorbereidt, start best zo vroeg mogelijk, in het eerste jaar van het lagere onderwijs (waarbij we het belang van het kleuteronderwijs niet mogen vergeten). Eindtermen Nederlands voor het lager onderwijs moeten daarom ambitieuzer, ja zelfs diepgaander zijn dan nu het geval is."
Bijlage
Onderwijskrant publiceerde een witboek over de uitholling van het taalonderwijs. Nummer 153 (april-mei-juni 2010) www.onderwijskrant.be
Modieuze moedertaalmethodiek: voorstelling themanummer Taalrelativisme: recente uitingen én kritiek van bekende taalkundigen 25 jaar taalrelativisme, uitholling moedertaalonderwijs en afwijzing van NT2 Kritiek op eindtermen en leerplannen Nederlands Ex-leerplanvoorzitter Callebaut banaliseert Standaardnederlands én klassiek taalonderwijs & pakt uit met post-AN taalparadijs Taalinzet Onderwijskrant & respons in klaspraktijk Dramatische taalachterstand & taalalarm Van Hecke & Smet Afwijzende reactie van Steunpunt GOK en taalachterstandsnegationisten op taalalarm van Van Hecke, Smet e.a. Meertalig onderwijs en OETC als wondermiddel en wetenschappelijke studies
'Voor een jonge leerkracht betekent lesgeven in een school met een hoofdzakelijk allochtone mix van leerlingen vaak leren met vallen en opstaan', schrijft Christian
Kwakkel-campage Onderwijskrant: n.a.v. recente Reyers Laat-kwakkel van Crevits en Co.
Kwakkel-campagne van Onderwijskrant : We vragen minister Crevits en Co om 'Reyers Laat'- kwakkel over Vlaamse leerlingen uit de wereld te helpen. :
Minister Crevits, leerlinge Alice E. & Kathleen Cools in Reyers Laat: : Vlaamse leerlingen kunnen hun kennis niet eens toepassen!??? Enkel goede scores voor pure kennis volgens Crevits. We merkten in de kranten en in de sociale media dat deze zomaar de Crevits'kwakkel over niet kunnen toepassen van kennis overnamen. Dit was ook veelal het geval bij de lezers die reageerden op dit bericht.
De Vlaamse 15-jarigen behaalden echter niet enkel voor PISA-wiskunde (vooral toepassingsvragen), maar ook voor 'probleemoplossend leren' (zie bijlage) de Europese topscore. We vragen minister Crevits ( de beleidsmakers, en de onderwijskoepels en onderwijsvakbonden) om deze kwakkel zo vlug mogelijk recht te zetten. .
We vragen de beleidsmakers e;d. ook dat ze meteen ook de kwakkels over de grote schooluitval in het onderwijs en het grote aantal zittenblijvers in de eerste graad s.o. uit de wereld helpen. Ook in de Zevende Dag van vorige zondag werd die valse indruk eens te meer gewekt. Volgens Eurostat behaalde Vlaanderen ook inzake schooluitval een prima-score: amper 7,5%- opvallend minder dan in andere landen. Er zijn ook gemiddeld geen 9 à 10% zittenblijvers in onze eerste graad, maar amper 2,7%.
Help Onderwijskrant bij het wegwerken van de vele onderwijswkakkels en bij de verspreiding van dit bericht.
La mission Grande pauvreté et réussite scolaire avait été confiée par le précédent (et fugace) ministre, Benoît Hamon, à cet ancien conseiller spécial et ancien directeur de lenseignement scolaire de Vincent Peillon, lui-même antépénultième ministre (!). Puisque le débat pédagogique est complètement politisé en France, nous sommes donc, avec Jean-Paul Delahaye, dans la pédagogie de gauche, favorable au constructivisme depuis des années, contre vents et marées. La pédagogie de droite rêvant, quant à elle, de revenir à lÉcole de grand-papa
On pouvait donc sattendre au discours habituel sur la nécessité de changer les habitudes pédagogiques, afin damener les élèves vers plus de découvertes et vers plus de complexités à dénouer. En un mot, vers tout ce qui a provoqué la catastrophe éducative de ces quarante dernières années.
Or heureuse surprise ! nous trouvons dans ce rapport un vibrant éloge de lenseignement explicite (le mot revient une vingtaine de fois dans les 223 pages du rapport). Même le Café pédagogique sen est fait lécho :
« Les enfants pauvres ne sont pas de pauvres enfants, aussi ne sagit-il pas den rabattre avec les exigences scolaires. Être exigeant scolairement avec eux, cest les respecter », dit J.P. Delahaye. Le rapport contient également de nombreuses propositions pédagogiques. Pour J.P. Delahaye, toutes les pédagogies ne se valent pas. Il recommande la diffusion du référentiel pédagogique de l'éducation prioritaire. Celui-ci recommande une pédagogie explicite qui vérifie ce qui est compris par l'élève.
Bigre !
Allons donc voir à la page 104 le paragraphe 2.2.3.b), intitulé Une pédagogie explicite. Qui donc Jean-Paul Delahaye a-t-il convoqué pour lui parler de pédagogie explicite ? Le chercheur Roland Goigoux qui n'est pourtant pas, à ma connaissance, un spécialiste de l'Enseignement Explicite de Barak Rosenshine. Mais passons...
Que dit Goigoux ?
Audition de Roland Goigoux, 17 mars 2015
1. Planification : objectifs bien articulés entre eux ; étapes modestes mais fortement structurées. (La progressivité des apprentissages est définie à partir des caractéristiques de la cognition enfantine dans les domaines considérés)
2. Étayage (ou un guidage) serré de la part de l'enseignant pour garantir la compréhension des notions par les élèves (conceptualisation) et pour faciliter l'apprentissage des procédures et/ou des connaissances visées
3. Clarté cognitive : pour les maîtres qui doivent précisément « savoir où ils vont » et pour les élèves qui doivent progressivement cerner les enjeux d'apprentissage et les procédures à leur disposition. Clarté facilitée par l'énoncé des apprentissages visés et celui des acquis réalisés à chaque étape
4. Régulation de l'attention des élèves, favorisée par une centration sur les informations importantes à comprendre et à mémoriser ; allègement de la charge cognitive en évitant de submerger les élèves par une trop grande multiplicité d'opérations à réaliser en parallèle.
5. Mémorisation : rôle de l'exercice et de l'entrainement favorisant l'automatisation des procédures et la mémorisation à long terme ; rôle des révisions fréquentes, hebdomadaires et mensuelles, des apprentissages effectués et renforcement des prises de conscience (clarté cognitive et métacognition).
6. Caractère exhaustif de l'enseignement : les compétences requises par la réalisation des tâches scolaires (autrement dit leurs préalables) doivent être prises en charge par l'enseignement. (Cf. l'effet socialement discriminant des pédagogies qui présupposent des compétences qu'elles n'enseignent pas).
7. Motivation : pas un préalable, la conséquence d'un sentiment de compétence, généré par des réussites progressives.
Le rapporteur en tire le résumé suivant :
« Une pédagogie peut être qualifiée d'explicite lorsque le professeur permet à ses élèves d'avoir une claire conscience de tout ou partie :
- des buts des tâches scolaires (ce qu'ils ont à faire) ;
- des apprentissages visés (ce qu'ils pourront apprendre) ;
- des procédures utilisables ou utilisées (pour réaliser les tâches) ;
- des savoirs mobilisables ou mobilisés (pour réaliser les tâches) ;
- des progrès réalisés (ce qu'ils ont appris). »
Ce qui est très exact. Mais en précisant toutefois :
« Quelle que soit la démarche retenue (résolution de problème, démarche d'investigation, cours dialogué, résolution guidée ou exercice autonome). »
Autrement dit, on ne se résout pas même pour les élèves en grande pauvreté à abandonner complètement les pratiques inefficaces surtout pour ces élèves-là ! du constructivisme. Le rapporteur le précise même dans le sous-titre qui introduit laudition de Goigoux : « Des méthodes actives au sein d'un enseignement explicite et structuré. »
En Pédagogie Explicite, les élèves sont actifs, vraiment et réellement actifs, sappropriant leurs apprentissages par une compréhension contrôlée à tout moment, par une pratique intensive dabord guidée puis autonome, par une mémorisation solide et durable des connaissances et des habiletés ainsi acquises.
Tout linverse de ce que produisent ces fameuses méthodes actives qui remuent beaucoup de vent, font beaucoup desbroufe et se soldent au final par des acquisitions dépendant étroitement du milieu social des parents.
Laissons donc tomber ces démarches qui savèrent parfaitement nuisibles et inopérantes dans les quartiers où les populations sont en grande difficulté et où les enfants ne peuvent compter que sur lÉcole publique du coin.
Voilà ce que le rapport de Jean-Paul Delahaye aurait dû clairement exiger de la ministre. Quant on est de gauche, on doit avoir le souci des humbles et des démunis. Le constructivisme ne marche pas pour les élèves pauvres, qui sont souvent en difficulté : il nous faut donc laisser tomber une fois pour toutes les pratiques d'enseignement inefficaces qui s'en inspirent.
Kritiek op Reyers Laat en reactie Crevits op kritiek van leerlinge Alice
Commentaar bij 'Reyers Laat' over het onderwijs en uitlatingen van minister Crevits over vernietigende kritiek op het onderwijs vanwege leerlinge Alice
Kritiek leerlinge Alice: "We leren op school de kennis niet toepassen". Minister Crevits: "Je hebt gelijk Alice: uit de landenvergelijkende PISA-studie blijkt dat de Vlaamse leerlingen sterk zijn voor pure kennis, maar zwak scoren voor het toepassen van die kennis". De Vlaamse leerlingen behaalden de Europese topscore voor 'toepassingsgerichte' PISA-wiskunde (2012) - een heel stuk beter nog dan Finland. Maar minister Crevits orakelde daarnet dat onze leerlingen enkel goed scoorden voor pure kennisvragen. Ook voor 'probleemoplossend denken' behaalden de Vlaamse 15-jarigen een topscore.
Voorstel Alice voor wiskunde: stelling Pythagoras toepassen bij bouwen van een huis!?? Instemmende reactie Crevits: "Ja, ik bezocht vorige week een technische school waar de leerlingen zelf een gebouw mochten oprichten."
Ook haar kritiek op feit dat leerkrachten 'methodes' gebruiken, klinkt lichtzinnig. Methodes zijn heel belangrijk voor de kwaliteit en de opstellers ervan verdienen veel respect. De PISA-kennis van Crevits en haar onderwijskennis laten blijkbaar te wensen over. Erger is dat de onderwijsminister blijkbaar niet eens beseft dat ze met dergelijke stemmingmakerij in sterke mate het imago van het Vlaams onderwijs en van de leerkrachten aantast.
Crevits voegde hier ook nog andere kritische uitlatingen over de methodische aanpak van het onderwijs en de leerplannen aan toe. Het Regeerakkoord belooft nochtans dat de beleidsmakers zich niet langer zullen inlaten met het hoe van het onderwijs. Minister Crevits bewijst voortdurend het omgekeerde. Naar eigen zeggen wil ze zich straks ook nog moeien met de (nieuwe) leerplannen.
P.S. In Onderwijskrant toonden we de voorbije maanden en jaren herhaaldelijk aan dat elk VRT-programma over onderwijs van de voorbije jaren uitmunt door onkunde en stemmingmakerij tegen het onderwijs en de leerkrachten. Het programma 'Reyers Laat' van daarnet en het onderwijsonderwerp van de 7de Dag van vorige zondag, bevestigen deze analyse.mm
Kritiek op zgn. 'taalvaardigheidsonderwijs' (Frans).
Vooraf: er wordt momenteel gewerkt aan nieuwe leerplannen. Krijgen we straks nog eenzijdiger(taal) vaardigheidsonderwijs?
"En dus kwamen de onderwijsdeskundigen met het vaardigheidsonderwijs als oplossing. Weg met het drillen van vocabulaire of grammatica, de nadruk werd gelegd op het leren spreken. Waar we vroeger eerst een basis aan woordenschat en grammatica erin gepompt kregen, moesten de leerkrachten de leerlingen nu onmiddellijk laten spreken. De bezwaren van de leerkrachten dat je moeilijk kan spreken als je geen basis hebt, werden onder de mat geveegd. Leerkrachten zijn immers bij uitstek conservatief en willen niet weten van verandering. Stel je voor, nieuwe handboeken gebruiken, een nieuwe methode aanleren, nieuwe inhoud aanreiken aan je leerlingen, dat doen leerkrachten helemaal nooit. Sinds de jaren 60 was er immers helemaal niets meer veranderd in het onderwijs
Dat was toch hetgeen de onderwijsdeskundigen naar buiten brachten. Dat diezelfde onderwijsdeskundigen over het algemeen pedagogen of onderwijsspecialisten zijn die nooit of al jaren niet meer voor een klas gestaan hebben, wordt ook onder de mat geveegd. In welke job wordt er bij ingrijpende veranderingen geen rekening gehouden met de opmerkingen van de specialisten uit het veld? Nochtans gebeurt dat telkens opnieuw bij onderwijshervormingen. Ook nu weer bij de hervorming van het secundair onderwijs wordt er fel geprotesteerd vanwege de leerkrachten, maar wordt dit alweer afgedaan als onwil om te vernieuwen van een bende conservatievelingen. Naar de inhoudelijke motivatie achter de protesten wordt niet geluisterd. Het moet beter uitgelegd worden, de leerkrachten protesteren enkel omdat ze niet goed op de hoogte zijn
Ik word er echt kwaad van. Ik heb zelf nooit in het onderwijs gestaan, op mijn stage na, maar ik heb ontzettend goede herinneringen aan de vele zeer goede en gemotiveerde leerkrachten die ik gehad heb. Zij hebben me prachtige verhalen verteld, de ogen geopend, ze hebben me leren nadenken én leren genieten van mooie kunst, van schitterende boeken, van citytrips Ik heb nog steeds ontzettend veel bewondering voor het enthousiasme en de passie waarmee uitstekende leerkrachten hun vak verkochten. Ze hebben me geleerd dat het soms moeite kost om iets te bereiken, maar dat de inspanning altijd loont.
De mislukking van het vaardigheidsonderwijs die van in het begin door de leraars voorspeld was is dan ook vooral jammer voor een hele generatie leerlingen. De goede bedoelingen ten spijt leerlingen mondiger maken in een vreemde taal kan je niet anders dan constateren dat dit ten koste gegaan is van de algemene kennis in de vreemde taal. Waar studenten in 1993 nog zon 54 % haalden op een oriëntatieproef Frans is dat 20 jaar later nog een dikke 35 %. Maar waar zit dan precies de winst van het vaardigheidsonderwijs? Zijn ze nu taalvaardiger? Maar hé, de boodschap komt intussen toch over, le message passe.
Wij Vlamingen hadden internationaal altijd de reputatie veel vreemde talen uitstekend te beheersen. Ik vind het ontzettend jammer dat dit zomaar te grabbel is gegooid voor een hele generatie. Laat dit dan ook een pleidooi zijn om leerkrachten wat meer echt op hun waarde te schatten als de onderwijsspecialisten die ze zijn. Laat hun stem dan ook telkens opnieuw gehoord worden in de inhoudelijke en vormelijke debatten die er rond het onderwijs gevoerd worden en doe hun inhoudelijk protest dan ook niet af als de conservatieve reflex van een vastgeroeste ambtenaar. Gelooft u nu zelf dat dat een correcte beschrijving is van elke leerkracht is die uw kinderen iets probeert bij te brengen?
Het bericht Kennis Frans nog nooit zo slecht in de Gazet van Antwerpen deed me deze week in mijn chocolat chaud verslikken (koffie drink ik helaas niet). Verwonderen deed het bericht me allerminst,...
STEM, maar geen eenSTEMmigheid! Uiteenlopende meningen over STEM-optie in eerste graad aso en totaal verschillende invullingen
De voorbije 45 jaar worstelde men al met de zinvolle invulling van het vak technologie in de eerste graad (2 uur per week). Wat wordt het nu met de invulling van de STEM-optie in een aantal aso-scholen eerste graad? Zo lezen we dat een Antwerpse stedelijke aso-school STEM-lessen biedt in 1ste graad rond 'solderen' als centraal thema - zelfs in lessen geschiedenis en Nederland. Wie bedenkt nu zo iets, vragen we ons af.
Bij het bekijken van de websites van een aantal aso-scholen merkten we dat de meningen over de zinvolheid van de STEM-optie uiteen lopen en dat de scholen die STEM aanbieden dit ook sterk verschillend invullen.
1. Sint-Lodewijkcollege Brugge: Geen optie STEM. De inhoud en de opbouw van de richting STEM is op dit ogenblik nog te weinig onderbouwd. Iedere school maakt een eigen programma. We denken dat STEM vooral nuttig is als er reeds een basis van wetenschappen en wiskunde is gelegd, m.a.w. niet in het eerste jaar, maar in de tweede of zelfs derde graad. Bovendien starten de wetenschappen voor iedereen op gelijke basis in het derde jaar. Intussen heeft het college wel een STEMmige aanpak van het vak Techniek (in gemeenschappelijk pakket). Daar is er reeds ruimte om een smaak voor wetenschappen mee te geven via programmeren (robots) en probleemoplossend denken.
2. Sint-Jozef Klein Seminarie Sint-Niklaas: geen optie STEM. Voor ons is STEM ook niet nieuw; om maar één voorbeeld te noemen: reeds jaren krijgen onze leerlingen die wetenschappen-wiskunde volgen het vak technologie wat een perfecte invulling is van het STEM-profiel. Het College kiest dus bewust NIET voor één richting in de eerste graad die voorbereidt op STEM-richtingen (STEM is een profiel, géén richting!) in de derde graad maar wij zullen er ook in de toekomst voor zorgen dan onze leerlingen dankzij een brede én grondige voorbereiding voldoende uitdagingen krijgen en voorbereid zijn op een toekomst waar veel van hen zal verwacht worden.
3. STEM in Sint Bavo-college Gent: "Het pakket basisvakken wordt aangevuld met een keuzegedeelte bestaande uit 5u STEM-vakken, nl. 2u wiskunde+ (extra leerstof), 2u wetenschappelijk project en 1u programmeren. Via verschillende uitdagende projecten leer je wiskundige, technologische en wetenschappelijke problemen oplossen. Als wetenschappelijk project leer je hoe je een trein veilig kan laten rijden, bouw je een zelf geprogrammeerde robot en verdiep je je in de bijdrage van wetenschap tot de zorg voor het milieu en de geneeskunde. Het pakket basisvakken wordt aangevuld met een keuzegedeelte bestaande uit 5u STEM-vakken, nl. 2u wiskunde+ (extra leerstof), 2u wetenschappelijk project en 1u programmeren.
4. STEM in Sint-Gabriël-college Bouchout: "In een STEM-klas worden wetenschappelijke problemen uit de dagelijkse realiteit in een aantal modules bestudeerd. In elke module worden wetenschappen, wiskunde, techniek en ICT met elkaar verbonden. Het programmeren van bijvoorbeeld een robot, zal een bijkomende uitdaging worden. STEM-leerlingen doorlopen een leertraject waarin ze zichzelf en elkaar voortdurend motiveren en bijsturen om tot het verwachte resultaat te komen.
5. STEM in SASK Brugge: De optie STEM in het eerste jaar is eigenlijk een keuze binnen de moderne. Dit is dus een optie voor wie bewust niet voor Latijn kiest. Leerlingen die voor STEM kiezen, moeten de vakken van het gemeenschappelijke gedeelte van het eerste jaar, net zoals in de Latijnse, in 27 lesuren kunnen verwerken. Net zoals de leerlingen in de Latijnse richting 5 extra lesuren Latijn krijgen, krijgen de STEM-leerlingen 5 uur extra STEM-vakken. Deze vakken zijn: ICT (1u), techniek (1u), wetenschappen (2u) en wiskunde (1u). Tijdens deze lesuren krijgen de leerlingen extra leerstof en extra uitdaging voor deze vakken. Dit in tegenstelling met de gewone moderne. Daar worden de extra lesuren (voor wiskunde, Frans, Nederlands) gebruikt om meer ruimte te creëren om de leerstof van het gemeenschappelijk gedeelte (de 27 lesuren) onder de knie te krijgen. Voor wie is STEM bedoeld? Voor leerlingen die voldoende hebben aan de 27 lesuren van het basisgedeelte en daarnaast extra uitdaging aankunnen. Bovendien moeten ze zich aangetrokken voelen tot de STEM-vakken (ICT, wetenschappen, techniek, wiskunde). Dit zijn veelal leerlingen die wellicht ook de Latijnse aankunnen, maar kiezen om geen Latijn te volgen.
6. Don Boscocollege Kortrijk : optie Moderne Wetenschappen met 2 uur STEM
7.Sint-Leo Bruggge: Naast de gekende opties Latijn en moderne kunnen de leerlingen in het eerste jaar ook kiezen voor de gloednieuwe optie STEM (extra accent op wetenschap, ontwerpen/programmeren, techniek en wiskunde). Deze optie bereidt voor op verdere studies wetenschappen.
8. Sint-Gummaruscollege Lier: Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschappen, techniek en technologie, weet je graag hoe iets in elkaar steekt en werkt, dan zal het STEM-pakket je zeker kunnen bekoren. Een goede basiskennis van wiskunde is een pluspunt. Dit aanbod speelt in op onze steeds evoluerende maatschappij en arbeidsmarkt, waar er een grote nood is aan technisch en wetenschappelijk geschoolde mensen.
10. Sint Clara-college Arendonk: De leerlingen krijgen een pakket engineering/programmeren (3u) en toegepaste wiskunde (2u) bovenop de 4 uren wiskunde uit de basisvorming. Deze sterk wiskundige leerlingen met brede interesse in de wetenschap zullen op allerlei manieren geprikkeld en gemotiveerd worden om hun engineeringkwaliteiten te ontwikkelen. Naast de 5 wetenschapslokalen in de nieuwbouw van het Sint-Claracollege zullen deze jongeren ook gebruik maken van de techniek/STEM-lokalen en de elektriciteitslabos. 11. 3. STEM in middenschool Sint-Rembert Torhout: Wie vooral wiskundig aangelegd is en gefascineerd is door techniek en wetenschap, kan vanaf volgend schooljaar 2015-2016 de optie STEM kiezen in onze Middenschool. 12. Sint-Romboutscollege MechelenDe Vlaamse overheid wil de interesse in wetenschap en techniek aanwakkeren. Een terechte bekommernis. Sommige scholen doen dit door een studierichting STEM (STEM= Science-Technology-Engineering-Mathematics) op te richten. (Geen STEM-optie.)Wij organiseren verschillende STEM-middagactiviteiten: STEM+.
13. STEM in OLVr. Hemelvaert Brugge: In het schooljaar 2015-2016 kan je in het eerste jaar kiezen voor STEM! 3 uur STEM? 5 uur Latijn? 3 uur STEM gecombineerd met 2 uur Latijn? of gewoon 5 uur uitbreiding van de algemene vakken
14. College Hagelstein : Ben je erg geboeid door de wondere wereld van wiskunde en wetenschap? Keek je altijd uit naar de lesthemas wetenschap en techniek in wereldoriënta- tie? Stel je vaak vragen als: Wat verklaart dit, hoe kan dit?. Wil je onderzoeken hoeveel wieken een windmolen best heeft om zoveel mogelijk energie op te wekken? Wil je met Lego Mindstorms een robot leren programmeren? Wil je ook alles te weten komen over bijvoorbeeld fysica en geneeskunde? Dan is de talentmodule STEM geknipt voor jou!