Vrije interpretatie van wollige
M-decreet door Tine Geysen en vrije CLB-koepel
1.Minister
Crevits: interpretatievrijheid voor
CLB!?
Op 12 februari gaf minister Crevits in de
commissie onderwijs grif toe dat het M-decreet heel vaag is en veel
interpretatie toelaat. Zelf vond ze die vaagheid en interpretatievrijheid
blijkbaar zelfs goed en vertrouwt ze naar eigen zeggen op de interpretatievrijheid-
en wijsheid van de CLB-mensen. Een paar Vlaamse parlementsleden stelden de
vraag of kinderen als het dochtertje Flo van An Nelissen na het derde kleuter
volgens het M-decreet al dan niet rechtstreeks naar het buitengewoon onderwijs
(type basisaanbod) mogen overstappen. Ze gingen er zelf van uit dat dit niet
kon en drongen aan op een aanpassing van het decreet. Minister Crevits ontweek een antwoord op deze
concrete vraag : Ik heb ook de verslagen gelezen die de afgelopen dagen
in de pers (over Flo e.d.) zijn verschenen. Ik wil niet op individuele gevallen
ingaan. Dat lijkt me ook moeilijk. Ik ken de zorgen van die mensen niet. Ik kan
naar hen luisteren, maar ik kan dat niet oplossen. We zullen vertrouwen moeten
hebben in de goede werking van de CLBs. De CLBs zullen case per case nagaan
hoe een probleem kan worden opgelost. Crevits was dus niet van plan het
decreet aan te passen.
2. Vrije interpretatie van M-decreet door
verantwoordelijke VCLB-koepel
Minister Crevits wees dus op de grote interpretatievrijheid
vanwege de CLBs en op het feit dat deze volgens haar geval per geval moeten
bekijken. Uit recente bijdragen van Tine Geysen, verantwoordelijke voor het M-decreet binnen
de Vrije CLB-koepel, blijkt alvast dat zij en haar CLB-koepel het M-decreet op
een eigenzinnige wijze interpreteren en deze interpretatie blijkbaar ook willen
opleggen aan de afzonderlijke CLBs. We merken tegelijk dat bepaalde
CLB-directeurs het CLB-decreet dit decreet wel wat anders en minder strak
interpreteren dan Tine Geysen en Co.
In de bijdrage M-decreet: vraag en antwoord
in Caleidoscoop van eind februari
2015 besteedt Tine Geysen aandacht aan vragen over het M-decreet waarmee CLBers nog zitten over de concrete
uitwerking van het M-decreet. Zij doet dat ook in een bijdrage in het
tijdschrift Impuls van maart 2015. In
beide bijdragen manifesteert Geysen zich als een enthousiaste pleitbezorger van
het M-decreet die vindt dat er al te veel kinderen naar het b.o. verwezen
worden en dat veel van die kinderen nu meer
kansen zullen krijgen binnen het gewoon onderwijs (Impuls, p. 142). Dat
het aantal b.o.-kinderen mede een gevolg is van de sterke toename van
(anderstalige) allochtone leerlingen, wordt uiteraard niet vermeld. We zullen
verderop ook merken dat Geysen en Co de gangbare CLB-praktijk inzake het
opstellen van diagnoses en verslagen aanzienlijk willen beperken. Bij
betwistingen tussen scholen en ouders willen zij ook bijna onvoorwaardelijk het
oordeel van de ouders voorrang geven.
Tine Geysen beklemtoont in de Impuls-bijdrage
o.i. ook al te zelfbewust en ostentatief dat de eindverantwoordelijkheid steeds
ligt bij het CLB en dat het CLB zich als kritische
partner van de school moet opstellen: het
CLB en de school zijn partners, maar parters mogen elkaar kritisch bekijken.
3. Liefst geen verwijzing naar b.o. in de
loop van een schooljaar!??
In de Caleidoscoop-bijdrage behandelt Tine
Geysen o.a. de vraag: Kan een leerling verwezen worden naar het type
basisaanbod in de loop van het schooljaar? Geysen schrijft: Een eerste verwijzing in de loop van het
schooljaar (b.v. in een eerste leerjaar)
kan, al moet steeds goed overwogen worden of dit wel wenselijk is. Streefdoel
is om een overstap naar buitengewoon onderwijs te laten ingaan op 1 september
Een kind kan volgens het M-decreet pas overstappen naa het
b.o.-basisaanbod als aangetoond wordt
dat het weinig kan opsteken in b.v. het eerste leerjaar. (Ook al wekt directeur
Vandenbroucke van het vrije CLB-Ieper in een standpunt op de website Klasse
voor ouders de indruk dat leerlingen b.v. na het derde kleuter wel nog
rechtstreeks kunnen overstappen naar het typs basisaanbod.) Voor een aantal leerlingen waarvan men al in
de kleuterschool weet dat het gewoon onderwijs moeilijk haalbaar is, zal uiteraard
al heel vlug blijken dat het volgen van het eerste leerjaar niet wenselijk is.
Bij zon afweging na 1 of een paar maanden speelt vooral ook mee dat men er ten
zeerste van overtuigd is dat dit kind ook in de erop volgende maanden weinig
zal opsteken in dit eerste leerjaar en dat dus het verder volgen van dit
leerjaar geenszins zinvol is. We
begrijpen niet waarom volgens Geysen het
streefdoel van het CLB is om een overstap naar het buitengewoon onderwijs pas
te laten ingaan op 1 september van het volgend schooljaar.
Op onze kritiek repliceerde Geysen op de blog
van An Nelissen: Ik heb wel nergens
geschreven dat een kind enkel kan verwezen worden naar buitengewoon onderwijs
als kan aangetoond worden dat het niets kan opsteken in het 1ste
leerjaar. Wat het streefdoel betreft om een overgang te laten samenvallen met
de start van een nieuw schooljaar
daarmee geven we enkel aan dat waar mogelijk
we een instap in buitengewoon onderwijs willen laten samenvallen met de start
van een nieuw schooljaar. Het is geenszins de bedoeling om een instap in het
buitengewoon onderwijs in de loop van een schooljaar te verhinderen indien dit
het meest aangewezen is voor de leerling in kwestie. Waarom vermelden
Geysen en het VCLB niet dat kinderen waarvan men al in het kleuteronderwijs en
bijna vanaf de eerste dag van het eerste leerjaar heel goed weet dat ze weinig
kunnen opsteken in het eerste leerjaar, er alle belang bij hebben om zo vlug
mogelijk over te stappen naar het buitengewoon onderwijs? En waarom vermeldde Geysen
wel uitdrukkelijk dat het streefdoel moet zijn om kinderen pas na het eerste
leerjaar, op 1 september te laten overstappen?
3. Enkel (doorverwijzings)verslag als ouders ermee akkoord gaan!??
In de bijdrage in Impuls (De rol van het CLB binnen het M-decreet) schrijft Geysen
o.i. ook een aantal merkwaardige zaken over het optreden van de CLBs. Zo
schrijft ze: Het VCLB (= koepel vrije
CLB- centra) kiest er heel uitdrukkelijk voor om enkel een verslag (nodig voor
overstap naar buitengewoon onderwijs) op te maken wanneer ouders zich hier ook
in kunnen vinden. Slechts in heel uitzonderlijke omstandigheden kan hiervan
afgeweken worden en dat kan enkel als het in het belang van de leerling is om
toch een verslag op te maken.
Minister Crevits stelde al in de
onderwijscommissie dat de CLB over veel verantwoordelijkheid en vrijheid
beschikken. We begrijpen echter niet dat een decreet de koepel van de vrije
CLBs toelaat om het decreet zo eigenzinnig toe te passen. De CLBs van het vrij onderwijs zullen volgens haar pas een verslag
(voor overstap naar het b.o. opmaken als ze daartoe de toestemming krijgen
vanwege de ouders. Als de ouders
van meet af aan een overstap weigeren, dan zullen de CLBs volgens Geysen in
principe zelfs geen verslag opstellen.
Hier merken we dus dat volgens Geysen de
CLBs het gefundeerd oordeel van de leerkrachten/school zomaar naast zich
kunnen neerleggen, maar dat ze anderzijds wel het oordeel van de ouders meestal
zullen respecteren. Een paar paginas
ervoor geeft Geysen in de bijdrage wel toe dat bij de beoordeling van een
leerling de kennis van de eindtermen en
leerplannen belangrijk is en dat die
kennis bij de school zit. In die zin is het belangrijk dat de school en het CLB
die afweging samen maken. Maar hoe kunnen CLB-mensen die afweging samen
maken als de CLBers over weinig kennis omtrent eindtermen, leerplannen en
methodische aanpak beschikken. Vroeger, in de tijd van het PMS-project
leerzorg, beschikten de CLBers nog over meer kennis omtrent lezen, spellen en
rekenen in het basisonderwijs. Sinds de
grote PMS-hervorming werd hier nog weinig aandacht aan besteed.
Hoe verantwoordt Geysen het prioriteit
verlenen aan het oordeel van de ouders? Ze schrijft: Het CLB is niet alleen een partner van de school, maar ook een partner
van ouders en leerling. Dat vraagt van scholen het nodige begrip omdat
bepaalde situaties ervoor zorgen dat het CLB als partner van de leerling en de
ouders stappen zet waar scholen het mogelijk niet of minder mee eens zijn. ...
Het VCLB kiest er hier uitdrukkelijk voor om enkel een verslag op te maken
wanneer ouders zich hier ook kunnen in vinden. Geysen veronderstelt ook
blijkbaar dat indien het oordeel van de ouders ingaat tegen het oordel van de
school, dit ook steeds in het belang is van het kind en dat dit bij het oordeel
vanwege de leerkrachten blijkbaar niet het geval is. Waarom zou het oordeel van
de school niet meer in het belang kunnen zijn van het kind dan het oordeel van
zijn ouders? Het is ook opvallend dat
Geysen niet ingaat op situaties zoals dit van het dochtertje Flo van An
Nelissen waarbij zowel de ouders als de school vinden dat Flo na het derde
kleuter rechtstreeks toegang moet krijgen tot het buitengewoon onderwijs-type
basisaanbod.
4. Wat
gebeurt er als ouders of leraren niet akkoord gaan met het CLB-verslag?
Op de vraag wat gebeurt er als leraren of ouders niet akkoord gaan met het
CLB-verslag, formuleert Hans
Vandenbroucke, directeur vrij CLB-Ieper, een antwoord op de website Klasse
voor ouders dat anders klinkt dan de opvatting van Geysen. Hierbij blijkt ook
dat Vandenboucke de mening toegedaan is
dat het CLB niet vooraf de toestemming
vooraf moet vragen aan de ouders om een verslag op te maken.
Vandenbroucke stelt: Er zal bij betwisting van het CLB-verslag dan discussie zijn. In het
begin omdat er nog twijfel bestaat over de interpretatie van het M-decreet.
Maar ook nadien. Het voordeel van overleg is dat alle partijen argumenten
kunnen inbrengen en zoeken naar oplossingen. Maar er zijn ook nadelen. Soms zal
er geen consensus zijn. Dan hakt het CLB de knoop door. Dat is een ondankbare
taak. Voor de ene ouder/school zal het CLB te snel een verslag geven, voor de
andere ouder/school te laat. Als
bestuurslid van een aantal scholen zouden we daar zelf ook op aandringen.
In dezelfde context situeert zich ook een
uitspraak van Geysen die o.i. opnieuw nogal afwijkt van dit van Vandenbroucke.
Zij poneert: Wanneer de ouders van de
leerling met een verslag buitengewoon onderwijs dat toelating geeft tot het
buitengewoon onderwijs, toch een inschrijving wensen in het gewoon onderwijs,
zullen wij met hen alle mogelijkheden binnen het gewoon en buitengewoon
onderwijs doorlopen en hun keuze respecteren. Kiezen ouders voor het gewoon
onderwijs, dan voorziet de huidige procedure dat ouders een school kiezen en
dat die school die leerling kan inschrijven onder ontbindende voorwaarde.
5. Veel
minder attesten & diagnoses vanwege CLB!?
In de Impuls-bijdrage schrijft Geysen
tevens dat de CLBs in de toekomst principieel veel minder vlug zullen geneigd
zijn om een diagnose (voor toelating tot GON of b.o.) uit te schrijven. Vanuit
haar persoonlijke keuze voor inclusief onderwijs en voor het sterk verminderen
van het aantal type1-& 8-leerlingen,
verantwoordt dit zo: De
CLB-sector verkiest eerder om sterk in te zetten op handelingsgerichte
diagnostiek en handelingsgericht werken. Een classificatie (b.v. ADHD, ASS,
dyslexie, ...) kan hier deel van uitmaken, maar indiceren welke hulp nodig is
kan ook losstaan van classificatie.
In de context van kritiek op het weigeren van
attesten door sommige CLB-centra in een bijdrage over de dochter Flo op de blog
van An Nelissen (Achter de camera) gaf
directeur Vandenbroucke wel grif toe
dat van overheidswege druk werd uitgeoefend op het CLB om minder attesten uit
te schrijven en te verwijzen naar het b.o., maar niet dat de CLB principieel
het opstellen van diagnoses (en verslagen) principieel sterk wou reduceren.
We vragen ons in dit verband ook af of de CLB-mensen (nieuwe stijl) wel
voldoende leerinhoudelijk en didactisch onderlegd zijn voor het ondersteunen
van de leerkrachten bij het indiceren
welke hulp leerlingen nodig hebben. En zijn ze in dezelfde context wel
voldoende onderlegd om als scheidsrechter uit te maken of het oordeel van de
school over het niet voldoende kunnen volgen van het gemeenschappelijk
curriculum al dan niet verantwoord is? Bij de grote hervorming van de
PMS-centra heeft men er precies voor gekozen dat de CLB-adviseurs zich veel
minder met leerinhoudelijke en vakdidactische zaken zouden inlaten. Wil men nu
plots weer een andere richting uit met de CLBs?
6.
Besluit: wollig M-decreet, vrije interpretatie en conflicten
Het verwondert ons ten zeerste dat de
beleidsmakers de CLBs zoveel vrijheid inzake interpretatie en toepassing van
het M-decreet toekennen. Dit zal ook tot veel conflicten leiden. Uit de
bijdragen van Geysen blijkt dat zij en VSLB-koepel het wollige M-decreet - dat o.i. al te veel
vrijheid laat aan de CLBs - op een
eigenzinnige wijze interpreteert.
Deze interpretatiewijze kan ook sterk kan
afwijken van de interpretatie vanwege de koepel van het gemeenschapsonderwijs.
Geysen heeft het niet enkel over de verordeningen van het M-decreet, maar
voortdurend ook over de eigen interpretatie en invulling door de VCLB-koepel.
Geysen heeft het hier ook enkel over de
opstelling van de koepel van de vrije Centra; het zou dus best kunnen dat de
andere koepel het M-decreet en de rol van de CLB hierbij anders interpreteert.
Naar verluidt zouden ouders ook op een ander CLB een beroep mogen doen dus ook
op een CLB van een ander onderwijsnet. We denken ook dat
scholen overschakelen naar een ander CLB als ze merken dat hun CLB zich
bij de toepassing van het M-decreet even strak opstelt als Tine Geysen en Co.
Het wollige M-decreet laat al te veel vrije
interpretatie door de CLB e.d. toe en dit zal tot veel problemen en conflicten
leiden. Geysen wekt hierbij ook de
indruk dat de vrije CLBs de interpretatie van de VCLB-koepel zullen en moeten
volgen, waardoor de zgn. vrijheid voor de afzonderlijke CLBs ten zeerste wordt
ingeperkt. Ook dit zal o.i. tot conflicten leiden.
|