Aan het hoofd
van de politie van PZ Mira.
Geachte Heer
Hoofdcommissaris,
Met deze
brief breng ik u en uw corps mijn beste wensen over voor het nieuwe jaar 2019.
Misschien zult u dit een beetje vreemd vinden als u weet dat ik een zestal
maanden geleden door uw diensten een verkeersboete heb gekregen waarmee ik
het in feite niet eens was. Ik ben onmiddellijk ingegaan op de uitnodiging
tot betalen van de boete en ik heb dit laten samengaan met een begeleidende
brief van 11 juni 2018, waarvan hier een kopie in bijlage (ik had nog gehoopt
op een reactie van uwentwege op de brief). Over het gebeurde had ik dezelfde
avond al een verhaaltje geschreven. Dat is mijn manier om dingen die mij
getroffen hebben van mij af te schrijven. De verhaaltjes worden dan meestal
gepubliceerd op één van mijn blogs, maar in dit geval heb ik dat niet gedaan
omdat ik bang was om jullie, die doorgaans toch zeer nuttig werk verrichten,
voor het hoofd te stoten.
Maar waarom
ik u rond de jaarwisseling deze brief schrijf? Omdat u (ik bedoel uw corps) het laatste half jaar
nog geen dag uit mijn gedachten geweest bent. Ziehier
Zoals uit mijn verhaal blijkt ben ik bij het
verlaten van de caravan van de chef op het trapje gestruikeld over iets dat
daar niet op zijn plaats stond. Ik heb daar een enkel verzwikt, maar dat
was na een paar dagen over. De dag na het incident echter is een zeurende
knagende pijn ontstaan in mijn linker knie, een pijn die tot op heden niet is
overgegaan en mij iedere dag kwelt, van bij het ontwaken tot het slapen gaan.
Daarvóór had ik ook al reeds een pijnscheutje gehad, in mijn knieën, maar dat
was sporadisch en van een heel andere aard en niet uitzonderlijk voor iemand
van 78 jaar die vele marathons gelopen heeft. Hoeft het verwondering te baren
dat ik bijna iedere dag aan uw team denk en dat ik het niet kan laten u rond
deze tijd van het jaar in kennis te brengen van mijn blijvend ongemak?
Gaarne zou ik
wel de naam willen kennen van de man die in de caravan achter de schrijftafel
het PV zat op te maken. Niet dat ik rancuneus ben of zo, of enig verhaal wil
halen, alleen
hij kent mijn naam en misschien mag ik ook de zijne kennen? Hij
was een beetje kortaf en er was iets dat hij verkeerd begrepen had, maar ik heb
daar alle begrip voor: het was daar ook zó druk, er stonden naar mijn gevoel
wel tien politieagenten en al evenveel autos waarvan de bestuurders een boete
kwamen betalen. En om het nu eens grappig uit te drukken: die winkel draaide
goed. En ongetwijfeld zal die man, die best een aardige man kan zijn, en die ik
wellicht ten onrechte als commissaris bestempeld heb, mijn lichtjes
ongecontroleerde reactie na mijn struikelpartij (waarvoor ik mij bij deze
verontschuldig) en dus ook de struikelpartij zelf, herinneren en willen
bevestigen. Hij hoeft zich daarbij geen zorgen te maken en ik neem niemand iets
kwalijk voor het struikelincident. En nogmaals, het is ook absoluut niet mijn
bedoeling enig verhaal te halen en ik besef overigens maar al te goed dat een
oorzakelijk verband tussen het incident en de aandoening onmogelijk is aan te
tonen. Met enige erkenning voor mijn leed zou ik trouwens al tevreden zijn en met de wetenschap dat uw corps nu begrijpt
waarom ik nog dagelijks aan hen denk.
Een mens gaat
zich al gauw afvragen: waarom ben ik weer de pieneut, waarom ben ik weer het
zwart schaap? En dan doet het, lieve lezer, ik zeg het zonder schaamte echt
deugd als blijkt dat men niet het enige zwart schaap is, dat er ergens nóg een
schaap rondloopt, het weze er maar één, dat even zwart en zo mogelijk nóg
zwarter is dan jijzelf. Zeker als dat schaap een kennis is, een buur, een
vriend of zelfs een familielid, de allernaaste zielsverwanten misschien niet te
na gesproken
Hoe wáár zijn de woorden van de Franse schrijver Jules Romains:
Maladie de voisin réconforte et même guérit. Dat ander zwart schaap diende te
stoppen voor een politiecontrole: t was in de streek van Oudenaarde, een paar
weken na míjn misdrijf. Ik doe u het verhaal uit de doeken zoals het
slachtoffer het mijzelf heeft verteld
Een jongeman van rond de vijftig, een
van mijn vrienden uit de loopclub, die nooit ook maar één glas alcohol drinkt
als hij moet autorijden en voor zover mij bekend altijd in orde is met alle
regels van de grond- en andere wetten ik noem hem voor de gelegenheid Nard. Veiligheidsgordel losgemaakt, teneinde op een
comfortabele manier zijn portefeuille uit de binnenzak van zijn jas te kunnen
halen. Identiteitskaart en rijbewijs in orde. Met de boordpapieren was het al
even goed gesteld: aankoopfactuur, inschrijvingsbewijs, gelijkvormigheidsattest,
verzekeringsbewijs, betalingsbewijs van rijbelasting, keuringsbewijs, bewijs
van goed gedrag en zeden, en zo meer
En niet te vergeten: de alcoholtest.
Negatief natuurlijk. OK, u mag verder rijden, mijnheer. Nard zette zijn auto
in achteruit, reed ook effectief enkele meters achteruit en klikte ondertussen
zijn veiligheidsgordel vast. HALT! 116 euro boete om zonder gordel te rijden.
Maar net zo min als ik is Nard wrokkig op de politie. Of hij met even weinig
tegenzin als ikzelf de boete betaald heeft, is mij niet duidelijk. Ikzelf kan
dat wel relativeren: hoe vaak zou ik in mijn leven al niet de maximaal
toegelaten snelheid overschreden hebben, zonder daar ooit een boete voor
gekregen te hebben? Dan komen die 116 euro best nog voordelig uit!
Nog even dit
meegeven: dit is pas mijn eerste verkeersboete en de confrontatie met zon
regiment politiemensen in uniform was nogal indrukwekkend. Overigens is het
niet mijn eerste eerder vervelend contact met de politie. De vorige keer is
zon twintig jaar geleden. Ik woonde toen in Kortrijk. Er was een ernstige
inbraak gepleegd in mijn woning met nogal wat schade aan deuren en kasten en
nogal wat ontvreemding van waardevolle zaken. De zaak is nooit opgehelderd en
ik voelde mij door de politie meer als dader dan als slachtoffer behandeld.
Maar dat was niet de ploeg van MIRA. Met die van u was ik toen wellicht beter
af geweest
En als u nog
even tijd hebt
Denk nu maar niet dat ik alleen maar negatieve ervaring heb met
de politie. t Was een jaar of dertig geleden. Ik kwam, in t holst van de
nacht, terug van een acute operatie in het ziekenhuis. Op een kruispunt op de
Grote Markt van Kortrijk reed ik door groen licht: een spectaculaire botsing
met een auto (een Dauphine) met daarin twee jonge Portugezen. Zij waren door t
rood gereden. Maar: geen getuigen. Hun auto zag er perte totale uit en ze
waren niet in staat verder te rijden. Mijn auto léék onbeschadigd. Ze bekenden
geen schuld, maar verklaarden zich niettemin bereid mij mille francs te
betalen als ik wilde ophoepelen. En daar stond plots, als reddende engel, als
deus ex machina de politie! Hoe zij erin geslaagd zijn de Portugezen in géén
tijd te laten bekennen dat zij door t rood gereden waren is mij nog steeds een
raadsel. Ik blijf er de politie eeuwig dankbaar voor. De reparatie aan mijn
auto heeft zevenentachtigduizend francs gekost. Alles terugbetaald door de
Portugese verzekering.
En dan is er
nog een ouder verhaal. Ik was nog in militaire dienst. Met een deux-cheveautje
reed ik naar de kazerne tussen Oudenaarde en Gent. In de buurt van Mullem reed
ik achter een vrachtwagen die volgeladen was met zware kasseien. Een kassei donderde naar beneden
met als resultaat een serieuze schade aan de voorkant van mijn dierbaar
autootje waar ik toentertijd zo fier op was. Ik had de tegenwoordigheid van
geest om de nummerplaat van de vrachtwagen te noteren en naar de politie te
bellen. Ze waren snel ter plaatse. Ik kon slechts bij benadering zeggen waar
het gebeurd was. Die lieve heren van de wet wilden per se het corpus delicti
vinden. En ze hébben het gevonden, na een half uur zoeken: een grote kassei, in
de graskant. Hoeveel die reparatie toen gekost heeft weet ik niet meer, maar
dank zij de politie was het voor mij weer een gelukkige nul-operatie. En wat
mijn legerdienst in de Leopoldskazerne betreft: enkel de vlagge(n!)groet heeft
het die dag zonder mij moeten doen
Hartelijk
dank om met zoveel geduld dit epistel te lezen en nogmaals mijn gemeende gelukwensen
voor 2019 en ook de jaren daarna.
Kris
Vansteenbrugge, Broekstraat 3, 9790 Wortegem-Petegem.
(dit verhaal werd geschreven de avond na het delict)
De politie,
mijn vriend.
Dat ik mij
een beetje getraumatiseerd voel zult u, lieve lezer, begrijpen na het lezen van
dit verhaal, dat voor de volle honderd procent met de waarheid overeenstemt
dat zweer ik op het hoofd van al mijn dierbaren. Ik was met de auto weggereden
van een kleine parking in de Kerkstraat. Hooguit een paar honderd meter afgelegd
of ik werd door een vriendelijk lachende politieagente uitgenodigd om een
pleintje op te rijden: controle! Ze was er niet alleen: ik denk dat er acht
politiemensen stonden misschien waren het er wel tien. Het stemde mij
vreugdevol: nu zou eindelijk eens officieel vastgesteld worden hoe perfect ik
wel was in het verkeer! Vóór mijn vertrek had ik nog mijn boordpapieren
gecheckt, ik had mijn rijbewijs en identiteitskaart bij, had geen druppel
alcohol in mijn bloed (heb ik overigens nooit als ik rijd), mijn snelheidsmeter
was niet boven de veertig gegaan (ik rij overigens nooit te rap) en ik had mijn
veiligheidgordel om. Wat kon er mij dus gebeuren?
Ik parkeerde
mijn auto en een ernstig kijkende politieman kwam op mij af:
- Dit is een
controle van de boorddocumenten.
De papieren
bleken in orde te zijn.
- En nu nog
uw rijbewijs en uw identiteitskaart.
- De
identiteitskaart is nagelnieuw, eergisteren pas gehaald op het
gemeentesecretariaat, zei ik naar waarheid, in een poging om de man wat op te
vrolijken. Een vergeefse poging.
- Nu nog de
alkoholtest, zei hij.
- Een jonge
vrouwelijke dienaar van de wet daagde op met een piepklein mondmaskertje waarin
ik diende te blazen. Op een afstand van een tiental centimeters.
- In orde,
zei ze.
- k Wil u
geloven, lachte ik, of anders was uw toestel defect.
Mijn opmerking,
die weer bedoeld was om grappig te zijn, lokte een kleine glimlach uit. Een
beleefdheidsglimlach.
Toen kwam er
weer een agent op mij af en ik weet niet eens meer of het de man was die mijn
papieren had gecontroleerd:
- Hebt gij uw
veiligheidsgordel om?
- Ja, zei ik,
dat ziet gij toch.
- Ja, maar
een agent heeft u daarnet zien rijden zonder gordel.
- Ik heb
amper honderd meter gereden, ik kom van een parkeerplaats hier even verder. En
ik heb geen agent gezien.
- Ga daar
maar binnen in de caravan. Het zal u honderd en zestien euro kosten. Betaalt ge
contant?
Die incognito
(?) agent moet alleszins een beter gezichtsvermogen gehad hebben dan deze agent
die niet eens had gemerkt dat ik mijn gordel omhad. Omdat iemand mij ooit heeft
gezegd dat men beter een politieagent nooit in t ongelijk tracht te stellen,
zei ik nog, in een poging om de kool en de geit te sparen:
- Het zou
kunnen zijn dat ik mijn gordel pas omgedaan heb na het starten van mijn auto en
na enkele tientallen meters gereden te hebben. En contant betalen zal niet gaan
want zóveel heb ik niet bij en ook geen visa-kaart.
- Als ge
weigert te betalen wordt een proces-verbaal naar huis opgestuurd en dan zult ge
wel zien wat er van komt, zei de man achter het bureau in de caravan. Een
simpele agent zal het wel niet geweest zijn. Misschien iemand met de graad van
commissaris, alleszins iemand met strepen, en op die strepen daar stond ie op.
Ik wilde nog
zeggen dat ik niet weigerde te betalen, maar dat ik het niet stante pede kón. Maar
zwijgen leek mij nu het beste. Ik had overigens al veel te veel
tegengestribbeld naar de zin van de commissaris, hij vond mij erg brutaal en ik
deed er maar best aan snel van onder zijn ogen te verdwijnen.
In mijn haast
om de caravan te verlaten struikelde ik over een koffertje dat een van de
agenten achteloos op het trapje had neergezet. Er viel van alles uit het
koffertje en er was gerinkel van brekend glas. Overmaat van ramp!...
Ik was
daardoor een heel klein beetje over mijn toeren. Ik keerde mij nog om naar de
commissaris en zei op een toon die venijniger moet geklonken hebben dan ik het
bedoeld had:
- En schrijf
nu alstublieft niet in uw verslag dat ik dit koffertje met opzet heb omvergestampt.
Ik droop af.
De agenten stonden in een rijtje en ze groetten mij. De vrouwtjes-agenten en
ook één van de mannelijke collegas glimlachten vriendelijk. Ik had even het
gevoel dat het uitlachen was, maar dat zal maar een gevoel geweest zijn, denk
ik
(op deze brief, geschreven op 11 juni 2018, had ik heimelijk op een
antwoord gehoopt)
Elsegem, 11 juni 2018.
Geachte
Mevrouw, Mijnheer,
Zopas heb ik
de boete betaald. Ik wil geen betwistingsformulier invullen omdat iemand die heel goed van dit soort zaken op
de hoogte is, mij verzekerd heeft dat het er enkel zou kunnen toe leiden dat ik
een zwaardere boete krijg. Immers, zo zegt hij, de mensen van de politie (in
casu Veerle DHaene en Bart Vandevoorde) zijn beëdigd (en worden dus op hun
woord geloofd) en
gij niet. Anderzijds zou het zo zijn dat het betalen van de
boete betekent dat ik schuld beken en dat wil ik eigenlijk evenmin. Daarom dus
deze brief.
In bijlage
het cursiefje dat ik de avond na het misdrijf geschreven heb, met mijn versie
van de feiten. Ziehier waarom ik mij moeilijk bij de beschuldiging kan
neerleggen
Ik geef toe
dat het een enkele keer gebeurt dat ik mijn gordel pas vastklik als ik al
enkele tientallen meters aan t rijden ben en het signaal in mijn auto mij
verwittigt. Maar dat het ditmaal het geval is geweest kan ik moeilijk geloven
aangezien ik mij dat vervelend signaal ongetwijfeld nog zou herinnerd hebben op het ogenblik dat ik, nog geen minuut
later, door Veerle DHaene aan de kant werd gezet.
Mag ik
terloops opmerken dat ik steeds een fervent voorstander geweest ben van het dragen
van de autogordel. Dat komt o.a. omdat ik tijdens mijn loopbaan van
keel-neus-oorarts (ik ben 78 en al 13 jaar met pensioen) meer dan eens
geconfronteerd ben geweest met een gebroken neus, als gevolg van het niet
dragen van de gordel.
En dan nog
dit
In mijn verhaaltje had ik het over mijn struikelpartij over het koffertje
dat op het trapje van de politiecaravan stond. Ik moet mijn voet omgeslagen
hebben, maar op t ogenblik van de feiten voelde ik geen pijn. s Avonds is de
pijn komen opzetten en dat heeft mij enkele slapeloze uren bezorgd. s
Anderendaags was de enkel zelfs een beetje gezwollen. Gelukkig waren die
klachten na een dag of drie (en met de hulp van Brufen) verdwenen en het zal u
ongetwijfeld plezier doen dat te horen. De pijn in mijn linkerknie (t.g.v.
artrose?) is sindsdien echter duidelijk toegenomen
Ik had mijn
loopbaan als autobestuurder willen afsluiten zonder boete dit was mijn
eerste, voor zover ik weet en in de hoop dat deze brief er mij geen tweede
oplevert, groet ik u
Kris
Vansteenbrugge
|