Wie niet leeft, wordt niet oud en daar schuilt wel wat waarheid in, want overste Pièrre van de Klumpkes had altijd goede zin en is op een maandje na 112 jaar geworden. Of je nu een partijtje tegen hem damde of schaakte, binnen de kortste keren was je van het bord geveegd of stond mat. Ik herinner me nog dat we uitgenodigd waren op de 100ste verjaardag van zuster Ursula en hij de nonnekens in vervoering bracht door met soeur Hermine de Lambada te dansen.
Doordat hij zijn offers aan Bacchus ook niet vergat werd hij alsmaar plezanter en als hij zijn kloostermopjes losliet, lag je krom van het lachen. Toch was het een fantastische herder voor ons allemaal en in de vastentijd als onze kloosterkerk geheel bezet was met dorpelingen, hield hij preken waar je echt met de zakdoek in de hand naar zat te luisteren; huilen en lachen vormde in zijn tijd één geheel.
Loop je over ons kloosterkerkhof, dan kom je niet veel paters en broeders tegen die beneden de 90 het tijdelijke met het eeuwige verwisseld hebben. Tegenwoordig in de moderne tijd van alles kan en mag, behalve zonder licht fietsen, liggen er ook wat zusters tussen de mannen in en die hebben allemaal zo'n schik in ons klooster dat de oude dag hen niet deert en je ziet het dat ze hier op dit kerkhof met hun leeftijd tegen de 100 zitten.
Ook kapitalisten worden heel oud en dat komt, omdat zij leven en genieten van hun 'zuur verdiende centjes' -, kunnen doen waar ze zin in hebben en niet vergeten moet je hierbij dat ze ingewijd zijn in de vele geneugten van 'Wein, Weib und Gesang' en zonder zorgen leven is nog altijd de beste manier om oud te worden. Gezond leven bestaat echt niet uit zich alles ontzeggen! Als ik bij de dokter langs kom, zie ik alleen maar sloebers met bezorgde gezichten op het spreekuur verschijnen. De baron van Heukelum tot Verneukelom met zijn levenslustige pretgirl van 20, imiddels ook al 95, heb ik nog nooit in de wachtkamer aangetroffen.
Ooit hebben we binnen onze gemeenschap een overste meegemaakt die geheelonthouder was en in alle hoeken en gaatjes controle hield op de aanwezigheid van sterke drank binnen het klooster. Bij het lezen van het brevier ging ik altijd naar de grote eik in de kloostertuin waar broeder hovenier op een beschutte plaats een wasteil in de grond had zitten en te kust en te keur lagen daar zoveel dranken opgeslagen dat, als je een uurtje biddend in de tuin gelopen had, je langzaamaan de hemel in een doedelzak zag veranderen.
Bij mij gaat het kloosterleven boven alles en echt we komen hier binnen onze communiteit niets tekort!




|