Vandaag in Zondag
Frontpoëziedag het toepasselijke gedicht The
Fallen Poet van de hand van Herbert
Asquith (1881-1947). Een Engelse jurist, dichter en schrijver die toevallig ook
nog eens de tweede zoon van Herbert Asquith sr. de liberale politicus die
tussen 1908 en 1916 Brits premier was. Asquith jr., die tijdens de Grote Oorlog
dienst had gedaan bij de artillerie was getekend door zijn oorlogservaringen
die als een rode draad door het grootste deel van zijn werk lopen.Het gedicht The Fallen Poet was wellicht geïnspireerd door de dood van vriend
des huizes Rupert Brooke in 1915
Morgen zal het precies honderd jaar geleden zijn dat Louis
Lode de Boninge, brancardier bij de VIe Legerdivisie, in St. Joris
aan de IJzer dodelijk gewond werd door granaatscherven. Deze van oorsprong
Franstalige notariszoon uit Wevelgem was Vlaamsgezind geworden in de
studentenbeweging. In februari 14 was hij als novice ingetreden in het seminarie
van de Witte Paters in Boechout met de bedoeling missionaris in Afrika te
worden. De oorlog doorkruiste echter deze plannen. Hij ging verder studeren in
Boxmeer, in het neutraal gebleven
Nederland, tot hij eind november 15 zijn oproepingsbevel voor het leger kreeg.
Hij meldde zich op 20 december op het Belgische consulaat in s Hertogenbosch en
belandde via Engeland op 18 juni 16 in het instructiekamp van Auvours om er opgeleid
te worden tot brancardier. Eens hij aan
het front stond hield de Boninge zich al vrij snel bezig met de studiekringen
en het uitgeven van een frontblaadje. Aanvankelijk vermeed de Boninge elke discussie
over de Vlaamse problematiek maar in de loop van 17 radicaliseerde, hij net
zoals vele flaminganten aan het front, erg snel. Nog voor het einde van het
jaar had de Boninge zich, gefrustreerd door het onbegrip en de onwil van legertop en regering, aangesloten bij de clandestiene Frontbeweging.
In de nacht van 11 januari 18 namen in de streek van
Leisele, Houtem en het net op Frans grondgebied liggende Hondschote, een
honderdtal ploegen van telkens drie à vier manschappen deel aan een Vliegtocht, een oor de Frontbeweging
georganiseerde protest- en propaganda-actie. Agenten van de Sûreté Militaire klisten een van de
deelnemers aan deze actie, die doorsloeg. Het gevolg was dat 14 soldaten konden
worden aangehouden, waaronder de Boninge. Eind februari 18 kwamen ze voor de
krijgsraad in wat al snel Het proces van
de 6e Legerdivisie werd genoemd. de Boninge werd tot 7 maanden
effectieve celstraf veroordeeld maar in beroep werd deze straf omgezet in 7
maanden voorwaardelijk. Hij belandde terug aan het front waar hij een paar
weken later sneuvelde toen hij een gekwetste uit de tuchtcompagnie van het 1e
Regiment Grenadiers, waar hij bij wijze van sanctie naar was overgeplaatst, te
hulp kwam.
Vrienden vonden in een portefeuille zijn met een
granaatscherf doorboorde en met zijn bloed doorweekte testament . Hierin drong de
Boninge er op aan om op zijn graf een simpel kruis met een Nederlandstalig
opschrift te plaatsen: Hier ligt een
Vlaming, eens veroordeeld voor zijn ideaal en ie op zijn bloed ervoor gestort
heeft Tijdens zijn begrafenis op de militaire begraafplaats Duinenhoek in
De Panne legden zijn vrienden een rouwkrans met het opschrift Zalig zijn zij die lijden voor Vlaanderen op
zijn graf
THEY SHALL GROW NOT OLD - LESLIE VICTOR HEARNE (17)
Leslie Victor Hearne uit Battersea was amper 17 jaar
oud toen hij met zijn bataljon, het 23e bataljon (County of London) van
het London Regiment een onderdeel van de 142 Infanteriebrigade - op 1 mei 16
in Souchez, net ten noorden van de oude Frans Vlaamse stad Arras de modderige loopgrachten
introk. Toen zijn bataljonop 7 mei werd
afgelost was Leslie Hearne niet langer van de partij. Hij was een dag eerder,
op 6 mei gesneuveld.Wellicht was hij
het slachtoffer geworden van de dodelijk efficiënte Duitse artilleristen.
Private Hearne was één van minstens 10 zeventienjarigen die een laatste
rustplaats kregen op de immense CWGC-site Cabaret Rouge Military Cemetery in
Souchez. Wettelijk en moreel veel te jong om zo ver van huis te kreperen in nauwelijks in te beelden omstandigheden.... Op deze site liggen overigens ook nog een minstens 3 zestienjarigen
begraven. Hearnes grafsteen draagt op verzoek van zijn ouders het ontroerende
epitaaf: To live in the hearts of those
we love is not to die.
VERDWENEN DUITSE MILITAIRE BEGRAAFPLAATS SCHOONSELHOF
Ooit lagen aan de oostzijde van het grote Belgische militaire
ereperk op de Antwerpse stedelijke begraafplaats Schoonselhof 612 Duitse
gesneuvelden uit de Grote Oorlog in twee grote perken begraven. De meeste van
hen waren gewonden die van het front naar het Militair Hospitaal waren
geëvacueerd of militairen die tot het Festungkommando
Antwerpen, de ganiozoenstroepen van Antwerpen hadden behoord. Sommigen
hadden wellicht bij het burgerpersoneel van het bezettingsbestuur gewerkt zoals
de op 14 november 16 overleden hulpwisselwachter Heinrich Gottmann, die in het
station Zurenborg werkte. Zijn collega Jozef Brungart had bij het Eisenbahn Verkehrsamt Gent Süd gewerkt.
Hij overleed op 9 november 18.De op 12
december 16 overleden 38-jarige Kriminalkommissaris
Gustav Paul Vogt uit Berlijn was naar alle waarschijnlijkheid aan de Antwerpse
Nachrichtenstelle verbonden geweest. We treffen onder hen zelfs een aantal in
ons land gedomicilieerde Duitsers aan die wellicht tot de vooroorlogse Duitse
kolonie hadden behoord en nu ingeschakeld waren bij de bezettingsmacht. Zo komt
in het begrafenisregister onder meer ene Antoon Ernst Bühr voor, een 54-jarige
Duitser die in Burcht woonde en die op 13 juli 17 overleden was. De 46-jarige
Karl Schreier die op 4 mei 18 werd begraven stond op de St. Jacobsmarkt nr. 33
ingeschreven, terwijl de 38-jarige Wilhelm Koern die op 26 oktober 18 was overleden
aan de Arthur Van De Nestlei woonde.
Er lag ook één Oostenrijkse militair begraven. De
19-jarige Adolf Luzinsky, een artillerist die in het Gallicische Stry woonde en
die op 20 oktober 18 in het Militair Hospitaal aan de Marialei was gestorven.
Vooral in de laatste oorlogsweken liep de Duitse
dodentol in de Scheldestad nog op. Er werden niet alleen Duitse gewonden
rechtstreeks van het front naar het Antwerpse militair hopsitaal overgebracht
maar ook naar een aantal tijdelijke Fellazaretten
die her en der in de stad waren ingericht. Onder meer in descholen in de Verschansingsstraat, de Grote
Hondsstraat en de Belgiëlei, maar ook in de Deutsche
Schule in de Quellinstraat werden gewonden opgenomen. Heel wat van diegenen
die in deze periode overleden waren echter geen gewonden maar slachtoffers van
de Spaanse Griep.Niet minder dan 166
Duitse militairen stierven nog in Antwerpen tussen Wapenstilstandsdag 22
november 18 en de zomer van 19 toen de Duitse begraafplaats definitief werd
gesloten. De laatste Duitsers die op deze site werden bijgezet waren de
31-jarige Wilhelm Voigt, een soldaat uit het Reserve-Infanterie-Regiment nr. 13
en Wilhelm Wanrock, een 24-jarige matroos uit het Matrosen Regiment nr. 5. Twee
krijgsgevangenen die respectievelijk op 27 en 29 juli 19 in Antwerpen waren
gestorven.
Het Verdrag van Versailles bepaalde in artikels 224 en
225 dat België belast werd met de zorg over de Duitse oorlogsgraven op het
Belgische grondgebied. De Duitse militaire graven waren echter wel de laatste
zorg van de Belgische Service des
Sépultures Militaires Dienst der Militaire Grafsteden. In de praktijk
kwam het er, wat Antwerpen betreft, op neer dat het stadsbestuur instond voor
het onderhoud van deze site. Dit laatste was daar overigens niet al te happig
op. Nog tijdens de eerste zitting van het Antwerpse schepencollege na de
Wapenstilstand had het stadsbestuur al beslist om het centraal op de Duitse
militaire begraafplaats in januari 18 opgerichte neo-classicistische Totendenkmahl af te breken. Een
revanchistisch besluit dat gemotiveerd werd door het feit dat het
bezettingsbestuur nooit toestemming had gevraagd aan het stadsbestuur om het te
mogen oprichten en het, dixit het stafsbestuur, niet paste bij de serene sfeer
van een begraafplaats. Er werd niet getalmd om dit besluit uit te voeren. In
februari 19 ging dit gedenkteken onverbiddelijk onder de sloophamer De
onderhoudsploeg van het Schoonselhof kreeg de instructie om het Duitse
militaire ereperk onkruidvrij te houden en daarmee was voor het stadsbestuur de
kous af. Pas in maart 26 kwam het tot een Kriegsgräberabkommen,
een akkoord tussen de Belgisch en Duitse regering waarbij de zorg over de
Duitse militaire begraafplaatsen werd overgeheveld naar Duitsland. De Belgische
overheid liet in dit akkoord onder meer toe dat de speciaal hiervoor gecreëerde
Amtliche Deutsche Gräberdienst de
bestaande sites, waar nodig, zou heraanleggen en verder onderhouden.
Het Duitse miltaire ereperk Schoonselhof werd in 1928,
na overleg met de Duitse instanties en na goedkeuring door het stadsbestuur,
heringericht naar een ontwerp van architect Jos Ritzen. Deze architect was in
het voorjaar van 1926 akkoord gegaan om alle Duitse militaire begraafplaatsen
in ons land opnieuw aan te leggen. Hij verbond er zich contractueel toe om deze
opdracht tussen 1926 en 1934 uit te voeren. Alhoewel de Amtliche Deutsche Gräberdienst in de Duitse ambassade in Brussel
gevestigd was, bleek vooral Rizens kantoorkantoor in de Everdijstraat 16 in Antwerpen het zenuwcentrum van deze immense
operatie te worden.Ritzen concentreerde
zich in de eerste jaren om begrijpelijke redenen op het Ieperse maar in 1928
kwam ook het Schoonselhof aan de beurt. Het werd meteen een van Ritzens laatste
opdrachten want als gevolg van een aantal ontwerpen die Ritzen had uitgevoerd
was hij in discrediet geraakt bij zijn opdrachtgevers. Zijn monumentale
toegangspoorten en modernistische architecturale elementen maar ook het
overmatig gebruik van IJzeren Kruisen als symbolen én hoge facturen waren lang
niet overal in goede aarde gevallen. De ernstige bedenkingen bij zijn werk
hadden ertoe geleid dat in februari 27 een Kunstausschuss
für Kriegsgräberfragen was opgericht door het Duitse ministerie van
Buitenlandse Zaken. Deze commissie, waarin onder meer een aantal vooraanstaande
architecten zetelden, moest toezien op de esthetica van de Duitse militaire
begraafplaatsen. Ze plaatste heel wat vraagtekens bij de resultaten van Ritzens
werk en zijn artistieke bekwaamheid en kwam tot het unanieme besluit dat hij best
tegen april 1928 vervangen werd. Uiteindelijk zou hij nog langer aan de slag
blijven, zij het wel dat hij duidelijke , vooral budgettaire restricties
opgelegd kreeg.
Zoals gezegd werd de herinrichting van de Duitse
militaire begraafplaats Schoonselhof een van Ritzens laatste grote opdrachten.
Al in de lente van 1928 werden de onderkomen houten kruisen vervangen door
kniehoge hardstenen gedenktekens in de vorm van IJzeren Kruisen. Uit de
correspondentie met het stadsbestuur bleek dat het materiaal hiervoor afkomstig
was van de arduin van het gesloopte Duitse gedenkteken dat in een stedelijk
depot lag opgeslagen. Bouwmeester Ritzen kreeg tussen 9 februari en 25 februari
28, negentien wagens met arduinen platen en brokstukken - inclusief de hoofden
van een Landsturmman en een gehelmde
krijger - aangeleverd. Het tegen het einde van 28 gerenoveerde Duitse perk
werd bekroond met een 3,70 m. hoog en 1,80 m. breed kruis in eikenhout op een
arduinen sokkel. Aan de zuidzijde van de site bouwde hij een bescheiden
bakstenen toegang die werd geïntegreerd in de kniehoge haag die de Duitse
begraafplaats omsloot.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd deze site
uitgebreid en kregen nog eens 1.032 gesneuvelde Duitsers er een laatste
rustplaats. Na de Tweede Wereldoorlog werd in het raam van de grootschalige
herstructurering van de Duitse militaire begraafplaatsen in ons land, beslist
de Duitse militaire begraafplaats op het Schoonselhof af te schaffen. De
geïdentificeerde Duitse gesneuvelden uit de Eerste Wereldoorlog werden in 1956
door de Volksbund Deutscher
Kriegsgräberfürsorge overgebracht naar de Duitse militaire begraafplaats in
het Praetbos in Vladslo, de niet-geïdentificeerde Duitsers kwamen terecht in
het Kameradengrab in Langemark. De
gesneuvelden uit de Tweede Wereldoorlog waren al in mei 1949 overgebracht naar
de immense Duitse WO II- begraafplaats in Lommel.
Het is alweer een tijdje geleden dat ik nog iets
gebracht heb in de rubriek Sprekende
gezichten. Vandaag een foto van een wel heel erg ernstig kijkende jongeman die ik
aantrof op een zerk op de BMB Duinenhoek in De Panne. Emiel Henri Louis Van Kerckhove
uit Lokeren was bij het uitbreken van de oorlog in dienst als
beroepsvrijwilliger. Sinds 1910 had hij bij de cavalerie, meer specifiek bij
het 1e Regiment Jagers te Paard gediend maar op 31 december 13 was
hij naar het depot van de cavalerie gemuteerd wegens de grootschalige
reorganisatie van het leger. Een paar weken na het begin van de Duitse invasie
kwam hij terecht in de rangen van het 2e Regiment Karabiniers. Met
deze eenheid nam hij deel aan de uitvallen uit het Nationale Bolwerk Antwerpen enaan de IJzerslag waar het 2e Karabiniers substantiële verliezen
leed.
De 26-jarige Emiel Van Kerckhove was soldaat in de 5e
cie van het 2e Bn. van het 2e Regiment Karabiniers toen
hij op 19 november 15 in de sector Diksmuide sneuvelde. Zijn militair
stamboekdossier geeft geen uitsluitsel over zijn precieze oosoorzaak maar het
staat wel vast dat hij aanvankelijk begraven werd in de tuin van de pastorij in
Kaaskerke (graf 337). Nade oorlog werd hij herbegraven in De Panne in graf 0
47. Emiel Van Kerckhove was een ongehuwde zoon van Charles Louis Van Kerckhove
en Emerence Verschraegen. In het burgerleven oefende hij het beroep van
saussier uit, wat volgens mij te maken heeft met een bijna vergeten horeca-specialisme, nl. het bereiden van sausen in een
restaurant.
Dag van de Arbeid, dus waarom niet een flink stukje pennen..? In het kleine La Chapelle-dArmentières, ten
zuidwesten van Armentières liggen niet minder dan vijf begraafplaatsen van het
Britse gemenebest. Deze concentratie heeft vooral te maken met het feit dat de
frontlijn bijna heel de oorlog vlakbij lag. De grootste begraafplaats in La Chapelle-Armentières
isRation Farm Military Cemetery.
Deze dodenakker ontstond op minder dan een kilometer van de frontlijn aan het
eindpunt van een verbindingsloopgraaf naast een boerderij die op de Britse
stafkaarten bekend stond als Ration Farm.
De eerste gesneuvelden werden op deze site begraven in oktober 15. Na de
oorlog werd de begraafplaats uitgebreid met de gravenvan Chapel Farm Cemetery in Fleurbaix en
Ferme du Bietz Cemetery in La Chapelle-Armentières. Momenteel liggen op deze
site 4 Duitsers en1.315 gesneuvelden
uit het Britse Gemenebest, waarvan bijna de helft,643 om precies te zijn, als onbekenden werden
begraven.
Op Ration Farm Military Cemetery liggen twee broers, Henry
en Arthur Matthews, respectievelijk een driver
in de 6e compagnie van het Australian Machine Gun Corps en een private in dezelfde eenheid. Zij
bedienden samen met een derde broer Frederick, een machinegeweer tijdens een
Duitse raid op hun stellingen op 4 juli 1916.Henry en Arthur werden gedood, maar Fred bleef het machinegeweer bedienen
tot de aanval was afgeslagen.Ze werden
naast elkaar begraven in de graven I J 8 en I J 9. Hun broer Fred, die werd
onderscheiden met de Distinguished
Conduct Medal,sneuvelde als tweede
luitenantop 8 november 1916 aan de
Somme. Hij ligt begraven op AIF Burial Grounds in Flers.
De meeste Australische doden op deze site sneuvelden
tijdens de mislukte aanval op Fromelles op 19 juli 16. Eén van hen was de 23-jarige
Sidney Bromley, een soldaat in het 53e Bataljon Australian Infantry.
Hij ligt begraven in graf VI J 43. Zijn broer Albert raakte vermist bij
dezelfde aanval. Onlangs werden zijn stoffelijke resten teruggevonden bij Pheasant Wood en werd hij bijgezet in
Pheasant Wood Cemetery in Fromelles.
John Laird Gallway Irvine, een kapitein in het 2e
BataljonArgyll and Sutherland Highlanders
stamde uit een militaire familie. Zijn vader was kolonel bij de Royal Engineers
en zijn oom, Sir H.L. Galway, K.C., M.C, D.S.O. was kolonel bij de infanterie.
Hij werd op 5 juli 15 gedood bij Grispot toen hij onder vijandelijk vuur een
paar gewonden in veiligheid probeerde te brengen. Hij ligt begraven in VI L
29.Ook Evan Nanney Jones-Vaughan was
voorbestemd voor een militaire carrière. Hij was in 1885 in Abu in India
geboren waar zijn vader, de latere generaal-majoor Hugh Jones-Vaughan CB, een
infanteriebataljon leidde. Nadat de familie was teruggekeerd naar het
ouderlijke domein Plas Hwydyn in het Welshe Rhydyclafdy ging Evan Jones-Vaughan
naar de militaire academie van Sandhurst. In februari 1905 kreeg hij een
aanstelling als tweede luitenant in het 2e Bataljon van de Royal
Welsh Fusiliers. Met deze eenheid vertrok hij in augustus 1914 naar het front. De 29-jarige kapitein sneuvelde op 26 oktober 14 in Vertouquet. Zijn
bevelhebber schreef over hem: I cannot
speak to highly of the work done by your son during the whole campaign with his
men, and now that he has been taken like many other good men, doing his duty
for his country, I can only say I have lost a most gallant and capable officer
and a very dear companion. Hij ligt begraven in graf III C 12.
Een bijzonder detail aan Ration Farm is dat er niet
minder dan vijf militairen begraven liggen die amper 17 jaar oud waren toen ze
sneuvelden. George Benton uit Leeds (V C 19) was een gunner in de 1e
West Riding Brigade van de Royal Field Artillery toen hij op 11 juni 1915
sneuvelde tijdens een artillerieduel. John Henry Heald was een soldaat in B
company van het1e Bataljon
van het Leicestershire Regiment. Hij sneuvelde op 2 januari 1915 en ligt begraven
in graf VIII B 10.Ook Augustine Norman
was slechts 17 jaar oud toen hij op 27 februari 16 sneuvelde. Hij was een
soldaat in het 27e (Tyneside Irish) Bataljon van de Northampshire
Fusiliers. Norman werd begraven in graf I C 7. Londenaar W. Pamplin ligt in
graf VI F 51. Hij was een kanonnier in A Battery van de 105e Brigade
van de Royal Field Artillery toen hij op 25 september 15 sneuvelde. De laatste
17-jarige op deze site kunnen we in graf VI L 28 terugvinden. John Andrew
Alexander Moir was, ondanks zijn jonge leeftijd, al tweede luitenant in het 2e
Bataljon Argyll & Sutherland Highlanders toen hij op 16 juni 15 het leven
liet.
Ter
afsluiting van 100 Jaar Slag om de Kemmelberg een paar fotos Toen & Nu
van Kemmel Chateau Military Cemetery.Deze begraafplaats ontstond in december 14, wellicht door plaatsgebrek
op het kerkhof van deze gemeente. De eerste gesneuvelden werden bijgezet aan de
noordzijde van het kasteelpark van de familie de Geelhand de Merkem. Het uit
1622 daterende omwalde kasteel, park en begraafplaats werden compleet verwoest
tijdens de gevechten in april 18. Het is, bij wijze van spreken, een klein mirakel dat het aantal onbekenden op deze verwoeste begraafplaats zo beperkt is gebleven...
Op
deze CWGC-site worden vandaag de dag 1.157 gesneuvelden herdacht, waaronder 21
Britten en 1 Fransman die in mei 40 vielen. In mijn vorig jaar bij uitgeverij
Polemos verschenen boek Verdrongen Verleden
over de 16e (Ierse) Divisie in Vlaanderen sta ik uitgebreid stil bij
deze, nu zo vredige begraafplaats, die een bezoek meer dan waard is.
ZONDAG FRONTPOÃZIEDAG - AAN EEN MOEDER (FRAGMENT)
Vandaag
in Zondag Frontpoëziedag een
fragment uit het beklijvende Aan een moeder Haar zoon
viel op het slagveld Van Paul van Ostaijen. Het verscheen voor het eerst op
27 oktober 17 in het radicaal activistische blad Ons Land. Volgens Van Ostaijen-kenner Gerrit Borgers was het net
als Zaaitijd, een ander
Vlaams-nationaal geïnspireerd gedicht, in de zomer van 17 geschreven. In Aan een moeder manifesteert zich al
duidelijk het humanitair expressionisme dat later, bij wijze van spreken, het
handelsmerk van de dichter werd. Een
fragment:
Je zoon, moedertje, viel niet voor een gerechte zaak,
maar zijn bloed werd hem afgeperst door allen,
omdat ons de menselijke goedheid is ontvallen.
Maar ik, wij, wij allen zijn de moordenaars van je zoon
en elk woord als eer en held is smaad en hoon.
Elk soldaat die valt in de krijg, hij werd getroffen
door een sluipmoordenaar.
Dit zijn wij allen, allen die het geloof verloren.
Graag
verwijs ik naar de volgende intrigerende compilatie van overwegend Duits - fotomateriaal
dat te maken heeft met de gevechten rond de Kemmelberg, deze week precies 100
jaar geleden. Voor mij zaten er alvast een paar totaal onbekende fotos tussen
Klik op onderstaande link:
100 JAAR GELEDEN - DE BESTORMING VAN DE KEMMELBERG
Wie
vandaag de dag Kemmel en de gelijknamige berg bezoekt zal aangenaam getroffen
worden door de sereniteit en de rust van deze groene oase, die ik in gesprekken
met vrienden vaak pleeg te omschrijven als de
parel van het Heuvelland. Precies 100 jaar geleden was dit wel even anders
en was de Kemmelberg wellicht de plaats waar je het minst wilde vertoeven op
deze planeet. Al enkele dagen probeerden de Duitsers, in een laatste, desperate
poging om voor de komst van de Amerikanen door te stoten naar de Kanaalhavens,
via de Leievlakte op te rukken. Toen de Britten hen bij het Frans-Vlaamse
Hazebrouck wisten af te stoppen, verlegden ze hun aandacht naar het
noorden.
Na
een helse beschieting, waarbij kwistig gebruik werd gemaakt van gasgranaten, bestormden
de mannen van het Alpenkorps, één van de elite-eenheden van het Duitse leger in
de ochtenduren van 25 april 18 de Kemmelberg en de Lettenberg. De aangeslagen
Franse overlevenden van het verschroeiende bombardement werden zonder al te
veel problemen onder de voet gelopen. Alleen op de Kleine Kemmelberg werd
verwoed tegenstand geboden. Tot de
Duitse vlammenwerpers de laatste weerstandsnesten verkoolden. De Kemmelberg, die in een mum van tijd was herschapen
in een zwartgeblakerde, pokdalige etterpuist in het gemartelde landschap moest
worden prijsgegeven. Keizer Wilhelm II die de aanval vanuit een observatiepost
volgde, reageerde enthousiast: Die Slacht ist entschieden ! Wir haben den Berg
! Even leek het er inderdaad op dat de Duitse stoottroepen de beslissende
doorbraak zouden kunnen forceren. Behalve de Kemmelberg namen de Duitsers
ookhet dorp Kemmel in, terwijl ten
zuiden van de berg, bij Dranouter ook door de geallieerde linies werd gebroken.
In het noorden wisten de Duitsers zelfs door te dringen tot de beruchte Hellfire Corner aan de Meenseweg ,
halfweg tussen het Hooge en de stadsomwalling. Nooit was de Duitse frontlijn zo
ver opgeschoven. Ieper, waar de troepen van de keizer bijna vier bloedige jaren
hun tanden op hadden stukgebeten, lag bij wijze van spreken voor het grijpen. En
toen gebeurde een klein mirakel: Met een uiterste krachtinspanning en ondanks de
enorme verliezen wisten de Fransen en de Britten de Duitsers bij de
Scherpenberg en Rodeberg een halt toe te roepen. In de rokende puinhopen van Loker werd verbitterd
lijf-aan-lijf gevochten met dolken en handgranaten om elke vierkante meter maar er kon nog nauwelijks
worden gevorderd. De volgende dagen bleven de gevechten weliswaar aanhouden, maar de hardnekkigheid en
het elan van de eerste aanval waren stilaan verdwenen. Uiteindelijk zat er voor
Ludendorff niets anders op dan op 29 april het offensief af te blazen. Ieper en
mogelijk ook de geallieerde eindoverwinning werden gered door een paar
West-Vlaamse heuvels .
Ter
afsluiting van de Zeebrugge-special
een boeiende, Nederlandstalige documentaires als kijktip. Sven Speybrouck lichtte een paar jaar geleden in Publiek
Geheim, een Canvas-programma een tip van de sluier op
over dit bijna vergeten militaire wapenfeit. Klik op onderstaande link:
Nog
even terugkomen op de Raid op Zeebrugge, gisteren precies 100 jaar geleden. De
meeste Britse slachtoffers werden met militaire eer begraven op de Duitse
militaire begraafplaats naast de Sint Donaaskerk van Zeebrugge. In totaal
liggen hier 175 waarvan 3 niet geïdentificeerde - Duitse en 30 waarvan 17 niet geïdentificeerde-
Britse gesneuvelden begraven. Deze begraafplaats werd aangelegd nadat 44 Duitse
militairen op 26 september 15 in
Zeebrugge waren omgekomen bij een tramongeval. Een ander massagraf is dat van 40
marinemensen, bemanningsleden van de torpedoboten S.15 en S.20 die op 5 juni 17
aan de Vlaamse Kust waren gevallen.
14
Britten en 7 Duitsers die omkwamen bij de Raid op Zeebrugge kregen hier een
laatste rustplaats. Twee van hen, kapitein E. Bamford en sergeant N.A. Finch,
beiden Royal Marines werden postuum
onderscheiden met het Victoria Cross. In
de omheiningsmuur werd het Zeebrugge Memorial
to the Missing aangebracht dat 4 deelnemers aan de aanval herdenkt wiens
lichaam niet kon worden geborgen. Eén van deze vier was de 33-jarige Wing Commander Frank Brock, O.B.E., een bolleboos en piloot die het
experimentele station van de Royal Navy in
Stratford leidde. Hij was de uitvinder van de naar hem genoemde
Brock-antizeppelin-kogel, die bij impact vuur vatte. Ook de Dover Flares, die werden gebruikt in de
onderzeeboot-oorlog én de mistmachine, die gebruikt werd om met rook een aanval
te verdoezelen waren van zijn hand. Hermann Künne, een matroos van Torpedoboot
S.53, die vermoedelijk Brock in een zwaardgevecht op de dam gedood heeft en die
zélf in de loop van de Raid op Zeebrugge omkwam, ligt overigens ook op deze
site begraven.
In
tegenstelling tot vrijwel alle andere Duitse militaire begraafplaatsen in de
provincie West-Vlaanderen, werd deze site in de jaren 50 van de vorige eeuw
niet geruimd, wat deze Duitse begraafplaats uniek maakt.
Vandaag
precies een eeuw geleden vond de tot bijna mythische proporties opgeklopte Raid op Zeebrugge plaats.In een stoutmoedige nachtelijke actie in pure
commando-stijl, deed een eskader van de Britse marine een aanval op de Duitse
onderzeeboot-basis in de haven van Brugge. Ze lieten een aantal schepen in de
strategisch belangrijke havengeul bij Zeebrugge zinken. Hierdoor werd de
haveneen tijd onbruikbaar voor de
Duitse oorlogsvloot. De geallieerde propaganda zette deze prestatie natuurlijk
dik in de verf omdat men wel wat goed nieuws kon gebruiken na de recente Duitse
overwinningen. Maar in feite was deze actie niet écht een succes te noemen. Oorspronkelijk
had de aanval op 11 april moeten plaatsvinden maar deze actie werd kort voor
het eskader de Vlaamse kust had bereikt afgeblazen. Eén van de begeleidende
snelboten raakte daarbij vermist. De Britse Admiraliteit besefte niet dat hij
bij Oostende was gestrand en dat de Duitsers in de boot gedetailleerde documenten
m.b.t. deze actie hadden gevonden. Toen de Britten elf dagen later opnieuw
opstoomden waren de Duitsers in de hoogste staat van alarm en goed voorbereid. De
Britten werden op een gordijn van vuur onthaald en bovendien kon een groot deel
van het oorspronkelijke plan, inclusief het rammen van de sluisdeuren niet
uitgevoerd worden waardoor de haven een paar dagen na de raid al terug
operationeel was... De prijs die voor deze grotendeels mislukte- actie moest worden betaald was hoog: 227
Britten kwamen in Zeebrugge om het leven, terwijl 359 gewonden in Dover aan land
weren gebracht. Bovendien flopte de aanval die tegelijkertijd op Oostende werd
uitgevoerd. De gealarmeerde Duitsers hadden een lichtboei die de havengeul
aangaf verplaatst waardoor de twee, af te zinken blokkadeschepen een paar
kilometer van hun doel strandden. Hier lieten 19 Britten het leven en werden er
30 gewond .
Om
het fiasco te verdoezelen werd door de Britse propagandamachine een briljante
truc gebruikt. Niet het resultaat telde maar wél de moed van de deelnemers aan
de raid. Nooit eerder in de Britse militaire
geschiedenis werden zoveel hoge militaire onderscheidingen uitgereikt dan
voor deze enkele actie. Daaronder waren niet minder dan 8 Victoria Crosses
waarvan 2 postuum de hoogste Britse militaire dapperheidsonderscheiding.
Op zaterdag 14 april stelde VOS Vlaamse
Vredesvereniging zijn Digitaal Museum voor Vlaanderen voor.
Een grote en jonge groep is enthousiast om zorg te dragen voor ons erfgoed, om
de vele bijzondere verhalen die onze geschiedenis heeft opnieuw te vertellen,
en om stem te geven aan onze voorgangers. Het Digitaal Museum voor Vlaanderen
wil het erfgoed van de Vlaamse Beweging tijdens WOI, het erfgoed van de Vlaamse
Beweging in het algemeen en de geschiedenis van Vlaanderen via digitale wijze
verspreiden. Daarbij wordt er altijd nadruk gelegd op de pacifistische
stromingen binnen de Vlaamse Beweging. Een zaak die ik de laatste jaren
met deze webstek ook, zij het op een bescheiden manier probeer na te streven. Omdat ik van oordeel ben dat de
Vlaamse herinneringscultuur die na de Grote Oorlog ontstond een unieke historische
rol heeft gespeeld, niet alleen in de Vlaamse ontvoogdingsstrijd maar ook bij
de vorming van het Vlaams natiebesef.. Dit project kan dan ook mijn warme sympathie
rekenen. .
Bent u ook geïnteresseerd om mee te werken? Contacteer info@vosnet.org
Twee weken geleden bracht ik in
de rubriek Zondag Frontpoëziedag nog het
gedicht De Vlaamsche Smeder van
René De Clercq. Vandaag is het de beurt aan Mijn vijand is mij lief van deze Bard van het activisme:
Mijn
vijand is mij lief,/omdat hij mijn vijand is, / dewijl hij mij uit laksheid
hief, / en haat geeft dien ik mis.
Mijn
vijand is mij borg, / voor vasten moed en sterke daad, / heb ik voor Vlaanderens hart en zorg, / ook voor mijn
vijand en mijn haat.
Laat
ruw zijn die mij tegen zijn, / laat diep gaan, wat mij wondt, /eerst als ik
opbriesch van de pijn, / voel ik mijn toorn gezond.
Eerst
als het zwaard jeukt naar mijn hals, / draag ik hem recht en hoog, / vergend
van al wat Walsh en valsch, / tand voor tand, oog voor oog.
Oertrouw
en dapper Dietsch, / geslagen vaak, versagend nooit, / zoolang nog iets / den
nek mij spant, dat liever springt dan plooit.
Voor
Vlaanderens vlagge wil ik staan / voetvast, vuisttoe. / Niet vragen wie, noch
waar, noch hoe, / maar ranselen die mij slaan.
Vandaag even uw aandacht voor
opnieuw een verdwenen geallieerde militaire begraafplaats. Tussen Boezinge en
Bikschote, bij het Bois du Charpenter,
ter hoogte van de kruising van de Sasstraat en de Staaktestraat kon men tot omstreeks
1923 deze Franse begraafplaats vinden. (klik op de foto voor een vergroting) Er is relatief weinig bekend over deze
plek. Het waren wellicht de mannen van het overwegend uit Bretoenen en Normandiërs
bestaande 76e Régiment d Infanterie Territoriale, één van de Franse
fronteenheden die in de late herfst van 14 in deze sector waren ingezet, die
hier als eersten hun doden hebben begraven. In totaal werden na de oorlog op deze
site de stoffelijke resten van 362 gesneuvelden ontgraven en overgebracht naar
de Franse militaire verzamelbegraafplaats St. Charles de Potyze, langs de weg
van Ieper naar Zonnebeke.
Op bijna mirakuleuze wijze is
mijn vermiste doos met 5 mappen authentieke WO I-fotos toch nog boven water gekomen. Na een derde en
laatste controle in de magazijnen van de Thaise vervoersmaatschappij in de haven
van Bangkok werd ze deze ochtend plots
teruggevonden. Blijkbaar had een of andere pipo ze te zwaar bevonden en even
terzijde gezet Nu maar hopen dat ze
zonder schade dit hachelijkeavontuur
hebben overleefd. Ik ga ze in elk geval persoonlijk ophalen en ze letterolijk
in de watten leggen... Ik dank in ieder geval lezers, vrienden en bekenden die
bereid waren een handje toe te steken bij de speurtocht of die mij een hart
onder de riem staken. Merci, écht waar !
Op de foto een massabegrafenis op de militaire
begraafplaats van Westvleterenop 20
april 18. Het betrof gesneuveldden van e Slag bij Merkem (zie mijn vorige
blog). Onder hen was de Hoogstratenaar Lodewijck Tackx, die dodelijk gewond werd
in de voorpost Champaubert.Over deze 24-jarige korporaal bij de 11e cie.
van het 19eLinieregiment verscheen
in het soldatenblad Het Heidebloemken
het volgende In memoriam:"SNEUVELDE OP HET VELD VAN EER.
Louis Tackx van Hoogstraeten, korporaal. Den 17eapril was hij in de voorposten bezig het vuur
te regelen van een groep machinegeweren. Op eens werd hij doodelijk gekwetst.
Na 't gevecht werd hij naar de achterlijnen gebracht en overleed te L... Onze
Kempenvriend werd op het kerkhof van Westvleteren begraven. Sinds het begin van
den oorlog verliet hij geen ogenblik het front.Hij
was de oudste zoon van André Jozef Tackx, machinist op de stoomtram en
Catharina Diels. Hij was bij het uitbreken van de oorlog kandidaat postbode in
Antwerpen. Volgens zijn stamboekdossier was hij op dat ogenblik gedomicilieerd
in Duffel.
In de
getuigenisroman Aan den Vlaamschen
IJzer schetste Reimond Sanders,alias Armand Suls een gruwelijk beeld van
hoe twee makkers de overleden Lodewijk Tackx terugvonden in de Poste de Sécours: In het halfdonker van de schuilplaats lagen er drie vormloozehoopen, bedekt met ledige loopgrachtzakjes.
k geloof dat de middenste Tackx is, zei de zakdrager, terwijl hij de bovenste bedekkig wegnam. Peerke en
Rik deden ontsteld een stap achteruit. De doode leverde een afzichtelijken
aanblik op. De oogen stonden wijd-open en staarden met een uitdrukking van
ontzettenden angst, groot-geweldig, dubbel van afmeting, naar een punt van de
zoldering. Onwillekeurig keek Rik in die richting met bangen blik, als
verwachtte hij iets vreselijks te bespeuren. Hij voelde zich beklemd door een
vreemde macht doe hem het ademen belette. Hij wilde voortgaan maar zijn oogen
werden onweerstaanbaar getrokken naar het ontmenschte gelaat van den sukkelaar
op den grond voor hem. De neus stond reusachtig gezwollen, rood en blauw
blinkend als een te rijpe pruim met gebarsten omhulsel. Daaronder grijnsden,
als van een razend dier, de gele tandenrijen, krampachtig opeengeklemd tusschen
de vuil-behaarde, geopende lippen. Heel dat afzichtelijk wezen, bruin-bebloed
en grauw beslijkt, lag daar zoo huiveringwekkend-akelig in die vuil-gore krocht
dat Peerke met een rilling zei:
Bah, kom Rik, t is te leelijk; k zou er van overgeven.
Maar de
zakdrager had reeds de andere vaderlanderkens weggenomen en vestigde hun
aandacht op wat er onder verborgen had gelegen.
Het onderlijf
van den dode was geheel ontbloot en vertoonde een bloedigen hoop ingewanden,
die verscheurd en aan stukken gereten uit een gapend-wijde holte puilden.
Verdomme, der
zitten al wormen in, zei de zakdrager, die het hoofd dichterbij genegen had.
En zie die voeten e ker, k geloove vaste wel ja, de ratten hên dr an gefret
!
Inderdaad, men
kon duidelijk zien hoe tweee, drie teenen ontvleeschd waren en als afgeknaagde
beentjes, scherp en houterig nevens de andere omhoog staken.
Kom, zei Rik, we
zijn weg. Toen ze buiten stonden,
loosden ze alle twee een zucht van verlossing.
t Is toch wreed hé,
zei Peerke, en gister avond schreef hij nog een brief naar zijn moeder. Rik dacht eraan hoe die moeder een
sprekenden brief van haar dooden zoon zou ontvangen en misschien weer hoopvol
het leven zou inzien, op een oogenblik dat haar ongeluk reeds lang en
onherroepelijk beslist was.
Voor de Louis is
den oorlog uit.Hij is misschien
gelukkiger dan wij, besloot Peerke.
Als onderdeel van de Duitse lente-offensieven opende de
Duitse artillerie in de vroege ochtend van 17 april 18 - vandaag precies een
eeuw geleden - een vernietigend bombardement op de Belgische lijnen bij Merkem. Omstreeks 08.00 u. viel het gehucht De Kippe in handen van de Duitse
stoottroepen. Na de verovering van de Belgische bunkers en loopgraven nabij Aschhoop en het Jezuïetengoed begon omstreeks 10.00 u. de aanval op de tweede
verdedigingslinie. Het Belgisch artillerievuur kon de herhaalde vijandelijke
aanvalsgolven niet stoppen. Nog diezelfde voormiddag moesten de Belgen hun
steunpunten bij het kasteel Britannia, deVerbrande Smis en de hoeves Verté, Hermine en Honoré ontruimen. Voor de Belgische loopgraven van Langewaede stokte de Duitse
stormloop. De tegenaanval leidde tot gruwelijke taferelen. Terwijl de machinegeweren
onophoudend ratelden en het artilleriegeschut donderde, kwam het met dolk of
bajonet tot man tegen man gevechten. 's Middags waren de posten aan de Kippe en kasteel Britannia reeds heroverd.
Uiteindelijk werden met een laatste krachtinspanning nog diezelfde avond de
Duitsers op alle beginposities teruggeslagen.
Een paar weken na de Slag bij Merkem liet een Belgische
officier in Vrij Belgiëniet zonder enige zin
voor overdrijving weten dat de troepen die aan de gevechten bij Merkem hadden deelgenomen voor meer dan 90 % uit Vlamingen bestonden.
Indien de vijand hoopte dat het activisme in
het leger zou doorgedrongen zijn, heeft hij nu een gepast antwoord gekregen. Tegelijkertijd deed hij
opmerken dat de Belgische regering niet langer doof kon blijven voor de Vlaamse
verzuchtingen, want het Vlaamse bewustzijn groeide dagna dag, zoals ook was gebleken in de uren die
volgden op de zege bij Merkem toen de moegestreden mannen toch nog luidkeels De Vlaamse Leeuw hadden gezongen.
Aan Belgische zijde telde men die dag 155 doden, 354 gewonden en 449 vermisten, die
meestal krijgsgevangen waren gemaakt. De Duitsers
raamden hun verliezen op 254 doden en 1.211 gewonden. Er werden bijna 800 Duitsers krijgsgevangen
genomen.Wellicht
als een reactie op de hoge vooral Vlaamse - verliescijfers werd een van de volgende
nachten op een kapotgeschoten arduinen sierpomp naast de kerk van Merkem in bloedrode verf de slogan Hier ons bloed Wanneer
ons recht ?! geschilderd. Deze leuze werd een paar maanden eerder ook al opgemerkt
op een spandoek tijdens een betoging van de Frontbeweging in De Panne. De Steen van Merken, die u
vandaag de dag als een historisch symbool van de Vlaamse bewustwording aan het IJzerfront
in de schaduw van de IJzertoren in Kaaskerke kan aantreffen werd naar het woord
van de dichter Anton Van Wilderoe de steen
van de nimmer geloste schuld
Het was wellicht ook als reactie op de hoge verliezen dat
koning Albert, toen hij een paar weken later het vaandel van het 1e Regiment Jagers te Voet
omwille van haar dappere houding bij Merkem, met het lintje van de Leopoldsorde
ridderde, dit met een Nederlandstalige toespraak deed
Op deze webstek besteed ik
geregeld aandacht aan uniek verdwenen funerair erfgoed, met name aan verdwenenmilitaire begraafplaatsen. Meestal Duitse,
maar vandaag sta ik graag even stil bij deze foto (klik voor een vergroting ) die wellicht in 17 of 18 werd
gemaakt in de tuin van de pastorij van Kaaskerke. Mogelijk al tijdens de IJzerslag
werden op deze plaats, bijna in de eerste lijn, de eerste gesneuvelden bijgezet.
Vermits hier vlakbij ook een eerste-hulppost laf ontstond hier al snel een geïmproviseerde
militaire begraafplaats. In de lente van 15 kregen hier minstens 16 Jagers te
Voet een laatste rustplaats. Alle identificeerbare graven op deze foto zijn van
manschappen van het 3e Bataljon Jagers. Het ietwat sjiejkere grafkruis
links is dat van de 27-jarige Brusselaar
Emile Adam, korporaal in de 10e cie van het 3e Bataljon.
Hij bezweek op 26 mei 15 in Kaaskerke aan zijn verwondingen en werd de
volgende dag op deze site begraven. Zijn even oude stadsgenoot, soldaat Hector
Delzeyne was op dezelfde dag gesneuveld en werd naast hem begraven. Ook Roger
Pierre Bernard uit Jumet, een soldaat in de 13e cie. van het 4e
Bataljon was op 26 mei 15 gevallen. Rechts van hem zien we half verscholen
achter de prikkeldraad het graf van de 20-jairge Herzelenaar Camiel De Smet,
die als korporaal in de 12e cie. van het 3e Bataljon had
gediend en die op 27 mei 15 gesneuveld was. Met uitzondering van korporaal
Adam, die in september 22 werd herbegraven in Evere, werden hun stoffelijke
resten allemaal in 24 overgebracht naar de militaire begraafplaats Duinenhoek in De Panne.