De laatste dagen heb ik op deze blog geregeld stil
gestaan bij de ongenadig harde gevechten op en rond de Kemmelberg. Vandaag bij
wijze van afsluiter breng ik twee doodsprentjes uit mijn verzameling van Duitse
gesneuvelden. Beiden hadden gediend in een Beiers Jägerbataljon, elite-eenheden van de lichte infanterie. Max Flenkenthaler was Jäger in de 2e compagnie van
het 2e Beierse Jägerbataljon toen
hij op 25 april 1918, in de beginfase van de bestorming van de Kemmelberg
sneuvelde. Leonhard Schützinger
diende als sergeant in de 1e compagnie van het 1e Beierse
Jägerbataljon. Hij viel op 5 mei 18
bij de Kemmelberg. Beide mannen werden na de oorlog naamloos bijgezet in het Kameradengrab op de Duitse militaire
begraafplaats in Langemark.
Vandaag in Zondag
Frontpoëziedag opnieuw een gedicht van Herbert Asquith. (zie mijn blog van
6 mei) The Volunteer over een verveelde
klerk die ooit tussen de muffe boeken en leggers in zijn grauwe kantoor droomde
over grootse daden en epische heldenmoed, is wellicht het bekendste gedicht van
deze War Poet. In tegenstelling tot
wat velen denken is The Volunteer echter
geen gedicht dat ontstond tijdens de Grote Oorlog. Asquith schreef het al in
1912 toen hij als jurist in Londen werkte. Het tijdstip waarop dit werk ontstond heeft wellicht
te maken met het feit dat het voor het eerst in een gedrukte versie verscheen
in 1915 Trouwens, elke illusie over denderende cavaleriecharges was in de
eerste oorlogsweken al bloederig aan flarden gereten door het staccato geratel
van de dood en vernieling zaaiende machinegeweren .
Darum last uns trinken und in dem, was das Schiksal
will, auch noch unseren eigenen, persönlichen Willen sehen. Kameraden erzählt,
dass ihr Kerle geworden seid, da und dort, wo immer wir uns getroffen haben,
und dass ihr es jetzt wieder sein wollt, dan soll alles andere mich heut nacht
den Teufel scheren ! Erzählt von Langemarck, von Ypern, von Verdun, von Reims,
von Cambrai, von Flandern, von der Somme, das macht das Blut warm, solange man
noch in Trockenen sitzt. Und lasstdas
Bild der grossen Slacht aus dem Rauch aufschiessen wie eine blutrote Orchidee,
mit goldenen Feuerstreifen geflammt. Das ist ein Kunstwerk, wie es Männern Freude
Macht.
Het is met een ietwat dubbel gevoel dat ik De Geschreven Oorlog heb uitgelezen.
Enerzijds is dit in alle opzichten een monumentaal boek. Ruim 1.000 vaak erg
lezenswaardige paginas lang wordt een al dan niet literair verantwoorde
chronologie opgebouwd van dat wat zich ruim een eeuw geleden in Vlaanderens
Velden heeft afgespeeld. Grote en kleine dramas, pakkende en minder
beklijvende verhalen passeren in het strakke stramien van het door het blinde oorlogsgeweld
bepaalde tijdsverloop, de - vaak bloederige- revue. Anderzijds is het mij, al
naargelang ik in deze dikke pil vorderde, nooit echt duidelijk geworden waarom precies
welke auteur en precies dit fragment werd gekozen. Neem nou één van mijn spcecialismen, de Frontbeweging. Er zijn
in De Geschreven Oorlog gedichten
terug te vinden van Filip De Pillecyn en Jozef Simons én een fragment uit het oorlogsdagboek
van Gaston Le Roy. Ik begrijp echt niet dat er niet werd gerefereerd aan het
fascinerende oorlogsdagboek van Joris Van Severen of de geschriften van Jeroom
Leuridan, Hendrik Demoen, de broers Van Raemdonck, Frans Daels of Omer De
Landtsheer. Of zou de aversie van minstens één van de samenstellers voor al wat
in de richting van Vlaams Bewegen neigt hiermee te maken hebben gehad ? Een
ander voorbeeld ? Terecht werd aandacht besteed aan Ernst Jünger maar zijn
broer, de dichter en publicist Friedrich Georg, die thuis meestal Fritz werd
genoemd, moet zich met welgeteld één zin in deze bloemlezing tevreden stellen.
Nochtans zal de reddingsactie die Ernst op touw zette om zijn broer, die
tijdens de beginfase van de Derde Slag om Ieper zwaargewond werd bij het Artilleriewäldchen (Artillery Wood), het
leven van beide literatoren tekenen
Soms lijkt het eerder op of het er de samenstellers om
te doen was om ons, simpele lezers, een dieper inzicht te verschaffen in hun grote
belezenheid en eruditie Bovendien, en dit was echt een hardnekkige gedachte,
kon ik mij niet van de indruk ontdoen dat de samenstellers, in hun pogingen om
een zo breed mogelijke waaier aan fragmenten aan te bieden,soms de weg zijn kwijtgeraakt, tussen de
bomen het bos niet meer zagen. Wellicht is dit een subjectieve vaststelling,
maar dat is alvast de impressie die ik, helaas te vaak had. Ik meen ook een
zeker kwalitatief onevenwicht te mogen bespeuren wat betreft de historische en
biografische duiding bij de gekozen fragmenten. Sommige auteurs hadden
blijkbaar recht op een gedragen en stevig onderbouwde inleiding terwijl er over
anderen klaarblijkelijk lukraak wat informatie op het internet werd bijeen
gescharreld
Is De
Geschreven Oorlog daarom een slecht boek ? Nee, verre van Dit is zonder
enige twijfel een van de betere bloemlezingen over de Grote Oorlog. Deze
anthologie heeft, net als bijvoorbeeld het in 1978 uitgegeven Volksboek de Grote Oorlog, de grote
verdienste dat het opnieuw een menselijk gezicht aan dit vernietigende conflict
heeft gegeven. Alleen daarom is het al het lezen waard.
Vorige week besteedde ik uitgebreid aandacht aan de
Slag om de Kemmelberg. Een van de Franse militairen die in de nasleep van deze
Slag, vanaf 4 mei 18, er bij waren was
de later beroemd geworden Provencaalse schrijver Jean Giono (1895-1970), een
simpele soldaat in de 6e compagnie van het IIeBataljon van het 140eRégiment d' Infanterie. Dit regiment
bezette een geïmproviseerde lijn tussen Croix de Poperinghe en het kasteelpark Behaeghel
aan de rand van het felomstreden Loker.
Giono overleefde als één van de weinigen van zijn
compagnie de bloederige gevechten bij Les Eparges, Verdun, Noyon,
Saint-Quentin, Chemin des Dames en de Kemmelberg. Zijn gruwelijke oorlogservaringen
hadden er niet alleen diep ingehakt maar hem ook gestaald in zijn humanisme en pacifisme. In zijn in 1937 verschenen Réfus dobéissance legde hij een
opmerkelijke getuigenis af van zijn pacifisme toen hij beweerde er 100 % zeker
van te zijn dat hij in al die jaren nooit iemand, had gedood, omdat hij uit
voorzorg steeds zijn geweer had onklaar gemaakt . De oorlog bleef tot aan zijn
overlijden zijn metgezel, zijn dagelijkse compagnon
de route: Ik kan de oorlog niet
vergeten, ik zou het graag willen, soms denk ik er twee of drie dagen niet aan,
en dan plotseling zie of hoor ik het weer, ik ruik het, voel het weer aan den
lijve, en dan ben ik bang
Een fragment over de Kemmelberg:
Daar verderop
rookt de Kemmelberg als een actieve vulkaan. Ze lopen langs een weg met wilgen.
Een nieuwe aarde met bomen, gras, wilgen, die in deze aprilmaan al door de
lente zijn aangeraakt, vriendelijke knoppen gaan voor ons open. Kogels slaan
tegen de takken; het frisse groen is helemaal beschadigd; losgerukte brokken
aarde liggen te trillen; de akkers bloeden ( ) Vluchten granaten komen voorbij,
slaan in, ontploffen, rukken takken af, brullen onder de grond, ploegen zich
zwaar de modder in, draaien als tollen om hun as en blijven liggen. Bij elke
knal bukken we. De maaier loopt in de vlakte en de wind van de zeis blaast door
zijn haar.
En we blijven ook vandaag nog even in Frans - Vlaanderen. Tegenover de ingang van de grote Franse militaire begraafplaats
van Notre Dame de Lorette werd op 11 november 2014 door de Franse president
François Hollande LAnneau de la Mémoire ingehuldigd.
Dit sobere maar erg indrukwekkende gedenkteken, naar een ontwerp van de
architect Philippe Prost, huldigt 579.606 soldaten die tijdens de Grote Oorlog
hun leven gaven in de departementen Nord en Pas de Calais. Het esthetische, in
een elipsvorm gebouwde monument is opgevat als een open boek waarvan elke
bladzijde in alfabetische orde de namen geeft van de gevallenen, zonder
onderscheid naar nationaliteit of geloof. U kan er onder meer de namen
terugvinden van de Luxemburgse Tourwinnaar 1909 François Faber, luitenant John
Kipling, de zoon van Rudyard Kipling, Joseph Standing Buffalo, kleinzoon van
Sitting Bull en de Duitse alpinist Hans Dülfer. Dit monument, op deze plaats, is naar mijn persoonlijk aanvoelen één van de meest geslaagde herdenkingsinitiatieven van de laatste jaren en zou verplicht op de reisagenda van elke WO I-pelgrim moeten staan...
Het kon bijna niet anders dan dat er bij de
graafwerken voor de bouw van lAnneau de
la Mémoire menselijke resten zouden gevonden worden. Per slot van rekening
is en blijft dit een plaats waar onwaarschijnlijk fel gevochten is. In totaal
werden er bij de afgravingen van het terrein 31 lichamen geborgen, waaronder
twee Duitse gesneuvelden. Twee militairen konden worden geïdentificeerd: Léon
Senet uit Tours, een 30-jarige sergeant in het 282eRégiment d Infanterie die op 23 mei 15
was gesneuveld en Pierre Sorhaits, een 27-jarige soldaat in het 174eRégiment dInfanterie. Hij was
afkomstig uit de Landes en vijfde in een gezin van tien kinderen. Soldat
Sorhaits was op 21 mei 15 gesneuveld.
Hier en daar kan men langs het gewezen Westelijke
Front kleine gedenktekens terugvinden voor individuele slachtoffers. In de
nieuwe rubriek Eén van Velen sta ik stil bij deze unieke en erg persoonlijke individuele
Lieux de Mémoire
In de naar hem vernoemde straat, die achter de enorme Duitse
begraafplaats van Maison Blanche in
Neuville St. Vaast loopt staat, het monument voor de in he Frans-Vlaamse
Cambrin geboren aspirant Augustin Leuregans. Deze 18-jarige aspirant-officier
diende in het voorjaar van 15 als chef
de section in het 236eRégiment
dInfanterie, een territoriale eenheid die werd gevormd door de oudste
dienstplichtigen, die vaak ouder dan 40 waren. Deze eenheid had op 9 mei 15
deelgenomen aan het grote offensief in Artesië en tussen de eerste aanvalsdag
en de aflossing op 24 mei erg zware verliezen geleden. Op 30 mei stond ze
opnieuw in de eerste lijn en moest het regiment de zwaar verdedigde Hamburg-loopgraaf
innemen. De mannen liepen niet echt over van enthousiasme en hadden hun
bedenkingen bij het in hun ogen zinloze verdere bloedvergieten. Leuregans riep
hen toe: Hé opas ! Laten jullie de
jongste helemaal alleen sterven ? waarop hij met getrokken sabel over de
borstwering sprong. Hij werd vrijwel meteen op slag gedood, maar zijn voorbeeld
had aanstekelijk gewerkt en zijn mannen gingen in de aanval. Het regiment
verloor in deze stormaanval 450 man aan doden en gewonden. Na de slag werd het
lichaam van de jonge aspirant niet teruggevonden.Zijn oproep werd vereeuwigd op het monumentje
dat bij benadering op de plaats staat waar hij het laatst levend werd gezien.
Het werd bekostigd door zijn familieleden en de veteranen van de 53eDivision dInfanterie en op 30 mei
26 onthuld door generaal Berthelot, die in 15 het bevel over deze Divisie had
gevoerd.
De foto is vergeeld en vaag maar wel de enige die ik
ooit heb gevonden van de tegenaanval die eind april 18 bij het Bois de Hangard met ware doodsverachting
en zonder artilleriesteun werd uitgevoerd door het Franse Vreemdelingenlegioen.Een van de legionairs die deze strijd niet
overleefden was afkomstig uit de Noorderkempen.
Op 27 april 1918 bezweek in Ambulance 5/68 SP234 te Dury bij Amiens de
24- jarige Gerard De Prins uit buurgemeente Merksplas. Hij was
korporaal in de 9e compagnie
, 2e Bataljon van het Régiment
de Marche van het Légion Etrangere,
het Franse Vreemdelingenlegioen. Een vanhoogst onderscheiden -eenheden van het Franse leger tijdens de Grote
Oorlog.
Gerard De Prins had zich in 1912 in Valenciennes geëngageerd in
het mythische Franse Vreemdelingenlegioen. Bij het uitbreken van de oorlog
bevond hij zich in het garnizoen van Bel-Abbès. Op 31 augustus 14 vertrok hij
samen met een kleine 1.000 legionairs met een troepentransport vanuit Oran naar
Marseille. Op 25 september arriveerden
deze mannen in het opleidingskamp van Mailly om er een korte training te
ontvangen. De Prins vertrok al op 16 oktober 14 naar het front in de
Champagne. Hij overleefde zonder kleerscheuren de zware gevechten in de lente
van 15 in Artesië en in de herfst in de Champagne. Voor zijn inzet bij Belloy
in juli 16 werd hij onderscheiden met het Croix
de Guerre. Gerard De Prns werd tussen 24 en 26 april 18, ergens tussen
Villers-Bretonneux en de Hoeve Anchin, levensgevaarlijk gewond toen zijn eenheid
probeerde te verhinderen dat de Duitse stoottroepen zouden doordringen tot
Amiens.
Tot op de dag van vandaag ben ik op zoek naar de
plaats waar deze Spetser werd begraven. Mogelijk rust hij op de Nécropole française van Saint-Acheul of
in Saint-Pierre maar tijdens een plaatsbezoek, weliswaar in de oogverblindende, stromende
regen van een felle najaarsstorm, twee jaar geleden heb ik niets gevonden. Graag
een seintje als u dit toevallig wel zou weten .
Graag neem ik u vandaag weer even mee voor een
bezoekje aan het vergeten front in
Frans-Vlaanderen. Aan de voet van de immense Franse militaire begraafplaats
opde heuvel van Notre Dame de Lorette
ligt de ruïne van de aan puin geschoten kerk van Ablain-Saint-Nazaire. Ooit was
deze kerk, die werd gebouwd naar een ontwerp van Jacques Le Caron, die ook
verantwoordelijk was voor de spits van het Belfort van Arras, een fraai
voorbeeld van de lokale hooggotiek. Het was dan ook niet verwonderlijk dat dit
gebouw reeds in 1908 op de lijst van
beschermde monumenten in Frankrijk werd geplaatst. De oorlog bezegelde echter
het lot van kerk én dorp. Het dorp, dat een belangrijke strategische ligging
had, was in de late herfst van 1914 in Duitse handen gevallen en de daarop
volgende maanden probeerden de Fransen tevergeefs het opnieuw in te nemen. Na
zes dagen van onophoudelijke beschietingen bestormden de Fransen op 9 mei
Carency,Ablain-Saint-Nazaire en de
heuvelrug van Lorette. Ze wisten de Duitse linies te doorbreken maar konden
ondanks twee weken van onophoudelijke gevechten hun doorbraak niet verzilveren.
De scénes die zich hier afspeelden moeten alle verbeelding hebben getart. Na de
oorlog besliste de Franse overheid - niet geheel gespeend van enig revanchisme
- om de kerk niet terug op te bouwen maar de ruïnes te laten staan als een
herinnering aan het Duitse vandalisme.
Dat vooral de Franse artillerie deze kerk tot een puinhoop had gereduceerd was
een pijnlijk detail dat liefst zo snel mogelijk onder de mat moest worden
geveegd