Het
gedicht Ostpreusischer Landsturm
verscheen voor het eerst op 3 augustus 1914 in de Täglichen Rundschau. Het was van de hand van de op 18 mei 1882 in
het Oostpruische Köningsberg (nu Kallinigrad) geboren Walter Heymann. Deze Duits-Joodse
jurist, schrijver en dichter sneuvelde op 9 januari 1915 bij Soissons. Zijn
debuut Springbrunnen werd in 1906
gepubliceerd. Na zijn sneuvelen verschenen verschillende postume proza- en
poëziebundels. In 1928 publiceerde Ernst Jünger zijn werk in de door hem samengestelde
bloemlezing Die Unvergessenen.
Drie dagen voor zijn 30e verjaardag, verongelukte op 6
januari 1918, in
Elverdinge wachtmeester Hector François. Voor de oorlog was hij rijkswachter
in de Brigade Meerle geweest en gehuwd met Maria Irma Roels. Hij werd al op 1 augustus 1914 gedetacheerd naar de 1e
compagnie van de Rijkswacht in Antwerpen die bij het uitbreken van de oorlog werd geïntegreerd in het veldleger. Hij
maakte de terugtocht mee naar de Westhoek en vanaf 17 oktober 14 werd hij
belast met politionele taken in Londen. In juli 17 keerde Hector François
terug naar het vasteland en werd hij ingedeeld bij de Belgische basis in Calais
en deed hij korte tijd dienst in het Belgisch Groot Hoofdkwartier. In het begin
van 18 werd hij ingedeeld bij het provoostschap bij het IIe Britse Legerkorps.
Hij verongelukte op 6 januari in bevolen
dienst toen hij kort na 17.00 u.tijdens
een patrouille in de sector Ieper met zijn - onverlichte - fiets op de spekgladde
baan slipte en overreden werd door een Britse vrachtwagen. De zwaargewonde
rijkswachter werd naar de hoeve Metsus gebracht waar hij in aanwezigheid van de
opgeroepen dokter Louf een uur later aan zijn verwondingen bezweek. De Engelse
chauffeurs, private T.E. Foster en D.M. Graham verklaarden aan de Belgische
legertolk Henri Eltjens dat ze de rijkswachter pas hadden opgemerkt toen hij
tegen de vrachtwagen werd geslingerd.
De
onfortuinlijke rijkswachter werd oorspronkelijk door de Britten begraven op Poperinge Old Military Cemetery, de
geïmproviseerde begraafplaats bij het Kasteel DHondt in Poperinge, maar na de
oorlog werd hij bijgezet op de BMB Westvleteren in graf 1043.
Maarten van Alstein, onderzoeker bij het Vlaams
Vredesinstituut, gaf in het novembernummer 2013 van Ons Erfdeel met zijn artikel Tijden
van herinnering een mooie voorzet voor een debat over herinneringscultuur
en de Grote Oorlog. Een fragment dat, naar mijn bescheiden mening, alvast aanzet tot reflectie: Een tijd waarin het verleden een probleem
wordt. Het zou een beschrijving kunnen zijn van de moderniteit. Een
beschrijving bovendien die suggereert dat de huidige herdenkingshausse begrepen
moet worden als de uiting van een breder fenomeen: hoe in de moderniteit
betekenis wordt gegeven aan het verleden.De erfgoed- en herinneringshausse, die sterk op gang is gekomen in de
late jaren 70, kan inderdaad in verband gebracht worden met eerdere periodes
van koortsachtige investeringen in geschiedenis en herinnering. Een eerste
periode zou de lange negentiende eeuw kunnen zijn: van de Franse Revolutie tot
de Belle Epoque. Geschiedenis en herinnering figureerden prominent in politiek,
wetenschappen en cultuur. Pleinen en straten werden gevuld met standbeelden en
gedenktekens die de daden van nationale helden militairen, die het politici
en kunstenaars vereeuwigden; historici bliezen de natie levenin; schrijvers als Stendhal en Proust
reconstrueerden consciëntieus hun persoonlijke herinneringswereld. Het verleden
werd op heel diverse manieren een probleem. Voor progressieven stond het
verleden de toekomst in de weg; er moest genadeloos mee gebroken worden om een
nieuwe wereld mogelijk te maken. Voor nationalisten moest in het verleden de
glorierijke geschiedenis van de natie gezocht worden zodat, over de breuk heen
die door de revolutie geslagen was, continuïteit gevonden kon worden tussen
verleden, heden en toekomst. Voor romantici was het verleden een voorgoed
verloren tijd, waar men door de revolutie onherroepelijk van losgeslagen was.
Gestrand in het heden, kon men er alleen met nostalgie en heimwee naar terugkijken.
Voor conservatieven en reactionairen was de breuk met het verleden
onaanvaardbaar: zij trachtten krampachtig bruggen te slaan: terug naar het
verleden.
De periode van de wereldoorlogen luidde een tweede periode in van modern
engagement met geschiedenis en herinnering. De ervaring van het oorlogsgeweld
en de massale verliezen die de oorlogen met zich mee brachten, maakten
herinneringsarbeid en herdenkingsactiviteit op grote schaal nodig, zowel in
intiem-familiale als in de publiek-politieke sfeer. De oorlogen, die het
destructieve potentieel van de moderniteit toonden, gaven bovendien de aanzet
tot vertogen over het verdwijnen van Grote Verhalen over vooruitgang, natie en
klasse. Deze trends droegen bij aan de huidige herinneringshausse. Hoe kunnen
we de huidige focus op het verleden, erfgoed en herinnering begrijpen ? Volgens
de Franse historicus François Hartog moeten we kijken naar hoe het heden zich
vandaag verhoudt tot de toekomst en het verleden. Door de catastrofale
geschiedenis van de twintigste eeuw heeft ons geloof in utopieën en vooruitgang
een fatale slag gekregen. Dit doet ons naar het verleden kijken: waar de
toekomst ineenstort, wordt het verleden weer belangrijk. Maar dat verleden
vertoont zich in een problematische gedaante, gekenmerkt door tegenstrijdige
elementen. Door de continue breuken en de voortdurende versnelling van de
geschiedenis die de moderniteit blijft voortbrengen, voelen we ons in
toenemende mate afgesneden van het verleden, dat ons niet vertrouwd, maar
vreemd voorkomt. Dit doet ons voortdurend terugkijken naar het verleden. Of,
zoals Pierre Nora heeft opgemerkt: we praten zoveel over herinnering omdat er
zo weinig van overblijft. Anderzijds contradictie ? blijft de gewelddadige
geschiedenis van de twintigste eeuw ons achtervolgen: in ons heden blijft het
traumatische oorlogsverleden rondspoken. De moderenen zijn blijkbaar nog niet
klaar met hun hun pijnlijke geschiedenis en met het geweld dat de moderniteit
heeft voortgebracht. Al deze paradoxale elementen samen verklaren waarom we zo
intensief bezig zijn met herinnering en erfgoed, en met de oorlogsgeschiedenis
in het bijzonder. We zoeken in het verleden naar bakens die ons kunnen gidsen
in een onzekere wereld. We zoeken er ook naar bouwstenen om onze identiteit(en)
vorm te geven. En omdat we niet goed meer weten waar de toekomst ons naartoe
zal leiden, proberen we zoveel mogelijk erfgoed van het verleden te
beschermen en te conserveren. Wie weet waar het nog nuttig voor kan zijn
Opnieuw even uw aandacht voor een gesneuvelde kind-soldaat.
Joseph Harrington uit Battersea was amper zeventien toen hij om het leven kwam.
Hij diende bij het uitbreken van de oorlog als beroepsvrijwilliger in het 1e
Bataljon van de Rifle Brigade. Een eenheid, die op dat ogenblik in garnizoen
lag in Colchester. Rifleman Harrington landde op 23 augustus 14 met zijn Bataljon
in Le Havre en nam deel aan alle gevechten waar deze eenheid in de eerste oorlogsmaanden
bij betrokken was: Mons, Le Cateau, Aisne en de Marne. Begin november 14 was
hij in de natte, modderige loopgrachten bij het Bos van Ploegsteert beland waar
de Britten kost wat kost probeerden de sector ten zuiden van Ieper te
consolideren. Amper een paar dagen na zijn aankomst, op 5 november 14 om
precies te zijn, kwam een einde aan zijn jonge leven. Hij kreeg een laatste
rustplaats op Le Touquet Railway Crossing
Cemetery in Waasten. Zijn zerk kreeg op verzoek van zijn ouders het grafschrift
He did his duty. Onder de 74 gesneuvelden
die op deze site worden herdacht waren er 28 die in het 1e Bataljon
van de Rifle Brigade hadden gediend.
U zal het al gemerkt hebben waarde lezer, dat de activiteit op deze blog de laatste dagen is afgenomen. Dat heeft veel, om niet te zeggen alles te maken met onze nakende verhuis naar verre oorden. Morgen komt men de zeecontainer lossen voor de verhuis en ook de volgende dagen en weken beloven nog hectisch te worden als gevolg van de bijna onvermijdelijke administratieve rompslomp die het gevolg is van een beslissing om aan het andere eind van de wereld te gaan leven. Hopelijk kan u er enig begrip voor opbrengen dat deze blog - tijdelijk - op een lager pitje draait...