Vandaag, net zoals vorige zondag, een gedicht van de hand van Gust Van Cauwelaert (op de foto links, naast zijn broer Frans ). 'Lente over de loopgraven' leek mij, nu de aarzelende lentezon mijn strammer wordende botten begint te verwarmen, een uitstekende keuze. Dit gedicht is opnieuw terug te vinden in de bundel 'Liederen van droom en daad' die in 1918 bij Van Dishoek in Bussum was uitgegeven en die door eigentijdse critici als 'de beste en belangrijkste dichtbundel in Vlaanderen' werd beschouwd die door de Grote Oorlog was geïnspireerd. Marix Gijsen bv. vond hem getuigen van 'een onbetwistbare grootheid en waardigheid'. Het taalgebruik mag vandaag de dag misschien wat archaïsch en gezwollen overkomen, maar het werk van Gust Van Cauwelaert blijft een mooie getuigenis vormen van hoe een dichterlijke ziel in de hel van Vlaanderens Velden probeerde te overleven:
Lijk een perzikbloei, gebroken / Uit een bladerlozen tak, / Is een merellied ontloken / op een doode hoevedak.
Over 't gruis van stal en schure. / Boven 't puin van huis en wal, / Gaat, bij licht- of loomer duren / 't Rythme van, den klanken val.
Wondrend rijzen we in dien zegen / Uit de schansen met een lach, / Lijk, in luw-doorzonden regen, / Kindren staan, ten zomerdag.
't Oog, van winternacht omduisterd, / Duizelt van een forscher zon; / 't Moe-gemokerde oor beluistert / 't Borlen van een jonge bron.
Vóór ons hart -, dat hoop ontwende en / 't Heil van louterend geween -, / 't Veēren van haar tred herkende, / Komt de lente ons toegetreēn,
Breekt de ontkruinde stam der boomen, / De IJzer langs, in bot en loot; / Komt gesterat', van bloemen zoomen / 't Glanzend spoor van vaart en sloot.
Vóor een mildre morgenzonne / Dieper in ons dekking daalt, / Is een merel-haan begonnen, / Die zijn klare vreugd verhaalt.
Uit den duistren poel der vreeze, / Boven 't vlak van schuw verdriet. / Is ter rilde keel gerezen / De eerste jubel van een lied.
Gisteren werden op de CWGC-site Prowse Point Cemetery 6 Britse militairen waarvan de stoffelijke overschotten de laatste jaren in de omgeving van Komen - Waasten waren teruggevonden met militaire eer bijgezet. Van vier van deze onbekenden kon nog wel de eenheid worden vastgesteld waartoe ze op het ogenblik dat ze sneuvelden, behoorden: twee waren Lancashire Fusiliers en twee anderen hadden in het King's Own Lancashire Regiment gediend. Het idyllisch aan de rand van het Bos van Ploegsteert gelegen Prowse Point Cemetery is een van de weinige CWGC-sites waar tot op de dag van vandaag nog gesneuvelden uit het Britse Gemenebest ter aarde worden besteld. Deze begraafplaats ontstond in november 1914 toen hier onder meer het 2e Bataljon Royal Dublin Fusiliers en het 1e Bataljon van de Royal Warwicks in felle afweergevechten rond voornoemd bos verwikkeld waren. Deze begraafplaats is overigens de enige CWGC-site in ons land die vernoemd werd naar een persoon, de later tot brigadegeneraal benoemde majoor Charles B. Prowse D.S.O., die zijn naam verleend had aan een nabijgelegen steunpunt, een boerderij die door zijn mannen Prowse Point Farm werd gedoopt. Majoor Prowse sneuvelde in juli '18 aan de Somme en ligt begraven in Louvencourt Military Cemetery.
De meest recente bijzettingen op deze begraafplaats waren:
Private Harry Wilkinson (29 jaar ) van het 2e Bataljon Lancashire Fusiliers. Zijn stoffelijke resten werden bij toeval in 2000 gevonden door een amateur-archeoloog uit de buurt die met een detector op zoek was naar artefacten uit de Grote Oorlog. Hij werd een jaar later in aanwezigheid van een paar familieleden op deze site herbegraven. De BBC heeft later een mooie documentaire gemaakt over deze vondst.
Private Richard Lancaster (22 jaar) van hetzelfde 2e Bataljon Lancashire Fusiliers. Zijn stoffelijke resten werden in 2006, samen met twee andere niet - geïdentificeerde Britten ontdekt en op 4 juli 2007 op Prowse Point Military Cemetery bijgezet.
Private Alan J. Mather (37 jaar), A.I.F.. De stoffelijke resten van deze Australische infanterist die op 8 juni '17 sneuvelde tijdens de Tweede Slag om Mesen werden in 2008 door archeologen gevonden. Door middel van een uitgebreid DNA-onderzoek - dat ook door de BBC werd gedocumenteerd - kon zijn identiteit worden vastgesteld. Hij werd hier met militaire eer herbegraven op 22 juli 2010.
Op 5 april 1915 werd ter hoogte van de rijksgrens bij de Maalbergen in Loenhout Jan Pieter Fockaert doodgeschoten door een Duitse grensbewaker. Jan Fockaert was op 12 januari 1890 in buurgemeente Meer geboren en had van 5 oktober 1910 tot 15 maart 1912 als milicien van klas van 1910 dienst gedaan bij het 7e Linieregiment in Antwerpen. Hij bleek in die periode niet bepaald een modelsoldaat te zijn geweest en een bijzonder kort lontje te hebben gehad. In totaal kreeg hij immers 41 dagen arrest en / of politiekamer en 15 dagen cachot op zijn dienststaat, voor een resem van inbreuken gaande van ongewettigde afwezigheden over dienstweigering tot een vechtpartij.... Jan Pieter Fockaert, die intussen van Meer naar de Hollandse straat nr. 60 in Loenhout was verhuisd en er landbouwersknecht was geworden, werd op 1 augustus 1914 gemobiliseerd. Hij nam met het 3e bataljon van het 7e Linieregiment deel aan de uitvallen uit Antwerpen. Na de val van de Scheldestad werd hij op 9 oktober '14, samen met duizenden andere Belgische militairen die afgesneden waren geraakt van het veldleger, geïnterneerd in Nederland. Na een kort verblijf in de kazerne van Breda werd hij door de Nederlandse autoriteiten tewerkgesteld bij een boer in de grensstreek. Geïnterneerde Belgische militairen die de kans hadden gekregen om onder voorwaarden bij een Nederlands bedrijf of een boer aan de slag te kunnen gaan, genoten vaak over een grotere bewegingsvrijheid dan diegenen die in de interneringskampen terecht waren gekomen. Ze werden immers nauwelijks gecontroleerd en Fockaert trok bijgevolg geregeld de grens over om zijn ouders die op het Meerse gehucht Gestel woonden, illegaal te bezoeken. De 'Dodendraad' was nog niet opgetrokken en mits wat uitkijken, kon men nog de Duitse en Nederlandse grenstroepen verschalken. Toch zou één van deze 'uitstapjes', in combinatie met zijn opvliegend karakter hem fataal worden. Betrapt door Duitse militairen, verhaalden ooggetuigen hoe hij hen, ondanks het feit dat hij tot driemaal toe door hen gesommeerd was om halt te houden, koudweg negeerde. Meer zelfs, hen begon uit te dagen en ze toeriep ' om hem maar te komen halen'... Vrijwel onmiddellijk nadat hij dit had geroepen werd hij doodgeschoten. Twee dagen later werd hij rechts van de ingang, op het kerkhof van Loenhout begraven...
Met de dood van Günter Grass verliest Duitsland opnieuw een grote schrijver. Omdat deze blog zich op de Eerste Wereldoorlog focust, wil ik graag een aantal bespiegelingen wijden aan de relatie tussen het werk van Grass en het oeuvre van Ernst Jünger. Ik weet het, ideologisch liggen beide mijlenver uit elkaar, maar er veel zijn meer raakpunten dan men op het eerste zicht zou kunnen denken. Vriend en vijand zijn het erover eens dat beide veelschrijvers een monumentale literaire nalatenschap hebben achtergelaten. Monumentaal, niet alleen naar omvang, maar ook inhoudelijk. De stelling die Geert van Istendael vandaag in 'De Standaard' poneerde dat Grass zijn boeken 'drijven in poelen van geschiedenis' gaat zonder enige twijfel ook op voor Ernst Jünger. De tragische geschiedenis van Duitsland trok diepe sporen in het werk van beide auteurs. De oorlog in de eerste plaats als fysieke ervaring, maar ook als maatschappelijk en Duits gegeven loopt als een rode draad door het werk van beiden. Beiden werden op jonge leeftijd geconfronteerd met de gruwelen van het slagveld. Jünger als snel tot officier gepromoveerde oorlogsvrijwilliger in het Hannoverse Fuselier-regiment nr. 73. Grass als piepjonge helper bij de Luftwaffe, die zich uiteindelijk engageerde in de Waffen SS-divisie 'Frundsberg'. Niet alleen de oorlog en de manier waarop beide schrijvers deze verwerkten vormt een rode draad in het werk van beiden, maar er spreekt ook een duidelijk aanwezige, zij het onderhuidse weemoed en heimwee naar een Duits universum dat voor goed verdwenen is uit hun werk. De aristocratische Jünger betreurde tot op zijn laatste levensdag het teloorgaan van het 'Preussentum', terwijl de in Danzig geboren en getogen Grass leesbaar moeite had bij het teloorgaan van de Duitse identiteit en cultuur in het landschap van zijn jeugd.
Beide schrijvers waren overduidelijk antipodes van elkaar maar hadden gemeen dat ze beiden de controverse niet schuwden. Neem nu hun houding tegenover het politieke bedrijf. Jünger engageerde zich vrijwel meteen na de Eerste Wereldoorlog in nationaal-revolutionaire kringen maar verafschuwde het nationaal - socialisme. Een afschuw, die tijdens het interbellum, naar gelang de macht van de N.S.D.A.P. groter werd, evenredig toenam en hem uiteindelijk, na de publicatie van 'Auf den Marmorklippen' in 1939 in reëel gevaar bracht. Geestelijk verwant aan de 'Innere Emmigration' groeide Jünger verder en verder weg van de politiek. Net zoals dit bij Jünger het geval was, was de verhouding van Grass met de politiek er één van onenigheden. Onder invloed van Willy Brandt engageerde hij zich in de sociaal-democratische S.P.D..maar dit engagement liep niet over rozen. Zijn controversiële standpunten, bv. over de Duitse hereniging vielen niet altijd in goede aarde bij de 'kameraden'. Toen hij zich in 1995 in zijn 'Een gebied zonder einde' uitsprak tegen de - in zijn ogen - te snel uitgevoerde hereniging kreeg hij bakken kritiek over zich. Zowat alle literaire critici, de gezaghebbende Marcel Reich - Ranicki op kop, probeerden hem tot op de grond af te branden, maar dit was - zoals Grass zich in een interview uit juli 2009 herinnerde - buiten de waard, in casu, Ernst Jünger gerekend die publiek verklaarde dat het naar zijn mening een 'erg goed geschreven boek' was...
Beide auteurs hebben geschreven tegen het 'Grote Vergeten' in hun land. Jünger deed dit door zijn pogingen tot zin-geving aan het offer van zijn generatie die afgeslacht was in de in het krijtgesteente uitgehakte loopgraven aan de Somme of dood was gebloed in de modderige velden van Vlaanderen. Grass meende dat het hoog tijd was dat Duitsland het recht had zijn verleden opnieuw in vraag te mogen stellen. Drie generaties lang hadden de Duitsers naar zijn aanvoelen hun oorlogsleed verwegen en verdrukt. Zonder enig voorbehoud nam de jongste generatie de schuld van hun vaders en grootvaders op zich. Grass was van oordeel dat er eindelijk ook mocht gesproken worden over de moordende geallieerde bombardementen op de Duitse steden of de verdrijving van 12 miljoen Duitsers uit de oostelijke gebieden van het verslagen Duitse Rijk... Stellingnames tegen het grootste Duitse taboe en dus onvermijdelijk stuitten op het onbegrip en verkettering van en door de politiek - correcte Duitse intelligensia.
Afsluitend wil graag nog even stilstaan bij Grass' boek 'Mijn eeuw' waarin hij aan de hand van 99 verhalen - een voor elk jaar van de 'gruwelijke en fantastische' 20e eeuw - verhaalde over grote gebeurtenissen en ogenschijnlijke onbenulligheden, die een eeuw Duitse geschiedenis evoceerden. In dit boek benadert hij de Eerste Wereldoorlog door de ogen van een jonge studente die in de jaren 60 in Zwitserland een meerdaagse ontmoeting regelde tussen de pacifistische schrijver Erich Maria Remarque en Ernst Jünger de estheticus van de oorlog. Bij het genot van een aantal uitgelezen wijnen en een champagneontbijt keuvelen beide heren van stand over hun frontervaringen en de manier waarop ze deze literair gestalte gaven. Deze gesprekken bieden een interessante kijk op hoe Grass de 'krasse meneer ' Jünger en zijn literaire werk inschatte. Een mild maar toch scherp portret dat ik bij deze van harte aanbeveel.
O ja, nog even dit. Jünger en zijn toenmalige secretaris, de literatuurwetenschapper Heinz Ludwig Arnold vermaakten zich in de jaren 60 geregeld met het parodiëren van gedichten - ook die van Günter Grass- die in het literaire magazine 'Akzente' verschenen. Ze draaiden er zelfs hun hand niet voor om deze persiflages naar 'Akzente' - uitgever Carl Hauser te sturen... Wie zei er ook weer dat Jünger geen gevoel voor humor had..?
Vandaag is het Songkran, het traditionele nieuwjaarsfeest in Thailand en Laos. Omdat vandaag mijn oudste dochters en een paar vriendinnen langskwamen om ons sook-san wan Songkran te wensen en dit al even traditioneel gepaard gaat met het bijhorende eetfestijn had ik vandaag écht geen tijd om een oorlogsblog te schrijven... In oktober - november ga ik terug naar Thailand op familiebezoek en ik ben vast van plan om dan een paar dagen onder te duiken in de Nationale Archieven in Bangkok om er op zoek te gaan naar materiaal voor een artikel over het Siamese expeditielegertje dat in 1918 naar Frankrijk werd gestuurd om de geallieerden te steunen in hun strijd... Eén van de - in het Westen - minst bekende aspecten in deze oorlog die écht een Wereldoorlog was...