De Engelse
essayist en novelleschrijver Edward Thomas (1878-1917) was 37 jaar oud toen hij
in juli 1915 vrijwillig dienst nam in het regiment Artists Rifles. Door zijn leeftijd, het feit dat hij gehuwd en
vader van drie kinderen was, kwam hij helemaal niet in aanmerking voor
legerdienst maar hij voelde zich wellicht moreel verplicht nadat één van zijn vrienden,
de Amerikaanse dichter Robert Frost in zijn gedicht The Road Not Taken in weinig verhullende termen de draak had
gestoken met Thomas besluitloosheid Aanvankelijk bleef hij in een opleidingskamp
in Engeland waar hij al snel korporaal werd. In november 1916 kreeg hij een
aanstelling tot second lieutenant in
de Royal Garrison Artillery en een
paar maanden later werd hij naar het front gestuurd. Kort na zijn aankomst in
Frankrijk sneuvelde hij. Op 9 april 17, tweede Paasdag, werd hij dodelijk
getroffen bij Arras. Hij werd begraven op de CWGC-site in Agny waar hij tot op
de dag van vandaag rust in grafC 43. Hoewel
hij heel wat minder bekend is als Owen of Sassoon, blijft zijn werk nog steeds
overeind staan en behoort hij zonder enige twijfel tot de sterkste dichters van
zijn generatie.
This is No Case of Petty Right or
Wrong
This
is no case of petty right or wrong
That politicians or philosophers
Can judge. I hate not Germans, nor grow hot
With love of Englishmen, to please newspapers.
Beside my hate for one fat patriot
My hatred of the Kaiser is love true:--
A kind of god he is, banging a gong.
But I have not to choose between the two,
Or between justice and injustice. Dinned
With war and argument I read no more
Than in the storm smoking along the wind
Athwart the wood. Two witches' cauldrons roar.
From one the weather shall rise clear and gay;
Out of the other an England beautiful
And like her mother that died yesterday.
Little I know or care if, being dull,
I shall miss something that historians
Can rake out of the ashes when perchance
The phoenix broods serene above their ken.
But with the best and meanest Englishmen
I am one in crying, God save England, lest
We lose what never slaves and cattle blessed.
The ages made her that made us from dust:
She is all we know and live by, and we trust
She is good and must endure, loving her so:
And as we love ourselves we hate her foe.
15 September 1916 zorgde voor een nieuwe dodelijke primeur in de Eerste Wereldoorlog: Voor het eerst in de
militaire geschiedenis werden tanks ingezet. De plaats van handeling was
Flers-Courcelette waar de Britten een doorbraak probeerden te forceren voor hun
vastgelopen Somme-offensief. Al in januari 16 had het Britse opperbevel groen
licht gekregen om de eerste 100 vanhun prototype Mark I - tanks in productie te nemen. Toch waren
ze pas in september 16 inzetbaar.
De
opmars naar de aanvalsposities in de nacht van 13 op 14 september 16 werd op
diverse plaatsen een chaos. Het zicht vanuit de tanks was bij nacht zeer slecht
en door gebrek aan tijd en ervaring was slechts in een enkel geval gezorgd voor
een verkenning van de te rijden route. Ook het lawaai van de volop aan gang
zijnde beschietingen en de toestand van de vaak kapot geschoten wegen die
naar het front leidden, waren de commandanten en tankbestuurders volkomen
vreemd. In sommige gevallen moesten de commandanten vanwege het
slechte zicht en de slechte oriëntatie uitstappen om hun tank hoogst
persoonlijk met behulp van een afgeschermde zaklantaarn naar hun startpositie
te dirigeren.
Het was daarom geen wonder dat 17 van de 49 tanks die vanuit Bray-sur-Somme
waren vertrokken, hun startpositie niet wisten te bereiken als gevolg van
mechanische mankementen, ongelukken onderweg en, in één geval, door de
hardnekkige weigering van een tankbestuurder om over een weg te rijden die
bezaaid lag met lijken
Bij het begin van de aanval in de
vroege ochtenduren van 15 september 16 bleken veel Duitsers compleet overdonderd door dit
nieuwe wonderwapen dat schijnbaar niet tegen te houden bleek. Maar dit verassingseffect ging gedeeltelijk verloren door
de mechanische problemen die veel tanks parten speelden. De tanks die toch
inzetbaar bleken hadden moeite de infanterie bij te houden, die oprukte vlak
achter de artilleriebarrage. De drie aanvallende divisies namen, ondanks de gebrekkige ondersteuning door de tanks, de loopgraven
en versterkte punten van de tussenliggende Duitse stellingen de een na de ander
in bezit. Tussen de vijandelijke verdedigingswerken slaagden de tanks er
uiteindelijk in de infanterie in te halen. In de buurt van Flers werd de Britse
infanterie die zware verliezen had geleden, hevig onder vuur genomen, waardoor
de aanval stagneerde. Vanuit de achterhoede kwam toen tank D17 al ratelend en
schietend naar voren en rolde de hoofdstraat van het verwoeste Flers binnen,
waar vaart werd geminderd en ze 'vuur
spuwde uit zijn kanonnen'.Drie andere tanks, de D6, de D9 en de D16, waren
evenwijdig hieraan aan de oostzijde de ruïnes van Flers binnengedrongen en
bestookten de Duitse stellingen in de flank. Door deze gedurfde opmars van de tanks
realiseerden de Britten zich plotseling wat de tanks hadden klaargespeeld waarop
de manschappen juichend tevoorschijn kwamen uit hun dekking om achter de Dl7
aan, het opruimingswerk te voltooien. De Britten hadden een succes geboekt maar
wisten dit niet te verzilveren omdat men had nagelaten cavalerie in te zetten
die door de door de tanks veroorzaakte bres in de Duitse lijnen had kunnen
infiltreren. Uit het oogpunt van technische ontwikkeling was deze tankaanval veel
te vroeg gelanceerd en uit tactisch oogpunt verkeerd ingeschat. De Britse
bevelhebber Haig verspeelde daarmee voor eens en voor altijd de kans op een
totale verrassing en op de mogelijkheid op een beslissende doorbraak van het
Duitse front.
Wanneer
je zoals ik een paar weken geleden, op een late, zwoele zaterdagnamiddag
Hospital Farm Cemetery bezoekt, kan je moeilijk anders dan onder de indruk
geraken van deze kleine CWGC-site die aanschurkt tegen de eeuwenoude omwalling
van de Hospitaalhoeve. Deze sfeerrijke kleine begraafplaats met rechthoekig
grondplan aan de Hospitaalstraat in Elverdinge werd - naar een ontwerp van N.A.
Rew - mogelijk aangelegd op de plaats waar de motte van deze, in de oorsprong
uit de late middeleeuwen daterende hoeve van de Johannieter-Orde lag. Ze telt
115 Britse graven, waarvan 4 onbekenden en het graf - met lichtjes afwijkende
zerk - van ene Marcel Top (°1897). Naar verluidt was deze Oostvleterenaar een
knecht op de hoeve, die in augustus 15 omkwam bij een beschieting. Een aantal
van de gesneuvelden die hier een laatste rustplaats kregen bezweken in het
veldhospitaal dat al in het begin van 1915 operationeel was in de nabijgelegen
hoeve. De hoeve zelf werd grotendeels vernietigd bij een beschieting op 17 juni
1916. Op deze site kan ook de graven terugvinden van twee kind-soldaten. Albert Seal uit York, een soldaat uit het 5e
bataljon van het West Yorkshire (Prince of Waless Own) Regiment was amper 16
jaar oud toen hij zich als oorlogsvrijwilliger meldde. Op 23 juli 1915, nog
geen maand na zijn 17e verjaardag, werd hij dodelijk in het hoofd
getroffen door een kogel. Hij rust nu in graf B - 16.
William
Walton uit Pendleton was 15 jaar oud toen hij zich meldde. Hij sneuvelde als
16-jarige soldaat in het 2e bataljon Lancashire Fusiliers op 22 juni
15. Hij werd begraven in graf A - 2. Zijn twee jaar oudere broer James,
soldaat in het 1e bataljon Royal Irish Rifles was al op 9 mei 15
gedood bij Ploegsteert. Zijn stoffelijke resten konden niet worden gevborgen en
daarom wordt hij vandaag de dag herdacht op het Ploegsteert Memorial to the Missing.