Op zaterdag 14 april stelde VOS Vlaamse
Vredesvereniging zijn Digitaal Museum voor Vlaanderen voor.
Een grote en jonge groep is enthousiast om zorg te dragen voor ons erfgoed, om
de vele bijzondere verhalen die onze geschiedenis heeft opnieuw te vertellen,
en om stem te geven aan onze voorgangers. Het Digitaal Museum voor Vlaanderen
wil het erfgoed van de Vlaamse Beweging tijdens WOI, het erfgoed van de Vlaamse
Beweging in het algemeen en de geschiedenis van Vlaanderen via digitale wijze
verspreiden. Daarbij wordt er altijd nadruk gelegd op de pacifistische
stromingen binnen de Vlaamse Beweging. Een zaak die ik de laatste jaren
met deze webstek ook, zij het op een bescheiden manier probeer na te streven. Omdat ik van oordeel ben dat de
Vlaamse herinneringscultuur die na de Grote Oorlog ontstond een unieke historische
rol heeft gespeeld, niet alleen in de Vlaamse ontvoogdingsstrijd maar ook bij
de vorming van het Vlaams natiebesef.. Dit project kan dan ook mijn warme sympathie
rekenen. .
Bent u ook geïnteresseerd om mee te werken? Contacteer info@vosnet.org
Twee weken geleden bracht ik in
de rubriek Zondag Frontpoëziedag nog het
gedicht De Vlaamsche Smeder van
René De Clercq. Vandaag is het de beurt aan Mijn vijand is mij lief van deze Bard van het activisme:
Mijn
vijand is mij lief,/omdat hij mijn vijand is, / dewijl hij mij uit laksheid
hief, / en haat geeft dien ik mis.
Mijn
vijand is mij borg, / voor vasten moed en sterke daad, / heb ik voor Vlaanderens hart en zorg, / ook voor mijn
vijand en mijn haat.
Laat
ruw zijn die mij tegen zijn, / laat diep gaan, wat mij wondt, /eerst als ik
opbriesch van de pijn, / voel ik mijn toorn gezond.
Eerst
als het zwaard jeukt naar mijn hals, / draag ik hem recht en hoog, / vergend
van al wat Walsh en valsch, / tand voor tand, oog voor oog.
Oertrouw
en dapper Dietsch, / geslagen vaak, versagend nooit, / zoolang nog iets / den
nek mij spant, dat liever springt dan plooit.
Voor
Vlaanderens vlagge wil ik staan / voetvast, vuisttoe. / Niet vragen wie, noch
waar, noch hoe, / maar ranselen die mij slaan.
Vandaag even uw aandacht voor
opnieuw een verdwenen geallieerde militaire begraafplaats. Tussen Boezinge en
Bikschote, bij het Bois du Charpenter,
ter hoogte van de kruising van de Sasstraat en de Staaktestraat kon men tot omstreeks
1923 deze Franse begraafplaats vinden. (klik op de foto voor een vergroting) Er is relatief weinig bekend over deze
plek. Het waren wellicht de mannen van het overwegend uit Bretoenen en Normandiërs
bestaande 76e Régiment d Infanterie Territoriale, één van de Franse
fronteenheden die in de late herfst van 14 in deze sector waren ingezet, die
hier als eersten hun doden hebben begraven. In totaal werden na de oorlog op deze
site de stoffelijke resten van 362 gesneuvelden ontgraven en overgebracht naar
de Franse militaire verzamelbegraafplaats St. Charles de Potyze, langs de weg
van Ieper naar Zonnebeke.
Op bijna mirakuleuze wijze is
mijn vermiste doos met 5 mappen authentieke WO I-fotos toch nog boven water gekomen. Na een derde en
laatste controle in de magazijnen van de Thaise vervoersmaatschappij in de haven
van Bangkok werd ze deze ochtend plots
teruggevonden. Blijkbaar had een of andere pipo ze te zwaar bevonden en even
terzijde gezet Nu maar hopen dat ze
zonder schade dit hachelijkeavontuur
hebben overleefd. Ik ga ze in elk geval persoonlijk ophalen en ze letterolijk
in de watten leggen... Ik dank in ieder geval lezers, vrienden en bekenden die
bereid waren een handje toe te steken bij de speurtocht of die mij een hart
onder de riem staken. Merci, écht waar !
Op de foto een massabegrafenis op de militaire
begraafplaats van Westvleterenop 20
april 18. Het betrof gesneuveldden van e Slag bij Merkem (zie mijn vorige
blog). Onder hen was de Hoogstratenaar Lodewijck Tackx, die dodelijk gewond werd
in de voorpost Champaubert.Over deze 24-jarige korporaal bij de 11e cie.
van het 19eLinieregiment verscheen
in het soldatenblad Het Heidebloemken
het volgende In memoriam:"SNEUVELDE OP HET VELD VAN EER.
Louis Tackx van Hoogstraeten, korporaal. Den 17eapril was hij in de voorposten bezig het vuur
te regelen van een groep machinegeweren. Op eens werd hij doodelijk gekwetst.
Na 't gevecht werd hij naar de achterlijnen gebracht en overleed te L... Onze
Kempenvriend werd op het kerkhof van Westvleteren begraven. Sinds het begin van
den oorlog verliet hij geen ogenblik het front.Hij
was de oudste zoon van André Jozef Tackx, machinist op de stoomtram en
Catharina Diels. Hij was bij het uitbreken van de oorlog kandidaat postbode in
Antwerpen. Volgens zijn stamboekdossier was hij op dat ogenblik gedomicilieerd
in Duffel.
In de
getuigenisroman Aan den Vlaamschen
IJzer schetste Reimond Sanders,alias Armand Suls een gruwelijk beeld van
hoe twee makkers de overleden Lodewijk Tackx terugvonden in de Poste de Sécours: In het halfdonker van de schuilplaats lagen er drie vormloozehoopen, bedekt met ledige loopgrachtzakjes.
k geloof dat de middenste Tackx is, zei de zakdrager, terwijl hij de bovenste bedekkig wegnam. Peerke en
Rik deden ontsteld een stap achteruit. De doode leverde een afzichtelijken
aanblik op. De oogen stonden wijd-open en staarden met een uitdrukking van
ontzettenden angst, groot-geweldig, dubbel van afmeting, naar een punt van de
zoldering. Onwillekeurig keek Rik in die richting met bangen blik, als
verwachtte hij iets vreselijks te bespeuren. Hij voelde zich beklemd door een
vreemde macht doe hem het ademen belette. Hij wilde voortgaan maar zijn oogen
werden onweerstaanbaar getrokken naar het ontmenschte gelaat van den sukkelaar
op den grond voor hem. De neus stond reusachtig gezwollen, rood en blauw
blinkend als een te rijpe pruim met gebarsten omhulsel. Daaronder grijnsden,
als van een razend dier, de gele tandenrijen, krampachtig opeengeklemd tusschen
de vuil-behaarde, geopende lippen. Heel dat afzichtelijk wezen, bruin-bebloed
en grauw beslijkt, lag daar zoo huiveringwekkend-akelig in die vuil-gore krocht
dat Peerke met een rilling zei:
Bah, kom Rik, t is te leelijk; k zou er van overgeven.
Maar de
zakdrager had reeds de andere vaderlanderkens weggenomen en vestigde hun
aandacht op wat er onder verborgen had gelegen.
Het onderlijf
van den dode was geheel ontbloot en vertoonde een bloedigen hoop ingewanden,
die verscheurd en aan stukken gereten uit een gapend-wijde holte puilden.
Verdomme, der
zitten al wormen in, zei de zakdrager, die het hoofd dichterbij genegen had.
En zie die voeten e ker, k geloove vaste wel ja, de ratten hên dr an gefret
!
Inderdaad, men
kon duidelijk zien hoe tweee, drie teenen ontvleeschd waren en als afgeknaagde
beentjes, scherp en houterig nevens de andere omhoog staken.
Kom, zei Rik, we
zijn weg. Toen ze buiten stonden,
loosden ze alle twee een zucht van verlossing.
t Is toch wreed hé,
zei Peerke, en gister avond schreef hij nog een brief naar zijn moeder. Rik dacht eraan hoe die moeder een
sprekenden brief van haar dooden zoon zou ontvangen en misschien weer hoopvol
het leven zou inzien, op een oogenblik dat haar ongeluk reeds lang en
onherroepelijk beslist was.
Voor de Louis is
den oorlog uit.Hij is misschien
gelukkiger dan wij, besloot Peerke.
Als onderdeel van de Duitse lente-offensieven opende de
Duitse artillerie in de vroege ochtend van 17 april 18 - vandaag precies een
eeuw geleden - een vernietigend bombardement op de Belgische lijnen bij Merkem. Omstreeks 08.00 u. viel het gehucht De Kippe in handen van de Duitse
stoottroepen. Na de verovering van de Belgische bunkers en loopgraven nabij Aschhoop en het Jezuïetengoed begon omstreeks 10.00 u. de aanval op de tweede
verdedigingslinie. Het Belgisch artillerievuur kon de herhaalde vijandelijke
aanvalsgolven niet stoppen. Nog diezelfde voormiddag moesten de Belgen hun
steunpunten bij het kasteel Britannia, deVerbrande Smis en de hoeves Verté, Hermine en Honoré ontruimen. Voor de Belgische loopgraven van Langewaede stokte de Duitse
stormloop. De tegenaanval leidde tot gruwelijke taferelen. Terwijl de machinegeweren
onophoudend ratelden en het artilleriegeschut donderde, kwam het met dolk of
bajonet tot man tegen man gevechten. 's Middags waren de posten aan de Kippe en kasteel Britannia reeds heroverd.
Uiteindelijk werden met een laatste krachtinspanning nog diezelfde avond de
Duitsers op alle beginposities teruggeslagen.
Een paar weken na de Slag bij Merkem liet een Belgische
officier in Vrij Belgiëniet zonder enige zin
voor overdrijving weten dat de troepen die aan de gevechten bij Merkem hadden deelgenomen voor meer dan 90 % uit Vlamingen bestonden.
Indien de vijand hoopte dat het activisme in
het leger zou doorgedrongen zijn, heeft hij nu een gepast antwoord gekregen. Tegelijkertijd deed hij
opmerken dat de Belgische regering niet langer doof kon blijven voor de Vlaamse
verzuchtingen, want het Vlaamse bewustzijn groeide dagna dag, zoals ook was gebleken in de uren die
volgden op de zege bij Merkem toen de moegestreden mannen toch nog luidkeels De Vlaamse Leeuw hadden gezongen.
Aan Belgische zijde telde men die dag 155 doden, 354 gewonden en 449 vermisten, die
meestal krijgsgevangen waren gemaakt. De Duitsers
raamden hun verliezen op 254 doden en 1.211 gewonden. Er werden bijna 800 Duitsers krijgsgevangen
genomen.Wellicht
als een reactie op de hoge vooral Vlaamse - verliescijfers werd een van de volgende
nachten op een kapotgeschoten arduinen sierpomp naast de kerk van Merkem in bloedrode verf de slogan Hier ons bloed Wanneer
ons recht ?! geschilderd. Deze leuze werd een paar maanden eerder ook al opgemerkt
op een spandoek tijdens een betoging van de Frontbeweging in De Panne. De Steen van Merken, die u
vandaag de dag als een historisch symbool van de Vlaamse bewustwording aan het IJzerfront
in de schaduw van de IJzertoren in Kaaskerke kan aantreffen werd naar het woord
van de dichter Anton Van Wilderoe de steen
van de nimmer geloste schuld
Het was wellicht ook als reactie op de hoge verliezen dat
koning Albert, toen hij een paar weken later het vaandel van het 1e Regiment Jagers te Voet
omwille van haar dappere houding bij Merkem, met het lintje van de Leopoldsorde
ridderde, dit met een Nederlandstalige toespraak deed