Vandaag in de rubriek Zondag Frontpoëziedag het gedicht Angststurm van August Stramm (1874-1915). Stramm, die in het
burgerleven een hogere postbeambte was, was vanaf 1902 begonnen het publiceren
van gedichten. Aanvankelijk uitgesproken naturalistische in stijl, evolueerde
hij door zijn beknopte en erg directe, klankritimische stijl naar het
expressionisme. Stramm die bij het begin van de oorlog als reserve-officier
gemobiliseerd werd, sneuvelde op 1 september 15 als bataljonskommandant in het
Reserve-Infanterie-Regiment nr. 272 bij de bestorming van Djepnr-Bug-Kanaal bij
het huidige Wit-Russische Horodec.
Op de laatste dag van de Boekenbeurs rondstruinend
vond ik bij de verdeler van de altijd interessante Nederlandse uitgeverij
Aspekt Onsterfelijke Fronten van
Evelyn De Roodt. Ik kende van haar al van haar uitstekende Oorlogsgasten over krijgsgevangenen en
vluchtelingen in Nederland en ooit hebben we samen aan een publicatie over de
Dodendraad gewerkt, maar dit boek uit 2005 was mij onbekend Ik moet toegeven
dat ik het, bij wijze van spreken, in één ruk heb uitgelezen. Ik werk zelf al
geruime tijd aan een studie over Vergangenheitsbewältigung, de manier waarop
de Duitsers omgaan met de geschiedenis in het algemeen en de Eerste
Wereldoorlog in het bijzonder. De Roodts boek waarin acht Duitse schrijvers
gevolgd worden tot in de loopgrachten van de Grote Oorlog ligt in het verlengde
van dergelijke studie. Natuurlijk mochten Ernst Jünger, Erich Maria Remarque en
Walter Flex niet op het appel ontbreken maar het is een goede zaak dat ook mindere
literaire goden als Otto Braun, Carl Zuckmayer en Georg Trakl de revue
passeren. Met een vlot verhalende pen wordt niet alleen stil gestaan bij hun
literaire erfenis maar ook bij hun soms abrupt beëindigde- leven. Het is sowieso al een pluspunt dat er af en toe ook eens wordt stilgestaan bij de Duitse kant van het Grote Oorlogsverhaal. Iets, wat tot op de dag van vandaag, naar mijn aanvoelen, gewoon te weinig gebeurt. En wanneer dit dan op zo'n stevig onderbouwde en gedragen manier gebeurt dan kan het voor mij niet meer stuk. Onsterfelijke Fronten was meer dan vierhonderd
paginas lang genieten en dàt beweer ik heus niet over elk boek
In het centrum van het ietwat slaperige Voormezele ligt de CWGC-begraafplaats Voormezele Enclosures 1 &2. Een site, die zoals de naam al laat vermoeden, wordt gevorm door twee, nu eengemaakte militaire begraafplaatsen. Eén van de eerste gesneuvelden die in Plot II in maart '15 een laatste rustplaats kreeg was de amper 17-jarige kind-soldaat John Dalton. Deze militair uit het Ierse Carrick-on-Suir diende met het stamnummer 4558 bij het 1e Bataljon van het Royal Irish Regiment toen het noodlot hem op 12 maart '15 trof in een loopgracht bij Sint-Elooi. Hij werd twee dagen later begraven in het nabijgelegen Voormezele in graf II A 5. Op deze relatief kleine begraafplaats liggen minstens drie gesneuvelden ie jonger dan achttien waren toen ze in de Vlaamse Velden hun leven lieten. De 17-jarige Donald Ernest Churchyard, een rifleman in het 4e Bataljon van de Rifle Brigade sneuvelde acht dagen na John Dalton. De eveneens 17-jarige Alexander Szize, een soldaat in the King's (Liverpool) Regiment viel op 27 maart '16. Drie jonge levens, die nooit hadden mogen opgeofferd worden...