Vandaag een gedicht dat mogelijk van de hand is van
de Nederlandse dichter/zanger en illustrator Koos Speenhoff (1869-1945). Als
populaire variété-artiest was hij één
van de pioniers van de Nederlandstalige Kleinkunst, decennia voor dit begrip
werd ingevoerd
Gevloekt
zij de oorlog
of
De strijd tusschen Duitschland en België.
Een felle strijd is weer bereid,
Tusschen Europeesche staten,
In ieder land vindt het een schand,
Oorlog ja zal men steeds haten.
Volkeren gaan elkaar vermoorden,
Onschuldig bloed roept in accoorden:
Refrein: Waarom is er geen vrede,
Moet er steeds oorlog zijn.
Daar wordt zooveel geleden
Op het slagveld ziet men bitter lîjn.
Vaders van huisgezinnen
Trekken ten strijde heen.
Vrouwen en kinderen treuren thuis. O
oorlog, o schrikwekkend kruis.
Precies een eeuw geleden, op 29 maart 1916 om 01.00 u.
speelde zich een nieuw drama af aan de rijksgrens in de dichte bossen van Wortel-Kolonie.
Een citaat uit Waterschoots De
Duitschers in de Kempen: ...Aan welke gevaren de geheime
brievendienst, de verdienstelijke mannen, die hem uitoefenen, blootstelt, leert
ons het volgende drama, dat aan de grenzen plaats greep in den nacht van 28 op
29 meert. Vier personen waren met de brieven nabij de grenzen, te Wortel
gekomen en naderden de grensversperring. Hier moesten de zakken brieven onder
den electrischen draad gebracht worden. Toen zij met dit werk bezig waren,
werden zij door eene Duitsche patroelje verrast. Een der mannen gelukte er in
ongedeerd over de grensversperring te geraken en zich uit de voeten te maken.
M..., van Turnhout en een bewoner van Beerse, raakten bij hunne pogingen tot
vluchten, aan den draad en werden door de electrische strooming
doodgebliksemd. Corneel G..., van Turnhout, werd aangehouden, daarbij vielen al
de geheime brieven (drie groote zakken), in handen der Duitsche soldaten. De
twee lijken werden naar Wortel gebracht, waar hunne begrafenis plaats had.
Corneel G...., werd in t gevang onzer stad opgesloten. De pakken in beslag
genomen brieven bracht men naar het spioenenbureel in de St. Antoniusstraat.
De 28-jarige Lodewijk Marinus, zoon van Gisbert Jozef
Marinus en Elisabeth Van Emmerich was het eerste slachtoffer.. Hij was smid en
woonde in Turnhout. Het tweede slachtoffer was de 19-jarige schoenmaker Livinus
Verstappen uit Beerse. Hij was een ongehuwde zoon van Frans Verstappen en
Maria Constantina Lenaarts. De stoffelijke resten
van beide slachtoffers
werden na de Wapenstilstand ontgraven en met militair eerbetoon naar hun woonplaatsen
overgebracht.
De Turnhoutse smokkelaar die werd gearresteerd was Cornelis
Goversen.
Een aantal plaatsen in Vlaanderens Velden houden
de herinnering levend aan het Ierse offer tijdens de Grote Oorlog. Een locatie
met een sterke band met de Paasopstand vinden we aan de Poezelstraat, een
kleine kilometer ten oosten van Boezinge-Dorp. Daar staat het gedenkteken voor
de Ierse nationalist en dichter Francis Ledwidge (1887-1917). Ledwidge, die al
voor de oorlog enige bekendheid had verworven als dichter, stichtte in 1913
samen met zijn broer in hun geboorteplaats Slaine een afdeling van de
nationalistische Irish Volunteers, een para-militaire organisatie die de
tegenhanger was van de loyalistische Ulster Volunteers. Deze laatste pro-Britse
militie wou zich desnoods gewapenderhand tegen zelfbestuur voor Ierland verzetten.
Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog kwam het tot een open breuk binnen
de Irish Volunteers, waarbij de volgelingen van het gematigde nationalistische
parlementslid John Redmond als vrijwilligers in het Britse leger dienst namen
in de hoop op die manier het door de Britse regering beloofde zelfbestuur voor
Ierland te bekomen, terwijl de radicale vleugel waartoe ook Ledwidge behoorde
ervan uitging dat de moeilijkheden
van Engeland, nieuwe mogelijkheden voor Ierland zouden bieden Vreemd
genoeg zou Ledwidge kort daarna een Brits uniform aantrekken en dienst nemen in
de rangen van de Royal Innikillen Fusiliers. Het blijft gissen naar zijn ware
beweegredenen maar de meeste kenners gaan er nu van uit dat hij zich wellicht
uit liefdesverdriet heeft geëngageerd om naar het front te trekken.
Ledwidge kreeg zijn vuurdoop in april 15 in de
hel van Gallipoli, waar een geallieerde landing op de Turkse kust, uitliep op
een bloederig fiasco. Daarna werd hij in servië ingezet. Tien ook hier de
geallieerden moesten wijken, werd hij ernstig ziek naar Engeland geëvacueerd.
Terwijl hij in het hospitaal lag, brak in Dublin de Paasopstand uit en vernam
hij hoe zijn goede vriend, de dichter Thomas MacDonagh, als één van de
prominente IRA-leiders door de Britten was terechtgesteld. Ledwidges
ontroerende Lament for Thomas MacDonagh
wordt tot op de dag van vandaag als één van zijn sterkste gedichten beschouwd.
De bloederige onderdrukking van de Paasopstand en de daarop volgende golf van
blinde repressie braken Ledwidges laatste illusies aan scherven. Bij zijn
terugkeer aan het front belandde hij voor een krijgsraad omdat hij een Britse
officier had uitgescholden en verloor hij zijn korporaalsstrepen. De gedesillusioneerde
en verbitterde Ledwidge overleefde de zware afweergevechten bij Aras. Begin
juli 17 werd hij met zijn bataljon naar Vlaanderen gestuurd waar een
artillerievoltreffer hem op 31 juli 17 fataal zou worden.
Op de plaats waar nu het monument staat zat
Ledwidge in de vooravond in de stromende regen met een paar kompanen thee te
drinken, toen een granaat midden in het groepje insloeg. Er waren 12 gewonden
en 5 gesneuvelden waaronder Ledwidge die waarschijnlijk op slag werd gedood. De
aalmoezenier van het bataljon noteerde die avond laconiek in zijn dagboek: Ledwidge killed blown in pieces R.I.P.
. Wat er van hem restte, werd ter plekke in een veldgraf begraven, maar in het
voorjaar van 19 bijgezet op het vlakbij gelegen Artillery Wood Cemetery. In
hetzelfde vak II liggen ook Ledwidges makkers begraven die samen met hem
werden gedood: Lance Serjeant John Harte (graf D 20), Private Henry P. Evans
(graf D 10),Private Frank Matingley
(graf E 14) en Private Robert Sharman (graf D 4). De basis van het monumentje werd gemetst in gele
baksteen in het zgn. Vlaams verband,
in West-Vlaanderen ook wel kop en strek
genoemd.In het Engels staat deze wijze
van metselen bekend als Flemish Bond
waarmee de band tussen Vlaanderen en Ierland gesymboliseerd wordt Op het
gedenkteken werd een tekstfragment uit zijn Lament for Thomas MacDonagh opgenomen. Het monument werd op 31
juli 1998 in aanwezigheid van Ledwidges neef Joe en de Ierse auteur Dermot
Bolger onthuld. Een replica staat inmiddels in de tuin van Ledwidges geboortehuis,
waar een klein maar interessant museum over zijn tragische leven werd
ingericht.