Vandaag in Zondag
Frontpoëziedag nog eens een goeie ouwe pacifistische klassieker, met name De Oorlogsidioot van de Nederlandse
dichter en schrijver Martien Beversluis (1894-1966). In 1930 publiceerde hij
bij Johan Mulders uitgeversmaatschappij in Gouda zijn virulent anti-militaristische
bundel Aanklacht. Beversluis was
vanuit ideologisch standpunt gezien, één van de meest intrigerende dichters van
zijn generatie. Hij evolueerde van marxist tot sociaal democraat, stapte over
naar de jong-protestantse beweging om uiteindelijk onder invloed van Alfred
Haighton in fascistisch vaarwater terecht te komen. In 1940 werd hij lid van Musserts
Nationaal Socialistische Beweging (NSB).
Een engagement dat hem drie jaar internring en tien jaar schrijfverbod
opleverde
De Oorlogsidioot
(Shellshock)
Aan 't hooge huis, aan het trottoir,
wat afwaarts van den boulevard;
op 't zelfde plekje neergekromd,
daar, waar de zon maar zelden komt,
zit d'oorlogsidioot op wacht
en lacht, omdat men om hem lacht.
Zijn handen dwalen door de lucht,
als één die tast, wanneer hij vlucht.
Zijn oogen kijken als een kind,
dat ziet en nog geen namen vindt.
Hij grinnikt over alles wee.
De kindren om hem lachen mee.
Men wandelt langs hem als langs steen.
De wielen razen langs hem heen.
De stemmen van het leven gaan
hem al voorbij en niet meer aan.
Hem is geen vreugd meer en geen pijn.
Hij slaapt en hij moet wakker zijn.
Men ziet er naar, men hoort zijn stem.
Men kijkt verbaasd en vlucht van hem.
Hij heft den vinger en hij wijst.
Hij grijnst stompzinnig en hij krijscht.
De mist verhult hem grauw en grijs.
Hij wordt sliknat... hij is niet wijs.
II
Alleen een wrak van denken bleef
waar al het andre overdreef.
Alleen draait in zijn arme geest
de indruk nog die is geweest,
gelijk een oud versleten plaat,
die afknapt en weer zingen gaat.
Zijn vinger heft zich krank en... zie
hij hoort... hij hoort een melodie.
Hij hoort rumoer, gekreun, een schot!
Het breekt weer af, het loopt maar tot...
En dan weer gaat d'herinnering door.
Hij steekt den krommen vinger... hoor!
Daar, waar de plaat gebroken is,
valt weer het floers der duisternis.
De wind waait om, hij hoort geen lied.
De regen valt, hij merkt het niet.
De avond zakt, het licht gaat aan.
Hij weet niet dat hij is gegaan.
Hij wuift aan ieder zijn vaarwel.
Wie is hem dan tot metgezel?
Alleen het herfstblad, dat, als hij,
verslingerd werd in het getij.
En dansend, lachend in zijn dood,
hem stervend afzinkt in den schoot.
III
Dit is het levend monument
van den soldaat, die is bekend.
Dit is de grafsteen, die verschanst,
waarop de vlam van 't leven danst.
Dit zijn de bloemen die verbleeken
Dit zijn de letters die nog spreken.
In dezen afgetobden geest
klinkt nóg de angst, die is geweest.
Hier giert de jammer, die verging,
nog levend in d'herinnering.
In hem kreunt al het leed wat voor
en na hem smeekt om uitkomst... hoor!
Het maant! het eischt! het schreit! en vloekt!
het wordt geprofeteerd! geboekt!
Het ritselt in den wind alom...
Men vraagt, men bidt, men schreeuwt er om!
Ik zelf zing het U bevend voor:
Sta stil bij dezen mensch en hoor!
Maakt hierom, vorstlijke Genaden,
uw trotsch saluut en uw paraden.
Dit is het in memoriam.
Dit is het arm verdoolde lam.
O volk, dat komt uw kind begroeten
bij tomben, die verpulv'ren moeten,
knielt hier - en weent aan déze voeten.
KEMPISCHE HELDENHULDE - EMIEL VAN DYCK (1886-1916)
Vandaag precies een
eeuw geleden sloeg een granaat in op een
schuilplaats bij de Dodengang in Kaaskerke en doodde er twee brancardiers die
in de 3e compagnie, 1e Bn. van het 9e
Linieregiment dienden:. De 29-jarige Emiel Van Dijck en de 22-jarige René
Antoine Moreau. Beiden waren in het burgerleven onderwijzer geweest. Moreau in
Verviers en Van Dyck in de dorpsschool van zijn geboorteplaats Zondereigen, een
gehucht van Baarle-Hertog. Een groot deel van Van Dycks leven stond in het teken
van het onderwijs. Jaak Van Dyck, zijn vader, was hem voorgegaan in het schooltje
van Zondereigen en zijn moeder Louise Verschueren gaf handwerkles in de meisjesschool. In 1912 huwde
Emiel Van Dyck met Marie Vermeiren, een onderwijzeres uit Borgerhout. Het paar
kreeg twee dochters, Maria en Louise,
maar Emiel zou zijn twee kind nooit zien want hij werd in augustus 1914
gemobiliseerd toen zijn vrouw drie maanden zwanger was.
Over de
omstandigheden waarin hij sneuvelde, volgende getuigenis: Sedert mei hebben wij een nieuwe secteur
overgenomen, den Dodengang in Diksmuide. De Duitschen die slechts eenige meters
van ons lagen, beschieten onze loopgrachten met bommen wier moorddadige werking
verschrikkelijk is Den twaalfden mei, rond half vijf s morgens, vliegt een
eerste bom de lucht in en met een helsch gekraak ontploft hij op eenige meters
van onze loopgracht. Wemaken ons gereed
om wat achteruit te trekken buiten bereik der bommen. Maar helaas ! Een tweede
bom valt juist voor onzen abri. Een plank wordt afgerukt en honderden scherven
vliegen binnen. Emiel werd getroffen in het hart, viel ten gronde en ademde
spraakloos nog eenige seconden: intusschentijd ontving hij de absolutie van
E.H. Stassin alsook het H. Oliëlsel. De dood had haar werk verricht Wij lagen
met zeven man in het abri. Drie ervan werden getroffen
Zijn
collega-brancardier Theo Strauven beklemtoonde in zijn lijkrede tijdens de
begrafenis op de militaire begraafplaats van Adinkerke hoe geliefd Emiel Van Dyck
was geweest: Hij stierf als martelaar in
de beoefening zijner taak van liefde en opoffering, in volle borst door een
bomscherf getroffen vóór Dixmuiden, het land der dood. Nog verhelderde na zijn
verscheiden een glimlach zijn gelaat als ware hij heengegaan met de visie der
onsterfelijkheid voor de oogen... Groot was de verslagenheid in de compagnie,
waarin hij slechts vrienden telde en ontelbaar zijn de bewijzen van genegenheid
die mij voor hem zijn aangeboden.
Kort na zijn
begrafenis werd op zijn graf een fraai granieten kruis geplaatst dat was
betaald door de gemobiliseerde onderwijzers uit het kanton Hoogstraten. Emiel
Van Dyck was immers voor de oorlog secretaris geweest van de Noordkempische
onderwijzerskring Onder Ons. Mogelijk
nog voor de Wapenstilstand, maar in ieder geval voor 1920 werd deze zerk, mede
op verzoek van de familie vervangen door een heldenhuldezerk. Deze laatste zerk
werd - net als 95 % van alle heldenhuldezerken op deze site - in het voorjaar
van 1925 door werklui van de Dienst der Militaire Grafsteden van de
begraafplaats verwijderd en later kapotgeslagen om met het puin de toegangsweg naar
de BMB van Adinkerke te verharden Een toegangsweg die later, niet zonder
gevoel voor ironie, de benaming van Heldenhuldeweg zou krijgen . De weduwe
van Emiel Van Dyck had bij de Dienst der Militaire Grafsteden nog verzet
aangetekend tegen een mogelijke verwijdering van deze heldenhuldezerk maar dat
mocht niet baten. Vandaag rust deze geëngageerde onderwijzer in graf 1372 onder
een arduinen Belgische militaire standaardzerk.
Omstreeks 1924 werd rechts naast de kerk van Zondereigen door de lokale
afdeling van VOS een monument opgericht voor de drie gesneuvelden: Lodewijk Van
Den Heuvel (soldaat 11e Linieregiment), Emiel Van Dijck en Frans
Jespers (korporaal , 2e Regiment Grenadiers). Dit monument bestaat
uit een platte hardstenen dekplaat met leeuw en een heldenhuldezerk met de
namen van de gesneuvelden en de tekst: Geen
groter liefde bestaat er dan zijn leven te geven voor zijne vrienden
Op 21 mei 1916 sneuvelde op de voorposten bij Noordschote
Firmin Deprez, adjudant / oorlogsvrijwilliger in het 6e Linieregiment.
Deze vooroorlogse studentenleider was de eerste van de zgn. IJzersymbolen die
tijdens de Grote Oorlog het leven liet. Het zin-geven van zijn dood leidde tot
de oprichting van de stichting Heldenhulde in de zomermaanden van 1916 en zijn door
Joe English ontworpen grafzerk zou model komen te staan voor de
heldenhuldezerken. Een eeuw na datum wordt stilgestaan bij zijn leven en
sterven. Met margrieten, de Vlaamse tegenhanger van de Britse klaproos
organiseert de Vlaamse vredesvereniging V.O.S. op 21 mei om 16.00 u. in de
crypte van de IJzertoren een serene hulde aan Firmin Deprez.