De Turnhoutse oorlogsvrijwilliger Ward Hermans
(1897-1992), soldaat in het 6e Linieregiment, schreef in de
soldatenkrant Ons Vaderland en was
nauw betrokken bij de Frontbeweging. In juli 1918 werd hij aangehouden door de
Sûreté Militaire en zonder enige vorm van proces naar een strafpeloton
houthakkers in het Orne-departement gestuurd waar hij tot midden maart 19
dwangarbeid moest verrichten.In zijn
in 1922 verschenen dichtbundel Gedichten
van liefde en strijdstond onderstaand
gedicht dat hij schreef naar aanleiding van het schenden van tientallen heldenhuldezerken
door onbekenden op de BMB van Oeren
in de nacht van 9 op 10 februari 18.
Binnen twee weken zal het precies 100 jaar geleden zijn dat de Slag om de Somme begon. 1 Juli 1916 Staat sindsdien in de militair-historische standaardwerken geboekstaafd als de 'donkerste dag in de geschiedenis van het Britse leger'. Ik kom de volgende weken zeker nog een paar terug op deze gevechten die zich afspeelden op de uiterste zuidgrens van de aloude Nederlanden. Ter voorbereiding geef ik alvast deze bijzonder goede NDR-BBC-documentaire van Detlef Siebert uit 2006: 'The Somme from defeat tot victory'.
VERDWENEN DUITSE BEGRAAFPLAATSEN - KWATRECHT / MELLE
Ik heb op deze blogstek al geregeld stilgestaan bij de
inzet van de, overwegend uit Bretoenen bestaande, Brigade Marine-fuseliers
o.l.v. admiraal Ronarch. Hun eerste gevecht op Vlaamse bodem vond plaats op 9en 10 oktober 1914 bij Kwatrecht en Melle, waar ze door het gevoeligvertragen van de Duitse opmars kostbare uren
wonnen voor de troepen die vanuit Antwerpen op Gent terugtrokken. Vooral de
Franse machinegeweren bij de spoorwegovergang in Kwatrecht zouden dood en
vernieling zaaien onder de Duitse troepen die vanuit Aalst waren opgetrokken
met de bedoeling Gent in te nemen. De marine-fuseliers telden na de strijd 9
doden en 36 gesneuvelden. De Duitsers hadden een veelvoud aan slachtoffers: Iets
minder dan200 gesneuvelden en een
honderdtal gewonden, waarvan er een aantal later nog bezweken aan hun
verwondingen. De veldgraven van de gesneuvelde Duitsers werden nog voor het
einde van november 14 geruimd en de stoffelijke resten werden vlakbij het
felomstreden talud van de spoorweg herbegraven op het Ehrenfriedhof Melle nr.
233aan de Brusselse Steenweg ter hoogte
van kilometerpaal 44 in Kwatrecht Melle. Toen deze site op 22 december 1914
in aanwezigheid van von Bissing werd ingehuldigd lagen volgens een getuigenis van het aanwezige Reichstaglid
Friedrich Hubrich hier 90 gesneuvelden begraven. In twee massagraven voorzien
van individuele kruizen lagen respectievelijk 41 doden van Ersatz Regiment
nr, 1 en 43 doden van Ersatz Regiment nr. 2. Eén leutnant, 4
Feldwebel-Leutnants en 1 feldwebel lagen in individuele graven. Centraal op de
begraafplaats stond een zandstenen afgetopte monoliet met lauwerkransen in
bas-reliëf en de volgende tekst:
Zum Gedächtnis ihrer Toten
im Weltkriege 1914.
Die 1. Res. Inf. Brigade Errichtet
auf dem Boden Ihres ersten Gefechtes von Kwatrecht-Melle. Am 9 und 10. Oktober 1914
Op deze zeldzame foto uit 1916 (Klik voor een vergroting ) ziet u voor een legerbarak een
aantal kransen die klaarliggen voor een rouwhulde. Zonder uitzondering dragen
ze allemaal het ééntalig Franse opschrift Le
7e Rgt. de Ligne à nos braves tombés glorieusement pour la Patrie.
In het midden van 1916 gingen er onder de Vlaamsgezinden aan het IJzerfront
meer en meer stemmen op tegen de officiële Belgische en dus verfranste militaire
begrafeniscultuur. Op 31 augustus 1915 had het oorlogskabinet een
omstreden besluit uitgevaardigd: In een streven naar meer eenvormigheid en
natuurlijk ook om de identificatie van de graven te bevorderen werd bepaald hoe
voortaan de graven van gesneuvelde Belgische militairen moesten gemarkeerd
worden. Op alle graven diende een kruis geplaatst te worden. Het hiervoor benodigde hout werd
aangeleverd door de Genie. De militaire werklieden zorgden voor het schilderwerk.
Ieder zwart geverfd kruis moest in witte letters de volgende, enkel in het
Frans vermelde gegevens bevatten : Nom et prénoms, .é régiment de ., l'armée belge, Né à . le ., Décéde (of,
al naargelang het geval) Mort pour la
Patrie, à. le . Het uitsluitend
in het Frans markeren van de graven van gesneuvelde Belgische militairen was
niet alleen flagrant in strijd met de geest van de wet op het gebruik van de
talen in het leger van 1913 maar stootte
vooral de Vlaamsgezinden die in de loopgrachten stonden fel tegen de borst. Heel
wat van hen waren bij het uitbreken van de oorlog vrijwillig onder de wapens gegaan.
Uit loyauteit aan België hadden ze de Franstalige bevelvoering, het onbegrip,
de arrogantie en de vernederingen geslikt. Maar de Franse opschriften op hun
graven was een brug te ver In hun ogen bleef het tot in de dood pour les flamins la même chose Oud-strijder
Hendrik Demoen omschreef in zijn toespraak tijdens de IJzerbedevaart van 26
augustus 1923 in Alveringem - Oeren hoe zij het Mort pour la patrie indertijd hadden ervaren: Twee jaar reeds stonden wij, Vlaamsche
IJzerjongens in de slijk- en bloedgrachten van Veurne-Ambacht; twee jaar reeds
lagen de lijken van onze gesneuvelde broeders in de verlaten velden van t
front en op onze stille kerkhoven te rusten. Noch de legeroverheid, noch het
officiële België had er om gedacht op de graven onzer makkers iets te plaatsen
dat aan Vlaanderen denken deed; wél stonden er de duizenden eentonig - zwarte
kruisen met fransch opschrift en akelig rammelende blikken platen met de lelijk
- schreeuwende driekleur.
Velen van hen voelden zich
machteloos bij zoveel onbegrip. De Limburgse legeraalmoezenier Paul
Vandermeulen was de eerste die de kat de bel aanbond door in het voorjaar van 1916 in het door
hem uitgegeven Limburgsch
Studentenblaadje voor Oorlogstijd een oproep te lanceren om tot een eigen,
Vlaamse hulde aan de gesneuvelden te komen. Hij stond niet alleen. Zijn collega
aalmoezenier Flor Fierens schreef in zijn testament veiligheidshalve dat men op
zijn graf een Nederlandstalige zerk moest plaatsen omdat hij niet wilde
meewerken aan: de akelige verfransing
van onze dodenakkers. Moest ik met een Frans uithangbord bij Sint Pieter
aankomen dan vloog ik zeker als verrader van mijn volk aan de deur . Oorlogsvrijwilliger
Renaat De Rudder schreef op 29 september
16 aan zijn
vriend Henri Van Laerehet volgende: Het is droevig te zien en te hooren het
schreeuwend onrecht dat ons wordt aangedaan. Tot op ons zwart soldatenkruis,
belijdenis van ons offer, staat alles in t Frans. En mijn hart bloedt bij het
horen van de ergerende woorden, die onze oversten uitspreken als hun verachting
in onbewaakte ogenblikken naar boven welt: Sales Flamands! Vandermeulens oproep viel dus niet in dovenmansoren.
Uitgerekend in deze periode zochten en kregen meer en meer Vlaamsgezinde
intellectuelen aan het front - onder meer in de Studiekringen en het
Secretariaat der Katholieke Vlaamsche Hoogstudenten (S.K.V.H.) - contact met
elkaar. Uit hun
gesprekken zou in de zomer van 1916 Heldenhulde geboren worden dat een duurzame
en passende grafzerk op de graven van Vlaamse gesneuvelden zou gaan plaatsen