Naar aanleiding van het verschijnen van het boek 'Onsterfelijk in uw steen - Soldatengraven, Heldenhulde en de Groote Oorlog' breng ik vandaag in de rubriek 'Zondag Frontpoëziedag' het gedicht 'Waarom ?' van de Turnhoutse oorlogsvrijwilliger Ward Hermans. Hij schreef het in het begin van maart 1918 als een reactie op de schending van heldenhuldezerken op de BMB van Oeren en het kerkhof van Alveringem een paar weken daarvoor. Oorspronkelijk wilde hij het in de soldatenkrant 'Ons Vaderland' publiceren, maar daar stak de Belgische militaire censuur een stokje voor. Het werd pas na de oorlog, in zijn bundel 'Gedichten van liefde en strijd' voor het eerst afgedrukt...
WAAROM ?
Vlaamsch van lijve, Vlaamsch van harte / Vlaamsch in woord en Vlaamsch in daad / Zoo leefde hij in lief en smarte / Trotsch en fier op eigen aard.
Tot hij viel in 't naakte velde / Van z'n eigen Vlaamsche grond /Maar wat 't zwarte kruis vermeldde / Was iets, dat ik niet verstond.
Vreemde tale, vreemde woorden / Stonden wit op 't zwart in 't kruis ! / Vreemde prate, vreemde kronen / Doemden 't eigen schoon tot gruis.
Uit de novelle 'Longinus' van oorlogsvrijwilliger Franz De Backer (1891-1961): 'De hulppost was een kleine hoeve langs de weg, een halfuur van de eerste lijn. Schrapnels knalden gestadig in de omtrek, de loden balletjes knetterden op de dakpannen. een ambulancewagen, vertrekkens gereed, werd geraakt en sommige gekwetsten gedood. De afgrijselijke geur van bloed, zweet en vuilnis, en de kleur van bloed op witte verbanden, vlamrood eerst, dan als van verflenste pioenen... En dit beeld: Een soldaat was naar de hulppost gekomen, ziek, zei hij, en werd teruggestuurd. En dan een knal, een kreet en een ogenblik later staggerde hij kermend binnen met een zwartgebrande, ontvleesde hand. de opstekende beendertjes waren rood als een bloem van ontzetting. Een verband. Een stuk papier op de borst van de zwijmende man: 'mutilation volontaire'. Dokters waren koel.
En al die doden, al die vreemd-stille of grijnzende, afschuwelijk verminkte, bloederige, modderige, gele doden ! En altijd aan het gegier van zwarte granaten, het geratel van geweren, het snerpende gehamer van mitrailleurs. Een stilte soms, en de angstige zekerheid dat alles opnieuw begon. En daar was het weer, titanisch, hels. De waanzin sloeg me naar 't hoofd. Terug naar de vuurlijn, weer met een gekwetste terug, tot mijn muil openstond van afmatting...'
De kleine CWGC-begraafplaats Calvaire (Essex) Military Cemetery aan de Witteweg in Komen / Ploegsteert is in meerdere opzichten bijzonder. Alle 218 gesneuvelden die hier een laatste rustplaats kregen konden worden geïdentificeerd, wat hoogst uitzonderlijk is voor een militaire begraafplaats in het Ieperse. Bijna de helft van deze gesneuvelden behoorden tot het 2e bataljon van het Essex Regiment of het 2e bataljon van het Monmoutshire Regiment. Twee eenheden, die vanaf november 1914 op deze plaats hun doden begonnen te begraven. Een ander opvallend gegeven is dat op deze site minstens 8 militairen ter aarde werden besteld die jonger dan 18 waren toen ze tussen Ploegsteert en Waasten sneuvelden...Verhoudingsgewijs een ongewoon hoog aantal voor zo'n kleine begraafplaats. Eén van hen was H. Shaw, een private in het 2e bataljon van het Monmouthshire Regiment die amper 16 jaar oud was toen hij op 12 maart '15 in deze sector sneuvelde...Hij ligt nu begraven in vak I, rij J, graf 3 tussen 44 andere gesneuvelden van zijn regiment.