Ik verblijf
tijdelijk in Dendermonde, een stadje dat onlosmakelijk met de figuren van de
jurist Lodewijk Dosfel en de dichter Wies Moens verbonden is. Beiden meenden
tijdens de Grote Oorlog dat Vlaanderen alleen kon gered worden door kamp te
kiezen voor het activisme. Beiden werden voor dit radicale engagement na de
oorlog gestraft. Vandaag in Zondag
Frontpoëziedag geen gedicht maar een fragment uit één van Wies Moens Celbrieven:
Je jongen is gelukkig - ook in zijn
ongeluksdagen. Laat dit gedacht je gedurig een licht zijn en een troost. Als
de cel-deur achter mij dichtslaat, dan gaat mijn wereld open: de wereld der
herinnering, de wereld van mijn dromen - de wereld van het bovenzinnelike.
Want ook de naarheid hier, en de bevangenheid, kunnen je mystieke dromer niet
ómscheppen. Zó is het, kind: Ze kunnen je jongen àlles ontstelen, maar niet
zijn ziel, niet de hemel over zijn ziel, die zijn liefde voor jou en zijn
liefde voor de mensen vol gouden sterren stikte, vol stralende, fonkelende
sterren!
Soms spelen wondere klanken door mijn hoofd, er
hangen fijne verzen te trillen in de muffe lucht om me heen. Maar ik kan de
klanken niet opvangen tot de melodie van een lied, de verzen niet saamsnoeren
tot een gedicht. Klanken en verzen vlotten aan mij voorbij: ze zijn overal in
mijn cel, en ze zijn nergens. Als ik mijn ogen dicht toe, zie ik niets dan
licht, stralekransen en bloemen, bloemen lichtend als pinkstervlammen - en
over alles en in alles is de Vrede, de harmonie van het Licht, - alsof nu
plots mijn ziel moest uitvaren in het oneindige waar alle geluk muziek is, en
alle muziek: eeuwigheid van geluk! Als iemand je vraagt hoe ik het stel, zeg
dan dat ik gelukkig ben. Geloven zij t niet, dan kunnen zij deez regelen
lezen als een belijdenis van mijn geluk.
EVEN STILSTAAN BIJ - ELZENWALLE BRASSERIE CEMETERY
Elzenwalle Brasserie Cemetery
dankt haar naam aan de brouwerij die er ooit rechtover stond. Deze kleinere
maar sfeervolle CWGC site ligt in Voormezele langs de drukke Kemmelseweg.
Deze begraafplaats is een typisch voorbeeld van een zogenaamde
regimentsbegraafplaats, die tussen februari 1915 en november 1917 werd benut
door de opeenvolgende gevechtseenheden die deze sector verdedigden. De acht
perken werden willekeurig op dit terrein aangelegd en bij de naoorlogse heraanleg
naar een ontwerp van George Goldsmith besloot men de oorspronkelijke indeling
te respecteren. Blok III bevat uitsluitend graven van gesneuvelden van het 22e
Bataljon Canadian Infantry Quebec Regiment). Er liggen 41 Canadezen en 108 Britten begraven
waarvan er 5 niet konden worden geïdentificeerd. De lichtjes verhoogde en met
essen beplante begraafplaats wordt aan drie zijden omzoomd door een lage
bakstenen muur. Het cross of sacrifice staat
centraal gepositioneerd in de kleine trappartij vooraan de begraafplaats. De
eerste militair die hier werd begraven was R. Hodgson, een soldaat in het 1e
Bn. Royal Scots, die op 8 februari
1915 was gesneuveld. De laatste was kapitein George Malcolm Finlay van het 14e
Bn. Hampshire Regiment die op 5
november 1917 was gevallen.
Ondanks de kleine
schaal van deze site liggen hier niet minder dan 4 soldaten begraven die jonger
waren dan 18 toen ze vielen: Rifleman R. Andrews, 2e Bn. Royal Irish Rifles, (+ 20.04.1915), Rifleman T. Davis, 7e Bn. Rifle Brigade, (+ 12.06.1915), Private J. Giroux, 22e Bn. Canadian Infantry, (+ 21.05.1916) en Private F. E. Hinton, 9e Bn. Royal Sussex Regiment, (+ 29.10.1915).
De voor zover bekend oudste militair die hier een laatste rustplaats kreeg was de
42-jarige J. Dorian, een Private bij
het 7/8e Bn. Royal Irish
Fusiliers.
De volledige site
werd op 01.04.2009 beschermd als monument.