Aansluitend op mijn Pro Patria-blogbericht van gisteren leek het mij wel gepast om vandaag
in Zondag Frontpoëziedag het
gedicht O Koning van oorlogsvrijwilliger
Filip De Pillecyn te brengen. Duiding of commentaar lijkt mij in dit verband overbodig
O KONING
Eens zag ik U, in glorie van veel duinen / Met zon en
zee gehuwd over t heelal / Terwijl de hoog gestoken bazuinen / Ter hemel gilde
in bronstig geschal / De doffe slag klonk van de wilde choren / Die voor Diksmuide
de dood zong op den wal / Ritme als van klokken uit een dollen toren / Brak
over zand en zee in loggen valt / O, voor Diksmuide, waar de putten rieken /
Van de verwording, waar het hart
verwacht / Vol vrees of koopren tijd zijn wieken / Niet neerlegt op een
doodgebranden nacht / Sire, dien dag kwam voorbijgehost / Slijk aan handen,
bloed over t gelaat / Twee brankardiers ten schaamlen grijzen post / t
Gruwelijk lichaam van een Vlaamsch soldaat / Een Vlaamsch soldaat, een Fronter !
Oogen zacht/ En klaar had hij, met den heel zuivren brand / Van veel verdoken
liefde. En ik dacht / Sire, aan de gouden logen die men spant / Over ons
hoofden met dien schijn van Recht / Met al die liederen over vrije mannen /
Ligt Vlaanderen op Cézembre niet gebannen ?/ Staan wij niet dieper dan de kleinste knecht ? / Zijn al die vielen
voor ons recht verloren ? / Mindert ons recht bij elke gekrampte hand ? / O
mijn broeders, uit één bloed geboren / Met éénder vreugde om eenzelfde land ! /
En gij reedt, t blauw oog over duinen / Gericht naar hemel, oneindigheid en
zee / O ! Schallen reeds de bronstige bazuinen / Zoo luidt dat het
luidschreeuwend Vlaamsche wee / Niet doorklinkt waar gij rijdt in t land der
puinen ?
Het War Heritage
Institute, een instelling van het ministerie van Defensie, is sinds vorige
maand begonnen met het project onze
vergeten helden waarin aandacht wordt gevraagd voor een probleem waarop ik
in het verleden al herhaaldelijk heb gewezen, zijnde het verdwijnen van graven
van gesneuvelden uit de Grote Oorlog op de burgerlijke begraafplaatsen en
kerkhoven. Op zich is daar niks mis mee, integendeel. Er begon echter wel een
alarmbelletje te rinkelen toen bleek dat het startschot van deze campagne werd
gegeven door niemand minder dan de vorst der Belgen in hoogsteigen persoon.
Sterker nog, dezelfde vorst der Belgen zal op 11 november 2018 ook deze
campagne officieel afsluiten. Filip dus als Alfa en Omega van de Belgische
herinneringscultuur . Ik werd echter helemaal gealarmeerd toen ik ontdekte wat
de campagne onze vergeten helden
precies behelst: Op de vergeten graven zullen email plaatjes met de Belgische
driekleur en het opschrift Pro Patria worden
bevestigd Of hoe het Mort pour la
patrie plots weer opgeld maakt. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat
een van de partners van het project de Nationale Strijdersbond is. Het zijn de
revanchistische fossielen van dezelfde NSB die bijvoorbeeld in mijn bloedeigen
Hoogstraten al jaren druk uitoefenen op het stadsbestuur om op 11 november
zéker géén vlag van de Vlaamse gemeenschap naast de oorlogsmonumenten te
hangen, terwijl dit wettelijk verplicht is Onwillekeurig bezorgde het plaatsen
van dergelijke geëmailleerde plaatjes mij een reminiscentie aan een officiële
Belgische praktijk tijdens WO I. In het begin van juni 1917 verschenen er op de
graven van gesneuvelden in onder meer Sint-Jacobs-Kapelle, Reninge en Pervijze
witte marmeren plaatjes met een koninklijke kroon en de ééntalig Franse teksten
Souvenir en Mort pour la patrie . Zoveel koninklijk onbegrip leverde een
scherpe reactie van de nochtans gematigd Vlaamsgezinde Belgische
Stanaard op. In 1920 was het de beurt aan de ultra-patriottistische vzw Nos Tombes - Onze Graven om met de
steun van de toenmalige minister van Landsverdediging, de liberaal Devèze -dezelfde
minister die verantwoordelijk wordt geacht voor het laten vernietigen van
honderden heldenhuldezerken- om op alle Belgische militaire begraafplaatsen tricolore
kokardes in dun plaatstaal aan te brengen. Dezelfde kokardes waar een verbolgen
oud-strijder Rik Demoen naar verwees tijdens de IJzerbedevaart van 1923 in
Oeren: Noch de legeroverheid, noch het
officiële België had er om gedacht op de graven onze makkers iets te plaatsen
dat aan Vlaanderen denken deed: wél stonden er de duizenden eentonig-zwarte
kruisen met fransch opschrift en akelig rammelende blikken platen met de
lelijk-schreeuwende driekleur En nu, plots, bijna 100 jaar na dato zijn
ze er weer, de tricolore blikken plaatjes, zij het deze keer met een neutraal
want Latijns opschrift
De vraag mag niet uit de weg worden gegaan wat hier de
bedoeling van is. Het Vlaams-nationalisme, bouwde tot frustratie van de
Belgische nationalisten al vrij snel na het einde van de Grote Oorlog een
eigen, aan dit conflict gerelateerde herinneringscultuur uit. Deze specifieke
Vlaamsgezinde herinneringscultuur die Vlaams-nationale, pacifistische,
identitaire en emancipatorische elementen met elkaar verweefde, speelde een
belangrijke rol in zowel de Vlaamse ontvoogdingsstrijd als in de vorming van
een Vlaams natiebesef. Zo kwam deze herinneringscultuur op gespannen voet te
staan met de dominante Belgisch-nationale herinneringscultuur die haar symbolen
van collectieve herinnering zoals de Onbekende Soldaat- gebruikte om de
nationale eenheid te (her)definiëren en te representeren. Naarmate het
interbellum vorderde, vergrootten de spanningen tussen beide actoren. Zo poogde
de Belgische overheid de patriottische gevoelens van de bevolking aan te
wakkeren maar vormde het Vlaamse pacifisme een sterke tegenbeweging. Het
officiële Belgische discours werd in die periode gekenmerkt door een
staatsaanhankelijk patriottisme terwijl de Vlaamse Beweging een van de
belangrijkste vertegenwoordigers werd van de pacifistische en antimilitaristische
stroming. Een stroming die zo sterk was dat ze, naar de mening van de historici
Valérie Rosoux en Laurence Van Ypersele leidde tot een decentralisatie en
fragmentatie van het Belgische collectieve geheugen over de Eerste Wereldoorlog.
Historicus Marnix Beyen stelde zelfs dat de Belgische staat te zwak bleek om
een sterk collectief geheugen te vormen waardoor een tegenbeweging als het
Vlaams-nationalisme succesvol kon worden.
Het lijkt er alvast op dat men vanuit de Belgicistische
hoek van plan is om onder de dekmantel van een lovenswaardig project, een ideologische
inhaalbeweging te maken in een poging het collectieve geheugen rond de Grote
Oorlog te accapareren. Het is, naar mijn bescheiden mening, erg jammer ze
daarbij kunnen rekenen op de steun van een N-VA-minister die blijkbaar enig
historisch besef mist
Ik ben alvast benieuwd of ze met hun tricolore parafernalia in de Crypte van de IJzertoren zullen opduiken. Of op de heldenhuldezerk van
Cyriel De Smidt, een 24-jarige soldaat in de machinegeweersectie van het 11e
Linieregiment die op 28 september 1918 bij Stadensneuvelde en op het kerkhof van zijn
geboortedorp Lissewege werd begraven ook een pro patria zullen hangen. Op zijn zerk is immers onuitwisbaar en
voor eeuwig Gesneuveld voor Vlaanderen
in de verduldige arduin uitgehakt...
Een paar
dagen geleden stond ik even stil bij Givenchy Road Military Cemetery in Vimy. Een
paar jaar geleden vond ik bij een bezoek aan deze site dit sprekende gezicht.
Een foto én een gedenkschrift, mooi uitgehakt in een arduinen blokje, bij het
graf van William Harold Muldrew. Deze soldaat in het 102e Bataljon
Canadian Infantry was 19 jaar oud toen hij op 9 april 1917 sneuvelde bij de
bestorming van de strategisch belangrijke heuvelrug van Vimy. Hij werd geraakt
door een machinegeweerkogel in de buikstreek, een verwonding die fataal bleek
te zijn. Op de foto bij zijn graf heeft hij een stoere snor maar op de foto die
kort na zijn inlijving werd gemaakt en die op webstek Canadian Virtual Memorial
van Veteran Affairs Canada is terug te vinden is daar echter nog niets van te
bespeuren. Bij nadere beschouwing lijkt de geportretteerde aan de voet van de zerk zelfs niet op de W.H. Muldrew uit de Canadese database... Misschien een geval van Mistaken Identity ? Muldrew was op 27 oktober 1897 in Gravenhurst, Ontario geboren.
Toen hij op 1 december 1915 dienst nam was hij net begonnen aan een opleiding
als leraar. Hij woonde op dat ogenblik in Red Deer, Alberta wat meteen
verklaart waarom de leerlingen van de Lindsay Thurber secundaire school uit
datzelfde Red Deer, het herdenkingsplaatje op zijn graf plaatsten.