Gilbert Talbot had alles mee om het te maken in het leven: Als zoon van de Anglicaanse bisschop van Winchester behoorde een groot stuk van de Britse intelligentsia tot zijn kennissenkring. Oud-premier Balfour werd zijn politieke mentor terwijl de latere oorlogspremier David Lloyd George en kroonprins Edward vrienden van hem waren. Hij was één van de oprichters van de Jong-Conservatieven en wellicht was hem een briljante politieke carrière ten deel gevallen, was daar de Grote oorlog niet geweest. Bij het uitbreken van de oorlog was hij net op wereldreis vertrokken met zijn makker Geoffrey Colman. Slechts een paar uur na hun aankomst in Québec is hij al terug op weg naar huis om er dienst te nemen. Hij krijgt meteen na aankomst een aanstelling in de 7e Rifle Brigade waar zijn broer Neville op dat ogenblik dient als aalmoezenier. Op 19 mei '15 is zijn basisopleiding afgemaakt en trekt hij het Kanaal over richting Ieper waar hij een paar dagen later zijn vuurdoop krijgt. Op 30 juli - de ochtend van de infame vlammenwerper-aanval bij het Hoge - bevindt zijn eenheid zich net in rust in Vlamertinge, wanneer ze ingezet wordt bij de tegenaanval. Om 14.45 u. valt hij met zijn mannen, vanuit het nabijgelegen Zouave Wood de Duitsers in Zillebeke frontaal aan.Terwijl hij in het fel beschoten niemandsland probeert het prikkeldraad door te knippen wordt hij in de hals geschoten. Zijn trouwe oppasser, private Nash wordt verschillende keren getroffen terwijl hij de hevig bloedende Talbot probeert te verzorgen. Een paar tellen laten wordt Talbot geveld door een kogel in het hart en is hij op slag dood. In het heetst van de strijd bleek het onmogelijk om zijn lichaam te bergen. Twee dagen later probeert zijn broer het, maar hij bekoopt deze heikele missie bijna met zijn leven... Pas een week later konden de stoffelijke resten van Gilbert Talbot geborgen worden en werd hij begraven in Sanctuary Wood, waar hij vlak bij het Cross of Sacrifice een laatste rustplaats kreeg.
Zijn houten grafkruis dat sinds 1924 op zijn graf stond, werd in de jaren dertig overgebracht naar de zolderverdieping van Talbot House in Poperinge. Deze club waar Britse militairen tijdens de oorlog zonder onderscheid van rang en stand konden uitblazen na de ontberingen van het front, werd in december '15 opgericht door Neville Talbot en 'Philip Tubby' Clayton en werd vernoemd naar Neville's gesneuvelde broer die symbool stond voor de zwaar gedecimeerde 'Golden Generation' van beloftevolle jongemannen die tijdens de 'Great War' het hoogste offer brachten....
IN MEMORIAM - THOMAS KEITH HEDLEY RAE (1889 - 1915)
Voor de muur van Sanctury Wood Military Cemetery, staat uiterst links van de ingang een eenzaam Keltisch geïnspireerd grafmonument. Dit buitengewoon fraai uit hardsteen gekapte monument houdt de herinnering levend aan second lieutenant Keith Rae, C-Company, 8th. Rifle Brigade. Deze sociaal bewogen oud-student van Balliol College in Oxford was in 1913 aangesteld als leraar aan het Marlborough College in Wiltshire. Amper een jaar na zijn aanstelling brak de Eerste Wereldoorlog uit en zoamls veekl van zijn generatiegenoten meldde hij zich vrijwel meteen als vrijwilliger en kreeg een aanstelling als tweede luitenant in de 8th Rifle Brigade, een bataljon dat op dat ogenblik geformeerd werd in Aldershot Barracks. Midden mei '15 was zijn eenheid gereed om naar het front te worden gestuurd en vertrok hij naar de omgeving van het Frans-Vlaamse Kassel. Vanuit Kassel vertrok Rae met zijn mannen naar Ieper waar ze belast werden met de verdediging van de sector tussen Railway Wood en de noordzijde van de Meenseweg bij Hooge, op dat ogenblik één van de meest omstreden plaatsen aan het Westelijke front. Op 30 juli vielen de Duitsers, ondersteund door een speciaal hiervoor opgeleide vlammenwerpers-eenheid, uitgerekend de posities van de 8th Rifle Brigade aan (zie mijn vorige blog). De meeste mannen van C-company verdwenen in de kolkende vuurstroom. Keith Rae werd voor het laatst gezien op de borstwering van een loopgraaf bij de mijnkrater van Hooge; overdekt met brandwonden en fel bloedend, vuurde hij samen met zijn pelotons-sergeant op de aanstormende Duitsers. Hij werd niet meer teruggezien en zijn lichaam werd nooit teruggevonden.
Het monumentje - dat ook hulde brengt aan Rae's wapenbroeders die op die verschrikkelijke ochtend van 30 juli '15 het leven lieten - werd door de familie Rae op 15 mei 1921 ingehuldigd op de plaats waar hij voor het laatst was gezien. In 1966 liet baron de Vinck, de toenmalige eigenaar van het kasteeldomein het Hooge het grafkruis verplaatsen naar Sanctuary Wood waar het nu wordt verzorgd door de CWGC.
De erg door mij gewaardeerde Britse historica Lyn MacDonald gaf niet voor niets haar beklijvende boek '1915' de ondertitel 'The dead of innocence' - het verlies van de onschuld - mee... Nauwelijks was het effect van het inzetten van gifgas als oorlogswapen weggedeemsterd of opnieuw beleefde men in Vlaanderens velden een gruwelijke wereldprimeur. Op 19 juli '15 hadden de Britten bij het aan gort geschoten kasteel van Hooge een ondergrondse mijnlading laten exploderen onder de Duitse stellingen. De 36 meter brede en 6 meter diepe krater werd meteen bezet door de Britten. In de vroege ochtend van 30 juli kwam het Duitse antwoord. De Engelse luitenant Carey, 1st company van het 7th Bn. King's Royal Rifle Corps beschreef wat er gebeurde: 'Plotseling was er een sissend geluid en een heldere roze gloed boven de krater verlichtte het terrein. Toen ik opkeek zag ik 3 of 4 afzonderlijke vurige stralen, zoals een aantal krachtige brandweerslangen water, maar dan nu van vuur, over mijn eerste loopgraaf spuiten. hoe lang dit duurde is onmogelijk te zeggen, waarschijnlijk niet langer dan een minuut, maar het effect was zo angstaanjagend dar ik voor enige tijd niet in staat was behoorlijk te denken. Ongeveer 12 men van het 2e peloton was alles wat ik aan manschappen kon vinden. zij die oog in oog kwamen te staan met de aanvallers werden nooit meer gezien...' De Britse verdedigers van de krater bij het Hooge hadden geen schijn van kans gehad tegen de nieuwe Duitse vlammenwerpers. Op 26 februari man '15 had de Flammenwerfer-Abteilung Reddemann al bij het Franse plaatsje Malancourt geëxperimenteerd met vlammenwerpers, maar deze bleken moeilijk te hanteren en te primitief. Op een paar maanden tijd wisten ze niet alleen het wapen maar ook hun aanvalstechniek te perfectioneren met verwoestende gevolgen bij het Hooge. Het aanvallende Würtembergische Infanterie Regiment nr. 126 werd voorafgegaan door de speciaal opgeleide pioniers van de 9e cie. van het IIIe Garde-Pionier-Bataillon. Gewapend met 9 Grof en 11 Kleif-vlammenwerpers veroverden ze in een mum van tijd de stallingen van het Hooge. Terwijl de Duitse artillerie een erg accuraat trommelvuur legde op de verbindingsloopgraven tussen het Hooge en Zouave- en Santcuary Wood, werden de 8th Rifle Brigade en het 7th King's Royal Rifle Corps uit hun stellingen geveegd door het moordende vuur. Het 8th Rifle Brigade dat die rampzalige ochtend met 24 officieren en 745 onderofficieren en soldaten in de lijn was gebracht, verloor 19 officieren en 469 manschappen aan doden, gewonden en vermisten... De vlammenwerpers van de 9e cie van het IIIe Garde-Pionier-Bataillon kwamen ongedeerd uit de aanval... De spiraal van geweld die de Grote Oorlog was, was verder geëscaleerd...
Niet ver van de IJzertoren en de Dodengang, in Oud-Stuivekenskerke ligt de site Onze-Lieve-Vrouwehoekje. Deze plaats van herinnering wordt gedomineerd door de ruïne van de westtoren van de gotische Sint-Pieterskerk. Omstreeks 1866 gaf de toenmalige burgemeester van Stuivekenskerke aan dat de restauratie van dit godshuis te duur zou zijn om nog langer te kunnen worden verantwoord. In 1870 werd de kerk afgebroken en werd twee kilometer noordelijk van deze site een nieuwe parochiekerk opgericht. Alleen de westtoren bleef behouden en werd tussen 1898 en 1901 gerestaureerd. Tijdens de IJzerslag in oktober '14 vormde Oud-Stuivekenskerke de inzet van zware gevechten maar na de stabilisatie van de frontlijn lag het als een vooruitgeschoven stelling, de zgn. 'Grote Wacht Zuid' in de onder water gezette IJzerpolders. De ruïne van de door de Belgische genietroepen in brand gestoken kerktoren werd vooral bekend door de franciscaner monnik en oorlogsvrijwilliger Edouard Lekeux (1884-1962) die in de bijzonder nuttige ruïne een observatiepost bemande. Deze legendarische artilleriewaarnemer was bij het uitbreken van de oorlog novice bij de Minderbroeders en werd meteen na zijn melding als oorlogsvrijwilliger artillerieofficier. Daar waren zijn vroegere studies aan de Militaire School wellicht niet vreemd aan. Lekeux bleef vanaf december '14 meer dan 16 maanden in Oud- Stuivekens. Toen de trappen niet langer bruikbaar waren door de veelvuldige beschietingen kon hij toch nog door een zelf bedachte ladderconstructie zijn werk voortzetten. Tegen de herfst van '15 was deze post echter bijna onbemanbaar geworden door het accurate Duitse artillerievuur. Het geniebataljon van de Ie Legerdivisie construeerde daarom een stevige betonnen mitrailleurbunker tussen de muren van de torenruïne, die tot aan het Eindoffensief in september '18 permanent bemand bleef. In 1922 werd deze site officieel een 'Site de Guerre'. Drie jaar later werd in de onmiddellijke omgeving van de observatiepost op initiatief van pater Lekeux de kapel van Onze Lieve Vrouwe der Zege gebouwd. Bij deze kapel vinden we niet alleen één van de demarcatiepalen van de Touring Club, twee bunkers en de gedenkzuilen voor het 5e Regiment Lansiers en het 1e en 2e Bataljon Karabiniers-wielrijders terug maar ook 41 gedenkpalen die werden opgericht voor alle Belgische eenheden die betrokken waren bij de IJzerslag. In de kapel vinden we tal van persoonlijke memento's en herdenkingsplaatjes terug voor militairen die in deze omgeving sneuvelden. Deze ietwat vergeten oorlogssite in het met brede sloten doorkerfde polderlandschap is zeker een bezoekje waard, alleen jammer dat ze ontsierd wordt door een spuuglelijk houten observatieplatform dat boven op deze historische ruïne werd geconstrueerd...
Aansluitend op mijn bericht m.b.t. Onze-Lieve-Vrouwe-hoekje twee foto's uit de oude doos. Op de eerste opname zien we de torenruïne van Oud - Stuivekens. Een foto die wellicht in de nazomer van '15 werd gemaakt en waarop duidelijk de behoorlijk halsbrekende ladderconstructie zichtbaar is die door Lekeux werd gebruikt voor zijn artilleriewaarnemingen. De twee foto met de schildwacht, werd een paar honderd meter verder gemaakt bij 't Smiske en dateert wellicht uit de kille oorlogswinter van '16-'17.