Vandaag past in deze rubriek een nieuwjaarsgedicht.
De Duitse dichter, schrijver en kunstschilder Max Dauthendy (1867-1918) was een
bekende figuur in Berlijnse kunstkringen waar hij onder meer bevriend was
met figuren als Edvard Munch, Sefan George, Hugo von Hofmannstahl en August Strindberg.
Dauthendy was net begonnen aan een tweede wereldreis toen de Eerste Wereldoorlog
uitbrak. Hij had pech want hij bevond zich net in Nederlands Indië waar hij
prompt op bevel van de overheid, samen met enkele duizenden andere Duitsers en
Oostenrijkers, werd geïnterneerd voor de rest van de oorlog.
Hij schreef dit nieuwjaarsgedicht op 31 december 14
in een interneringskamp aan het Toba-Meer op Sumatra. Hij bezweek op 29
augustus 18, 51 jaar oud, aan malaria in het Javaanse Malang. In 1930 werden zijn
stoffelijke resten overgebracht naar zijn geboortestad Würzburg waar ze werden
bijgezet in de tuin van het Fränkischen
Luitpoldmuseums. Zijn graf werd op 16 maart 45 zwaar beschadigd door een
geallieerde luchtaanval. Zijn weduwe, Annie zu Ende stierf overigens ook door
oorlogsgeweld. Zij kwam, samen met tienduizenden anderen, om in de nacht van 13
op 14 februari 45 bij de vuurstorm die was veroorzaakt door het bombardement
op Dresden.
EVEN STILSTAAN BIJ... DE LAATSTE DODENDRAADSLACHTOFFERS VAN '17
Op deze blog sta ik geregeld stil bij het - te lang vergeten - verhaal van de slachtoffers van de Dodendraad, de onder stroom staande draadversperring aan de Belgisch / Nederlandse grens . 1917 Was een bijzonder bloedig jaar met minstens 14 dodelijke slachtoffers in de Noorderkempen. De man op deze ietwat wazige en langzaam door de tand van de tijd vervangende foto uit de Collectie van het Turnhoutse Stadsarchief lijkt vredig te slapen maar in realiteit werd hij geëlektrocuteerd. Hij stierf een vreselijke dood op een godvergeten plek in een uithoek van ons land. Hij was één van de twee laatste slachtoffers die in 1917 in onze regio omkwamen. In de vroege ochtend van 1 september '17 probeerden twee uit Duitsland ontsnapte Britse krijgsgevangenen in Weelde-Station de grens over te steken. Ze raakten beiden op een of andere manier de Dodendraad en werden op slag gedood. Hun stoffelijke overschotten werden naar het mortuarium van het Gasthuis in Turnhout gebracht war ze werden opgebaard. Wellicht werden er foto's van beide lijken gemaakt, maar er resteert er slechts één. Twee dagen later werden Edward Johnson (PO/744(S) en James J. Kilcloyne (PLY 15994), die beiden gediend hadden bij de Royal Marine Light Infantry van de Royal Naval Division (RND) begraven op de oude stedelijke begraafplaats in de Kwakkelstraat. Vreemd genoeg werden hun twee eenzame graven later niet geïntegreerd in het CWGC-perk dat een paar meter verder, kort na de Tweede Wereldoorlog voor de gesneuvelden uit het Bitse Gemenebest werd aangelegd. Ik heb, jammer genoeg, tot nu toe nog niet kunnen achterhalen of deze twee onfortuinlijke Britten werden gevangen gemaakt in oktober '14 toen de RND nog op het laatste ogenblik en vruchteloos werd ingezet bij de verdediging van Antwerpen, dan wel later aan het Westelijke front waar de RND zich onder meer aan de Somme en in het Ieperse had onderscheiden...
Eigenlijk feitelijk is het nog wat te vroeg voor vuurwerk maar vandaag mag het volgens mij. Vandaag werd immers weer een 'historische mijlpaal' op deze blog bereikt. De kaap van 200.000 'hits' werd overschreden... Daarvoor kan ik alleen maar mijn nog steeds aangroeiende schare lezers meer dan dankbaar zijn. Ik kan ze alvast gerust stellen: Ik ga nu niet op mijn lauweren rusten... Ook in 2018 zal deze blog zoveel mogelijk mijn hoogstpersoonlijke kijk op de Grote Oorlog en alles wat hieraan gerelateerd is blijven brengen.
Op deze kerstdag lijkt deze tekening van Joe English (1882-1918)
gepast. Hij tekende zijn sobere maar krachtige Kerstnachtvisioen als een
illustratie voor het door Cyriel Verschaeve samengestelde Gebedenboek voor de Vlaamsche Soldaat. Dit gebedenboek verscheen
precies een eeuw geleden, in 1917 bij uitgeverij Paul Brand in Bussum en kende
een ruime verspreiding aan het IJzerfront. De tekening sloeg meteen aan en werd later
door het Secretariaat der Katholieke Vlaamsche Hoogstudenten aan den IJzer
(SKVH) massaal als postkaart verspreid.