Na al het
Engelse verbale geweld van de laatste weken in Zondag Frontpoëziedag vandaag graag even uw aandacht voor één van
mijn favoriete War Poets, de Ierse
dichter en novellist Patrick MacGill. Hij werd op 24 december 1889 in Glenties
in County Donegal geboren als oudste in een gezin dat elf kinderen zou gaan
tellen. Zijn ouders hadden het niet breed en nadat hij tot zijn tiende naar
school was geweest, ging MacGill noodgedwongen werken, eerst als boerenknecht op de
schrale velden in het Noordwest van het niet altijd- Groene Eiland, later als
dagloner/arbeider, één, van de beruchte Ierse navvies, die als moderne slaven een substantieel deel van het
Britse imperium hebben uitgebouwd. De bijna auto-didact MacGill schoolde zich
na het werk zelf bij en in 1911 publiceerde hij met succes- een eerste
dichtbundel. Zijn debuut en een paar opgemerkte artikels van zijn hand
volstonden om hem een paar maanden later een full-time job te bezorgen bij de Daily Express. Nog voor 1914
had hij al drie bundels gepubliceerd.
Tijdens
de Grote Oorlog nam hij dienst in het 18e bataljon van the London Regiment, de London Irish Rifles. Het was in de
rangen van deze eenheid dat hij in de herfst van 15 ernstig gewond raakte bij
de slachtpartij rond het Frans-Vlaamse mijnstadje Loos. Persoonlijk ben ik van
oordeel dat zijn krachtige, expressieve gedichten maar ook zijn literatuur
zoals het beresterke The Great Push tot
het beste behoren wat er tijdens en over de Grote Oorlog is gepubliceerd.
A VISION
This is a tale of the trenches
Told when the shadows creep
Over the bay and traverse
And poppies fall asleep.
When the men stand still to their rifles,
And the star-shells riot and flare,
Flung from the sandbag alleys,
Into the ghostly air.
They see in the growing grasses
That rise from the beaten zone
Their poor unforgotten comrades
Wasting in skin and bone,
And the grass creeps silently o'er them
Where comrade and foe are blent
In God's own peaceful churchyard
When the fire of their might is spent.
But the men who stand to their rifles
See all the dead on the plain
Rise at the hour of midnight
To fight their battles again.
Each to his place in the combat,
All to the parts they played
With bayonet, brisk to its purpose,
Rifle and hand grenade.
Shadow races with shadow,
Steel comes quick on steel,
Swords that are deadly silent
And shadows that do not feel.
And shades recoil and recover
And fade away as they fall
In the space between the trenches. And the watchers see it all.
Drie fotos van de CWGC-site Givenchy Road Canadian Cemetery die als een momentopname inde tijd een mooi beeld geven van de evolutie
van deze militaire begraafplaats. De eerste foto dateert uit 1919, de tweede is
gemaakt in de jaren dertig en de laatste in de vroege herfst van 2017.
Givenchy Road Canadian Cemetery, in de schaduw van het grote Canadian Cemetery nr. 2 op de met bloed doordrenkte heuvelrug van
Vimy is een interessante site. Ze heeft een ongewoon, cirkelvormig grondplan en
wordt vandaag omsloten door een natuurstenen muurtje maar op de foto uit de jaren
dertig zien we op deze plaats een inmiddels verdwenen- haag. Zonder
uitzondering dragen de 111 zerken op
deze site het esdoornblad wat erop wijst dat alle militairen die hier werden
begraven Canadezen waren. Op vijf na
sneuvelden ze allemaal op 9 april 17 in de onmiddellijke omgeving van de
plaats waar ze nu rusten. Niet één van hen was een officier, het waren allemaal
soldaten of onderofficieren. Slechts twee van hen kon niet geïdentificeerd
worden. U zal merken dat alle zerken tegen elkaar aanleunen. Dit heeft alles te
maken met de instabiliteit van de met tunnels doorboorde ondergrond op deze
site.
EEN VAN VELE... - HILLYAR GEORGE EDWIN HILL TREVOR
Vandaag een tweede bijdrage in mijn nieuwe topic Eén van vele waarin ik op zoek ga naar
individuele monumenten, persoonlijk gekleurde Lieux de Mémoiredie op het
gewezen, westelijke front terug te vinden zijn.
In de Rue du Moulin in het desolate landschap bij het
Frans-Vlaamse Givenchy, op een boogscheut van het kanaal, staat ietwat verloren
weg, een ingetogen monumentvan een
treurende vrouw met lauwerkrans. Het moet de herinnering levendig houden aan
Hillyar George Edwin Hill Trevor. Het bevindt zich bij benadering op de plaats
waar deze luitenant in het 1e Bataljon van de Scots Guards op 21 december 14 aan het hoofd van zijn peloton
sneuvelde bij een artilleriebeschieting. De 1e Guards Brigade moest
die ochtend in alle vroegte de Duitse loopgrachten bij de Rue dOuvert ten oosten van Givenchy bestormen. Hillyar George Hill
Trevor voerde het voorste peloton aan toen hij door een kogel in het hoofd werd
getroffen en op slag werd gedood.
Tweede Luitenant Hill Trevor was pas op 18 december
bij zijn eenheid aangekomen en was één van drie Scots Guards die op 21 december
bij Givenchy sneuvelden. Hij was de enige zoon van the honourable George Edwin Hill Trevor en kleinzoon van the First Lord Trevor of Chirk in Noord
Wales.Een van zijn voorouders was Ann
Trevor, de moeder van Arthur Wellesly, de hertog van Wellington. Zijn veldgraf
ging verloren en daarom wordt hij herdacht op het Memorial to the Missing in Le Touret. Het monument werd bekostigd
door de familie. Toen het beeld in 1927 moest hersteld worden, zorgde zijn oom,
generaal-majoor Du Cane voor de nodige financiën en de overdracht van het
beheer aan de IWGC, de voorloper van de CWGC.