Kritiek op grote scholengroepen zoals in VSKO-plan
vanuit hoorzittingen en onderzoeksrapporten
Onderwijskrant 173 (april-mei-juni 2015: deel 5).
Bedenking vooraf:
Op de vergadering van 27 april j.l. met de directeurs en bestuursleden
van onze scholengroep bleek heel weinig interesse voor grootschalige
scholengroepen zoals in het VSKO-plan van 8 januari j.l. Ook uit een recente open bevraging bij directeurs
lager onderwijs (West-Vlaanderen) bleek
er weinig enthousiasme voor het VSKO-plan
en voor verplichte associaties met het secundair onderwijs. De kritieken sluiten aan bij de kritiek op grote scholengroepen
tijdens de hoorzittingen van januari 2013 van de onderwijscommissie en in tal
van onderzoeksrapporten.
1 Inleiding
Een onderwijsman stuurde me volgende reactie na
een eerste lezing van het VSKO-plan over de bestuurlijke
schaalvergroting (8 januari j.l.): Ik heb
plaatsvervangende schaamte bij een eerste lezing
van de recente Guimardstraattekst over de bestuurlijke
schaalvergroting. Van de 10 (selectieve)
referenties zijn er 5 van de OESO, 1 referentie
verwijst naar een niet gepubliceerde tekst van ene
Sanneke Bolhuis, 1 naar het regeerakkoord, 1 naar
zichzelf, 1 naar Dirk Van Damme. Verder wordt een
tekst van prof. Geert Devos misbruikt. Ze laten zo
uitschijnen dat hun visie gedragen wordt door de
visie van Geert Devos (pag. 12) terwijl ik zijn tekst
juist meer lees als een waarschuwing tegen bestuurlijke
optimalisatie.
De VSKO-kopstukken stellen de grote scholengroepen
voor als een evident goednieuwsverhaal.
Dat de door het VSKO vooropgestelde zegeningen
in de praktijk veelal averechts uitvallen, mag niet
geweten zijn. In de VSKO-tekst komen geen rechtstreekse
verwijzingen voor naar de vele publicaties
en rapporten over de nefaste gevolgen van grote
scholengroepen en hun bestuurskoepels. De 10
referenties in het VSKO-plan hebben overigens weinig
te maken met de thematiek van de grote
scholengroepen. Het OESO-rapport waarnaar even
verwezen wordt, is een genuanceerd rapport over
de voor- en nadelen van kleine en grotere scholen,
maar niet van grote scholengroepen. De
VSKO-kopstukken
vertellen bij de verwijzing naar Dirk Van
Damme er ook niet
bij dat uitgerekend deze OESOexpert
betreurde dat die grote scholengroepen
enkel in het belang waren van het grote katholiek
onderwijsnet. Van Damme wees op een OVSGstudiedag
ook op de gevaren van grote scholengroepen
en van het streven naar 1 officieel net.
In de verwijzing naar een studie van de Gentse prof.
Geert Devos wordt de indruk gewekt dat deze een
grote voorstander is van het
VSKO-grootschaligheidproject.
In zijn spreekbeurten en publicaties
over bestuurlijke schaalvergroting besteedt Devos
echter veel meer aandacht aan de gevaren en
valkuilen dan aan mogelijke voordelen. In een volgende bijdrage
gaan we uitvoerig in op de studie van Devos.
In deze bijdrage
vermelden we een aantal kortere standpunten.
De eerste drie werden geformuleerd op de hoorzittingen
van januari 2013 over het lerarenpact en
de schaalvergroting (zie punt 2). Ook prof. Devos
kreeg het woord op de hoorzitting, maar zijn visie
krijgt uitvoerig aandacht in een volgende bijdrage.
In punt 2.4 komt
de visie van prof. Devos ook al aan bod,
maar in de volgende bijdrage geven we zijn visie
uitvoerig weer.
2 Standpunten tijdens hoorzittingen 2013
2.1 Kritiek van professor Peter Vlerick (UGent)
Schaalvergroting heeft, althans theoretisch gezien,
een aantal positieve economische effecten, bijvoorbeeld
budgettair. Tegelijk kunnen er evenwel heel
wat minder positieve sociale effecten opduiken. Uit
eerder wetenschappelijk onderzoek en ervaring
weet en vermoedt de spreker dat schaalvergroting
in het onderwijslandschap, om redenen van bestuurlijke
efficiëntie, gepaard kan gaan met een verhoogde
mate van formalisatie of bureaucratisering
(bijvoorbeeld regels, procedures enzovoort), en een
toename van de horizontale complexiteit (bijvoorbeeld
veel scholen,duizenden studenten en honderden
leerkrachtenn, meer personeel) en verticale
complexiteit - meer hiërarchische niveaus.
Dit alles neemt toe, terwijl tegelijk elke school deels
afstand moet doen van de eigen autonomie en cultuur,
met implicaties voor de arbeidscontext van de
leerkrachten en plaatselijke directeurs. De heer Vlerick
vreest dan ook op termijn voor nog meer demotivering
en hij ziet weinig gegadigden om in een
dergelijk multinational-concept als CEO op te treden.
2.2 Kritiek van Roland Vermeylen
(zelfstandig HRM-en organisatieconsulent)
Hoe groter de systemen worden, hoe meer vervreemding
men krijgt. Zelfs in het bedrijfsleven mislukken
niet minder dan zeventig tot tachtig percent
van de fusies. Ze kosten veel geld, en ze slagen
niet vanzelf. Dat moet men beseffen als men in het
onderwijs naar schaalvergroting/associaties streeft.
Fusies zijn altijd heel moeizame processen die nooit
vanzelf gaan. De directeurs van de scholen dreigen
daarbij ook - en wellicht terecht - de buffer te worden
tussen de hogere overheid en de leraren.
Het gevaar bestaat ook dat de directies van grote
scholengroepen gaan denken in economische en
organisatorische wetmatigheden. Wie zal daar nog
zorgen voor het aanstekelijke vuur?
Voor het verhogen van het beleidsvoerend vermogen
vertrekt de nota van een individueel competentieprofiel.
Het dient echter meer te gaan over
groepscompetenties en processen van eigenheid.
Een groep, een beleidsteam, is veel belangrijker
dan een (super)directeur. Als de groep niet meewil,
krijgt de directeur te maken met sabotage of andere
vormen van weerstand.
Met betrekking tot de schaalgrootte, meent ook de
heer Vermeylen dat de corporate spirit op
zeer grote
schaal niet mogelijk is. Hij kleurt die gedachte met
voorbeelden van wat decanen en rectoren van de
Ierse universiteit tijdens een sessie tekenden bij de
vraag om te tekenen hoe ze zich voelden. Iemand
tekende een enorm huis met een grote voordeur en
piepkleine achterdeur en stelde dat zijn leven erin
bestond via de grote deur binnen te komen maar
vooral te weten dat bij te grote druk er een kleine
ontsnappingsmogelijkheid was. Iemand anders tekende
het achterwerk van een olifant en liep
erachter met een schepje dat veel te klein was om
de grote uitwerpselen op te ruimen. Als directeur
voelde hij zich als iemand die continu achter de
drollen aanliep zonder ze de baas te kunnen. Dat is
het gevolg van te grote systemen.
Reactie van prof. Boudewijn Bouckaert (voorzitter
onderwijscommissie): Bij de schoolgrootte is er
sprake van een brutale schaalvergroting van de
scholen. De top zou dan volgens de heer Vermeylen
alleen nog oog hebben voor relatief abstracte
en kwantificeerbare elementen, wat uitmondt
in vervreemding van de basis. Voor de heer
Bouckaert lijkt het vooral van belang dat de corporate
spirit aanwezig is en blijft, met name dat men
zich goed voelt als de school het goed doet, dat een
leerkracht zich met de school identificeert. Er leeft
een grote vrees dat een schaalvergroting juist dat
groepsgevoel nog meer zal afbouwen.
2.3 Kritiek van Peter Verleg
In de nota over schaalvergroting leest Peter Verleg,
ex-directeur, dat scholenassociaties/scholengroepen
wenselijk zijn. Operaties van schaalvergroting
zijn echter vaak moeilijk te managen, zowel
financieel als bestuurlijk. De menselijke maat verdwijnt.
Daarom is men in Nederland momenteel
bezig grote fusies ongedaan te maken.
Hij is het ermee eens dat er aandacht moet worden
besteed aan het beleidsvoerend vermogen van de
scholen. Hij waarschuwt echter voor een te formele
bureaucratische structuur. Verleg hecht meer belang
aan het vergroten van de autonomie van de
scholen en van de professionaliteit van de leerkracht.
Het is volgens de heer Verleg ook niet aantoonbaar
dat schaalvergroting leidt tot de gewenste
kwaliteitsverbetering.
Ook een betere financiële sturing is niet
aantoonbaar. Bij
hele grote associaties wordt juist
duidelijk dat de verhouding tussen wat naar het
primaire proces gaat en de overhead volkomen uit
balans is.
Schaalvergroting kan in bepaalde gevallen nodig
zijn, maar het blijft dan voor de spreker zeer de
vraag of dat tot fusies moet leiden. Hij ziet meer in
wat hij het Rabobankconcept noemt, met b.v. een
rist scholen die autonoom blijven en met centraal
een vorm van coöperatieve aansturing. Fusies
slorpen veel tijd en energie op en brengen niet wat
men ervan verwacht, stelt hij, zeker niet in een tijd
waarin men snakt naar erkenning en dichter staan
bij de samenleving, gezien worden en vertrouwen
krijgen en geven. De samenleving in al zijn
economiseringsprocessen
heeft volgens de heer Verleg te
weinig aandacht voor de burgers en staat te ver van
alles af. Pragmatische samenwerking zoals binnen
de scholengemeenschappen is inderdaad nog heel
iets anders dan fusies.
2.4
Prof. Geert Devos: risico's grootschalige scholengroepen:
rondetafelconferentie 14 maart 2014
Op de rondetafelconferentie Bigger schools, better
governance? somde
prof. Geert Devos volgende
risicos van grote scholengroepen en schoolbesturen
op ( 14 maart 14, Brussel, OVSG & vleva):
(a)
Alienation (vervreemding) of board, schools,
parents
and students.
(b) Law
of Michels: The iron law of oligarchy states
that all
forms of organization, regardless of how
democratic
they may be at the start, will eventually
and
inevitably develop oligarchic tendencies, thus
making
true democracy practically and theoretically
impossible,
especially in large groups and complex
organizations.
The relative structural fluidity in a
small-scale
democracy succumbs to social viscosity
in a
large-scale-organization. According to the
iron
law of Michels democracy and large-scale
organization
are incompatible.
(c) Risk
of professionalization: permanent governors
(for
life): guarantee of competence?
(d) Who
controls the school board?
(e)
Organizations keep people busy: meer taaklast
(f) More
difficult personnel policy: vervreemding
(g) Governability: moeilijk bij grote aantallen
(h) Complexity: de complexiteit vergroot b.v. bij
association
primary and secondary schools: different
policy in
personnel and pedagogy. What is right
for
secondary is not always right for primary.
In wat volgt putten we uit een andere publicatie van
prof. Devos: Bestuurlijke schaalvergroting:
opportuniteit
of bureaucratische valkuil? (Tekst op website
UGent). We voegen er wat commentaar aan toe.
3 Rapport Dijsselbloem (2008) over
nefaste gevolgen grote scholengroepen
In het rapport-Dijsselbloem (2008) van de Nederlandse
parlementaire onderzoekscommissie en
tijdens het erbij aansluitend debat werd veel aandacht
besteed aan de nefaste gevolgen van een
van de belangrijkste hervormingen in het voortgezet
|